Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, het debat is geopend.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren, Welzijn gaat over een achtste van de Vlaamse begroting en dat is vrij veel.
Mevrouw de minister, ik zou u kunnen zeggen: "U bent niet langer minister van Welzijn, u bent minister van wachtlijsten. Er zijn wachtlijsten in de gehandicaptenzorg, bijzondere jeugdzorg, kinderopvang, geestelijke gezondheidszorg, de neutrale bezoekruimtes enzovoort. Met ons in de regering zou dit nooit gebeurd zijn. Wij zouden al lang hebben bijgestuurd." Ik citeer hier letterlijk toenmalig CD&V-volksvertegenwoordiger en huidig kabinetchef van minister-president Leterme, mevrouw Sonja Becq, tijdens een interpellatie in juni 2002, toen ik op de ministerbanken zat. We zijn vijf jaar later en de partij van mevrouw Becq zit drie jaar in de regering en de wachtlijsten zijn langer dan ooit.
De persoonsgebonden materies, waaronder Welzijn, werden meer dan 25 jaar geleden Vlaamse bevoegdheid. 21 jaar stond CD&V aan het roer van het welzijnsschip. Wat we zelf doen, doen we in de welzijnssector duidelijk niet beter. Bij de oprichting van het Vlaams Fonds waren de ambities erg groot. De missie luidde: de sociale integratie van personen met een handicap bevorderen door de kosten van de zorg voor personen met een handicap ten laste te nemen, hulpmiddelen ter beschikking te stellen en ondersteuning te bieden bij tewerkstelling en beroepsopleiding. Dat was een grote breuk met het verleden omdat daarvoor de zorg voor personen met een handicap vooral was gelieerd aan diegenen die op de arbeidsmarkt actief waren of nog konden worden. Vlaanderen wilde het beter doen en, terecht, de gehandicaptenzorg tot gemeenschapszorg maken.
Toen de paars-groene regering na twintig jaar CD&V-beleid het roer overnam, gold het adagium "Wie niet weet niet deert". Ik werd als minister geconfronteerd met schrijnende verhalen van ouders die jaren wachtten op zorg voor hun kind en hoopten op een snelle oplossing.
Op dat moment gebeurde iets merkwaardigs: in tijden van doorgedreven informatisering kon niemand zeggen wie waar op welke soort van zorg wachtte. Iedereen voelde wel aan dat er problemen waren. Niemand in dit kleine Vlaanderen wist echter hoe de vork in de steel zat, hoewel iedereen die hulp wil via de toegangspoort van het VF moet en dus door het VF wordt geregistreerd.
Paars-groen heeft geprobeerd de onderste steen boven te keren. Paars-groen heeft de wachtlijsten in kaart gebracht. Op 30 juni 2002, toen voor het eerst de wachtlijsten bekend geraakten, schrok men van de omvang ervan: niet minder dan 3562 personen met een handicap wachten op zorg. Paars-groen heeft dan, heel consequent, een meerjarenbudget uitgewerkt om die wachtlijsten weg te werken. Minister Vervotte en de regering voeren dit plan uit: niet minder, maar ook niet meer. Ondertussen groeien de wachtlijsten wel. In 2002 waren er 3562 wachtenden; in juni 2006 waren dat er al 8195. Mevrouw Sonja Becq zou, als ze vandaag nog in de oppositie zou zitten, hier op de tribune komen zeggen dat zij al lang dit plan zou hebben bijgestuurd.
Dat was alleszins de houding die CD&V destijds in de oppositie aannam. Op dit ogenblik staat CD&V terug op de oude vertrouwde post - aan het roer van het welzijnsschip. En men grijpt terug naar het oude recept 'wie niet weet, niet deert'. In het voorjaar van 2005 probeerde u de wachtlijsten niet bekend te maken, met het excuus dat de cijfers niet erg precies waren. Dit parlement heeft toen, bij monde van VLD-fractieleider Ceysens, geprotesteerd. Na dat protest werden de lijsten opnieuw gepubliceerd.
Vandaag probeert men opnieuw een doofpotoperatie. Men zegt dat de cijfers, die zijn gestegen, niet betrouwbaar zijn en dus niet gepubliceerd moeten worden. Personen met een handicap en hun familie verdienen beter. Hun aantal zal ook de komende jaren verder stijgen. Wie de welzijnssector niet goed kent, zal daarvan opkijken. Hoe komt het dat er meer mensen met een handicap bij komen, hoewel de prenatale diagnose alsmaar beter wordt? De zegebulletins van de gezondheidszorg hebben schaduwzijden, en die vertonen zich in de welzijnssector. Het aantal kinderen met een aangeboren afwijking vermindert dankzij de prenatale zorg, maar de perinatale zorg zorgt ervoor dat alsmaar meer vroeggeboren kinderen overleven - en de kans is groot dat ze met een handicap door het leven moeten.
Mensen die vroeger na een auto-ongeval, een herseninfarct of een hartinfarct geen overlevingskansen hadden, overleven vandaag, maar dikwijls moeten ze met een ernstige handicap verder. Personen met een aangeboren handicap worden dankzij de goede gezondheidszorg ouder. Steeds meer mensen met het syndroom van Down werden vroeger nooit ouder dan 50 jaar; vandaag halen ze gemakkelijk 60, 65 of 70 jaar… en die levensjaren brengen ze door in een voorziening. Voeg daarbij het feit dat de familiale opvang minder groot is dan vroeger, en men beseft dat het aantal mensen die op zorgverlening wachten, toeneemt.
Wat ons vandaag niet moet bezighouden, is de vraag of de cijfers van de wachtlijsten onderschat of overschat zijn. Ik denk dat we er in dit debat van uit moeten gaan dat de vraag naar zorg blijft groeien. De vraag is dan of de oorspronkelijke doelstelling van het Vlaamse gehandicaptenbeleid volstaat om de kosten voor de sociale integratie van personen met een handicap te betalen. De vzw Opvang Tekort noemt dat de zorgzekerheid. Willen we die blijven garanderen? Onze fractie beantwoordt die vraag volmondig positief. We leven in een van de rijkste regio's van de wereld. Het is onze verdomde plicht om de zorgzekerheid te realiseren.
Mevrouw de minister, de zorg voor personen met een handicap wordt in Vlaanderen nog op de oude leest geschoeid. Als u een antwoord wilt bieden en u zich niet langer wilt vastrijden, zoals nu het geval is, moet u dringend werk maken van de zorgvernieuwing die door de vorige regering op de sporen werd gezet. De heer Caron heeft u naar aanleiding van de bespreking van de beleidsnota gevraagd wanneer u het decreet inzake het persoonsgebonden budget, dat zeven jaar geleden, in 2000, door dit parlement werd goedgekeurd, eindelijk zult uitvoeren.
Onder impuls van de vorige regering hebben een aantal mensen uit de voorzieningen 'de klik' gemaakt. Dat was niet makkelijk, maar ze hebben beslist dat het parlement gelijk heeft en dat er een zorgvernieuwingsoperatie moet komen. Nu bepalen we van een persoon met een handicap welk soort mankement hij heeft en op basis daarvan stoppen we hem in een bepaald hokje van onze hulpverlening. We moeten overstappen op een ander systeem. We mogen niet langer uitgaan van de medische problemen. We mogen ons niet langer baseren op wat een persoon met een handicap niet meer kan. We moeten een schaal gebruiken waarmee we meten wat een persoon met een handicap wel nog kan. Ook moeten we bekijken over welk zorgnetwerk de persoon met een handicap beschikt en op basis daarvan bepalen wat we vanuit de professionele zorg moeten toevoegen opdat die persoon een kwalitatief leven heeft. Als we dat systeem niet uitwerken, blijven we zitten met een veel te dure all-in en met een niet altijd even kwalitatieve gehandicaptenzorg waarbij we mensen ofwel in een tehuis voor werkenden ofwel in een tehuis voor niet-werkenden onderbrengen. We moeten werken aan een systeem van zorg op maat. We moeten overstappen van een aanbodgerichte zorg waarbij de voorzieningen bepalen welke plaatsen er moeten bijkomen, op een vorm van zorg waarbij de persoon met een handicap de regie zelf voor een stuk in handen heeft.
Mevrouw de minister, ik heb u in de commissie al een paar keer ondervraagd over dit thema. In elk geval zijn er heel wat mensen uit de sector bereid om de klik te maken. Ze hebben zich ingespannen om op basis van de SIS-schaal te werken aan de zorggradatie. Eind januari 2006 werd heel die operatie afgerond. Vandaag wacht men nog altijd af wat u als minister ter zake zal doen. U hebt het over bepaalde experimenten die opgestart zullen worden, maar er is geen geld in de begroting om ze ook te financieren. Er blijft onduidelijkheid bestaan over wie ze zal uitvoeren en hoe ze zullen gebeuren.
Collega's, mevrouw de minister, vandaag zou dit parlement een duidelijke uitspraak moeten maken. Zijn we bereid om de zorgzekerheid te garanderen die we via het decreet tot oprichting van het Vlaams Fonds aan de inwoners van Vlaanderen hebben beloofd? Als we daartoe bereid zijn, zijn we dan ook bereid om de nodige budgetten op te hoesten? En zijn we bereid om in het licht van de zorgvernieuwing duidelijke conclusies te trekken zodat we meer zorg op maat kunnen garanderen en we personen met een handicap niet langer verplichten om de rest van hun leven door te brengen in een leefgroep met 10 à 12 anderen die men niet zelf heeft uitgekozen? Zijn we bereid om ervoor te zorgen dat de personen met een handicap zelf de regie van de eigen zorg in handen kunnen nemen op basis van een persoonsgebonden budget of - zoals de mensen van Opvang Tekort het noemen - van een zorgvoucher? Als u niet aan die zorgvernieuwing werkt, zult u zichzelf blijven vastrijden en zult u zich alleen nog kunnen baseren op de goede, oude CD&V-truc: wat niet weet, niet deert, dus laat ons de cijfers maar onder het tapijt vegen. (Applaus bij sp.a-spirit en Groen!)
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, tijdens de vorige legislatuur heeft uw partij, die toen in oppositie zat, zich steeds trachten te profileren als de partij die een oplossing zou vinden voor de problematiek van de wachtlijsten. Uw partij zou er definitief komaf mee maken. Ook uw verkiezingsbeloften ter zake waren heel duidelijk.
Bij het aantreden van deze Vlaamse Regering was er dan ook hoop met een CD&V-minister op Welzijn. "Vlaanderen waarborgt een toereikend, efficiënt, effectief en voor iedereen toegankelijk, betaalbaar en kwaliteitsvol zorgaanbod" en "We realiseren de voorziene uitbreiding aan investeringsinspanningen en ondersteuningsmiddelen voor personen met een handicap. Op die manier zijn tegen het einde van de legislatuur de noden effectief beantwoord en dit zowel via de instellingen als via het persoonlijk assistentiebudget", kondigde uw Vlaamse Regering duidelijk en ondubbelzinnig aan in het regeerakkoord. Ook uw beleidsnota en de verschillende beleidsbrieven zijn overduidelijk.
Vandaag is reeds drievijfde van de legislatuur verstreken. En wat stellen we vast? Geen inkorting van de wachtlijsten. Na meer dan drie jaar Vlaamse Regering wordt het probleem van de wachtlijsten niet opgelost met het voorziene uitbreidingsbeleid, integendeel, de wachtlijsten blijven toenemen. Dat blijkt duidelijk uit de nieuwe cijfers van het Vlaams Fonds die een stand van zaken hebben gegeven van de Centrale Registratie Zorgvragen per 30 juni 2006.
Ik wil eerst twee bedenkingen maken. Ik treed de opmerking van de vzw Opvang Tekort bij dat de Centrale Registratie Zorgvragen een instrument zou moeten zijn om het zorgaanbod bij te sturen. Het is bedroevend dat het Vlaams Fonds meer dan acht maanden nodig heeft om een halfjaarlijks rapport op te stellen van de zorgvragen, terwijl het binnen de zes maanden een oplossing had moeten geven. Waarom werden de cijfers niet eerder bekend gemaakt? Waarom werd deze bekendmaking vertraagd? In de media werd gesuggereerd dat u verantwoordelijk was voor deze vertraging. Klopt dat? Dat komt duidelijk niet overeen met uw verklaring dat het Vlaams Parlement op een open wijze over de wachtlijsten moet kunnen communiceren. Een tweede bedenking betreft de vraag waarom het rapport eerst werd gepubliceerd op de site van het Vlaams Fonds om er dan ineens afgehaald te worden. Waarom moesten deze cijfers plots verdwijnen? Misschien omdat ze zo negatief zijn?
De wachtlijsten blijven negatief evolueren: in juni 2003 waren er 5689 dringende zorgvragen, in juni 2004 6892 zorgvragen, in juni 2005 7656 zorgvragen en nu zijn er 8195 dringende zorgvragen. In deze cijfers zijn de cijfers van de wachtlijsten van het PAB niet opgenomen, laat ook dit duidelijk zijn.
Mevrouw de Minister, voor alle duidelijkheid, ik ga hier niet beweren - dat zou trouwens getuigen van kwade trouw - dat u en uw regering nog niets gedaan hebben. Er is inderdaad de laatste jaren meer dan 200 miljoen euro extra naar de gehandicaptenzorg gegaan. Maar dat blijft onvoldoende en dat wist u, zeker als minister van een partij die zeer goed geïnformeerd is in dit dossier. We kennen u als een positieve minister die in alle maatregelen van uw beleid steeds het positieve beklemtoont, dat siert u. Ook nu probeert u positieve trends te zoeken in de nieuwe cijfers. Helaas, cijfers zijn cijfers en deze cijfers zijn wel zeer duidelijk. Er is geen positieve trend, er is geen verbetering, de wachtlijsten verdwijnen niet, integendeel: ze blijven bestaan. Erger nog, ze blijven uitbreiden. Wachtlijsten brengen het probleem in kaart, ze lossen het niet op. Het is uw plicht om ervoor te zorgen dat alle zorgvragen tijdig een antwoord krijgen, zoals beloofd in het regeerakkoord.
Vandaag stellen we vast dat dit niet lukt. Het is dus absoluut noodzakelijk dat er dringend en drastisch wordt ingegrepen. Het verhaal van de wachtlijsten is complex. De behoefte aan extra opvangcapaciteit in ambulante en in residentiële voorzieningen voor personen met een handicap blijft toenemen en zal blijven toenemen, om verschillende redenen. Dat weet iedereen. Ook bij personen met een handicap zien we, door de medische vooruitgang, het fenomeen van de toenemende vergrijzing. Er komen steeds nieuwe of recent meer erkende vormen van beperkingen bij die zorgen voor extra aangroei. Er is de afstoting door het federale niveau, waardoor de mensen op de Vlaamse wachtlijsten komen te staan.
Ik denk bijvoorbeeld aan de afstoting van patiënten uit de MS-kliniek. Er is ook het fenomeen van de aanzuigkracht van de wachtlijsten: iedereen die nood heeft, meldt zich.
Collega's, vele personen met een handicap kunnen gelukkig nog een beroep doen op het eigen gezin of de familiale omgeving voor opvang. Maar op een bepaald ogenblik, bijvoorbeeld als de ouders te oud worden, is de grens van de mantelzorg bereikt, waardoor opnieuw de nood aan professionele hulp toeneemt.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, voor onze fractie is het zeer belangrijk dat elke zorgvraag een passend antwoord krijgt, op het juiste niveau en in de juiste verhouding tot de behoefte. Een van de grootste uitdagingen in uw sector, mevrouw de minister, is het wegwerken van de wachtlijsten in de zorgsector. Om dit te realiseren zal de Vlaamse Regering moeten afwijken van de klassieke vormen van opvang binnen de instellingen. Ook al besef ik heel goed dat dit niet vlug zal gebeuren, vanwege de enorme druk van de zuilen.
Toch blijft onze fractie pleitbezorger van het uitwerken van alternatieven. Mevrouw de minister, collega's, creatieve oplossingen zullen nodig zijn om een zo groot mogelijke diversiteit van dienstverlening te kunnen aanbieden. Zorggradatie wordt steeds belangrijker. Dit wordt ook uitdrukkelijk en terecht erkend door de minister-president. Door het uitsplitsen van specifieke pakketten kunnen ook alternatieve zorgvormen aan de oppervlakte komen.
Mevrouw de minister, in het vrij recente verleden heb ik bijvoorbeeld herhaaldelijk een pleidooi gehouden voor zorgzekerheid. Terecht stelt de vzw Opvang Tekort dat hoe langer hiermee gewacht wordt, hoe duurder het wordt. Vlaanderen heeft geld, betrouwbare partners en heel goed opgeleid personeel. Het ontbreekt alleen aan politieke eensgezindheid tussen de partijen in de meerderheid.
Ik wil hier opnieuw een lans breken voor de zorgvoucher, waarbij gehandicapten met nood een zorgcheque krijgen en die verzilveren wanneer ze hun nood effectief gelenigd willen hebben, waarbij verzilveren - voor alle duidelijkheid - niet betekent dat ze dan geld krijgen, wel dat ze zich mogen aanbieden bij een zorginstelling, die dan met het geld de nood kan lenigen.
De zorgvoucher is niet het enige mogelijke alternatief. Er zijn vele alternatieve zorgvormen denkbaar. De idee om financiële middelen van de ouders, opzijgezet als spaarpotje voor hun kinderen, te bundelen om nieuwe initiatieven te kunnen oprichten, is een ander creatief idee dat al jaren geleden werd voorgesteld. Ik kan de minister-president absoluut niet begrijpen als hij nu stelt dat dit voorstel nog moet worden gewogen op de kansen en op de belemmeringen en hinderpalen. Uw partij, mevrouw de minister, heeft dit de vorige legislatuur steeds verdedigd. Er is tijd genoeg geweest om het te onderzoeken. Nu moet er werk van worden gemaakt.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, in november heeft minister-president Leterme een nieuw, tweede, onderbouwd inhaalplan aangekondigd om de wachtlijsten weg te werken. Oplossingen veronderstellen samenwerking en inzet van mensen en middelen, wat ook geldt voor de Vlaamse Regering, die mensen centraal stelt. Het was het verjaardagscadeau aan de vzw Opvang Tekort. Maar helaas hebben we er tot op heden niets meer van mogen vernemen.
Mevrouw de minister, ik had graag geweten wat de stand van zaken is. In ieder geval is het geen vijf voor twaalf, maar vijf over twaalf voor de Vlaamse Regering, die solidair dient te zoeken naar een oplossing. Het is tijd dat de hele Vlaamse Regering de schouders zet onder deze problematiek. Onze fractie is in elk geval benieuwd.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, binnen de zorgsector is er niet alleen de problematiek van de gehandicaptenzorg. Er zijn helaas ook wachtlijsten buiten de gehandicaptenzorg. Hier is het vermoeden dat ook deze wachtlijsten enorm zijn, alleen zijn er geen exacte cijfers beschikbaar. Het zijn wachtlijsten die minder zichtbaar zijn dat in de gehandicaptenzorg. We kennen allemaal voorbeelden en ik verwijs dan naar de wachtlijsten voor professionele begeleiding van autistische kinderen, de wachtlijsten in de schuldbemiddeling, de wachtlijsten voor onze bejaarden in de rusthuizen en serviceflats en wachtlijsten in de kinderopvang en in de gezinszorg.
Dit zijn maar enkele voorbeelden van wachtlijsten waarover in dit Vlaams Parlement al herhaaldelijk werd gediscussieerd en waarvoor oplossingen werden beloofd, maar in de praktijk blijven de wachtlijsten bestaan.
Wanneer gaan we hier eindelijk een klare en duidelijke kijk krijgen op alle bestaande wachtlijsten, met concrete cijfers per problematiek en vooral met een voorstel tot oplossing?
Mevrouw de minister, we beseffen allemaal dat de wachtlijsten een ergernis zijn. Wachtlijsten zijn een aanklacht met daarachter een terechte vraag om hulp. Deze problematiek in uw sector moet onmiddellijk worden aangepakt en uit de wereld geholpen. Vlaanderen heeft recht op een voldoende kwaliteitsvolle en voor alle betrokkenen toegankelijke dienstverlening. De Vlaamse Regering is het engagement aangegaan om alle wachtlijsten weg te werken. Vandaag is het hoog tijd om onmiddellijk, zonder uitstel, een langetermijnvisie uit te werken, waarbij een globaal plan wordt opgesteld dat volledige zekerheid biedt dat de wachtlijsten effectief zijn weggewerkt tegen 2009, een langetermijnvisie die rekening houdt met alle noden en alternatieven, met het probleem van de toenemende vergrijzing en met een concrete timing. Mevrouw de minister, de regering is reeds meer dan halfweg. U hebt geen twee jaar tijd meer om dit te doen. Aan u om van het wegwerken van de wachtlijsten een absolute prioriteit te maken en dit onverwijld, zonder uitstel. Ik ben benieuwd of de regering bereid is hiervan onmiddellijk werk te maken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, 8195 zorgvragen staan er op dit moment geregistreerd binnen onze centrale registratie, een getal dat aanleiding geeft tot dit debat. Ik ben blij dat we het nu voeren. Het is een getal dat de laatste jaren blijft stijgen. Ook al neemt de stijging af en ook al was het aantal opgeloste zorgvragen nooit eerder zo groot, toch ligt het getal ook dit jaar weer hoger dan het afgelopen jaar.
Er gebeurt niet genoeg, zegt de oppositie in de media, en wat er gebeurt, gaat niet snel genoeg. Sterker nog, er worden beschuldigingen geuit dat cijfers zouden worden achtergehouden.
CD&V heeft altijd zeer duidelijk gemaakt dat de wachtlijsten in de zorg van personen met een handicap moeten worden aangepakt en opgelost. De vraag die volgt is: hoe? In 2003 werd een meerjarenplan opgesteld. In dat jaar en de vier daaropvolgende jaren, moest er jaarlijks een groot bedrag gaan naar de uitbreiding in het gehandicaptenbeleid. Zo zou vijf jaar later, nu dus ongeveer, de wachtlijstproblematiek in de zorg voor personen met een handicap verdwenen zijn. Zo geschiedde: de nieuwe Vlaamse Regering voerde de beloftes rigoureus uit, voorzag in de budgetten want daarin was nog niet voorzien, en investeerde sinds het begin van deze legislatuur 22,5 miljoen euro per jaar. Tot op vandaag betekent dat 67,5 miljoen euro, goed voor bijna 3000 plaatsen, dit enkel voor uitbreiding. Meer nog, dit jaar hebben we op de basisbegroting in een injectie voorzien voor de volgende uitbreiding. We zijn dus niet meer afhankelijk van de begrotingscontrole en we kunnen nog sneller anticiperen en toebedelen. De afspraken werden nagekomen en beloftes werden gerespecteerd.
Nu stellen we met zijn allen vast dat we er zo niet zullen geraken. Mijn vraag is dan ook waarom er precies kritiek is. Is dat omdat de beloftes stipt werden nagekomen? Is dat omdat, zoals gevraagd, volledig in de budgetten werd voorzien? Is dat omdat het cijfer, het beruchte getal waarover dit debat zou gaan, niet doet wat wij willen, namelijk verdwijnen? We komen er niet met een meerjarenplanning zoals vooropgesteld. We zouden er wel kunnen komen als we andere keuzes zouden maken, maar dat willen we niet. We weigeren om ons beleid te laten bepalen door een getal, want dan zou u het ons wel heel simpel maken. Daarvoor kiest CD&V niet. We kunnen en zullen niet kiezen voor de lichtere zorgvomen met een lager budget zodat je met hetzelfde geld veel meer mensen kunt helpen. We kunnen en zullen niet het beruchte getal van 8000 afbouwen met al degenen die er nu op staan geregistreerd en reeds een bepaalde vorm van hulpverlening ontvangen. Het gaat over de helft van die mensen.
Ik begrijp niet goed wat u zegt. Waarom voeren we vandaag dit debat? Ik ben daarnet mijn betoog begonnen met het citaat van mevrouw Becq, die toen CD&V-woordvoerder ter zake was. Zij verklaarde: "Met ons in de regering zou dit nooit gebeurd zijn. Wij zouden allang bijgestuurd hebben." Mevrouw Dillen heeft verwezen naar de uitspraak van de minister-president, naar aanleiding van de viering van vijf jaar Opvang Tekort. Hij stelde toen ook al dat we er met de huidige cijfers niet zouden komen en dat deze regering, en CD&V in het bijzonder, er zich toe verbindt om de wachtlijsten in de gehandicaptensector weg te werken. Waarom wacht u dan? U verklaart dat in het begin van het jaar beslist werd tot een uitbreidingsbeleid en dat er niet moet worden gewacht tot de begrotingscontrole. U voorziet echter in geen euro meer. Er zal nochtans meer geld nodig zijn.
Het tweede deel van uw betoog begrijp ik al helemaal niet. Er is toch niemand die pleit voor minder zorg? Er wordt alleen gepleit voor meer zorg op maat. Misschien dat dan met hetzelfde budget meer mensen beter kunnen worden geholpen. Dan moet u echter durven gaan voor de zorgvernieuwing, zoals die werd opgestart in de vorige zittingsperiode, en mag u niet vasthouden aan de traditionele gehandicaptenzorg, waar u blijkbaar opnieuw heen wilt. Maak me dus duidelijk wat u eigenlijk bedoelt, want ik begrijp het niet.
Ik zal het u zeer duidelijk maken. Het algemene debat zou zeer eenvoudig zijn, mochten we alleen kijken naar het getal van de wachtlijsten in de gehandicaptensector. Dat zijn de 8195 personen waarover u en de persberichten het hebben. Als dat de enige maatstaf is die u hanteert voor ons beleid, dan maakt u het ons wel zeer gemakkelijk, maar dat willen we niet. Wat we willen, en dan kom ik tot het onderdeel over zorg op maat, is dat er wordt gewerkt vanuit een aantal basisprincipes, zonder de cijfers te minimaliseren. Wat dat laatste betreft, wil ik duidelijk zijn. We erkennen dat er nog veel werk is, dat de uitdaging bijzonder groot is en dat de klus moeilijk is. Het basisprincipe is en blijft echter dat de zware en dus zeer dure noden het eerst moeten worden gelenigd. Elke persoon met een handicap heeft recht op de meest adequate ondersteuning, en dat dicht bij huis. Dan gaat het ook over degene die nu geregistreerd staat en al enige opvang heeft, en ook over degene die nu geregistreerd staat en een volledig juiste opvang heeft, maar dat niet dicht genoeg bij huis.
We hebben de daad bij het woord gevoegd. Deze zittingsperiode werden er plaatsen gecreëerd voor personen met een handicap met de urgentiecodes 1 en 2. Het gaat over mensen met zeer urgente noden, over mensen met een vaak zware zorgvraag. Daar kwamen de meeste plaatsen erbij. Dit zijn de meest schrijnende gevallen, waarvoor een oplossing het meest dringend was. Het was dus maar goed dat we ons niet laten leiden door enkel en alleen het eindgetal: we hadden dan met deze middelen misschien veel meer mensen kunnen helpen. Dit zullen en willen we niet doen. Dit wordt niet overwogen.
De registratie waarvan sprake is overigens erg open en transparant. Er worden zo heel wat gegevens samengebracht. Zoals terecht in de commissie werd gesteld, laat een minister zo wel heel erg in haar kaarten kijken. En ja, het klopt: het duurt te lang alvorens de cijfers op de website verschijnen, zeker als ze er dan ook nog eens vanaf worden gehaald voor herberekeningen. Dat is een terechte opmerking, maar helaas, of ze nu eerder of later verschijnen, plaatsen komen er zo niet bij. Wel stel ik vast dat, ondanks het feit dat het om een zeer lijvig rapport gaat, velen niet lezen wat onder de grote titel "algemene inleiding" staat, of net wel, om er vervolgens toch fout over te communiceren. Hierin staat overigens zeer duidelijk dat een betere registratie leidt tot een aanzuigeffect. Mevrouw Vogels, in mediaberichten die deze week nog werden verspreid, wordt gesteld dat die cijfers ons niet zouden zinnen. Niets is minder waar: de stijging van de cijfers was een te verwachten gevolg van een efficiëntere registratie.
Mevrouw Jans, u moet ermee ophouden steeds maar weer te zeggen dat het maken van die wachtlijsten een aanzuigeffect zou hebben. Er is sprake van een objectieve toegangspoort: het is niet omdat ik beweer dat ik gehandicapt ben, dat ik op die wachtlijst terechtkan. Ik moet daartoe beantwoorden aan de criteria. Ik moet een hele objectieve procedure doorlopen opdat kan worden geoordeeld of ik al dan niet gehandicapt ben.
Vlaanderen heeft een zeer grote ambitie gehad, namelijk zorgzekerheid geven aan alle personen met een handicap. Vlaanderen wil de meerkosten van het gehandicapt-zijn dragen. Dan is er niet zoiets als een aanzuigeffect. Er is een bepaald aantal personen met een handicap.
Dat aantal personen heeft recht op steun op basis van het decreet dat wij hebben goedgekeurd. Houd maar op over het zogenaamde aanzuigeffect. Omdat er een objectieve norm bestaat, is het duidelijk hoeveel mensen in Vlaanderen gehandicapt zijn en zorg verdienen.
Ik ben er van overtuigd dat niemand geregistreerd staat voor zijn plezier. Toch lijkt het me nodig om de cijfers nader te verklaren. Het Vlaams Agentschap doet dat in elk rapport.
Mevrouw Vogels, u stelt dat de cijfers CD&V niet aanstaan en dat we ze daarom niet publiceren. In de beleidsbrief van onze minister van dit jaar, die openlijk is besproken in de commissie, staat onomwonden dat we een toename zien aankomen van de meest urgente zorgvragen. We hebben dat debat openlijk gevoerd in de commissie bij de begroting. Wie houdt dan wat voor wie achter? Wij houden de cijfers niet achter. We willen enkel een exact zicht krijgen op alle noden. Er zijn preventieve registraties, maar daarover gaat het debat niet, omdat niemand voor zijn plezier op de wachtlijst staat. Ik stel toch vast dat we telkens het debat aanzwengelen na de cijfers van juni, als het uitbreidingsbeleid met meer dan 1000 plaatsen nog niet is opgenomen.
Het cijfer moet omlaag. Iedereen benadrukt dat. Waarom focussen we niet op de planning op termijn? U hebt dit al aangehaald, net als mevrouw Dillen. De meerjarenplanning zoals voorspeld in 2003, bleek een zware misrekening, ondanks het strikt nakomen van alle budgetten en beloften. Een tweede inhaalplan lijkt mij de kern van een veel fundamenteler debat.
Naast ons basisprincipe, de meest zorgbehoevende helpen, is het ook cruciaal dat we zorg op maat leveren. Ik geef een voorbeeld: de vragen naar hulpmiddelen. Van alle zorgvragen die jaarlijks binnenkomen bij het Vlaams Agentschap, hebben negen op tien betrekking op hulpmiddelen. Per jaar maakt dat 30.000 vragen naar rolstoelen, trapliften, relaxzetels, aangepaste kinderstoelen, verzorgingsbedden, noem maar op. De hulpmiddelen verhogen de zelfredzaamheid van een persoon in zijn thuissituatie. Hier bestond in 2004 een wachtlijst van elf maanden. Deze wachtlijst werd weggewerkt. Tussen aanvraag en beslissing is er nu één maand, de wettelijke termijn. Veel mensen hebben baat bij deze spectaculaire stijging.
Ook de thuisomgeving is een omstreden punt in het debat. CD&V zou mensen geen keuze laten en enkel investeren in voorzieningen. Niets is minder waar. In een aanbod voorzien, is noodzakelijk om mensen een echte keuze te bieden. Een zorgvoucher is een waardevol idee, dat we dankbaar opnemen en waarvan we alle elementen onderzoeken. Maar wat heb je aan een cheque als er geen aanbod is en je dus geen echte keuze hebt?
Ik roep op om niet steeds de voorzieningen te plaatsen tegenover alle andere vormen van ambulante hulpverlening. Dat doet u, mevrouw Vogels. Voorzieningen zijn in Vlaanderen leveranciers van excellente zorg en expertise en alle andere systemen zijn aanvullend.
Mevrouw Jans, u haalt oude koeien uit de sloot. In de vorige legislatuur werd dit punt ook steeds aangehaald door vertegenwoordigers van CD&V.
Zetten wij instellingen af tegen andere vormen van opvang? In tegendeel, de tijd van het PAB is voorbij. Nu moet de tijd komen van het persoonsgebonden budget. Dat betekent dat een persoon met een handicap zelf zorg inkoopt in voorzieningen. De zorg wordt georganiseerd op maat van de persoon met een handicap. Het reële debat is niet voor of tegen voorzieningen, het gaat om wie de zorg inkoopt. De tegenstelling die u laat uitschijnen, bestaat niet.
De heer Dehaene heeft het woord.
Mevrouw Vogels, hoor ik u goed? Zegt u dat de tijd van het PAB voorbij is?
Ik verwijs naar de keuze tussen zorg in de traditionele voorzieningen en een persoonsgebonden assistentiebudget, waarbij je nog steeds op aparte wachtlijsten terecht komt.
Mevrouw Vogels, u weet toch dat het PAB voor assistentie dient?
We moeten naar één wachtlijst evolueren, waar de persoon met een handicap zorg inkoopt door de aanwerving van een persoonlijke assistent, eventueel gecombineerd met zorg uit een voorziening. Het is niet of/of, het moet en/en zijn. De minister heeft al lang beloofd dat er één wachtlijst zou komen, maar die is er nog steeds niet.
Minister Vervotte heeft het woord.
Mevrouw Vogels, u weet zeer goed waarom die ene wachtlijst er nog niet is. Dat komt doordat u zo verstandig bent geweest om op een bepaald moment de mensen te laten registreren en niet in te schalen, waardoor we vandaag worden geconfronteerd met 3600 mensen van wie we geen zicht hebben waarop ze recht hebben en hoe ze moeten worden ingeschaald. Ik heb daar centen voor vrijgemaakt. We zijn nu al die mensen versneld aan het inschalen zodat we een gepland en onderbouwd beleid kunnen voeren. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Vogels, de koe die ik uit de gracht haal, is niet zo oud. Ze dateert van afgelopen maandag. In een artikel in De Morgen werd verwezen naar het subsidiëren van de zuilgebonden voorzieningen. Het is belangrijk dat, als we de mensen met een handicap een keuze laten, ze die ook kunnen maken. Bijvoorbeeld tussen assistentie-inkopen en een voorziening. We moeten ook durven stellen dat het PAB geen oplossing is voor de wachtlijsten, integendeel.
In het meerjarenplan werd gepland dat we dit jaar 700 PAB's moesten verdelen. Dat zou dan moeten worden gefinancierd door de uitstroom uit de voorzieningen. Het PAB heeft vele voordelen, maar er is geen garantie dat er mensen uit de voorzieningen doorstromen naar een PAB. De middelen zijn niet toereikend. Een PAB kost ongeveer 28.000 euro per jaar. Voor 3000 PAB's komen we algauw aan 80 miljoen euro. Het gaat dus over hoge bedragen.
We zijn voorstander van zorg op maat, en PAB en PGB zijn hiervan goede voorbeelden. Zorg op maat houdt ook in dat zij die gebaat zijn met een PAB hier toegang toe moeten krijgen, maar anderzijds zijn veel mensen met een handicap niet gebaat met het zelf gaan inkopen van assistentie. Een grote groep is aangewezen op een zwaardere zorgvorm, een sterkere opvang of ondersteuning. En dan nog, echte keuze is er pas als je op elk moment kunt kiezen voor opvang, voor een voorziening op jouw maat. Dat rechtvaardigt volkomen ons uitbreidingsbeleid in de voorzieningen.
Deze zekerheid is cruciaal. Het maakt essentieel onderdeel uit van onze visie. We willen geen mensen erop uitsturen met een rugzakje vol geld of een cheque. We doen dat pas als we honderd percent zeker zijn dat ze over alle mogelijkheden beschikken om een echte keuze te maken. Meer aanbod blijft cruciaal zodat we dan kunnen kijken naar de exacte behoeftes en noden van de persoon met een handicap. Dus niet zoals in Nederland, waar men toewijst op basis van het aanbod. Wij willen verder blijven toewijzen op basis van de noden, verwachtingen en het profiel van de persoon met een handicap.
Mensen zekerheid geven, dat is wat telt. Zekerheid in de sector - exact afrekenen van dagprijsdossiers, stipte uitbetaling van voorschotten - maar ook de zekerheid dat we de middelen investeren bij degenen die ze het meest nodig hebben, ook al past dat niet in het enige streven om het getal zoveel mogelijk naar beneden te krijgen. Zekerheid dat elke persoon met een handicap recht heeft op adequate zorg. Zekerheid dat het beleid gebaseerd is op deze principes en niet op het uithalen van trucs om dat getal te laten dalen.
Dat is en blijft de uitdaging. We zullen blijven investeren en plaatsen bijmaken. We zullen nagaan wat het tweede inhaalplan moet zijn om de ingezette trend te laten voortgroeien. Daarvoor hoeven we geen cijfers achter te houden, mevrouw Vogels, daarvoor moeten we voortwerken. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, collega´s, we kunnen er niet omheen dat sinds de invoering van de wachtlijsten het aantal zorgvragen in de gehandicaptensector jaar na jaar blijft toenemen. In 2003 was er nog sprake van 5689 mensen met een dringende zorgvraag. Dat liep op tot 6840 in 2004, 7656 in 2005, 8195 in 2006 en dit jaar loopt het op tot 8200. Daarnaast stonden er in november vorig jaar nog eens 3160 personen met een handicap op de wachtlijst van het persoonsgebonden budget.
Daartegenover staat wel dat het aantal zorgvragen die een concreet antwoord hebben gekregen, toeneemt. Op 30 juni 2003 waren er dat 1126, op 30 juni 2006 was het aantal opgelopen tot 1944. Het laatste rapport over de evolutie van de zorgvragen in de gehandicaptenzorg, maar eveneens over de beantwoorde zorgvragen, is vorige week kortstondig verschenen op de website van het Vlaams Fonds, maar werd blijkbaar snel weer verwijderd. Het aantal dringende zorgvragen van personen met een handicap kennen we dankzij het initiatief van de vorige Vlaamse Regering om een centrale wachtlijst aan te leggen. In andere sectoren bestaan er eveneens wachtlijsten. Alleen kent niemand hun omvang. De situatie van de zorgvragers is echter minstens even schrijnend.
Wij van Open Vld maken ons zorgen over drie zaken. Ten eerste: de tanende openheid waarmee de minister de cijfers van de centrale wachtlijst en de evolutie ervan bekendmaakt. Ten tweede: de beperkte rol die vraaggestuurde zorgvormen spelen in het antwoord op de wachtlijsten. Ten derde: het gebrek aan initiatief van de Vlaamse Regering om op ernstige wijze werk te maken van het private commerciële initiatief in de welzijnssector.
De bereidheid om te communiceren over de wachtlijsten neemt af. De vorige Vlaamse Regering heeft de politieke beslissing genomen om één centrale wachtlijst voor zorgvragen in de gehandicaptensector te creëren en die zesmaandelijks te actualiseren. Op die manier wou zij een inzicht verwerven in de noden aan opvangplaatsen en aan dringende zorgvragen in het bijzonder, en die noden permanent opvolgen.
Het gevolg was een vijfjarenprogrammatie, waarbij in bijkomende middelen werd voorzien voor de creatie van bijkomende plaatsen en nieuwe infrastructuur. Die politieke beslissing was moedig, want door transparantie in de wachtlijsten te brengen, stelt men zich ook kwetsbaar op. De omvang van een probleem in kaart brengen, veronderstelt dat er ook oplossingen worden uitgewerkt. Ondertussen heeft elke ernstige politieke partij geleerd dat wachtlijsten wegwerken niet gebeurt met een vingerknip. Het is een werk van lange en volgehouden adem, want de budgettaire middelen zijn beperkt.
Mevrouw de minister, de toenmalige oppositie, en in het bijzonder uw partij, heeft toen misbruik gemaakt van die kwetsbaarheid. De vorige Vlaamse Regering werd immers afgeschilderd als de regering van de wachtlijsten.
Wat zorgen baart, is de tanende bereidheid tot transparantie en het respecteren van de zesmaandelijkse actualisering van de wachtlijsten.
In 2005 zagen we daarvan de eerste tekenen. De centrale wachtlijst werd plots de centrale registratie van zorgvragen onder het mom van een correctere registratie met wegwerking van dubbele registratie of niet-registratie. Ik hoef niemand te vertellen welk psychologisch effect deze benaming tot doel had. Ook de zesmaandelijkse actualisaties worden blijkbaar problematisch. Het rapport dat vorige week kortstondig op de website van het Vlaams Fonds te lezen was, had klaar moeten zijn op 31 december. We hebben acht in plaats van zes maanden moeten wachten op de nieuwe cijfers.
Mevrouw Van der Borght, u weet toch dat het rapport al beschikbaar was in december. Het stond op de website en is besproken tijdens verschillende vergaderingen. Kunt u me trouwens zeggen wanneer het rapport van juni 2003 gepubliceerd is?
Ik kan deze vraag niet beantwoorden want ik zat toen nog niet in het parlement. Misschien kunt u het zeggen, mijnheer Dehaene?
Ik stel voor dat u de datum eens bekijkt. U zult dan merken dat voor een dergelijk rapport minstens zes maanden nodig zijn. Toen het rapport gepubliceerd werd in december, was dat volledig volgens de afspraak.
Ik kan met niet uitspreken over zaken uit het verleden waar ik zelf niet bij was. Ik kan alleen praten over datgene waarvoor ik nu mee verantwoordelijk ben.
Ook in 2005, toen de benaming van de wachtlijst werd veranderd, was men te laat met de bekendmaking van de geactualiseerde cijfers.
Tot slot wekt ook het verschijnen maar even snel weer verdwijnen van het rapport op de website niet meteen vertrouwen. Het geeft minstens de indruk dat men angst heeft om de cijfers bekend te maken. Nochtans is de wachtlijst de vinger aan de pols voor het beleid. De cijfers confronteren ons met de noden, dragen bij tot de evaluatie van de genomen maatregelen en laten ons toe gefundeerde beslissingen te nemen voor de toekomst. Het is echter zeker dat na afloop van het vijfjarenprogramma nieuwe maatregelen nodig zullen zijn om de wachtlijsten weg te werken.
Nieuwe zorgvormen blijven achter bij het wegwerken van de wachtlijsten. Tijdens de vorige legislatuur hebben we in de gehandicaptenzorg een trendbreuk gerealiseerd. Na jarenlang te hebben gewerkt met een aanbodgestuurd gehandicaptenbeleid, hebben we de decretale basis gelegd voor een vraaggestuurd beleid. Een concreet resultaat van deze politiek was het persoonsgebonden assistentiebudget, het persoonsgebonden budget en de nieuwe financieringsmethode voor de voorzieningen. We geloven in deze nieuwe opvangvormen voor de toekomstige generatie. We stellen vast dat heel veel jonge gezinnen hun kinderen met een handicap thuis willen opvoeden. Ze rekenen daarvoor wel op de nodige steun van de overheid. Ze verwachten minstens dat de overheid hen evenzeer steunt als wanneer hun kind in een voorziening zou worden opgenomen.
Deze nieuwe zorgvormen betekenen een revolutie in de sector want personen met een handicap zullen met hun budget kunnen kiezen uit het aanbod van de voorzieningen. Zij zullen hun eigen zorg organiseren via persoonlijke assistenten en dus als klant medezeggenschap krijgen in de organisatie van hun zorg.
Sommige voorzieningen zien deze nieuwe zorgvormen als een bedreiging, anderen zien het als een welkome uitdaging die toelaat te vernieuwen, ook voor de personen met een handicap die gekozen hebben voor een residentiële oplossing. We krijgen alleen de indruk dat er niet echt wordt verder gewerkt aan deze projecten. De nieuwe financieringsmethode voor de voorzieningen is in uitvoering. De vertaling van het aanbod in typemodules is gebeurd, maar nu lijkt het hele proces te stagneren, in die mate zelfs dat een voortgangsmanager moest worden aangeduid.
Ons lijkt het absoluut noodzakelijk een operationeel plan, over een aantal jaren gespreid, op te stellen om dat proces tot een goed einde te brengen.
Het PAB wordt verder uitgevoerd. Het enthousiasme lijkt echter beperkt. We hebben eerder de indruk dat wordt gezocht naar allerlei maatregelen die het systeem minder aantrekkelijk zouden maken. En regelmatig circuleren er voorstellen om het systeem te fnuiken. Er wordt gesuggereerd om aan de persoonlijke assistenten voorwaarden op te leggen, slechts een deel van het budget te laten besteden aan een familielid-assistent, aan meer mensen een klein budget toe te kennen om zo de wachtlijsten sneller weg te werken enzovoort. Die maatregelen wekken niet meteen het vertrouwen op bij de persoon met een handicap.
Mevrouw de voorzitter, ik het vind het wat verwarrend. Enerzijds wordt ons verweten dat we niet aan zorgvernieuwing doen. Ik kan me daar totaal niet in vinden. Anderzijds starten we soms wel vernieuwende debatten op. Dan krijgen we hier te horen dat we bepaalde systemen willen fnuiken. Nadenken over partiële budgetten binnen het PAB om tegemoet te komen aan de noden van meerdere mensen met een lichtere zorgvraag, lijkt me uitermate vernieuwend te zijn. Dat is juist een voorbeeld dat we wel aan zorgvernieuwing doen en dat het nooit de bedoeling is geweest om het systeem te fnuiken.
Tijdens de bespreking in de commissie zijn we inderdaad gestuit op heel wat bange, voorzichtige, zelfs conservatieve houdingen. Bepaalde leden vonden dat we het systeem gewoon op zijn beloop moesten laten. Misschien hadden we toen beter het debat wel gevoerd om de partiële budgetten eventueel in te voeren. Helaas zijn we niet zover geraakt.
Mevrouw Van der Borght, ik begrijp u niet goed. U pleit voor een PGB. Als we dan wijzigingen doorvoeren aan het PAB die in de richting van het PGB gaan door de combinatiemogelijkheden van het PAB en het inkopen van de zorg te vergroten, dan vindt u dat het systeem wordt gefnuikt. Er zit totaal geen logica in uw uiteenzetting.
Ik zou zelfs zeggen dat we mee tegemoetkomen aan uw bekommernis om de zorgvernieuwing in de praktijk vorm te geven. We zorgen juist voor een versterking van het PAB.
Mevrouw de voorzitter, de gehandicaptenzorg is natuurlijk een moeilijke materie. We zitten hier nu wel naast elkaar te praten. Mevrouw de minister, u zegt dat u rond het PAB bepaalde wijzigingen hebt willen aanbrengen om PGB's mogelijk te maken. Mevrouw Van der Borght verwijst naar de wijzigingen die op tafel lagen en die de soepelheid van het systeem voor de persoon met een handicap ernstig beperkten. Ik denk daarbij aan de diplomavoorwaarden, beperkingen van het aantal uren zorg aan een familielid enzovoort.
Daarnaast hebt u ook voorgesteld dat in sommige gevallen mensen met een persoonlijke assistent in de voorzieningen zorg zouden inkopen. Daar waren we het allemaal over eens.
We moeten echter wel een eerlijk debat voeren. Mevrouw Van der Borght heeft gelijk. Het was de bedoeling het persoonsgebonden assistentiebudget gedeeltelijk in te perken.
Mevrouw Jans, ik begrijp u niet. Daarnet zei u op de tribune over de bijkomende plaatsen dat u met hetzelfde budget geen bijkomende zorg wilt organiseren voor meer personen met een handicap. U wilt integendeel eerst de zwaarste gevallen opvangen.
Als we het nu over het PAB hebben, wilt u net het tegenovergestelde. Dat bewijst juist de stelling van mevrouw Van der Borght: CD&V is een koele minnaar van het PAB. Ze zal het verder uitvoeren omdat ze niet anders kan. Het parlement heeft die assistentie immers decretaal vastgelegd.
Mevrouw Van der Borght heeft dus gelijk. De voorzieningen, de instellingen komen voorop te staan. Het is niet het een of het ander maar wel de beide samen. U legt echter wel opnieuw meer de nadruk op de voorzieningen en minder op de persoonlijke assistentie.
Mevrouw Vogels, u bent het die geen eerlijk debat voert. U hebt zelf de opdracht gegeven om een evaluatierapport te maken met betrekking tot het PAB en de zwakheden die ermee gepaard gaan. U hebt die opdracht laten uitvoeren met middelen van de Vlaamse burger. Als ik dan het rapport en de conclusies bespreekbaar durf maken in de commissie, dan zegt u dat ik het systeem wil fnuiken. Over taboes en transparantie gesproken!
U hebt een opdracht gegeven. Voor u zijn de conclusies blijkbaar niet aangenaam. Als we het rapport dan openlijk willen bespreken, dan zegt u dat we het systeem willen fnuiken. U bent het die geen eerlijk debat voert.
Ik heb dat niet gezegd.
Ik heb gesproken van 'fnuiken'.
Ik heb het woord 'fnuiken' niet in de mond genomen, mevrouw de minister. Iedereen besteedt inderdaad onderzoeken uit, en conclusies van onderzoeken moeten worden besproken. In de eerste plaats met de gebruikers en met de verenigingen van de gebruikers. Die verenigingen zagen de wijzigingen, zoals ze op tafel lagen, absoluut niet zitten. Het is belangrijk dat ook uw partij naar het middenveld luistert. Wij hebben dat gedaan.
Mevrouw Vogels, ik kan u gerust stellen. Ik luister heel veel en heel vaak naar de sector en naar de personen zelf. Zij zeggen mij dat alle mooie principes, die wij hier met decreten en dergelijke ingang proberen te doen vinden, in de praktijk niet zo evident zijn. Ik hoor bij deze mensen dat ze problemen ondervinden om persoonlijke assistenten te vinden, die te behouden en er goede afspraken mee te maken. Zij vragen onze hulp, want zij staan er alleen voor: zij moeten alleen die onderhandeling en bemiddeling aangaan. Het zou toch niet slecht zijn als wij ook daarvoor een wettelijk kader zouden hebben. Uit respect voor de werknemers en uit respect voor de personen met een handicap zelf. Dat is wat ik van de mensen heb gehoord.
Ik ben niet helemaal duidelijk geweest. De nadruk, mevrouw Vogels, ligt niet bij voorzieningen. De nadruk ligt bij het verhelpen van de meest urgente en de meest schrijnende zorgvragen op onze wachtlijsten. Wat nu het PAB betreft: minister Vervotte heeft willen nadenken over partiële budgetten binnen het PAB om zo wat flexibeler met het systeem om te gaan. Dat lijkt mij een voorbeeld van vernieuwing. Ik kan alleen maar vaststellen dat er niet voldoende openheid was om dit debat te voeren in de commissie.
De heer Martens heeft het woord.
Ik had me voorgenomen om niet in dit debat tussen te komen omdat ik voorheen zelf bij dat beleid betrokken ben geweest. Ik heb, mevrouw Vogels, het PAB zien opstarten, ik ben er namelijk zelf mee begonnen. De eerste experimenten en het eerste in voege treden van het PAB: daar zijn wij mee begonnen. We hebben dat zeer voorzichtig gedaan omdat wij een aantal risico's zagen, onder meer met betrekking tot de rol van het federale niveau, het RIZIV, het statuut enzovoort. We wilden ook weten hoe de mensen en hun omgeving dit uiteindelijk zouden hanteren. In de voorbije jaren - en ik draag daar verantwoordelijkheid - is in elk geval gebleken dat het PAB budgettair explodeert en bovendien in een aantal gevallen aanleiding geeft tot een oneigenlijk gebruik. Men moet daar met andere woorden voorzichtig zijn. Zomaar alles openstellen, zodat iedereen er gebruik van kan maken: u weet dat dit budgettair onhaalbaar is en de deur openzet voor oneigenlijk gebruik.
U hebt voortdurend een misprijzen voor instellingen, als zouden instellingen een soort van tuchthuizen zijn, een soort van weeshuizen zoals die vroeger bestonden. Dat misprijzen is niet expliciet - u bent handig genoeg - maar dan toch impliciet. De waarheid is dat vele instellingen vandaag gemeenschappen zijn waar mensen zich inschrijven en samen een gemeenschap vormen, niet alleen om de dienst en de zorg te ondergaan maar om mee die zorg te organiseren en er gestalte aan te geven. Stop nu eens met het versterken van dat beeld van gesloten instellingen die vreemd zijn aan de mensen. Het zijn vandaag meestal, eigenlijk bijna altijd, open instellingen, gedragen door de mensen die daar méér zijn dan klant. Dat is uw model, u hanteert een consumptief model. De mensen zijn medeproducent van de hele dienstverlening die daar bestaat.
De heer Caron heeft het woord.
Laat ons toch eens zeggen waar het echt over gaat. We willen mensen met zorgvragen centraal stellen. Dat is de klik die wij in het denken moeten maken: we moeten weg van een voorzieningen-denken en proberen de vragen van de mensen te beantwoorden. Dat kan op vele manieren. Voorzieningen, ook de zogenaamd traditionele, zijn daar heel belangrijk in. Niet toevallig vormen internaten de meest explosief groeiende rubriek binnen de wachtlijsten. Dat is een eerste punt.
Ten tweede, mevrouw Jans, ik zit me hier al de hele tijd te ergeren. U bent streng als u zegt dat wij onze middelen voor de voorzieningen niet zullen versnipperen en meer mensen zullen helpen door ze minder zorg aan te bieden. Dat suggereert u toch min of meer.
Ik ben het helemaal met u eens, maar dan mag u niet zeggen dat de commissie niet wil debatteren over de flexibiliteit van het PAB. Velen willen met mij nadenken over flexibiliteit, ook in het PAB, maar een aantal voorstellen wekten minstens de indruk van niet de flexibiliteit te willen verhogen maar eerder de regels te verstrengen waardoor de flexibiliteit zakte. Er is consensus onder de budgethoudersverenigingen dat een afkalving van de middelen of een grotere versnippering ervan geen goede zaak is. We hebben daarover gedebatteerd en de minister heeft een beslissing genomen. We moeten in de toekomst nog meer discussiëren over flexibiliteit, maar we moeten het debat wel intellectueel eerlijk voeren zonder dingen door elkaar te halen, wat nu wel gebeurt.
Ik sluit me aan bij de heer Caron. Dit debat is er vandaag gekomen omdat er te weinig openheid was en te weinig bereidheid om verder te debatteren. We hebben het daar in de commissie al enkele keren over gehad, maar er circuleerden op een bepaald moment voorstellen die een andere richting uitgingen.
Ik kan niet anders dan reageren. U moet eens nagaan hoe dit punt op de agenda is gekomen. Ikzelf heb aan de voorzitter tijdens de regeling van de werkzaamheden gevraagd om dit rapport te bespreken in de commissie. Kom nu niet zeggen dat ik daarover niet wou discussiëren! (Applaus bij CD&V)
Mevrouw de voorzitter, opnieuw wordt de indruk gewekt dat we cijfers zouden achterhouden. Weer verwijs ik naar de bespreking van de beleidsbrief in de commissie waarin duidelijk staat dat we deze trend vaststellen, dat we ons verwachten aan een stijgend aantal urgente zorgvragen en dat we ons beleid daaraan moeten aanpassen. Dat is tijdens de bespreking van de begroting aan bod gekomen. Ik vraag me dan ook werkelijk af waar men de indruk haalt dat de minister of iemand anders er baat bij zou hebben om cijfers achter te houden. Ik wil dat met klem stellen.
Ik ga er niet dieper op in, maar ik stel alleen vast wat er gebeurt.
Het globaal plan inzake de bijzondere jeugdzorg is goedgekeurd waarbij 25 miljoen euro wordt geïnvesteerd in bijkomende plaatsen. Nu al is het voor iedereen duidelijk dat dit onvoldoende zal zijn om alle wachtlijsten weg te werken.
Open Vld heeft in de afgelopen twee jaar regelmatig dossiers op tafel gelegd om discriminaties in de wetgeving ten nadele van het private commerciële initiatief weg te werken. Het is een moeizame weg geweest want het wantrouwen in commerciële initiatiefnemers is immens groot. In de afgelopen weken hebben we echter een kentering vastgesteld. In kranten hebben we kunnen lezen dat in de verschillende sectoren langzaam het besef doordringt dat we de commerciële sector zullen nodig hebben om een voldoende aanbod te creëren. Open Vld vindt dat het tijd wordt dat de beleidsmakers erover nadenken in welke sectoren het commercieel initiatief kan meewerken aan het uitbouwen van een voldoende groot aanbod. Vandaag zorgen minicrèches en zelfstandige kinderdagverblijven voor de grootste groei in het aantal bijkomende opvangplaatsen. De commerciële rustoorden baten circa 7000 rusthuis- en RVT-bedden uit. Het commercieel initiatief is dus ondanks de Vlaamse overheid betekenisvol geworden in welzijnssector. We vragen dat de minister eindelijk de discussie inzake de vermarkting aangaat en haar beleid ter zake bepaalt.
Open Vld wil de grootst mogelijke transparantie over het aantal dringende zorgvragen en de evolutie van die zorgvragen in de gehandicaptensector, ook indien die in negatieve zin evolueren. We vragen dat bij het wegwerken van de wachtlijsten de nieuwe werkvormen een belangrijke rol spelen, enerzijds door in voldoende middelen te voorzien voor nieuwe PAB's en anderzijds door uitvoering te geven aan het PGB.
Ten derde: u moet de discussie over de vermarkting aangaan en in dat verband een beleidsstandpunt innemen. (Applaus bij VLD-Vivant)
Ik heb de uiteenzetting van mevrouw Van der Borght met groeiende verwondering aanhoord. Ik heb vragen over de eensgezindheid van deze regering over dit dossier. Sp.a-spirit heeft bij monde van de heer Caron mevrouw Jans ervan beschuldigd niet te willen debatteren over de flexibiliteit. Mevrouw Van der Borght heeft de minister beschuldigingen naar het hoofd geslingerd over de publicatie van de wachtlijsten. Ze klaagt aan dat de minister "geen aandacht heeft voor nieuwe opvangvormen". Ik citeer haar letterlijk. Ze zegt verder dat de beleidsvorming stokt, er geen enthousiasme bestaat over het PAB en ideeën die de soepelheid van het systeem in de hand werken, worden gefnuikt. Haar partij is toch ook in de regering vertegenwoordigd? Dit is geen debat tussen meerderheid en oppositie meer, maar een discussie waarin eerder de tegenstellingen tussen CD&V en VLD naar voor komen. Dat verwondert me zeer. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Ik kan mevrouw Dillen meteen geruststellen: in een persbericht van minister Van Mechelen, waarover De Standaard heeft bericht, staat dat hij trots is dat een gedeelte van de meeropbrengst van de eigen Vlaamse belastingen naar de gehandicaptensector kan worden gekanaliseerd om de wachtlijsten af te bouwen. Verder zegt hij dat VLD een nieuw inhaalplan zal steunen als dat nodig zou zijn voor de gehandicaptensector. Ik denk dus niet dat er verschillende visies in de meerderheid bestaan over dit dossier. We hebben er allemaal baat bij om geld voor de wachtlijsten vrij te maken. Minister Vervotte en minister-president Leterme hebben een tweede inhaalplan aangekondigd, en de minister van Begroting staat daar honderd percent achter. Ik ben daar blij over. Ik zal u het persbericht van minister Van Mechelen bezorgen.
Ooit waren er mensen die deze vergadering een kleuterparlement of een veredelde gemeenteraad noemden. Het siert de voorzitter dat ze sinds haar aanstelling probeert het parlement op te waarderen en een echt debat mogelijk te maken. Parlementsleden hebben de taak om het beleid en het werk van de ministers op te volgen. Dit debat dient daarvoor. (Applaus bij VLD-Vivant)
Ik ben erg blij dat minister Van Mechelen geld wil vrijmaken voor het tweede inhaalplan dat de minister-president in november heeft aangekondigd. Het is echter mevrouw Van der Borght geweest die hier voor VLD het woord heeft gevoerd. En zij heeft een lange aanklacht tegen haar coalitiepartner CD&V, inclusief beschuldigingen, verwoord. Dat is iets anders dan in dit halfrond open debatteren (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, dames en heren ministers, collega's, ik zal het bondig houden, want de heer Caron zal straks nog het woord nemen om dit complexe dossier te bespreken. Tot nog toe heb ik hier eerder de complexiteit horen verwoorden dan echte tegenspraak gehoord. Wachtlijsten en de zorgsector in zijn geheel zijn complex. Wachtlijsten hebben bovendien de neiging om hardnekkig te zijn - wellicht hardnekkiger dan sommigen in het verleden hebben doen uitschijnen.
Positief is ongetwijfeld dat deze vorm van registratie een objectieve en vooral transparante weergave van het verschil tussen vraag en aanbod oplevert. Wachtlijsten zijn een middel, zoals een thermometer een middel is. Problematischer is wel dat we ons voortdurend moeten afvragen of we wel de juiste vragen stellen. Meten we de zorgbehoeften of de dekkingsgraad? In hoeverre hadden we een snellere daling mogen verwachten dankzij het wegwerken van dubbeltellingen? Wat is de invloed van een betere diagnosestelling, bijvoorbeeld met betrekking tot autisme en spectrumstoornissen? En, erg belangrijk: wat zou de inhoud zijn van de uitbreidingen die vanaf september 2006 effectief zijn gerealiseerd?
Deze vragen zouden ons kunnen verleiden tot een discussie over de fetisj van de cijfers, waardoor middel en doel met elkaar worden verward. Wachtlijsten op zich zijn geen verdienste, het wegwerken van wachtlijsten zonder aan de randvoorwaarden te voldoen is dat evenmin.
Ik verwijs naar de opsplitsing in urgentiecodes. Personen in urgentiecode één zouden binnen de maand een zorgantwoord moeten krijgen, in urgentiecode twee binnen de zes maand en in urgentiecode drie tussen de zes maand en de twee jaar. In de wachtlijsten die vandaag ter discussie staan, wordt enkel rekening gehouden met de urgentiecodes één en twee. Theoretisch zouden we dus de wachtlijsten kunnen wegwerken, door systematisch een lagere urgentiecode toe te kennen. Ik denk dat dit voor niemand de bedoeling kan zijn. Als sp.a willen we net niet ingaan op deze middelen-doel-omkering. De fundamentele vraag die we ons stellen, in het verleden gesteld hebben en blijven stellen is: in hoeverre zijn we goed op weg om personen met een handicap de zorg te bieden die ze zelf wensen. Die keuzevrijheid is voor ons essentieel.
50 percent van de mensen die vandaag op een wachtlijst staan, ontvangen reeds een of andere vorm van zorg. Alleen is die dus duidelijk niet altijd passend. Daarom willen we hier duidelijk de kaart trekken van zorgvernieuwing. Willen we echt alle zorgvragen adequaat beantwoorden, dan zullen we niet alleen meer zorg nodig hebben, we zullen ook meer zorgmaat nodig hebben. En in die zin baart het ons des te meer zorgen dat het aantal mensen dat wacht op een persoonlijke-assistentiebudget sneller stijgt dan de algemene wachtlijst. Bovendien stellen we vast dat niet alle persoonlijke-assistentiebudgetten ook worden aangewend. Zou een snellere prioriteitsstelling geen soelaas bieden om deze paradox te doorbreken? Ook stellen we vast dat de zwaarstezorgbehoevenden vaak het langst moeten wachten omdat de doorstroming in dit soort voorzieningen nu eenmaal trager gaat.
We willen dus volop inzetten op zorgvernieuwing die vertrekt vanuit de vragen en behoeftes van de persoon met een handicap. In die zin kan voor ons zorgvernieuwing niet gelijkgesteld worden met zorggradatie, in het onderzoek dat vandaag bezig is. Dit onderzoek richt zich immers naar een beperkt aantal zorgvormen en doelgroepen. De modulering die kan voortkomen uit de zorggradatie, zou dan wel de mogelijkheid bieden om in een of meerdere voorzieningen, delen van het zorgpakket in te kopen. Maar het blijft nog te veel aanbodgestuurd. Om het in beeldspraak te zeggen: het schooluniform wordt vervangen door een confectiepak, terwijl de persoon met een handicap een maatpak vraagt.
We steunen dus volop de lopende uitbreidingspolitiek en we zijn ervan overtuigd dat zorgvernieuwing nodig is om ook in de voorzieningen ruimte te creëren, in de eerste plaats voor de meestezorgbehoevenden. Dat vraagt middelen, dat vraagt tijd, meer tijd dan in het verleden is gebruikt. (Applaus bij CD&V en sp.a-spirit)
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, mevrouw Vogels heeft terecht de pijnpunten aangekaart waarover we nu debatteren. De cijfers zijn veelzeggend en ik ga ze niet herhalen. Maar het is al een heel oud zeer dat we er niet in slagen de wachtlijsten opgelost te krijgen. Integendeel, hoe meer inspanningen we doen om die wachtlijsten aan te pakken, hoe langer die blijken te worden. Een processie van Echternach blijkbaar.
De beleidsbrief 2006-2007 en de begroting zorgen voor grote vooruitgang in het welzijnsbeleid. Er is voorzien in extra veel middelen en er is een doorbraak op het vlak van de al lang aanslepende infrastructuurproblemen. Toch worden de wachtlijsten niet korter. Dit is niet het gevolg van een of ander aspect van het beleid, maar wel het gevolg van het feit dat onze samenleving grondig is veranderd sedert de Eerste Wereldoorlog. We zijn geëvolueerd van een patriarchale, agrarische dorpssamenleving naar een individualistische en anonieme samenleving met kleine families. Door de toegenomen mobiliteit en andere factoren wonen leden van éénzelfde familie niet meer altijd in elkaars buurt. Dus, het vermogen van de samenleving om problemen informeel, dus binnen de familie, op te vangen, verkleint, wat indirect leidt tot uitsluiting.
De problemen in de bijzondere jeugdzorg illustreren dat. De bijzondere jeugdzorg krijgt steeds meer opdrachten, maar kan de vraag helemaal niet bijhouden. Maar is de jeugd van tegenwoordig nu echt zoveel slechter dan vroeger? Of is er meer aan de hand?
Beste collega's, we zijn zo druk bezig met het creëren van welvaart, dat welzijn soms vergeten wordt. Nochtans heeft een grote welvaart zonder welzijn niet veel zin. Men heeft geen financiële problemen, maar men is ongelukkig. Kijk maar naar de familiedrama's van de voorbije weken.
Zoals mevrouw Dillen al heeft gezegd, zit onze samenleving, paradoxaal genoeg, vol met wachtlijsten: voor schuldbemiddeling, kinderopvang, opvang van mensen met een handicap enzovoort.
Zoals al zo vaak in de commissie is gezegd, zou er geen tegenstelling mogen zijn tussen het stimuleren van de economische groei en innovatie enerzijds en het wegwerken van wachtlijsten en een sociaal beleid anderzijds. Het zou een en-enverhaal moeten zijn en geen of-ofverhaal. Maar een Vlaamse Regering die zo veel overschotten realiseert - om daarmee de federale overheid vooruit te helpen - kan die overschotten niet meer aanwenden om de wachtlijsten weg te werken.
Beste collega's, mevrouw de minister, dan rijst de vraag of we wel goed bezig zijn. Zitten onze prioriteiten wel goed? De Vlaamse Regering heeft niet echt te weinig inkomsten, want in het kader van de Lambermontakkoorden krijgt de Vlaamse Regering zoveel geld binnen dat ze zelfs geld opzij kan zetten, om mee de federale schuldgraad te flatteren. Maar moet dat onze prioriteit zijn?
Daarnaast is er ook het probleem dat de Vlaamse Regering niet mag lenen, hoewel ze zichzelf een investeringsregering noemt. Dus om te kunnen investeren in goede scholen, in kinderopvang, in opvang voor personen met een handicap, in voldoende voorzieningen voor ouderen enzovoort, moet ze haar toevlucht nemen tot allerlei financiële constructies zoals PPS. Ik ga ermee akkoord dat PPS op korte termijn nuttig kan zijn, want hiermee kan de Vlaamse overheid heel wat projecten realiseren. Maar wat op langere termijn? Is er dan nog voldoende beleidsruimte voor de volgende Vlaamse regeringen? Maar ik wijk af. Het is nu niet het moment om over de zin of onzin van PPS te discussiëren.
Terug naar de kern van het verhaal, namelijk de wachtlijsten. Het is het symptoom van een gebrek aan financiële middelen of investeringen vanwege de overheid. Maar vergis u niet, niet alleen in het domein Welzijn zijn er problemen. Ook op andere vlakken zijn er tekorten, maar die uiten zich niet in wachtlijsten maar bijvoorbeeld in structurele files, ongevallen, werkloosheid, milieuvervuiling enzovoort.
Een ander aspect is dat de overheid steeds meer taken krijgt toegeschoven. De overheid moet de problemen maar oplossen. Maar de overheid kan niet alles aan. Iedereen van ons moet ook verantwoordelijkheid dragen en voor eigen deur proberen vegen. De middelen zijn nu eenmaal beperkt en we moeten keuzes maken.
We kunnen ons afvragen of de minister van Welzijn op haar domein een goede strategie volgt. Wat de zorgnood in de gehandicaptensector betreft, wordt er nog heel veel volgens hetzelfde vertrouwde stramien gewerkt, namelijk de residentiële en semi-residentiële zorg, terwijl er zo veel andere goede alternatieven bestaan, zoals het PAB en, ruimer gezien, het PGB.
Mevrouw de minister, u hebt in het begin van deze legislatuur enkele kleine stappen gezet inzake PGB, wat voor mij heel belangrijk is, maar dit lijkt compleet te zijn stilgevallen. Nochtans is dit heel belangrijk voor de empowerment van personen met een handicap door vraaggestuurde zorg. De zorggradatie, waar u het zo vaak over hebt, is wel een stap in de goede richting, maar dat is nog geen echt persoonsgebonden budget.
Mevrouw de minister, wanneer wordt nu de visie rond het PGB ten volle doorgezet in uw beleid?
Het decretale kader is klaar, wat belet de minister om dat verder uit te werken? Over dat punt werd reeds gediscussieerd, dat ga ik niet meer volledig aanhalen.
Over de subsidies en de werkingsmiddelen van de voorzieningen zelf en eigenlijk vooral voor personen met een handicap met een zware zorgvorm, heeft de minister gezegd dat er inderdaad te weinig middelen zijn. Bij de centrale registratie bleek dat personen met de grootste behoeften het langst bleven wachten. Het is de bedoeling van de zorggradatie om niet alleen de zorgvormen flexibeler in te zetten of een andere vorm van financiering in te voeren, maar vooral een correctere vorm van financiering. De financiering zal immers verbonden zijn aan de concrete omkadering die een persoon met een handicap nodig heeft. Dat zal leiden tot een rechtvaardigere verdeling van de middelen.
Het is ook de bedoeling om diegenen die vandaag een zorgtekort hebben, beter te ondersteunen. Maar dat gebeurt nog te weinig. Dat wordt geïllustreerd door de ervaringen van het Centrum Sint-Oda in Limburg, wat te zien was op televisie in TerZake. Deze instellingen krijgen per persoon een vast bedrag, of ze nu een zwaar of een licht gehandicapte persoon opvangen, dat maakt niet uit. Deze instellingen zullen veeleer geneigd zijn om enkel de lichtere gevallen op te vangen. Dat is niet eerlijk ten opzichte van mensen met een zware handicap. Wanneer wordt deze wantoestand nu eindelijk eens uit de wereld geholpen?
Mevrouw de minister, er zullen veel meer middelen, creativiteit en durf nodig zijn om het probleem van de wachtlijsten allerhande aan te pakken. Waarom wordt er wel zonder veel discussie aanvaard dat het kostenplaatje voor de inmiddels beruchte Lange Wapper exponentieel mag stijgen, terwijl zoiets voor de welzijnssector niet wordt aanvaard? Zijn we dan echt zo goed bezig, mevrouw de minister en collega's? Ik denk het niet. Het is aan jullie om te oordelen. (Applaus bij de N-VA en Groen!)
De heer Caron heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, collega's, ten behoeve van de heer Dehaene toon ik het document van de centrale zorgregistratie met de cijfers van juni 2006. Er staat de datum van 19 december 2006 op. Ik heb dat niet van de website van het Vlaams Fonds of zijn opvolger gehaald, want daar staat het niet op, maar van een middenveldorganisatie.
Mijnheer Caron, waar denkt u dat die organisaties dat hebben gehaald?
Dat weet ik niet. Ik krijg net als u nieuwsbrieven van de organisaties. Ik heb eerst gekeken op de website van het Vlaams Fonds, zoals ik me daar over meer dingen informeer. Meestal vind ik daar zeer degelijke documenten, maar dit stond er niet op.
Eind december stond het op de website van het Vlaams Fonds.
Ik stel dat maar vast. Ik wil daar voor de rest geen appreciatie aan verbinden.
Uit de cijfers blijkt wat we eigenlijk allemaal al lang intuïtief weten, namelijk dat de cijfers helaas stijgen. Er zijn meer mensen die zorg vragen. Ik wil het hebben over de grond van de zaak, niet over de techniciteit. Ik wil twee paren van vragen stellen: de vraag moet niet zijn of de wachtlijsten langer worden, maar wel of de wachtlijsten te lang zijn, en de vraag moet ook niet zijn of er voldoende inspanningen worden geleverd, maar of de juiste inspanningen worden geleverd. Hier wil ik bij stilstaan.
Ten eerste is er een toename van de zorgvraag, en daar hebben ook externe factoren mee te maken. De intrafamiliale zorg, de mantelzorg en de solidariteit in families gaat achteruit, of we dat nu willen of niet. Vroeger werden heel veel personen met een handicap in familiaal verband levenslang opgevangen en kwamen ze nooit op wachtlijsten terecht. We hebben nu een andere samenleving.
Ten tweede: wachtlijsten roepen wachtlijsten op.
Laat dat duidelijk zijn. Hoe dat komt, heeft de vzw Opvang Tekort belicht tijdens de studiedag in het Vlaams Parlement. Er wordt onzekerheid gecreëerd bij mensen, die dan weer een latente zorgvraag creëert, die vervolgens expliciet wordt. Als mensen horen dat wachtlijsten aangroeien, hebben ze sneller de neiging tot inschrijving over te gaan. Ze denken niet dat hun kind of ouders al zorg nodig hebben, maar schrijven hen voor alle zekerheid toch maar in en laten inschalingen doen. Het concept van de zorgzekerheid is hier erg belangrijk. Het ligt mee aan de basis van de toename van de wachtlijsten, al zijn de feitelijke zorgvragen bij de mensen misschien niet toegenomen.
Iets minder overheersend, maar ook belangrijk is het feit dat steeds meer mensen kampen met blijvende hersenletsels, bijvoorbeeld als gevolg van ongevallen, en dus ook terechtkomen in instellingen. Door het toenemende verkeer is hun aantal exponentieel gestegen.
Mevrouw de minister, uw partij heeft een strijdpunt gemaakt van het wegwerken van de wachtlijsten. Het concept van de zorgzekerheid stond daarbij centraal. Ik wil u daar niet op afrekenen. Het siert u en uw partij, maar na tweeënhalf jaar merkt u samen met mij en iedereen hier dat dit niet eenvoudig is. Het was niet eenvoudig in de vorige zittingsperiode. Het is niet eenvoudig in deze zittingsperiode, en dat zal het ook niet zijn in de volgende. Laat dat duidelijk zijn.
Dat leidt ons tot de vraag of we de juiste inspanningen doen. Er worden belangrijke inspanningen gedaan. Dat moet ik eerlijk toegeven. Er is sprake van 22 miljoen euro extra per jaar voor residentiële plekken en ambulante zorg. Via het VIPA en de alternatieve financiering van morgen wordt er heel veel geïnvesteerd in infrastructuur. Dat heeft nog niemand gezegd. Dat is prachtig. Het moet ook gebeuren. Alleen zal het niet volstaan. Daarover moeten we duidelijk zijn tegenover elkaar. Die belangrijke inspanningen zullen niet volstaan om onze wachtlijsten weg te werken. Ik vraag me zelfs af of die wachtlijsten zich de komende vijf jaar zullen stabiliseren dan wel of ze zullen blijven groeien. We zullen dus andere ernstige inspanningen moeten leveren.
Ik wil het even hebben over enkele suggesties van het middenveld. Mijnheer de minister-president, u was op de studiedag van Opvang Tekort. Ook deze mensen hebben het concept van de zorgzekerheid naar voren geschoven. Voor hen is die gebaseerd op twee pijlers. De eerste is zorg op maat en een grote keuzevrijheid. Dat concept van de zorgvernieuwing is ook door vorige sprekers aangehaald. Mevrouw Stevens heeft dat daarnet trouwens zeer uitdrukkelijk gedaan. De twee pijler bestaat erin dat die zorgvraag snel een antwoord moet krijgen.
Zij hebben het concept van de zorgvoucher voorgesteld. Dat is een vraaggestuurd instrument. Ik wil niet beweren dat het perfect is, maar het heeft alleszins de verdienste dat het mensen zou kunnen geruststellen als ze zich de vraag stellen of ze zorg zullen kunnen krijgen wanneer ze dat nodig zullen hebben.
Dan is er nog de vereniging Gelijke Rechten voor Iedere Persoon met een handicap, afgekort GRIP. Zij pleiten sinds 2003 uitdrukkelijk voor diezelfde zorgzekerheid. Mevrouw de minister, ze stellen dat in het beleid nog altijd de grote instellingen, de zorgaanbieders, centraal staan. Mevrouw Jans, ik wil daar geen ideologisch betoog over voeren, maar het zouden de gebruikers, de zorgvragers moeten zijn die centraal zouden moeten staan. Ik weet het: er zijn al 17.000 mensen ingeschaald in het kader van de zorggradatie. Dat zal ertoe bijdragen dat de zwaksten eerst worden geholpen. Het is echter nog altijd geen systeem dat de zorgvrager centraal stelt. Het blijft een systeem dat vooral de voorzieningen zal helpen om preciezer en adequater op de zorgvraag te antwoorden. Een schaduwzijde is dat, als zij de inschaling doen, ze er eigenlijk belang bij hebben om mensen relatief gezien zwakker in te schalen, want dan krijgen ze meer subsidies. Laten we daar ook eens over denken. Misschien moeten we een aantal rollen in de zorg beter van elkaar onderscheiden, zodat er helderder mee kan worden omgegaan.
We moeten vernieuwing stimuleren. De termen PAB en PGB zijn hier al gevallen. In Nederland en Duitsland zijn die systemen geïmplementeerd. Ze werken fantastisch. Mijnheer Martens, een plaats in een residentiële voorziening is voor heel veel mensen noodzakelijk. Daar moeten er 6000 plaatsen bij worden gecreëerd. Daar wil ik niets van afdoen. Welnu, als men het alternatieve PAB-systeem vergelijkt met het residentiële, dan blijkt dat laatste het duurste te zijn in de samenleving. Ik wil geen weegschaal gebruiken, maar we mogen de zaken niet omkeren. U zegt dat de soepele PGB-systemen meer kosten. Het spijt me, maar uit alle onderzoeken blijkt het tegendeel. Ik geef toe dat het al evenmin goedkoop is.
Het PGB-decreet dateert van 2003. Er zijn nog geen uitvoeringsbesluiten. Er is nu een andere coalitie en misschien komt het er niet meer van. Dat vind ik een gemiste kans. We moeten durven experimenteren en autonomie geven aan personen met een handicap. Misschien zal er op een andere manier mee worden omgegaan in de samenleving. Ongetwijfeld zouden de voorzieningen daarop kunnen inspelen, misschien met thuiszorgwinkels en nieuwe aanbieders in de markt. Wat houdt ons tegen als we meer mensen kunnen helpen met dezelfde middelen? Ik pleit voor een experiment met het PGB of voor een grondige zorgvernieuwing, die een echt antwoord kan bieden op de verder onoplosbare wachtlijsten.
Worden de wachtlijsten langer? In elk geval zijn ze te lang. Dat mogen wij als parlement niet accepteren. Worden er voldoende inspanningen gedaan? Neen, het zijn er onvoldoende en niet altijd de juiste. Ik pleit voor een fundamentele denkoefening. Mevrouw Stevens, het gaat inderdaad niet enkel over personen met een handicap, maar ook over ouderen en kinderen. We moeten durven antwoorden op één echte vraag: zijn wij bereid, als samenleving, als Vlaams Parlement en als Vlaamse Regering, om voldoende middelen te investeren in het wegwerken van maatschappelijke noden? Dat betekent dat er meer middelen nodig zijn. Voor ons is het antwoord uitdrukkelijk ja.
Minister Vervotte heeft het woord.
Iedereen moet toegeven dat deze Vlaamse Regering fors investeert in de zorgsector. Ik noem slechts enkele voorbeelden: het social-profitakkoord, het groeipad in de thuiszorg, de alternatieve financiering, het Globaal Plan Bijzondere Jeugdzorg, de investeringen in het gehandicaptenbeleid en de kinderopvang. Ik druk u op het hart dat de Vlaamse Regering dit zal blijven doen.
Mijnheer Caron, ik ben het eens met uw analyse. Wij hebben niet de ambitie om zomaar geld te investeren, wij zoeken naar verbeteringen én vernieuwingen, zowel op het organisatorische als op het hulpverlenende vlak. We willen ervan overtuigd zijn dat we de middelen zo goed mogelijk inzetten met een maximaal resultaat. We laten ons niet verleiden door een ad-hocbeleid dat vaak naast de kwestie is. We proberen doordachte beslissingen te nemen en dat vraagt soms onderzoek en tijd. Dat zijn wij aan de mensen verplicht. We moeten beseffen dat de middelen altijd beperkter zullen zijn dan de behoeften.
Ik zou graag eventjes willen stilstaan bij de opmerkingen inzake de transparantie. Ik heb het eerst over de centrale registratie zorgvragen. Het is nu net uitdrukkelijk de bedoeling van ons beleid om zo goed mogelijk te communiceren door alle elementen zo goed mogelijk op te nemen in een rapport dat zesmaandelijks wordt geactualiseerd. Daarnet werd mij verweten dat ik het rapport bewust zou hebben achtergehouden. Ik weet niet voor wie men mij houdt. Hoe kan iemand denken dat het in deze context en in dit parlement mogelijk zou zijn geweest om een centrale registratie zorgvragen verborgen te houden? De cijfers worden meegedeeld en worden zelfs goedgekeurd door het raadgevend comité waarin mensen uit de sector zitting hebben. Het rapport is openbaar.
Mevrouw Van der Borght, ik heb in december aan het Vlaams Fonds de uitdrukkelijke opdracht gegeven om de cijfers op de website te plaatsen. Dat is ook gebeurd. U vraagt me hoe het komt dat ze niet op de website stonden op het ogenblik dat er een artikel over verscheen. Ik heb het Vlaams Fonds om uitleg gevraagd en het antwoord luidde dat er een nieuw personeelslid was dat merkte dat er nog een aantal aanpassingen nodig waren. Op initiatief van het Vlaams Fonds werden de cijfers toen van de website gehaald.
Over transparantie hebben we het ook al gehad in de commissie. Het raadgevend comité heeft de cijfers goedgekeurd. Het rapport is openbaar en wordt zesmaandelijks uitgegeven. Als ik ervan word beschuldigd dat ik het rapport verborgen houd, dan zijn er andere elementen in het spel. Ik kan de beschuldiging duidelijk weerleggen. De documentatie en de verslagen staan ter beschikking van alle geïnteresseerden.
Ik wil ook even ingaan op de argumenten inzake de sector personen met een handicap. Om te weten waar we vandaag staan, moeten we heel goed weten waar we vandaan komen en welke processen noodzakelijk zijn geweest om te staan waar we nu staan. Eerlijk gezegd, was de toestand niet zo fraai. In 2,5 jaar tijd heb ik de inhaaloperatie hulpmiddelen gerealiseerd, doen we de inhaaloperatie inschalingen PAB en worden de voorzieningen op tijd betaald via de inhaaloperatie dagprijzen. Er was een wachtlijst en daartegenover stond een programmatie.
Om een goede analyse te kunnen maken, wil ik eventjes bij dit alles stilstaan. Vroeger werd er in de provincies zelf een initiatief genomen om de hardnekkige dossiers waarvoor men geen oplossing vond, op te volgen met de sector zelf. Het klopt dus niet dat er toen geen transparantie bestond. De transparantie blijkt uit de verslagen van de provincies. Op een gegeven moment heeft de overheid beslist dat alles centraal moest worden geregeld. De overheid heeft alles toen naar zich toegetrokken. Op zich was dat een nobele doelstelling waarmee ik geen enkel probleem heb. Niemand kan er tegen zijn, op voorwaarde dat de centrale overheid het veel beter zou doen dan de provincies.
We hebben vastgesteld dat het makkelijker gezegd was dan gedaan. Zo werden geen afspraken gemaakt over de eenvormigheid van de registratie, telden de voorzieningen van de minderjarige geregistreerden niet mee en zijn er provinciale verschillen ontstaan. Waar er meer aanbod was en er werd geregistreerd, werd immers ook beter geregistreerd - met alle gevolgen van dien. Omdat er geen afspraken waren over hoe de criteria voor dringende vragen moesten worden bekeken, ontstond er een absolute stijging van het aantal dringende vragen. Bij de registratie werd er geen rekening gehouden met de natuurlijke in- en uitstroom van de voorzieningen zelf.
Ik zou kunnen en durven stellen dat het een goedbedoelde maatregel was, die echter ondoordacht werd uitgevoerd en tot gevolg had dat in de praktijk de mensen die de zorgen het zwaarst of het meest dringend nodig hadden, aan het verdrinken waren - en dat nog steeds zijn. Ik vond dat onaanvaardbaar en ik heb daarom het instrument van de registratie grondig bijgewerkt. Transparantie was dus niet de reden.
Ik streef in eerste instantie naar een zo groot mogelijke dekkingsgraad.
Mevrouw de minister, ik denk niet dat het veel zin heeft om te zeggen dat het allemaal de schuld is van de vorige regering of om de vorige regering een bende knoeiers te noemen. Dit debat is van een veel hoger niveau.
Mevrouw de minister, de gemeenschapsbevoegdheden zijn ondertussen 25 jaar Vlaamse bevoegdheden. Van die 25 jaar heeft uw partij 21 jaar aan het roer gestaan van Welzijn. Tot 5 jaar geleden was er geen enkel zicht op wie waar op welke zorg wachtte. Toen werd gestart met het in kaart brengen van wachtlijsten. Dat was niet optimaal, want de klus was niet af, omdat in de vorige jaren in de welzijnssector het adagio leefde "Wat niet weet, niet deert." Kom nu niet vertellen dat u het licht hebt gezien en het warm water hebt uitgevonden. Laten we het debat houden op het niveau dat het tot nu had. Iedereen is het erover eens dat we zorgzekerheid moeten geven.
Mevrouw de minister, dit debat komt er omdat uw partij van het wegwerken van de wachtlijsten de inzet van de vorige verkiezingen heeft gemaakt. Mevrouw Becq vertelde destijds dat het met haar in de regering nooit was gebeurd, dat u al lang maatregelen had genomen. Nu bent u aan zet. Zeg gewoon dat er nog altijd een probleem is. We zijn bereid om meer te investeren om wachtlijsten weg te werken. Zeg ons nu alstublieft hoe u dat wilt doen, wat u met zorgvernieuwing wilt doen, in plaats van het debat opnieuw te verlagen tot "Het is de schuld van de vorige regering of van de regering daarvoor". Het parlement is een beter debat waard.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Het is blijkbaar een cruciaal probleem als we verwijzen naar de vorige meerderheid. Mevrouw Becq wordt hier vaak ten tonele gevoerd. Zij maakte inderdaad deel uit van het vorige Vlaams Parlement. Het is haar verdienste, en ook die van mijn partij, dat we het thema 'wachtlijst' op de agenda hebben geplaatst. We hebben daar nog steeds geen probleem mee. Misschien moeten we toch eens erkennen dat het thema tot stand is gekomen toen werd vastgesteld dat in 2000 en 2001 geen enkele extra plaats werd gecreëerd. Toen zijn de belangenorganisaties ontstaan.
Mevrouw Vogels, ik wou het niet over het verleden hebben, maar als ik u bezig hoor over het niveau van het debat, dan moeten we toegeven dat er in 2000 geen enkele extra plaats werd gecreëerd. Dat was het jaar van het sociaal akkoord en van de vogeltjesdans, dat herinnert u zich nog wel. Toen is vzw Opvang Tekort ontstaan. Toen hebben we aan de noodrem getrokken. Als we het hebben over het niveau van het debat, dan is dat een cruciaal element. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw Vogels, misschien bent u iets te snel geweest met uw conclusies. Als we het hebben over transparantie, dan hebben de mensen het recht om te weten wat er wel en niet in de registratie zit, welke stappen we zetten en waarom. Dat is transparant bestuur, niet enkel horen wat u graag wilt horen en geen conclusies trekken terwijl ik mijn uiteenzetting opbouw. Het is zinvol om even te wachten.
Het heeft ook te maken met recht op informatie. Geen symbooldiscussies over wachtlijsten. Het gaat erom wat er in de praktijk gebeurt. Ik kan niet leven met een registratie waaruit blijkt dat mensen die de zorgen het meeste nodig hebben, niet aan bod komen. Het is noodzakelijk dat we dat aanpassen. Daarover heb ik het hier. Dat is hoogwaardige politiek omdat het over de realiteit gaat van de mensen. Op die lijsten waren die mensen aan het verdrinken. Het is onze verantwoordelijkheid om dat bij te stellen. (Applaus bij CD&V)
Ik ga verder met de elementen die noodzakelijk zijn om een goed beleid te kunnen voeren. Ik heb het in de eerste plaats over een zo groot mogelijke dekkingsgraad. Dat leidt tot een stijging, omdat je beter gaat registreren. Daarnaast nemen we nu ook de gegevens op over de instroom van de voorzieningen. Dat is heel belangrijk, want zolang personen met een handicap worden aangenomen in niet-geregistreerde voorzieningen, kun je niet vermijden dat bijvoorbeeld minder dringende vragen eerder een antwoord krijgen dan dringende vragen. Dat zorgt opnieuw voor een stijging. De voorzieningen van minderjarigen registreren we nu meer en beter, wat opnieuw een stijging oplevert. Als al die gegevens er bij komen, gaat het aantal geregistreerde vragen enorm stijgen.
Momenteel werken wij ook aan protocollen of afspraken rond criteria voor dringendheid en aan criteria voor een noodsituatie. Op die manier kunnen de urgentiecodes op een objectievere, meer gelijkwaardige en dus meer rechtvaardige manier toegekend worden. We gaan ook werken met criteria voor instapbereidheid, want niet iedereen die geregistreerd staat, wenst onmiddellijk op een aanbod in te gaan, ook al staat die persoon als dringend genoteerd.
Ik heb het instrument van de registratie omgevormd tot een instrument voor planning, bemiddeling en afstemming, om ervoor te zorgen dat er een rechtvaardig en objectief beleid gevoerd kan worden met betrekking tot het toewijzen van plaatsen. In het junirapport staan bijvoorbeeld ook de mensen die vragende partij zijn voor een semi-internaat. Die mensen zitten vandaag vaak wel in ondersteuningsvormen. Zij zijn dus niet aan het wachten. Zij laten zich registreren om bij het begin van het schooljaar in september die ondersteuningsvormen te kunnen hebben. Dat kan doordat de centrale registratie een instrument geworden is van planning, bemiddeling en afstemming.
Er zijn mensen die de zaken bewust anders willen voorstellen dan ze zijn. Zij zeggen dat, als het aantal geregistreerde vragen zou toenemen, ook het aantal onopgeloste vragen zou toenemen. Dat is manifest onjuist en wij kunnen dat aantonen. Het aantal opgeloste vragen - en daar gaat het tenslotte om - is gestegen met 38 percent, terwijl het aantal nieuwe aanvragen systematisch daalt. Dat betekent dat we een betere registratie halen, wat ook onze doelstelling was. Ook het profiel van de mensen in de registratie blijkt heel divers te zijn. Ook dat komt tegemoet aan onze doelstellingen.
Ondertussen breidt deze Vlaamse Regering fors uit. Er is nog nooit zoveel geïnvesteerd in de gehandicaptensector. Maar door alle noodzakelijke wijzingen die wij hebben doorgevoerd, kwam aan het licht dat met de vooropgestelde programmatie van uitbreiding, zoals die in het verleden is berekend, de problemen helemaal niet opgelost zullen zijn. Ik heb bewust de verantwoordelijkheid genomen om die zaken heel duidelijk en zichtbaar te maken. Ik ga er dan uiteraard ook voor zorgen dat die vragen een oplossing kunnen vinden. Daarom heb ik aangekondigd dat we in 2007 de tijd zouden nemen om met de sector zelf op een onderbouwde en planmatige wijze een nieuwe programmatie en een nieuwe inhaaloperatie te maken met betrekking tot bijkomende uitbreidingen.
Dat moet uiteraard gebeuren in combinatie met zorgvernieuwing, laat dat duidelijk zijn. We moeten daar misschien nog eens grondig over debatteren, want ik ben verbaasd over een aantal tussenkomsten. Ik had uit de debatten in de commissie begrepen dat iedereen het erover eens was dat het proces van de zorggradatie een essentiële voorwaarde was om persoonsgebonden budgetten in de praktijk om te zetten. Ik hecht veel belang aan de zorggradatie. Ik heb er middelen voor vrijgemaakt en een veranderingsmanager voor aangesteld, die dat proces verder kan volgen.
Mij lijkt het in elk geval een essentiële voorwaarde. Als je zelfsturing wil geven aan die personen - waar volgens mij niemand tegen kan zijn - moet er voldoende informatie beschikbaar zijn over prijs en kwaliteit. Je moet daar ook afspraken rond maken met de sector.
Die informatie moet toegankelijk, beschikbaar en helder zijn. En dat is nu precies waar wij met de zorggradatie mee bezig zijn. Bij de zorggradatie zorgen we er niet alleen voor dat de financiering voor de zwarezorgbehoevenden correcter gebeurt. De zorggradatie laat ons ook toe om heel het aanbod te moduleren naar heldere en bruikbare financieringsstromen.
Er wordt regelmatig verwezen naar Nederland. We moeten echter voorzichtig zijn met vergelijkingen. Uit cijfers blijkt immers dat in Nederland 10 percent van de mensen gebruik maakt van een PGB-systeem en dat 90 percent zich bevindt in zorg in natura.
Dit systeem zal ervoor zorgen dat alle risico's, zowel op juridisch als op administratief vlak voor rekening zijn van de persoon met een handicap.
Wat de zorgvernieuwing en -uitbreiding betreft, heb ik aangekondigd dat er in 2007 een nieuw inhaalplan komt. Daarin moet met alle aspecten rekening worden gehouden. Het is mijn bedoeling dat dit reeds zichtbaar is in het uitbreidingsplan van 2008. Het gaat dus om een kortetermijnplanning.
De Vlaamse Regering heeft formeel gesteld dat personen met een handicap niet in de kou mogen blijven staan. We gaan daar ver in. Zelfs personen die reeds een ondersteuning krijgen, willen we de meest gepaste oplossing bieden. We willen daar niet alleen over praten, maar dat ook daadwerkelijk uitvoeren. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw de minister, niemand ontkent dat deze regering en vorige regeringen grote investeringen hebben gedaan in de gehandicaptenzorg. Dat was ook nodig. Ik ben blij dat dit debat meer is geworden dan een gehakketak over cijfers. Iedereen in dit parlement heeft gepleit voor meer middelen om de wachtlijsten in de gehandicaptenzorg weg te werken.
Ik stel wel vast dat er meer dan enkel wat nuanceverschillen zijn wanneer het gaat over de zorgvernieuwing. Na het debat van vandaag blijkt dat dit nog altijd niet is uitgepraat. Ook het werkveld bevestigt dat er grote onduidelijkheid is en dat het niet weet welke richting deze regering uit wil met de zorgvernieuwing. Daarover zullen we in de commissie nog verder een boompje opzetten.
Mevrouw Vogels, u bent toch niet naïef. U zegt dat de Vlaamse Regering niets doet aan de zorgvernieuwing en dat de sector daar ongerust over is. Het spreekt voor zich dat de zorgvernieuwing een grote impact heeft op de sector. We zullen dan ook moeten onderhandelen met het personeel, de werkgevers, de vakbonden en de gebruikers. Er moet dus overleg komen. Ik kan dat niet zomaar opleggen. Dat is de reden waarom ik heb gezegd dat ik daar in 2007 de nodige tijd zal voor nemen. Het gaat immers om een volledige reorganisatie met een grote impact op het personeel en op de voorzieningen zelf. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik weet niet of u mij tot uw vriend of tot uw vijand rekent. Voor alle duidelijkheid wil ik wel opnieuw beklemtonen dat ook onze fractie steeds heeft gezegd dat deze Vlaamse Regering inspanningen heeft gedaan. Helaas moeten we aan de hand van de cijfers vaststellen dat de inspanningen absoluut onvoldoende zijn. De cijfers van het Vlaams Fonds zijn duidelijk.
Mevrouw de minister, u hebt beloofd dat tegen het einde van de legislatuur aan alle noden tegemoet is gekomen. U hebt dus nog een goede twee jaar. Het is nodig extra inspanningen te leveren. Ik ben blij dat u vandaag de aankondiging van het tweede inhaalplan van een paar maanden geleden van minister-president Leterme, bevestigt. Het zal in 2007 worden voorgesteld. Ik hoop dat daarvoor meer dan voldoende budgetten worden vrijgemaakt. We moeten weten welke inspanningen u in 2008 en 2009 wenst te leveren.
Mijnheer de minister-president, het verheugt me dat u bevestigend knikt. Er moeten voldoende garanties zijn dat er een antwoord komt op alle zorgvragen. Dat was trouwens beloofd bij het aantreden van uw regering.
Minister-president Leterme heeft het woord.
Mevrouw Dillen, in dit dossier, waarbij het gaat om mensen die onze zorg verdienen, zullen we woord houden. Dat geldt trouwens ook voor de andere dossiers. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Actualiteitsmotie
Door mevrouw Dillen werd tot besluit van dit actualiteitsdebat een actualiteitsmotie aangekondigd. Ze moet uiterlijk om 17 uur zijn ingediend. Het Parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het incident is gesloten.