Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mijnheer de minister, gisteren bezocht u, in het kader van een pilootproject over werkbaarheid, het bedrijf Colruyt. Deze distributiegroep maakt deel uit van twaalf bedrijven waar men door een aangepaste arbeidsorganisatie probeert meer werkbare jobs te creëren.
Mijnheer de minister, u kondigde, naar aanleiding van dat bezoek, aan dat er volgend jaar een gereedschapskist zou komen om de aanpak van deze twaalf pilootbedrijven ook bij de rest van het bedrijfsleven ingang te doen vinden.
Ik heb dit project met bijzondere aandacht gevolgd, omdat werkbaarheid en, met andere woorden, haalbare, leefbare jobs, in de toekomst nog aan belang zullen winnen. De komende jaren zal onze arbeidsmarkt immers in zeer snel tempo vergrijzen. Vandaag stellen we vast dat de werkzaamheidsgraad stelselmatig toeneemt, maar deze toename gaat merkbaar trager bij 55-plussers.
Willen we de werkzaamheidsgraad ook bij de 55-plussers doen toenemen om onze sociale zekerheid betaalbaar te houden en de welvaart in de toekomst te garanderen, dan moeten er ook jobs zijn waar deze groep kan en mag in aan de slag gaan.
Op beide vlakken bestaan er vandaag nogal wat pijnpunten. Een enquête van een werkgeversorganisatie een aantal weken geleden toonde duidelijk aan dat werkgevers nog steeds aarzelen om oudere werknemers aan te werven. Uit de werkbaarheidsmonitor, een instrument uitgewerkt door de Stichting Technologie Vlaanderen, blijkt dat niet minder dan 47 percent van de werknemers hun arbeidssituatie in meerdere of mindere mate als problematisch ervaart: 28,9 percent kampt met psychische vermoeidheidsproblemen, 18,7 percent acht het welbevinden op het werk ondermaats, 22,6 percent ervaart een duidelijk tekort aan leermogelijkheden en bij 11,8 percent schort er iets aan de balans werk-privé.
Het rapport stelt dat deze situatie ertoe leidt dat er een vervroegd verlaten van de arbeidsmarkt is en dus duidelijk grotere kosten voor de sociale zekerheid. Dat zijn elementen genoeg, lijkt mij, om de werkbaarheid van onze arbeidsmarkt even in het daglicht te stellen.
Mijnheer de minister, u zegt dat u de vaststellingen van het pilootproject zou willen uitbreiden naar de rest van het bedrijfsleven. Waarin zijn deze bedrijven precies atypisch ten opzichte van de algemene situatie in Vlaanderen? Hoe bevinden we ons in een internationale context? Denkt u dat deze situatie van de arbeidsmarkt ook gevolgen heeft op de algemene economische toestand, het ondernemerschap en innovatie? Hoe denkt u concreet deze positieve ervaringen te verspreiden in de rest van ons sociaaleconomisch weefsel? Hoe denkt u de verschillende sectoren daarin te betrekken?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Wij hebben inderdaad gisteren in Halle bij Colruyt een vergadering georganiseerd van onze taskforce arbeidsorganisatorische innovatie. Dat is voor mij een wezenlijk belangrijk project. Ik vertrek van uw uitgangspunt: als we meer mensen aan het werk willen en vooral mensen langer aan het werk willen houden, dan moeten we zorgen voor jobs die leefbaar en werkbaar zijn.
Een van de merkwaardige bevindingen die gisteren voorlag, is de volgende: als je een vergelijking maakt tussen ons land, Vlaanderen of België, en Europa, dan stel je vast dat landen waar meer mensen aan het werk zijn en ook langer aan het werk blijven, ook landen zijn waar een bepaalde kwaliteit van jobs meer aanwezig is, namelijk actieve jobs, waar mensen zelf aan het stuur kunnen zitten en zelf de regels kunnen bepalen.
Het is niet zo dat als je meer jobs wil, je altijd maar dieper en dieper moet graven en tevreden moet zijn met minder goede jobs. Je zult wel betere jobs tot stand brengen. Als je daar niet in lukt, zal je niet meer jobs hebben. We hebben te maken met een vicieuze cirkel in ons land, waar mensen relatief snel stoppen met werken maar ook het gevoel hebben dat ze uitgeput en uitgeperst zijn, niet veel zin hebben om door te werken en de werkgevers ook niet veel zin hebben om nog te investeren in het menselijk kapitaal van mensen die tegen de vijftig aan lopen. Er is ook weinig aandacht voor het type van job waarin je mensen wel langer aan de slag kunt houden. We moeten uit die vicieuze cirkel. Dat veronderstelt een beleid dat er vandaag niet is in Vlaanderen en België, maar wel in een aantal andere landen. Het veronderstelt ook een beetje inspiratie bij werkgevers.
We hebben dus op basis van een krediet van 750.000 euro, wat een onderdeel is van ons meerbanenplan, met het Europees Sociaal Fonds 12 pilootprojecten uitgezocht. Die zijn nogal representatief. Ik weet niet of ze bijzonder zijn qua sector of qua soort bedrijf. We hebben bedrijven uit de profitsector, de non-profitsector, grote en kleine, maar ze zijn wel een beetje uitzonderlijk qua filosofie en aanpak. Het zijn De Oesterbank, EADS, Robert Bosch Productie, Philips Innovative Applications, TTL Camerlynck, Roularta, Deceuninck, Beschutte Werkplaats Klein-Brabant, Kringwinkel Midden West-Vlaanderen, BnS, Deloitte en Arcelor.
U hoort het: het gaat over de dienstensector, over zowel de profit- als de non-profitsector, over kleine en grote bedrijven. Het zijn wel bedrijven die erg innovatief zijn. Voor mij was het ook belangrijk dat er binnen die bedrijven een paritair draagvlak bestond, met het management, maar ook met de vakorganisaties. Anders lukt dat ook niet.
Hoe gaat het nu verder? We gaan dit jaar nog twee evenementen organiseren met deze mensen, zoals de bijzondere bijeenkomst van gisteren. We gaan nog wel meer vergaderen dan dat. Als die projecten achter de rug zijn, op het einde van dit jaar, dan wil ik aan conclusies beginnen te werken. Deze taskforce is wel meer dan alleen maar een klankbord voor die projecten. Ik wil dat die taskforce conclusies uitschrijft, zodat we in het voorjaar van 2008 een aantal beleidsopties op papier hebben staan. Die taskforce is in essentie een vertegenwoordiging van deze projecten. Die wordt wetenschappelijk geleid door professor Geert Van Hootegem. Iemand anders is in het bijzonder belast met het stimuleren van dit project ten aanzien van de bedrijfswereld. Dat is de heer Edwin Van Vlierberghe van Bombardier.
We hopen hiermee een kentering teweeg te brengen in de geesten. We zijn materiaal aan het verzamelen. Ik wil echter vooral ook bewijzen dat het anders kan. Het is altijd wat delicaat om zich toe te spitsen op één voorbeeld, maar laat ik me even toespitsen op de gastheren, Colruyt. Zoals blijkt uit de feiten, voert Colruyt een ander personeelsbeleid dan andere bedrijven in die sector. De inspiratie is heel anders. Dat beleid is erg geïnspireerd door het geloof in mensen en het geloof in het vermogen van mensen om zelf situaties te sturen. Ook gelooft men er in de polyvalentie van mensen. Dit moet in de schijnwerpers worden gezet.
Dit is maar het begin van het verhaal. We zijn nog niet aan de conclusies toe. Het is echter een zeer belangrijke verbintenis. Het meerbanenplan is een akkoord met vakbonden en werkgevers. Dat wordt dus gesteund, ook interprofessioneel. Bovendien heb ik het ook laten opnemen in het project van de Vlaamse Regering 'Vlaanderen in Actie', als een van de belangrijke projecten waarmee we in de toekomst willen uitpakken.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik deel uw mening over het belang van werkbare banen en het feit dat er ter zake nog heel wat werk aan de winkel is. Wel is er het bewijs dat er iets aan kan worden gedaan, als men dat wil. Als die wil er is om dat te verspreiden, dan kunnen we dat alleen maar toejuichen.
Uw antwoord overtuigt me alleen maar nog meer van het belang van een werkbare arbeidsomgeving. Er is een evenwicht nodig met pogingen om de uitstroom te stoppen, door te proberen allerlei uitstapmogelijkheden te ontraden. Anderzijds zouden we ook moeten beletten dat er andere lekken ontstaan. Dan denk ik aan ziekteverzuim. Daar is immers ook een grote kostprijs aan verbonden, zowel maatschappelijk als financieel. Een werkbare omgeving is eigenlijk ook een basisvoorwaarde om een degelijke welvaart te creëren.
Er zal een andere mentaliteit nodig zijn bij werkgevers. Daar hebben we het al over gehad. Maar ook heel het sociaal overleg zal zich moeten aanpassen aan een dergelijke situatie. In het verleden zijn precaire arbeidssituaties immers deels afgekocht met loonaanpassingen. De precaire situatie op zich bleef natuurlijk wel bestaan. In een tweede fase heeft men dat proberen te verhelpen door de uitstapmogelijkheden. Er zal echter een derde mogelijkheid moeten worden ontwikkeld, gezien de vergrijzing en de situatie in de toekomst. Die werkbare arbeidsomgeving moet mensen in staat stellen langer aan het werk te blijven. Zo houden we ook meer mensen aan het werk.
Het incident is gesloten.