Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Cock heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, dames en heren ministers, collega´s, in januari kwam het scholenrapport reeds aan bod in De Standaard. Daar komt nu blijkbaar een vervolg op, meer bepaald op de webstek www.schoolzoeker.be. Mijn inziens worden daar appelen met citroenen vergeleken.
Mijnheer de minister, heel wat mensen zijn op zoek naar een goede school voor hun kinderen. De vraag is echter of het instrument dat daartoe wordt aangeboden op het internet, wel een geëigend instrument is. Middelbare scholen worden gerangschikt van 1 tot 10 in een quotering met als basis het verslag van de doorlichtingscommissie. Zo´n verslag is een r?ntgenfoto van de school en heeft als bedoeling om samen met het schoolbestuur, de leerkrachten, het oudercomité, de participatieraad enzovoort de zaken te cureren die gecureerd moeten worden en waar nodig bij te spijkeren. Een ranking van de middelbare scholen in elitescholen, goede scholen en scholen tout court kan volgens mij niet. Dan gaan we voorbij aan het opzet van de Vlaamse Regering en van de minister van Onderwijs, met name het creëren van gelijke kansen in het onderwijs.
Mijnheer de minister, hoe staat u tegenover deze webstek die door heel wat mensen wordt bezocht? Kan het de bedoeling zijn dat onze middelbare scholen worden gerangschikt volgens een ranking die niet objectief kan zijn aangezien er bijvoorbeeld ook wordt gequoteerd voor het herstellen van een trap in een hal? In een doorlichtingsverslag wordt een appreciatie gegeven voor het al dan niet behalen van einddoelen.
Mijnheer de minister, hoe staat u daartegenover? Bent u van plan om maatregelen te nemen? Hoe kunt u aan het veld communiceren dat het hier toch niet gaat om een objectieve boodschap aan de bevolking?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, vorige week donderdag hebben heel wat scholen een e-mail ontvangen, waarin werd aangekondigd dat ze hun eigen quotering zouden kunnen bekijken op www.schoolzoeker.be, de website waar de heer De Cock naar heeft verwezen. Er werd ook in vermeld dat ze ruimte kregen voor een repliek. Voor mij was dat het eerste teken dat er een dergelijke website in de maak was.
We hebben contact laten opnemen met de maker van deze site. De man beweert dat het om een persoonlijk initiatief gaat en dat het louter gebaseerd is op het scholenrapport dat De Standaard op 22 januari van dit jaar gepubliceerd heeft. U weet dat De Standaard in dat scholenrapport de conclusies herneemt van doorlichtingsverslagen, met positieve en negatieve punten, met verbeterpunten. De maker van de site zegt dat hij daar quoteringen aan heeft gegeven en dat hij op basis van die gewichten een algemene quotering per school heeft berekend. Hij stelt dat dit hem toelaat om een ranking te berekenen.
Nu denk ik dat dergelijke doorlichtingsverslagen absoluut geen basis vormen om een dergelijke rekenkundige oefening te maken. Een doorlichtingsverslag is kwalitatief, geeft beoordelingen, geeft beschrijvingen. Het laat echter niet toe een cijfermatige vertaling te geven, laat staan een optelling te maken om zo een hitlijst te geven van goede en minder goede scholen.
Persoonlijk denk ik dat de cijfers die op die site staan, geen wetenschappelijke basis hebben en dat ook niet kan worden gezegd dat ze objectief zijn. Ik denk eerlijk gezegd ook dat het nogal misleidend is aan mensen de indruk te geven iets dergelijks te doen op basis van wat in de krant - die wel een getrouwe synthese heeft gemaakt van de verslagen - staat.
We hebben ons afgevraagd of we daartegen moeten optreden. We kunnen dat eigenlijk niet. Er is ook geen regelgeving of wetgeving die het gemakkelijk maakt om ten aanzien van wat op het internet verschijnt, op te treden. Zo wordt mij gezegd dat een recht van antwoord niet kan worden afgedwongen op het internet.
Ik heb wel begrepen dat De Standaard overweegt om gerechtelijke stappen te zetten op basis van de regelgeving betreffende de auteursrechten. Ik kan natuurlijk niet spreken in naam van de redactie van De Standaard. Ik denk dat men zich ook elders in bepaalde onderwijskringen afvraagt of daartegen kan worden opgetreden, al dan niet op basis van een meer juridische grondslag.
Mijnheer De Cock, als u mijn mening vraagt, antwoord ik u dat die site absoluut niet objectief is. Ze is niet ernstig. Het is bijzonder jammer dat het wordt gepresenteerd als een bijzonder ernstig werk.
U stelt daarbij de goede vraag of we wel vergelijkbare informatie publiek kunnen maken die ernstig is. We moeten die vraag goed onderzoeken. Dat doen we nu ook. Mijn administratie onderzoekt momenteel hoe we de doorlichtingsverslagen in de toekomst zelf openbaar kunnen maken. Ik overweeg dat ook zeer ernstig. We zouden dat kunnen doen via een overheidssite, zodat geïnteresseerden op die site meteen naar de doorlichtingsverslagen kunnen kijken.
Dan moet natuurlijk wel werk worden gemaakt van de leesbaarheid van die verslagen. U weet net zo goed als ik dat daarin een heel eigen jargon wordt gebruikt. Het kan gemakkelijk tot een verkeerde interpretatie leiden. Er moet worden gezorgd voor een correcte vertaling in leesbare standpunten en meningen van de inspectie.
Er is nog iets fundamenteler dan de vraag waar en hoe die verslagen worden gepresenteerd. We maken nu werk van een nieuw ontwerp van decreet betreffende de kwaliteitszorg - een nieuw 'inspectiedecreet' - in het onderwijs. De timing is vrij ambitieus. U moet me daar echter niet nodeloos op vastpinnen. Het is mijn ambitie om tegen 1 september 2008 klaar te zijn met dat nieuwe ontwerp. Het gaat daarbij om de manier van doorlichting, de manier van kwaliteitszorg. Dan moeten we ons natuurlijk de vraag stellen hoe we met openbaarheid omgaan bij de evaluatie in het onderwijs.
Dat moet op een ernstige manier gebeuren. U hebt daarover nog met mij gesproken in dit halfrond. We moeten de openbaarheid niet schuwen. De oefening die De Standaard en andere kranten hebben gemaakt, was, ondanks de grote onrust en bezorgdheid die ze begrijpelijkerwijs in het onderwijs heeft veroorzaakt, uiteindelijk niet slecht. Wat er daarna met het verslag in De Standaard is gebeurd, is wel een slechte oefening.
Ik denk dat wij betere oefeningen moeten maken die leiden tot objectieve openbaarheid van wat wij kunnen weten over de kwaliteit van scholen.
De heer De Cock heeft het woord.
Dank u, mijnheer de minister, voor uw heel duidelijke antwoord. Ik onthoud dat deze webstek volgens u geen objectieve gegevens bevat. Dat is een heel duidelijk signaal naar de ouders en de kinderen die op zoek zijn naar een goede school.
Ik onthoud ook dat u werk wilt maken van een objectieve overheidswebstek waarop de doorlichtingsverslagen in verstaanbare taal zullen worden opgeslagen. Ik onthoud ook dat er een ontwerp van decreet met betrekking tot de inspectie op stapel staat.
Mijnheer de minister, u hebt heel wat werk op uw schouders geladen. Wij zullen u daarbij vanuit de onderwijscommissie zeker steunen.
Mevrouw Van Kerrebroeck heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, bij mijn weten is een doorlichtingsverslag een geëigend instrument van het departement. U zegt zelf dat men met die doorlichtingsverslagen een slechte oefening maakt. Is het dan niet wenselijk dan men daar vanuit het departement op reageert? Dat heeft immers verstrekkende gevolgen. Ik heb hier voor mij de bladzijde van de provincie Oost-Vlaanderen liggen. Daarop staan de top tien van de beste scholen en een lijst met slechte scholen. Dergelijke kwalificering weegt voor de betrokken scholen zwaar door. Een doorlichting is een momentopname en is bovendien partieel, met werkpunten. Die scholen worden door deze publicatie afgestraft. Ik vraag me af de publicatie geen te verstrekkende gevolgen heeft voor de naam en de wervingskracht van de betrokken scholen.
Mevrouw Berx heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij de reactie van mevrouw Van Kerrebroeck, die ik hier niet zal herhalen. Het is zeer wijs om te opteren voor een kwaliteitsvol initiatief, dat je dan zelf in de hand hebt, om dat soort indianentoestanden gedeeltelijk te vermijden.
We hebben deze discussie al gevoerd naar aanleiding van de publicatie van de doorlichtingsverslagen in De Standaard. Ik heb toen drie opmerkingen gemaakt. Ten eerste: men moet uitkijken voor de traceerbaarheid van de informatie. Als bepaalde informatie is opgenomen in een doorlichtingsverslag en dan ook nog publiek wordt gemaakt, moet erover worden gewaakt dat niet kan worden getraceerd over welke specifieke leerkracht het gaat.
Ten tweede: wat is de impact van dergelijke publicaties op het gelijkeonderwijskansenbeleid? Dit mag niet het averechtse effect hebben dat scholen die specifieke inspanningen leveren om gelijke onderwijskansen te bevorderen en zich extra inzetten voor leerlingen met specifieke leeruitdagingen er niet meer in slagen om ook sterke leerlingen maximaal aan te trekken. Het is cruciaal dat er in alle scholen een gezonde mix is.
Een derde punt is dat de publicatie een impact kan hebben op de wijze waarop inspectieverslagen en doorlichtingsverslagen zullen worden opgemaakt. Scholen zullen allicht niet meer bereid of terughoudender zijn bij het geven van informatie die cruciaal is om een goed doorlichtingsverslag te maken. Daarop antwoordde u dat we moeten kijken naar specifieke informatie, die intern moet blijven, en dat we die moeten onderscheiden van informatie die inderdaad relevant is voor de studiekeuze en de keuze van de school door de ouders. Die informatie is een spiegel waarin iedereen vindt wat hij moet vinden en die spiegel moet wel degelijk publiek zijn. Op welke manier wordt daar verder mee omgesprongen?
De heer Tavernier heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik kan mij aansluiten bij de vragen en de zorgen van de collega's. Wij moeten dit doorlichtingsinstrument in functie van een eventuele publicatie en het gebruik ervan even herbekijken. Wij moeten zelf meer in handen nemen welke informatie daarin staat en wat ermee kan gebeuren.
In dat kader wil ik toch wijzen op een juridisch aspect. Voor zover ik goed geïnformeerd ben, is er een Besluit van de Vlaamse Regering over de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie worden uitgeoefend. In artikel 14, paragraaf 1, staat uitdrukkelijk: "Het verslag van de doorlichting mag niet worden gepubliceerd, noch gedeeltelijk, noch volledig."
Als we met die doorlichtingsverslagen een en ander aanvangen, moeten we ook nagaan wat de juridische basis is zodat er geen tegenstrijdigheden ontstaan. Dit artikel wijst op een probleem.
Over welke tegenstrijdigheid hebt u het?
Artikel 14, paragraaf 1 stelt: "Het verslag van de doorlichting mag niet worden gepubliceerd, noch gedeeltelijk noch volledig." Dat staat in het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie worden uitgeoefend. Mensen van de inspectie en die bij de doorlichting zijn betrokken, hebben me daarop gewezen. Ze vragen zich af waar zij in de hele heisa staan en wat de juridische basis is voor publicatie en gebruik.
Mevrouw de voorzitter, alles wat is gezegd, is bijzonder pertinent en verstandig.
Mevrouw Van Kerrebroeck, u hebt gelijk dat dit scholen bijzonder kan schaden en dat het schadelijk is voor een beleid van gelijke kansen en onderwijskwaliteit. Ik deel uw mening daarin. Tot nu toe hebben we nagedacht of we juridische stappen kunnen ondernemen tegen iets wat we een bijzonder slechte oefening vinden. We denken dat we dat niet kunnen. Ik kan u wel zeggen dat de onderwijskoepels samen nadenken over hoe zij eventueel kunnen optreden ten aanzien van deze informatie. Wat ik hier zeg, zal ik ook laten weten via Schooldirect, Lerarendirect, Klasse voor Ouders enzovoort. Ik zal laten weten dat dit mijn mening is omdat me dat belangrijk lijkt. Ik heb het gevoel dat ik niet alleen sta met die mening en het is belangrijk dat de onderwijswereld dat weet. Ik zal daarvoor zorgen zodra ik weer op mijn kantoor ben, waardoor de weerslag van dit debat bekend wordt in de onderwijswereld. Ik wil laten weten dat het algemene gevoelen bestaat dat dit absoluut geen correcte oefening is.
Mevrouw Berx, uw drie punten kloppen. Daar moeten we over nadenken. In een vorig debat heb ik gezegd dat als we een nieuw inspectiedecreet maken, we misschien op een meer precieze en meer genuanceerde wijze moeten definiëren wat de openbaarheid van het inspectieproces is. We zullen daar opnieuw over moeten nadenken, want de verslagen zijn volledig openbaar. Ze vallen volledig onder de openbaarheid van bestuur. Daar is geen twijfel over. Wie ze vraagt, krijgt ze. Ik denk niet dat daarover dubbelzinnigheid bestaat.
Iets anders is als er een meer doorgedreven methodologie wordt ontwikkeld waarbij nog grondiger wordt gekeken naar een aantal feiten in de scholen. Moet dat allemaal openbaar zijn? Ik ben geneigd om daar negatief op te antwoorden. Dat moet heel precies worden omschreven. Ik ben het daar volstrekt mee eens, alsook met de andere opmerkingen van mevrouw Berx en de heer De Cock.
Mijnheer de minister, ik ben heel gelukkig dat u meeneemt dat de leden van het Vlaams Parlement en de commissie voor Onderwijs heel erg begaan zijn met gelijke kansen, zowel voor scholen als voor leerlingen en ouders die een schoolkeuze maken. Het is goed dat u dat wilt publiceren in de geëigende organen, zoals Klasse voor Ouders.
Het incident is gesloten.