Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, vanochtend hebt u, naar aanleiding van de huldiging van de heer Sauwens en mevrouw Merckx, verklaard dat decreten van ons allen zijn. De decreten die door het Vlaams Parlement worden goedgekeurd, moeten door de Vlaamse Regering en eigenlijk door iedereen worden gerespecteerd en nageleefd. Ik meen dat ik met betrekking tot deze stelling in u een objectieve en eerlijke bondgenoot kan vinden.
Op het einde van de vorige legislatuur hebben we hier met een vrij grote meerderheid het decreet betreffende het gebruik van dienstencheques in de kinderopvang goedgekeurd. Slechts weinig decreten uit de vorige legislaturen zijn erin geslaagd de Vlaamse Regering al zo lang bezig te houden. Er zijn weinig decreten waarover al zoveel is gepraat, gediscussieerd en zelfs ruzie gemaakt.
De discussie is eigenlijk tijdens het opstellen van het Vlaams regeerakkoord begonnen. Tijdens de voorbereidende gesprekken is over dit onderwerp heel wat gediscussieerd. Uiteindelijk is in het Vlaams regeerakkoord een zeer duidelijke passage opgenomen. Ik citeer letterlijk: 'We bouwen de flexibele en occasionele kinderopvang beter uit, ook buiten de collectieve voorzieningen. We gebruiken daartoe onder meer het instrument van de dienstencheques.' Deze beleidsdoelstelling is letterlijk in de beleidsnota Welzijn overgenomen. Sindsdien hebben verschillende Vlaamse volksvertegenwoordigers met de regelmaat van een klok hun standpunt pro of contra het gebruik van dienstencheques naar voren gebracht. Af en toe hebben ze hiermee de pers gehaald. Dit onderwerp is echter steeds weer even snel uit de pers verdwenen.
Vandaag bevinden we ons duidelijk in een andere situatie. Er bestaat een duidelijke verdeeldheid binnen de Vlaamse Regering over dit dossier. Er wordt openlijk over geruzied.
Enkele weken geleden heeft de voorzitter van de VLD-fractie in de media een zeer vurig pleidooi voor de onmiddellijke invoering van het gebruik van dienstencheques in de kinderopvang gehouden. Het rondetafelgesprek dat twee weken geleden heeft plaatsgevonden, kan als hoogtepunt van dit pleidooi gelden. De sp.a heeft verklaard dat ze ideologisch niet voor of tegen de invoering van de dienstencheques is. Eigenlijk weet de partij niet goed wat ze hiermee moet aanvangen. CD&V houdt duidelijk de boot af.
Minister Vervotte is duidelijk niet geneigd om het gebruik van dienstencheques snel in te voeren. Vorige week heeft ze, naar aanleiding van een zeer boeiende discussie in de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, verklaard dat ze dit met minister Van Brempt zou bespreken.
Voor mevrouw Ceysens volstaat deze verklaring duidelijk niet. Zelfs de voorzitter van de VLD heeft zich ondertussen in het debat gemengd. Hij heeft minister Vervotte in niet mis te verstane bewoordingen van koudwatervrees beschuldigd. De heer Somers wil dat de Vlaamse Regering nog voor de kerstvakantie beslist om voor de kinderopvang buiten de kantooruren dienstencheques aan te bieden. Hij vraagt zich af waar mensen met glijdende uren 's avonds of tijdens het weekend terecht kunnen. Volgens hem moeten CD&V en sp.a dringend, zoals in het Vlaams regeerakkoord is opgenomen, middelen voor de flexibele opvang vrijmaken. De invoering van het gebruik van dienstencheques zou volgens hem trouwens duizenden jobs creëren.
De heer Somers heeft tevens het volgende verklaard: 'Ligt er tegen het einde van dit jaar geen actieplan op tafel, dan heeft de Vlaamse Regering een zeer groot probleem. De maat is vol. Ons geduld is op.' In mijn ogen gaat het hier om een duidelijk ultimatum.
De heer Somers legt onmiddellijk de bal in het kamp van de voorzitters van CD&V en sp.a. Dat is blijkbaar nog niet voldoende voor de VLD, want vandaag mengt ook minister Moerman zich in het debat. Zij zegt duidelijk dat ze geld heeft gevonden. Niet de minister van Begroting, maar minister Moerman heeft geld gevonden voor de financiering.
Mijnheer de minister, er zou een bedrag van 20 miljoen euro vrijgekomen zijn op uw begroting. U had al aangekondigd dat dat gebruikt zou kunnen worden voor loonlastenverlaging, maar daar kan volgens minister Moerman geen sprake van zijn. Zij zegt: 'Ik ben niet bereid een voorstel dat op een Goede Vrijdag wordt gelanceerd, en waarover we nog nooit hebben gepraat, zomaar te aanvaarden. Dienstencheques zijn even goed als loonlastenverlaging. Het decretale kader is aanwezig. Bovendien staat het in het regeerakkoord, alleen had de Vlaamse Regering geen geld om ermee voort te gaan. Wel, dat geld is er nu.'
Collega's, dit dossier is duidelijk een symbooldossier geworden. Mijnheer de minister-president, wat is het standpunt van de Vlaamse Regering in dit dossier? Komen de dienstencheques in de kinderopvang er of niet? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister-president Leterme heeft het woord.
Mevrouw Dillen, u hebt zelf verwezen naar het regeerakkoord. Ik wil het ook nog eens citeren: 'We bouwen een flexibele en occasionele kinderopvang beter uit, ook buiten de zogenaamde collectieve voorzieningen. We doen dit binnen een duidelijk afgebakend kader, als antwoord op specifieke noden en met behoud van kostenefficiëntie. We gebruiken daartoe onder meer het instrument van de dienstencheque.' Daarna volgt nog een passage over de stroomlijning.
In de Septemberverklaring hebben we het uitwerken van de flexibele kinderopvang, onder meer door aanwending van dienstencheques, aangehaald als een van de programmapunten voor het politieke werkjaar. Er staat: 'Om gezin en werk beter te combineren, moet het aanbod van ondersteunende diensten voor gezinnen verruimd worden, met name de ruimere en betere uitbouw van de flexibele en occasionele kinderopvang, ook buiten de collectieve voorzieningen.' We hebben er toen aan toegevoegd: 'De ministers van Gezin en Sociale Economie zullen terzake een actieprogramma uitwerken.'
Mevrouw Dillen, die citaten geven perfect het standpunt van de Vlaamse Regering weer. We hebben een regeerakkoord, en het is onze gewoonte het regeerakkoord uit te voeren, punt voor punt. In de Septemberverklaring heb ik duidelijk aangegeven dat het een dossier is dat we de komende jaren zullen aanpakken. De twee bevoegde ministers, mevrouw Vervotte en mevrouw Van Brempt, zullen voorstellen uitwerken. Volgens de normale gebruiken zullen die binnen de regering worden besproken.
Er is nood aan flexibele kinderopvang. Zelfs voor de kinderen die worden opgevangen in de klassieke, collectieve opvang, is er gemiddeld minstens een dag per week vraag naar atypische opvang. Meer dan een vierde van deze vragen gaat over opvang na 18.00 uur, en is dus afhankelijk van de werkuren van de mensen. Uit onderzoek blijkt dat iets meer dan de helft van deze kinderen opgevangen wordt bij grootouders en iets meer dan 30 percent bij onthaalouders, zowel de zelfstandige onthaalouders als de diensten.
Er blijft een probleem met het aanpassen van het aanbod aan een aantal concrete situaties. Het gaat dan ook over de werking van de arbeidsmarkt, als het gaat over de beschikbaarheid van mensen voor het werk en dus over de werkbaarheid van het werk voor de mensen.
Sinds 2003 werden ongeveer 450 plaatsen voor flexibele kinderopvang uitgebouwd, in het kader van een besluit van 7 november 2003 en binnen het experimenteel kader van buurt- en nabijheidsdiensten.
Het is de optie van de regering - en ik verwijs nogmaals naar het regeerakkoord en de Septemberverklaring - om het aanbod te verruimen. Het lijkt me normaal dat de wijze waarop dat gebeurt deel uitmaakt van een politiek debat. Het komt partijvoorzitters of vertegenwoordigers van politieke partijen toe er de nadruk op te leggen en te verwijzen naar passages uit het regeerakkoord.
Sommigen doen dat via de media. Een partijvoorzitter die ik bijzonder goed ken, heeft dat de voorbije weken gedaan per telefoon en niet via de media.
Het blijft onze vaste wil om op initiatief van de twee bevoegde ministers in de volgende weken en maanden concrete maatregelen voor te stellen om de flexibele kinderopvang uit te breiden onder meer met het instrument waarnaar u hebt verwezen. We zullen rekening houden met alle elementen van het dossier: de noodzaak aan de flexibele opvang, de mogelijkheden die nu worden geboden door de collectieve voorzieningen, eventuele bijkomende mogelijkheden en het instrument van de dienstencheques. Ook de kostenefficiëntie van de inzet van middelen speelt een rol. Ik probeer u gerust te stellen: binnen dit en afzienbare tijd zal de regering ook op dat punt van het regeerakkoord de noodzakelijke beslissingen nemen. (Applaus bij CD&V, de N-VA en de VLD-Vivant)
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mijnheer de minister-president, ik dank u voor uw verklaring en uw uitleg over de behoefte aan flexibele opvang en bijkomende plaatsen. Dat is echter niet het punt van de discussie, we hebben in de commissie ruimschoots de gelegenheid gehad er een boeiende discussie over te voeren. Het gaat wel over de cohesie binnen de Vlaamse Regering, waarvan de bevolking mag verwachten dat ze eensgezind als een team naar buiten treedt. Waar u er vroeger blijkbaar in slaagde de problemen binnenskamers te houden, wordt nu over dit symbooldossier een ruzie uitgevochten in de media en niet in het Vlaams Parlement. Mevrouw Ceysens applaudisseert nu heel uitbundig voor u. Niet hier wordt het debat gevoerd maar wel op televisie en in de kranten. We kunnen er niet omheen dat er heel duidelijke verklaringen zijn geweest van de voorzitter van de VLD, de heer Somers, en ook vanochtend werpt vice minister-president Moerman zich in een interview op als de minister van Financiën die plots 20 miljoen heeft gevonden. Minister Vandebroucke weze gewaarschuwd.
In het Vlaams Parlement durven de leden van de meerderheidsfracties niet veel zeggen en ze applaudisseren nu zeer uitbundig voor uw antwoorden. In de media nemen ze een heel duidelijk standpunt in in dit dossier. De verklaringen van de voorzitter van de VLD zijn toch wel heel duidelijk? Niet binnen enkele weken of enkele maanden zal de Vlaamse Regering met een beslissing naar buiten komen, dat hebben we van u toch niet gehoord. De VLD heeft heel uitdrukkelijk gesteld dat die beslissing er moet komen voor Kerstmis, binnen de maand dus. Het is een niet mis te verstaan ultimatum aan de Vlaamse Regering. Mijnheer de minister-president, ik had van u een veel duidelijker en concreter antwoord verwacht.
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw Dillen, veertien dagen geleden heeft mevrouw Van der Borght hier in het halfrond een actuele vraag gesteld over dit onderwerp en vorige week hebben we het debat gevoerd in de commissie. U bekijkt het eenzijdig alsof we alleen in de media hebben gediscussieerd, terwijl we ter gelegenheid van de Septemberverklaring, via een actuele vraag en in de commissie het onderwerp telkens ter sprake hebben gebracht.
Het incident is gesloten.