Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Heeren heeft het woord.
Dank u, mevrouw de voorzitter. Mijnheer de minister, gisteren kondigde u de krachtlijnen van het nieuwe socialehuurbesluit aan. Dit parlement is vragende partij om zowel van de financiering als van het socialehuurbesluit werk te maken. Maar tegelijkertijd waren we verrast met de aankondiging. Ik zou graag willen weten of dit in de regering zo besproken is zoals verkondigd.
U kondigde aan dat de huurprijs zal worden berekend in functie van de kwaliteit en het netto belastbaar inkomen. Is dit een definitieve beslissing? Als u dat verklaart en we het zo kunnen lezen in de kranten, zullen mensen hierop rekenen. Een aantal zaken die u lanceert, kunnen we terugvinden in de wooncode zoals beslist eind vorig jaar, maar andere uitspraken die ik op de radio hoorde, riepen toch vragen op.
Zoals het toewijzingsreglement zal toekomen op het gemeentelijk niveau. U zei dat de gemeenten hun verantwoordelijkheid wel zullen kunnen nemen. Wie dat niet doet, zal daarvoor moeten boeten. Vanuit onze fractie willen wij gemeenten liever stimuleren en belonen als zij inspanningen doen voor socialewoningbouw. Het is belangrijk om de spreiding in Vlaanderen te realiseren. Er is een mogelijkheid om in het gemeentefonds openingen te creëren. Welke initiatieven gaat u nemen binnen het Gemeentefonds om gemeenten eventueel te belonen?
Bij deze aankondiging creëert u tegelijkertijd onduidelijkheid over de timing. Het kan niet de bedoeling zijn om lang te wachten met de invoering van het socialehuurbesluit en het financieringssysteem. Wij kunnen ons niet permitteren om in 2007 minder te bouwen dan in 2006. Vanuit de sector vang ik op dat men op dit ogenblik temporiseert, wat een normale reactie is. Nogal wat maatschappijen in Vlaanderen kunnen niet break-even draaien. Ze wachten tot ze weten met welk financieel systeem de Vlaamse regering komt, om dan opnieuw dossiers in te dienen. De berichtgeving vandaag in de kranten komt niet overeen met de radioberichten. We moeten in elk geval de nodige voorzichtigheid aan de dag leggen. Het ene kan niet worden ingevoerd los van het andere. Het bouwritme mag niet verlagen want dat zou nefast zijn voor onze doelstellingen tegen 2009. Graag had ik van de minister de exacte timing gekend?
Minister Keulen heeft het woord.
Mevrouw Heeren, ik ben blij met uw vraag. Ik heb gisteren de pers bijeen geroepen en meteen gezegd dat dit onderhandelingsmaterie is. De onderhandelingen met de sector zijn intussen opgestart. U weet ook dat wat ik heb voorgesteld aan de pers, besproken is in de regering. Ik heb voor die tekst een mandaat gekregen om met de sector te gaan onderhandelen. Dat stond heel duidelijk in de persuitnodiging. Sommige media hebben dat opgenomen in de berichtgeving. Wat de hoofdlijnen betreft, denk ik ook dat we daar zullen uitkomen. Bij de redactie van deze teksten werd altijd officieus teruggekoppeld naar de sector: we werken niet vanuit het niets.
Vorige week werden in de commissie voor Wonen studies voorgesteld van het Kenniscentrum Duurzaam Woonbeleid, objectieve wetenschappers dus. Daaruit blijkt dat 93 percent van de Vlamingen tevreden is over zijn woonsituatie. Ik daag iedereen uit om een dergelijke tevredenheidsscore voor zijn sector te kunnen presenteren. Eigenlijk bleek maar 2 percent niet tevreden te zijn.
Mevrouw Heeren, ik denk dat u samen met mij tevreden kunt zijn dat de sector socialehuisvesting er heel rooskleurig uitkwam. Het bleek dat in deze sector de prijs-kwaliteitverhouding het beste werd gerespecteerd en dat de mensen die er wonen zeer tevreden zijn en er met geen stokken nog weg te krijgen zijn. Het beeld erover is problematisch, maar we hebben wel degelijk te maken met heel tevreden huurders. Het grote probleem is dat er te weinig sociale woningen zijn. Vandaag in het rijke Vlaanderen leeft nog altijd zes procent van de mensen onder de armoedegrens en we beschikken maar over zes procent sociale woningen. Tijdens de laatste twee regeerperioden - u weet dat - werden gigantische bedragen uitgetrokken om in de sociale huisvesting te investeren. Ik heb het nog eens laten narekenen. Het gaat inderdaad om gigantische bedragen. We zitten voor 2007 op een investeringsvolume dat vijf maal zo hoog ligt als in 1999. We doen dus zeker ons best. De minister van Huisvesting wordt daarin kamerbreed gesteund door het parlement, maar ook door zijn collega's. Daar ben ik heel blij mee.
Als ik op het terrein kom, zeggen de verantwoordelijken van de huisvestingsmaatschappijen mij dat ze de inspanningen waarderen, maar dat ze zelf moeten investeren voor een nieuw patrimonium. Ze stellen dat hun huurderspubliek meestal mensen zijn die moeten rondkomen met een vervangingsinkomen, werkloosheidsuitkeringen, invaliditeitsuitkeringen of pensioenen. Zij krijgen dus geen inkomsten meer. Ik heb hun boodschap meegenomen en in de tekst verwerkt.
Hoe kunnen we stimulansen en mogelijkheden creëren voor deze huisvestingsmaatschappijen? Dat is de basis van alles en de hefboom om dingen in beweging te laten komen, ook in de sector van de sociale huisvesting. We gaan werken met leningen op een termijn van 33 jaar met nul procent interest en eventuele tekorten zouden we binnen een genormeerd kader bijpassen. Dat is het antwoord dat ik tot de huisvestingsmaatschappijen richt. De eerste indruk die ik heb opgevangen, is dat dit hen als muziek in de oren klinkt.
Wat de lokale besturen betreft en het feit dat zij al dan niet hun verantwoordelijkheid opnemen, beaam ik dat er nog altijd gemeentebesturen zijn die op het terrein van de sociale huisvesting te weinig doen. Ik krijg dikwijls van de burgemeester of de schepen het volgende te horen: "Wij willen wel investeren in bijkomende sociale woningen, maar als er sociale woningen of appartementen zijn gebouwd, worden ze niet betrokken door de eigen woonbehoeftige mensen maar dikwijls door woonbehoeftigen uit naburige gemeenten." Het politieke draagvlak voor bijkomende sociale woningen ebt dus weg. Ik antwoord daar op dat we over drie mogelijke toewijzingsstelsels beschikken. Er zijn de twee generieke stelsels die u kent, het eerst-komt-eerst-maaltprincipe van het huidige socialehuurbesluit en een tweede systeem dat gehanteerd wordt door de socialeverhuurkantoren. Men werkt er op basis van punten, van woonbehoeftigheid. Er is nu een derde weg gecreëerd in de teksten die we hebben ingediend. De gemeente kan een eigen toewijzingsstelsel opstellen dat op basis van een leefbaarheidsplan of doelgroepenplan door het departement RWO moet worden goedgekeurd. De toewijzingen van de sociale woningen gebeuren door de huisvestingsmaatschappij. Het gaat dus niet om een politique politicienne maar elementen als lokale binding - mensen die in de gemeente wonen of er vroeger hebben gewoond of wier kinderen in de gemeente schoollopen - kunnen zwaarder doorwegen. Ook de investering in de bouw van sociale woningen kan meer specifiek worden gericht, ik denk bijvoorbeeld aan senioren of gezinnen met kinderen. Het moet echter altijd op basis van een leefbaarheidsplan gebeuren, het moet worden geobjectiveerd. Het mag nooit een veredeld eigen-volk-eerstverhaal worden. Er moet woonbehoeftigheid zijn en in functie daarvan moet de gemeente erop inspelen.
Ik geloof zeer sterk dat het een probaat middel is om de gemeentebesturen die vandaag te weinig doen, eindelijk uit hun kot te lokken. Zij zullen immers met hun eigen woonbehoeftige burgers worden geconfronteerd. Nu kunnen ze nog rekenen op de dynamiek van naburige gemeenten. Als deze gemeenten eerst voor hun eigen burgers gaan zorgen, zullen ze worden aangesproken door woonbehoeftige burgers en kiezers uit hun eigen gemeente. Ik vind het normaal dat iedere gemeente investeert in sociale woningen. Iemand die stelt dat er in zijn gemeente weinig sociale huisvesting is en dat het te maken heeft met lokale autonomie, antwoord ik dat het om lokaal egoïsme gaat. Niemand kan vandaag stellen dat er geen lokale behoeften bestaan.
Mevrouw Heeren, ik heb enkele elementen aangegeven. Ik deel uw bekommernis over het Gemeentefonds. Laten we de parameter sociale huisvesting daarin zwaarder laten doorwegen, maar we moeten eerst het debat in onze eigen fracties voeren. Ik sta daarvoor open. Die parameter geldt voor 1 percent voor sociale appartementen. Dat is een correctiemechanisme in de richting van de steden. Ik wil dat ook doen voor sociale woongelegenheden, woningen en appartementen. Het is altijd het debat tussen landelijk en stedelijk Vlaanderen. Het zijn communicerende vaten, als de een wat meer krijgt, krijgt de ander wat minder.
De bedoeling is om het kaderbesluit sociale huur begin juli 2007 in werking te laten treden. Het nieuwe financieringsstelsel met daaraan gekoppeld de nieuwe huurprijsberekening treedt begin 2008 in werking. Dat is ook een vraag van de sector. De huren worden opnieuw berekend voor een nieuw kalenderjaar. De sector ziet dat daarom liever starten bij het begin van een nieuw kalenderjaar.
Bestaat dan niet het risico dat we een standstill krijgen en dat de huisvestingsmaatschappijen hun rekening maken met het nieuwe systeem, dat in 2008 begint, en dat ze dan de handrem opzetten en projecten on hold zetten? Neen, want er zitten nog veel projecten in de pijplijn, dus gaan we nog een hele tijd bouwen.
En er is ook een gewestelijke sociale correctie. Als we het hebben over het genormeerde kostenkader, waarin we eventuele deficits willen bijfinancieren, speelt het element van de financiële lasten echt een rol. Daarin spelen ook eventuele aflossingen van kapitalen en intresten van leningen van lopende projecten die huisvestingsmaatschappijen hebben gebouwd, een rol. Het heeft geen enkel belang om te wachten want de kosten van nieuwe projecten worden in het kader van de gewestelijke sociale correctie toch mee opgenomen. De handrem opzetten heeft dus geen enkele zin.
De Vlaamse Regering geeft een duidelijk signaal dat we voluit gaan voor de sector van de sociale huisvesting. Ik ben minister van Wonen en ben dus bevoegd voor de drie sectoren. Het is een en-enverhaal. We zeggen het niet graag, maar laten we er nu eens fier over zijn dat drie op de vier Vlamingen eigenaar zijn van zijn of haar woning. We zijn daarmee wereldkampioen. Over een paar jaar zullen we op 80 tot 82 percent uitkomen. Dat is uniek in de wereld: acht op tien Vlamingen die kunnen zeggen dat ze miljonair zijn in oude Belgische franken.
Uit de studies blijkt ook dat 15 percent van de mensen altijd zal huren. Voor bepaalde mensen is eigendom onbereikbaar. Voor die mensen moeten we ook een beleid voeren inzake de privéhuurmarkt, de betaalbaarheid en betere kwaliteit. De regering heeft daarin een aantal mooie initiatieven genomen: het uitbreiden van de huursubsidies - een verdubbeling van de kredieten is een bescheiden maar belangrijke stap - en de renovatiepremie openstellen voor privéverhuurders via een SVK - dat kan nog beter in de toekomst.
We gaan vandaag voluit voor de sector van de sociale huisvesting, niet alleen door onze eigen investeringscapaciteiten vijf keer te verhogen tegenover 1999, maar ook door oog en oor te hebben voor onze partners op het terrein, de huisvestingsmaatschappijen en de gemeentebesturen. Daarmee helpen we de tweedeling in onze maatschappij bestrijden, we dringen die verder terug. Daar sta ik 100 percent achter en daar ga ik resoluut voor. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer de minister, ik doe geen afbreuk aan de resultaten van de studiedag van vorige week. Het is alleen een gekke manier van werken om in volle onderhandeling met de sector een persconferentie te organiseren waarin u de krachtlijnen geeft van het socialehuurbesluit. Wat me daarin bijzonder stoort, is hoe de berekening gebeurt. Ik krijg telefoons van mensen die vragen of en hoeveel hun huur zal opslaan. Ze lezen dat in de krant. U hebt dat blijkbaar verklaard.
U verklaart ook dat het criterium netto belastbaar inkomen gehanteerd wordt. U weet heel goed dat er volop over wordt gediscussieerd of het niet veel rechtvaardiger zou zijn om het effectieve inkomen als criterium te gebruiken.
Ik had een beetje een déjà-vugevoel, onder meer bij de renovatiepremie. U verkondigt dat nu alsof dat allemaal aanvaard is en beslist door de regering. Ik wil daarover geen ruzie stoken, maar het stoort ons. Dat is niet de correcte manier om dat te onderschrijven.
Ik dank u voor de opening naar het Gemeentefonds, maar voor alle duidelijkheid: de criteria van sociale appartementen gelden niet voor 1 percent, maar voor 3 percent binnen het criterium van de 15 procent.
Ja, maar dat komt dan uit op 1 procent.
Ik hoop in ieder geval dat we daar de volgende maanden duidelijkheid over krijgen, ook over het financieringssysteem. We zijn daar bondgenoten in. Wij willen mee een stuk van de weg afleggen.
Maar u moet toch opletten met een te vroegtijdige communicatie. We hebben in december de basis vastgelegd. Daarover is toen gecommuniceerd. De Wooncode is aangepast. Laat ons nu ook de tijd om dat in goed overleg tot een goed resultaat te brengen.
Minister-president Leterme heeft het woord.
Gewoon een feitelijkheid: ik was de eerste die over de renovatiepremie gecommuniceerd heeft, nog voor minister Keulen daar iets over gezegd had.
Kijk eens aan, zo collegiaal zijn wij.
Mevrouw Heeren, ik zal u heel eerlijk zeggen waarom ik die communicatie gedaan heb. Om te beginnen heb ik heel duidelijk gezegd dat we bezig waren met de onderhandelingen. De journalisten hebben dat gehoord en dat stond ook zo in de uitnodiging. Enkelen hebben dat opgenomen in hun berichtgeving.
Waarom dan die communicatie? Uiteindelijk worden die teksten gelekt en krijgen wij op ons kabinet een heleboel telefoontjes. Dat blijkt dan allemaal gekapt stro te zijn, omdat iedereen natuurlijk lekt in functie van zijn eigen pijnpunt of probleem. Dat moet je dan allemaal uitleggen en kaderen. Het is makkelijker om een verwijt te maken dan om het te weerleggen. Het is een complexe en technische materie. Iedereen vindt dan dat we veel tijd nodig hebben om het uitgelegd te krijgen.
We zijn daarom gestopt met noodcommunicatie. We hebben gewoon de teksten waarover onderhandeld wordt, beschikbaar gesteld. Zo ziet men tenminste het bredere kader: we hebben oog voor de noden van de maatschappijen, we wijzen de gemeenten op hun verantwoordelijkheid, we stimuleren de gemeenten en we proberen iets te doen voor de zwaksten in de samenleving. Het is immers precies in de huisvesting dat de zwaksten in de samenleving zichtbaar worden. Of mensen arm of rijk zijn, zie je vaak niet aan de kledij of wat men eet. Bij de huisvesting vallen de maskers af en komen de reële nood en armoede aan de oppervlakte.
We proberen hier precies voor die zwaksten iets te doen: mensen met een invaliditeitsuitkering, mensen met een klein pensioen, mensen met een werkloosheidsuitkering, alleenstaande moeders. Daar moeten we nu verder in gaan.
Het incident is gesloten.