Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Peumans heeft het woord.
Mijnheer de minister, mijn vragen zijn geïnspireerd door twee zaken die gisteren en vandaag in de pers zijn verschenen. Enerzijds is er het rapport van het steunpunt Werk en Sociale Economie van de Katholieke Universiteit Leuven, dat zegt dat Vlaanderen de Lissabondoelstellingen niet haalt. In het kader van de Lissabondoelstellingen is het de bedoeling dat we een tewerkstelling halen van 70 percent. Als we de verdeling maken in België, blijkt dat cijfer nog erg te verschillen. Maar we halen het dus niet. Uw federale collega zegt dat we die norm heel waarschijnlijk zullen loslaten. Zo lees ik het toch in de pers.
Volgens een uitgebreid artikel in De Tijd van gisteren - en andere kranten hebben daarop ingespeeld - werden er anderzijds bij de VDAB nog nooit zoveel vacatures aangemeld.
Dat is een goede ontwikkeling. We hebben dat trouwens in de commissie voor Economie al herhaaldelijk besproken. Het cijfer is 50 of 60 percent meer in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar. Wat daarbij opvalt, is dat we momenteel met zeer lage werkloosheidscijfers zitten. Er zijn vier vacatures voor één werkloze. De VDAB erkent, en we hebben daarover met de heer Leroy zeer constructieve gesprekken gehad, dat er een harde kern van werklozen is.
Federgon heeft gisteren zijn jaarverslag gepresenteerd. Daar stond een positieve ontwikkeling in dat vooral 45-plussers en vreemdelingen via interimarbeid aan het werk gaan, en hopelijk achteraf via meer structurele arbeid. In de krant is een hele discussie geweest tussen enerzijds de VDAB - en u weet dat ik daar zeer veel vertrouwen in heb - en anderzijds de werkgevers, die zeggen dat er mensen worden gestuurd die niet geschikt zijn en op voorhand al eisen stellen.
Welke conclusies trekt u uit beide rapporten in het kader van de Lissabonstrategie? Is het behalen van de Lissabonnorm tegen 2010 met een werkzaamheidsgraad van 70 percent nog steeds een dwingende noodzaak? Wat zijn de randproblemen waar de VDAB het over heeft? Uit wie bestaat de harde kern van werklozen? Beschikt u over cijfers? Welke aanpak stelt u voor? Gaat u akkoord met de stelling van de VDAB dat werkgevers hun eisen wat zullen moeten verlagen, wil Vlaanderen de 170.000 structureel werklozen op de een of andere manier aan het werk krijgen, gezien de vele vacatures die er bij de VDAB zijn?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer Peumans, u legt voor een actuele vraag wel een zeer breed debat op tafel. (Opmerkingen van de heer Jan Peumans)
Dit is geen kritiek, want dat is uw recht.
Ik zal schematisch antwoorden. De cijfers van het steunpunt bevestigen enkele dingen die we weten en die we best altijd goed voor ogen houden. De werkloosheid in Vlaanderen daalt op dit ogenblik scherp. Als we nagaan hoeveel mensen echt aan het werk zijn in Vlaanderen, Brussel en Wallonië, dan staan we nog voor een enorme uitdaging. Noch in Vlaanderen, noch in Wallonië, noch in Brussel kunnen we zeggen dat we al uitstekende resultaten boeken.
In Vlaanderen is de werkzaamheidsgraad een beetje gestegen, maar eigenlijk halen we niet in wat we zouden moeten inhalen in vergelijking met de rest van Europa. We hebben nog zeer veel te doen. In Wallonië is de situatie ronduit rampzalig. De werkzaamheidsgraad is er bijzonder laag, maar bovendien is er weinig vooruitgang. Alhoewel de economische groei in Wallonië vergelijkbaar schijnt te zijn met de economische groei in Vlaanderen, zet zich dat niet om in werkgelegenheid die ingevuld wordt door Walen. Dat is een zeer grote uitdaging, waar ze nog steeds voor staan. Dat bevestigt dat we nog belangrijke hervormingen moeten doorvoeren in ons beleid, in onze aanpak en in de instellingen.
Ik voeg eraan toe dat we in Vlaanderen ondanks gunstige werkloosheidscijfers voor een ander soort uitdaging komen te staan, die misschien nog moeilijker is dan het doen dalen van de werkloosheid: namelijk hoe gaat een samenleving om met een toenemende schaarste aan arbeidskrachten, een schaarste aan talent? Dan komen de vragen die u stelt inderdaad naar boven.
Op de vraag hoe het beleid van de VDAB zich ontwikkelt, zal ik zeer kort antwoorden.
De sluitende aanpak wordt voor iedereen tot en met 49 jaar toegepast. We zitten op kruissnelheid. Vandaag contacteert men iedereen die werkzoekend wordt. Iedereen wordt iets aangeboden, al is dat bij de ene meer dan bij de andere. Om dat te realiseren is een enorme wijziging in de werkwijze van de organisatie doorgevoerd. Uit die ervaring moeten we onder meer besluiten dat we een aantal mensen intenser moeten begeleiden. De mazen van het net sluiten zich. Meer dan vroeger worden we geconfronteerd met moeilijke, hardnekkige problemen van laaggeschoolden en mensen met een arbeidshandicap of andere, persoonlijke of familiale problemen.
Daarom pleit ik ervoor om laaggeschoolde jonge werklozen intenser aan te pakken. Daarom hebben we in april een reeks van honderden trajecten in arbeidszorg opgezet. Het zijn er dus nog geen duizenden. Die trajecten dienen voor mensen die zeer complexe probleem hebben en nog niet rijp zijn voor de arbeidsmarkt. Die mensen worden zeer grondig gescreend. Ik zoek ook meer samenwerking met de welzijnssector voor werkzoekenden die met andere problemen worden geconfronteerd. We worden dus meer en meer met die complexe problemen geconfronteerd, en pakken ze ook aan.
Een tweede vaststelling: we zullen erin slagen dat de VDAB iedereen beneden de vijftig jaar die werkzoekend is een begeleidingsaanbod doet. Vandaag zijn we zover nog net niet, maar ik denk dat we tegen de zomer zover zullen zijn. Dan zullen we ook diegenen die al lang werkzoekend zijn - soms al van voor er sprake was van de sluitende aanpak -, een aanbod hebben gedaan. Die mensen uit wat we de curatieve groep noemen, zullen meestal een aanbod van grondige, intense begeleiding krijgen.
Dat alles komt eigenlijk nog altijd neer op het verdiepen en verbreden van de sluitende aanpak. Ik ben daarover niet euforisch. Ik vaardig geen zegebulletins uit. Ik ben heel voorzichtig over wat we leren uit de ervaring in de dertien steden en gemeenten waar we ons op de jongeren focussen. Ik lees soms erg positieve mediaberichten over wat er in die dertien steden en gemeenten gebeurt. Wel, ik zeg dat niet. Ik ben erg voorzichtig. We moeten nog veel vooruitgang boeken - ook in die dertien steden en gemeenten.
U vroeg naar de verhouding tussen de werkgevers en de vacatures die ze aanbieden enerzijds, en onze bemiddelingsactiviteiten anderzijds. Vanmorgen ging er een heel interessante persconferentie in Mechelen door. Ik kon er jammer genoeg niet zijn, want ik moest in dit parlement aanwezig zijn voor de behandeling van een ontwerp van onderwijsdecreet. Dat hoort ook zo, al had ik er wel een beetje spijt van. Het is een heel interessant project waarbij in Mechelen de VDAB-consulent de sollicitaties van jonge mensen in bedrijven begeleidt. De consulent krijgt nadien feedback van de bedrijven over de sollicitaties. Ik waardeer het dat Voka als werkgeversorganisatie dat mogelijk maakt.
Dat moet ons toelaten om het soms een beetje steriele debat over de kwaliteit van de sollicitanten en de sollicitaties te overstijgen. De consulenten schuiven mee aan tafel, en de bedrijven zijn bereid om feedback te geven. Ik denk dat de klacht van de werkgevers die Voka verwoordt meer te maken heeft met de kwantiteit dan met de kwaliteit van de mensen. Er zijn klachten over de houding en de attitude. Trouwens: in Limburg proberen we daaraan te remediëren via een project. Toch heeft dat veel te maken met het aantal sollicitanten.
Ik vind dat zowel de VDAB en het beleid als de werkgevers op dit punt gelijk moeten oversteken. Ik vind niet dat in een context van toenemende schaarste op de arbeidsmarkt de werkgevers kunnen blijven zeggen dat enkel perfecte kandidaten zich mogen aandienen. Dat gaat niet langer op. Werkgevers moeten ook hun deuren openzetten voor mensen waar wat werk aan is en een beetje kosten aan zijn.
Anders zal het niet gaan. Ik vind dat werkgevers daar een beetje breder in moeten zijn, ook in hun eigen belang. Anderzijds vind ik dat de VDAB inderdaad oren moet hebben naar de klacht over de houding van mensen en vooral naar het meer technische aspect: zijn de competenties van de mensen die men naar bedrijven stuurt, wel juist gescreend? We doen grote inspanningen - zij het nog een beetje experimenteel - in de bouwsector, we gaan het doen in de horeca. We gaan dus de competenties van de mensen die we naar bedrijven sturen, beter screenen. De VDAB zal daar een antwoord op moeten geven, maar dat antwoord veronderstelt massale screeningactiviteiten. En ik denk dat de VDAB inderdaad moet proberen om nauwkeuriger te mikken.
Tegelijkertijd moet de VDAB ook aan mensen zeggen dat hun aspiratie een doodlopend straatje is op onze arbeidsmarkt en dat ze hun aspiratie moeten verleggen. Dat is ook een cultuuromslag bij de mensen, maar ook bij de VDAB. De VDAB neemt die cultuuromslag, maar dat is veel confronterender voor de mensen. Al die dingen samen zijn complex en vormen verschillende hoeken van een probleem. Juist screenen en de juiste mensen sturen, en anderzijds aan mensen zeggen dat ze hun mening over zichzelf wat moeten veranderen: dat is een niet eenvoudig te verzoenen beleidslijn.
Alle mensen vatten, iedereen die in de werkloosheid instroomt, alle mensen die ooit zijn ingestroomd en die langdurig werkloos zijn opnemen: dat maakt het allemaal niet gemakkelijker. Vandaar dat ik zeg dat we ons beleid nog verder moeten dynamiseren en op scherp stellen. We zijn absoluut nog niet waar we moeten zijn. Het is nog geen tijd voor zegebulletins. Maar als we het goed willen doen, is het van twee kanten gelijk oversteken: de werkgevers moeten ook een engagement opnemen en ook hun mentaliteit veranderen. Men kan niet altijd een perfect afgewerkt product in zijn bedrijf willen krijgen. Dat geldt ook voor mensen. De VDAB zal inderdaad met de mensen de nodige inspanningen moeten verhogen.
In Wallonië en Brussel staat men voor een onvergelijkbaar meer dramatische situatie. U weet dat we met hen willen samenwerken om bruggen te creëren. Ik wil graag Walen en Brusselaars tewerkgesteld zien in Vlaanderen. Dat gebeurt vandaag niet. Vraag aan grote en kleine bedrijven in Vilvoorde hoeveel mensen er uit Brussel komen. Dat zijn er niet veel. Daar moet aan gewerkt worden. Daarvoor zetten wij als beleid ook onze deur open. Ik stel vast met mijn collega's, de heren Marcourt en Cerexhe, dat er een bereidheid is om in die richting te werken.
Maar u hebt gelijk. Die werkzaamheidscijfers zijn de zoveelste getuigenis van het feit dat we nog heel wat werk voor de boeg hebben, dat we niet zijn waar we moeten zijn. We zijn aan het bijleren, we zien dingen die werken, dingen die niet werken: daar moeten we aan doordoen.
De minister heeft zoveel van de tijd ingenomen, dat ik niet verder zal repliceren. We zullen het wel opvolgen.
Het incident is gesloten.