Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, de bespreking is geopend.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, we hebben vorige week een motie betreffende een belangenconflict ingediend en we hopen uiteraard dat het Vlaams Parlement onze redenering zal volgen. De zaak die volgens ons een belangenconflict inhoudt, betreft een wetsontwerp waarover de Kamer van Volksvertegenwoordigers morgen zal stemmen. Een van de bepalingen in dit wetsontwerp voorziet in een verlenging van de uitzondering op de verplichte tweetaligheid van politiemensen bij de lokale politie in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Het gaat hier om een verlenging van een maatregel. Op 12 juni 2002 heeft de federale regering de taalwetgeving gewijzigd en een overgangsmaatregel ingevoerd. Op dat ogenblik zouden een aantal rijkswachters in het kader van de politiehervorming naar de lokale zones worden overgeheveld. Dit betekent dat ze van een situatie van niet-verplichte tweetaligheid plots naar een situatie van verplichte tweetaligheid moesten verhuizen. Gezien deze situatie heeft de federale regering toen besloten in een uitzondering te voorzien. Deze uitzondering is met terugwerkende kracht ingevoerd en is bijgevolg al sinds 1 april 2001 van kracht. De federale regering heeft toen ook besloten de overgangsperiode voor het behalen van het door de taalwetgeving voorgeschreven taalbrevet voor rijkswachters die naar de lokale politie werden overgeheveld, vijf jaar te laten duren. Dit betekent dat deze periode al sinds 1 april 2006 is afgelopen. Ondanks het negatief advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht is deze wet in 2002 goedgekeurd.
In 2002 ging het om 405 personen. Uit het antwoord op een parlementaire vraag blijkt dat slechts 140 van die 405 personen in de loop van de reeds vermelde periode een taalbrevet hebben gehaald. Dit is slechts 34 percent. We kunnen die gegevens naar Nederlandstaligen en Franstaligen uitsplitsen. Het ging om 144 Nederlandstaligen en 261 Franstaligen. Voor 1 april 2006 heeft 65,28 percent van de Nederlandstaligen en 17,62 percent van de Franstaligen het noodzakelijke taalbrevet van Selor behaald.
Het Nationaal Syndicaat voor Politie- en Veiligheidspersoneel is van mening dat een op twee Brusselse politieagenten een ernstig taalprobleem heeft. Voor het volledige Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gaat het om 2300 agenten.
In de loop van vorig en dit jaar hebben we de minister van Binnenlandse Zaken in de Kamer van Volksvertegenwoordigers en in de Senaat tot viermaal toe om een stand van zaken gevraagd. We hebben niet enkel vastgesteld dat het behalen van het noodzakelijke taalbrevet in de loop van de periode van vijf jaar bijzonder traag is verlopen. We hebben tevens vastgesteld dat de destijds getroffen uitzonderingsmaatregel oneigenlijk wordt gebruikt. De maatregel wordt immers ook toegepast op nieuwe rekruten die niet over een taalbrevet beschikken. Dit was oorspronkelijk niet voorzien. Oorspronkelijk ging het enkel om de rijkswachters die plots aan de regel van de verplichte tweetaligheid moesten beantwoorden. Voor die mensen is destijds in een overgangsperiode voorzien. Uit de cijfers blijkt dat deze maatregel geen succes heeft gehad. Bovendien is de uitzonderingsmaatregel misbruikt. De wet van 12 juni 2002 bepaalt nergens dat nieuwelingen ook van deze uitzonderingsmaatregel gebruik mogen maken.
Tussen 2002 en nu is er een uitspraak geweest van het Arbitragehof. Dat was op 17 maart 2004. Twee mensen waren naar het Arbitragehof gestapt om de maatregel te laten schorsen en vernietigen op basis van het gelijkheidsbeginsel. Het Arbitragehof ging niet in op hun vraag.
In het arrest verwees het Arbitragehof naar de parlementaire voorbereiding van artikel 69 van de taalwetgeving, gewijzigd door de wet van 12 juni 2002. In de parlementaire voorbereiding staat duidelijk: 'Uiterlijk op 1 april 2006 zullen ze echter moeten voldoen aan de door deze wetten gestelde taalvereisten. Blijkt dat ze na deze periode hieraan niet zouden voldoen, dan gelden de sancties van de gecoördineerde wetten onverkort, onverminderd de toepassing in voorkomend geval van de statutaire mogelijkheden tot mobiliteit naar en/of tot herplaatsing in een betrekking binnen een korps waar deze talenkennis niet is vereist.' Het Arbitragehof heeft deze tekst ook geciteerd in het arrest. In de toenmalige parlementaire voorbereiding is er dus bepaald dat, indien het niet is gelukt tegen 1 april 2006, de benoemingen nietig zijn of dat er eventueel een overplaatsing kan worden overwogen naar een politiezone waar die meertaligheid niet vereist is.
Het Arbitragehof heeft ook gezegd dat de overgangsregeling van 2002 omwille van de dwingende reden van de continuïteit van de openbare dienst te verantwoorden is, omdat de wetgever bij de oprichting van de nieuwe politie werd geconfronteerd met de harmonisatie van verschillende wetten en met de ontstentenis van taalkaders voor de rijkswacht. Daarna volgt het belangrijkste aspect uit het arrest van 17 maart 2004: 'Nochtans zou de maatregel onevenredig zijn wanneer hij niet zou komen te vervallen op 1 april 2006, zijnde 5 jaar naar na zijn inwerkingtreding.' Die datum staat ook uitdrukkelijk in de parlementaire voorbereiding vermeld.
Het Arbitragehof heeft dus gezegd dat het niet zal schorsen of vernietigen, omdat er goede redenen bestaan om te voorzien in een uitzonderingsmaatregel op de geldende taalwetgeving voor 5 jaar, zeker in het licht van de situatie, de politiehervorming en de continuïteit van het beleid. Op 1 april 2006 moest er echter een einde komen aan die uitzonderingsmaatregel om een toestand van onevenredigheid te vermijden. Dat heeft het Arbitragehof gezegd.
Wat stellen we nu vast? In het wetsontwerp houdende diverse bepalingen staat in artikel 62 dat de overgangsperiode waarin in de taalwetgeving was voorzien, wordt verlengd tot 31 december 2007. De uitzonderingsmaatregel werd ook toegepast op rekruten, terwijl dat eigenlijk niet de bedoeling was. Nu wordt die toepassing echter ook in de wet opgenomen.
Collega's, dat is de context van ons belangenconflict. We hebben hier al bijzonder veel gesproken over het uithollen van de tweetaligheid van Brussel op administratief vlak, op gerechtelijk vlak en op alle mogelijke andere vlakken. We zaten al met een uitholling bij de politiediensten en de taalwetgeving in dat verband. Die uitholling wordt nu met één pennentrek verlengd.
We hebben het zien aankomen. We hebben in de Kamer en de Senaat minister Dewael daarover verschillende keren ondervraagd. In de Senaat laat hij zijn antwoorden trouwens altijd door iemand anders voorlezen. We hebben hem verschillende keren ondervraagd over de stand van zaken en over de cijfers in verband met de rekruten waarop die maatregel oneigenlijk wordt toegepast. Hij heeft altijd de boot een beetje afgehouden. Hij heeft echter ook altijd gezegd dat hij een en ander overweegt en dat de wetgever zal beslissen of de maatregel wordt verlengd. De wetgever beslist uiteraard altijd. Dat is nogal wiedes in een parlementaire democratie.
Nu is het echter zover. Morgen wordt er gestemd. Rekening houdend met wat het Arbitragehof op 17 maart 2004 heeft gezegd, besluit ik dat, indien we nu niet proactief ingrijpen, iedereen die naar het Arbitragehof stapt, gelijk zal krijgen en dat de maatregel zal worden vernietigd.
Collega's, we hebben hier al veel debatten gevoerd over het uithollen van de tweetaligheid in Brussel, op alle mogelijke vlakken. Als Vlaams Parlement moeten we nu, op voorhand, preventief stop zeggen: wij roepen een belangenconflict in, stoppen de procedure in de Kamer en gaan naar een overleg.
Ik maak me weinig illusies dat het Vlaams Parlement ons voorstel zal volgen, maar ik kan me moeilijk voorstellen dat men hier een belangenconflict overboord zou gooien en morgen in de plenaire vergadering van de Kamer moord en brand schreeuwt en amendementen indient tegen het wetsontwerp waarin de verlenging van de uitzonderingsmaatregel staat. Ik doe een beroep op het gezond verstand. Laten we de tweetaligheid in Brussel hoog in het vaandel blijven voeren en zeggen dat die maatregel niet meer serieus is.
Men heeft vijf jaar lang de gelegenheid gehad om zich in regel te stellen met de taalwetgeving. Het is nu genoeg geweest. Als nu een verlenging tot 31 december 2007 wordt goedgekeurd, zou het mij niet verwonderen dat in december 2007 de termijn nog eens wordt verlengd en daarna nog eens en nog eens. Het moet nu eens afgelopen zijn. Wij vinden dat het Vlaams Parlement op voorhand zijn verantwoordelijkheid moet nemen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Caluwé heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collega's, wij moeten inderdaad, op basis van tal van berichten en ervaringen, vaststellen dat de tweetaligheid van de Brusselse politie er serieus op achteruit gaat. Het gaat niet louter over een juridisch probleem, het is de facto een maatschappelijk probleem. In een tweetalige hoofdstad is dat onaanvaardbaar. Men verlengt de maatregel voor anderhalf jaar, dus de facto legt men het dossier op de tafel van de volgende regering.
Als de Kamer morgen de wet zou goedkeuren, zullen onze Brusselse mensen, zoals ze al aangekondigd hebben, naar het Arbitragehof stappen. Als duidelijk signaal zullen wij deze motie niet wegstemmen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over de motie houden.