Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik heb twee goede redenen om u deze vraag te stellen. Ten eerste is er het Generatiepact en ten tweede zijn er de moeilijkheden die zich momenteel voordoen met jongeren in de Franse steden.
Het aantal jonge leefloontrekkers is in de steden op een jaar tijd met 91 percent toegenomen. In oktober 2005 waren er 62.898 jongeren jonger dan 25 jaar op zoek naar werk. Tijdens de voorbije 5 jaar is gebleken dat werkloze allochtonen langer werkloos blijven dan autochtonen. In een stad als Antwerpen is 40 percent van de werkzoekenden van allochtone origine.
Mijnheer de minister, toen we in 1985 samen in het parlement startten, was werkloosheid in het algemeen, en jeugdwerkloosheid in het bijzonder het politieke thema nummer één. Vandaag wordt het meer dan ooit tijd dat we daar opnieuw een politiek thema van maken. Er is niet alleen veel jeugdwerkloosheid, bovendien blijkt dat die werkloosheid steeds gekleurder is. De minister-president besefte dat blijkbaar gedeeltelijk toen hij in De Zevende Dag van 30 oktober stelde: 'De Vlaamse Regering wil met haar actieplan rond jeugdwerkloosheid de patstelling tussen de federale regering en de sociale partners wegwerken. Concrete maatregelen die jonge werklozen in steden aan een job helpen, moeten het Generatiepact verfijnen en voor een deblokkering zorgen.'
Dat is een enorme ambitie van de minister-president. De premier, die heel welopgevoed is, zei daarop heel fijntjes dat hij de minister-president dankt voor zijn hulp. Hij merkte echter op dat het gaat om een jeugdwerkloosheidsplan ten bedrage van 15 miljoen euro, gespreid over 2 jaar. In uw plaats zou ik me schamen dat de Vlaamse Regering op een moment waarop bijna 63.000 jongeren onder de 25 jaar een job zoeken, een plan durft voor te stellen ten bedrage van 15 miljoen euro, gespreid over 2 jaar. Bovendien gaat het slechts over het coachen van een aantal zeer moeilijk te plaatsen werklozen. U had dit plan al eerder voorgesteld samen met minister Van Brempt.
Mijnheer de minister, jonge werklozen zijn vandaag de dag overcoacht. Zij worden gecoacht, zij krijgen geïntegreerde projecten maatschappelijke integratie als ze leefloontrekkers zijn, zij worden in trajecten gestopt en krijgen werkervaringsprojecten. Dat leidt enkel tot meer frustratie als nadien de andere partij, de maatschappij, het contract niet nakomt. In Antwerpen worden steeds meer jongeren geactiveerd, onder meer via werkervaringsprojecten. Steeds minder jongeren stromen daarna ook door naar een vaste job op de arbeidsmarkt. Dat is een realiteit. Coachen is goed als er ook werk is, maar er is voor een grote groep van jongeren momenteel geen werk in Vlaanderen.
Mijnheer de minister, de cijfers in Vlaanderen zijn bijna even ontstellend als in Frankrijk. Het wordt tijd dat we er ons niet van afmaken met een jeugdwerkloosheidsplan van 15 miljoen euro gespreid over 2 jaar. We moeten een hard, breed gesteund plan opstellen. Anders zijn we bezig een verloren generatie te creëren.
U bent trouwens ook minister van Onderwijs. Dat is een goede zaak. Werk en Onderwijs horen bij elkaar. U moet echter ook weten dat de volgende generatie er niet beter voor staat. Als we een foto maken van het onderwijs, stellen we vast dat amper 13 percent van de allochtonen het algemeen secundair onderwijs voltooit; 65 percent van de allochtone jongeren heeft in het eerste middelbaar minstens 1 jaar schoolachterstand. Jongeren die thuis geen Nederlands praten en wier ouders uit de lagere sociale klasse komen, hebben 54 percent kans om zonder diploma op de arbeidsmarkt te komen. Als we daar niets aan doen, dan zal de volgende generatie minder geschoold zijn dan de huidige. Iedereen weet dat lage scholing de beste kans biedt om werkloos te worden.
Mijnheer de minister, ik heb drie belangrijke vragen voor u. Werd in de Vlaamse Regering afgesproken dat minister-president Leterme het zogenaamde jeugdwerkloosheidsplan als een soort bijdrage zou inbrengen in het Generatiepact van de federale regering? Als dat zo is, moet ik u zeggen dat ik dat een bijzonder magere bijdrage vindt. Wanneer zult u eindelijk werk maken van een alomvattend plan om iets te doen aan de achterstelling van een aantal jongeren, zowel in het onderwijs als op de arbeidsmarkt. Er zijn op dit moment geen gelijke kansen voor jongeren in de school en op de arbeidsmarkt. Het plan moet meer zijn dan wat nu ter tafel ligt. Het moet ook een aantal bindende voorwaarden bevatten voor de werkgevers. Voor het onderwijs moet het een aantal prioriteiten stellen, die er vandaag niet zijn.
Het heeft geen zin de situatie in Frankrijk te vergelijken met die in Vlaanderen, behalve op één punt. Voorheen hebt u steeds gesteld dat u geen voorstander bent van een doelgroepenbeleid. U wil een beleid voeren dat voor iedereen goed is. Dat is ook het beleid dat al gedurende jaren in Frankrijk wordt gevoerd. Men wil geen onderscheid maken tussen doelgroepen. Een van de redenen van de moeilijkheden in Frankrijk is dat niet wordt erkend dat er specifieke problemen zijn bij allochtone jongeren.
Mijnheer de minister, bent u bereid het beleid gedeeltelijk bij te sturen en een specifiek doelgroepenbeleid te voeren, waardoor de achterstelling van de steeds groter wordende groep allochtone jongeren in het onderwijs wordt weggewerkt met een breed plan? We hebben zelf een voorstel gedaan in de vorm van een soort 'Marshall-plan'. Het onderwijs kan dat alleen niet aan. Het plan zal zeer algemeen gesteund moeten worden, ook door de werkgevers, de werknemers en de politieke wereld.
Het is nu vijf na twaalf. Ik hoop dat u hier meer komt brengen dan een jeugdwerkloosheidsplan van 15 miljoen euro gespreid over 2 jaar. (Applaus bij Groen!)
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik deel de bezorgdheid van mevrouw Vogels. Ik wil wel eerst een kritische bedenking maken. Ik zou echter niet willen dat ze onze gemeenschappelijke bekommernis overschaduwt. Ik wil ook beklemtonen dat mijn antwoord op deze vraag in het verlengde ligt van wat minister Keulen heeft gezegd. Hij heeft een zeer goede samenvatting gegeven over hoe we aankijken tegen het probleem van integratie en diversiteit. Straks zal ik ook nog antwoorden op een vraag van de heer Laurys. Al die punten hangen samen.
Mevrouw Vogels, ik hoor u allemaal cijfers geven die ik bekend heb gemaakt. Als ik dan zeg dat we in het onderwijs echt iets moeten doen voor allochtonen, dan hoor ik u 2 dagen later juist hetzelfde herhalen als een soort kritiek op mij. Dat brengt weinig zoden aan de dijk.
Mijnheer de minister, die cijfers komen van de VDAB. Het zijn niet uw cijfers.
Mevrouw Vogels, u krijgt straks de kans om te reageren.
Het zijn gelukkig niet mijn cijfers. Cijfers zijn publiek domein. Als ik cijfers aanhaal in persmededelingen of interviews en zeg dat er iets moet gebeuren, dan komt u me een paar dagen later vragen of ik daar eigenlijk wel van op de hoogte ben. Ik heb ervoor gepleit om zowel op de arbeidsmarkt als in het onderwijs zeer doelgericht te werken naar allochtone jongeren. Groen! zegt nu een paar dagen later dat er absoluut iets moet gebeuren voor die jongeren. Met uitzondering van de quota waar ik niet in geloof, doet u een heruitgave van wat ik eigenlijk heb gezegd. Dat is een beetje frustrerend. We spelen een pingpongspel zonder te komen tot de grond van de zaak, waar ik nu wel toe wil overgaan.
U zegt dat minister-president Leterme een plan dat minister Van Brempt en ikzelf hebben uitgewerkt, heeft gelanceerd als bijdrage van de Vlaamse Regering aan het Generatiepact en u vraagt me of dat was afgesproken. Dat was absoluut afgesproken. Ik heb de minister-president zelfs voorgesteld om dat te doen in De Zevende Dag. Ik heb op voorhand zelfs de cijfers met hem doorgenomen. U zegt dat de premier daar een beetje denigrerend heeft op gereageerd. Sta me toe om daar niet op in te gaan omdat dit weinig terzake doet.
Ik wil wel iets zeggen over de inhoud. Die 15 miljoen euro komt bovenop een andere inspanning die u goed kent omdat u er zelf aan hebt meegewerkt - ere wie ere toekomt. Uw partij maakte nog deel uit van de Vlaamse Regering toen principieel werd beslist een sluitende aanpak te organiseren inzake opvang, begeleiding en bemiddeling van jonge werklozen. Voor die beslissing wordt jaarlijks 33 miljoen euro uitgetrokken, en we zien daar vandaag de eerste resultaten van. Het is maar één voorbeeld, want er moeten nog heel wat andere dingen mee in rekening worden gebracht. Met die 33 miljoen euro per jaar wordt iedereen die instroomt in de werkloosheid, gecontacteerd en begeleid. Dat gebeurde vroeger niet. Ik ben het op dat punt dus maar half eens met wat u zegt over het 'overcoachen'.
De waarheid is dat er vroeger veel te weinig werd gecoacht. We lieten zeer velen verkommeren in de werkloosheid. De cijfers daarover zijn eigenlijk een beetje beschamend voor de kwaliteit van het Belgische en Vlaamse beleid van de afgelopen 10 jaar. We deden niet wat Europa zei dat er moest gebeuren: jonge mensen begeleiden als ze in de werkloosheid kwamen en hen snel een nieuwe kans geven. De regering waarvan u deel uitmaakte, heeft beslist om daar iets aan te veranderen en daar wordt jaarlijks 33 miljoen euro voor uitgetrokken. U hebt enerzijds gelijk dat het niet volstaat om te coachen, maar anderzijds leren we uit de sluitende aanpak dat we kwantitatief redelijk goed bezig zijn.
Uit een heel recente evaluatie blijkt namelijk dat we 97 percent van de doelgroep effectief bereiken, en dat is een goed resultaat voor een recent initiatief. Ik ben ervan overtuigd dat we onvoldoende intensief begeleiden voor een deel van de doelgroep die u hebt beschreven. Ik denk aan jongeren zonder diploma op de arbeidsmarkt met dikwijls nog andere sociale en psychologische problemen, die geconfronteerd worden met vooroordelen waardoor ze uiteindelijk ontmoedigd geraken. Dit is een heel complex verhaal waar onvoldoende intensief aandacht aan wordt besteed. Op dat vlak is meer coaching nodig. Ik daag u uit om dit debat ten gronde te voeren.
Ik ben inderdaad in Antwerpen gaan praten met de verantwoordelijken van het OCMW dat bijzonder mooi werk levert. Ze drijven de inspanning om mensen intensief in te leiden in werkervaringsprojecten, indrukwekkend op. U bent daar ook bij betrokken - ere wie ere toekomt.
De inspanning wordt op indrukwekkende wijze opgedreven. De doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt gebeurt echter niet even goed. Dat is nog een probleem. Dat betekent echter niet dat de geleverde inspanning op zich niet waardevol is. Een combinatie van maatregelen is nodig. Op federaal niveau discussieert men over wat men nog kan doen om in de reguliere economie jongeren een plaats te geven. Daarover wordt op dit moment met de regio's gediscussieerd.
Verder ben ik ervan overtuigd dat we in de sfeer van de sociale economie en de werkervaringsplaatsen meer jobs tot stand moeten brengen. Antwerpen vraagt uitdrukkelijk naar meer duurzame jobs. Een deel van het geld dat we nu uittrekken en waarover de minister-president heeft gesproken, dient precies daarvoor. U moet daar niet denigrerend over doen. Waar hij het in De Zevende Dag over had, ging niet over coaching, maar uitgerekend over jobcreatie.
We vonden dat het gepast was om dat in de publieke opinie ter discussie te stellen omdat we ook wel weten dat er daarover een grote gevoeligheid bestaat. Ook de vakbonden vragen zich af of we wel iets doen voor die jongeren. Soms heeft men de indruk dat men enkel met de ouderen bezig is. De minister-president en ikzelf hadden daarom afgesproken om op dit aspect de nadruk te leggen. Des te beter als we nog meer kunnen doen. Dat laatste ontslaat ons natuurlijk niet van de taak ook iets voor de ouderen te doen.
U hebt nog iets eigenaardigs gezegd. U pleitte voor een alomvattend plan. Wel, we werken daaraan. En het is goed dat u hier een zweepfunctie vervult en daarop blijft hameren. Vervolgens hebt u echter gezegd dat ik moet erkennen dat ook een categoriaal beleid nodig is. Ik ben het daar helemaal mee eens. Ik heb hier echter al wel enkele keren gezegd dat we waarschijnlijk onderschatten wat er inzake het functioneren van het onderwijs en de arbeidsmarkt allemaal fundamenteel misloopt, niet alleen voor allochtonen maar ook voor autochtonen. Dat moet niet met een categoriale maatregel worden verholpen.
Ik geef een voorbeeld. De Erasmushogeschool heeft een bijzonder mooi programma voor de begeleiding van jonge mensen die een lerarenopleiding volgen. Deze hogeschool heeft tamelijk veel allochtone studenten, want ook de islam wordt er onderwezen. Erasmus doet aan taalremediëring. Wel, één student op drie die aan taalremediëring wordt onderworpen, is een taalzwakke autochtone Vlaming. Men moet dus niet zeggen dat men alleen maar met allochtonen bezig is. Dat is in grote mate zo. Maar er zijn ook veel autonome jongeren die moeilijkheden hebben met het academische taalgebruik. Het gaat dus om meer dan om allochtonen alleen. Ook zij hebben die opleiding nodig om een goede leraar te kunnen worden.
We zullen veel meer aandacht schenken aan de kennis van het Nederlands, van het eerste leerjaar van de lagere school tot de hogescholen en de universiteiten. Ik doe dat natuurlijk vanuit het besef dat we dat moeten doen: zo niet lopen we het gevaar dat een generatie van allochtone jongeren helemaal mislukt en geen kansen krijgt.
Moeten we een specifiek doelgroepenbeleid dan altijd afwijzen? Neen. Op dat vlak ben ik het met u eens. Het is een beetje een non-debat. Naast dit soort algemene maatregelen erken ik dat we ook iets moeten doen voor bijvoorbeeld jongeren van Maghrebijnse afkomst, of voor mensen die uit Centraal- of Oost-Europa komen, omdat ze heel eigen, specifieke problemen met zich meebrengen. Ik ga dat dus niet uit de weg. Alleen mogen we dat niet per definitie concluderen, maar moeten we dat op een aantal punten concluderen.
Naast dat actieplan in gemeenten en steden waar veel jonge mensen langdurig werkloos zijn - dat inderdaad in grote mate gaat over allochtonen, maar niet alleen over hen - wil ik bijkomend vanuit het domein Werk ook specifieke acties ondernemen die gericht zijn op de allochtone gemeenschap. U moet me verontschuldigen, maar ik ga daar vandaag nog niet zo veel over zeggen, omdat ik dat eigenlijk beschouw als iets waarvoor ik een draagvlak moet zoeken bij de sociale partners. Ik ben ook optimistisch gestemd dat ik dat zal vinden. Om zo'n categoriaal beleid te voeren, moet ik eerst een draagvlak vinden.
Bovendien beschouw ik dat toch ook wel als een zaak in de nasleep van het Generatiepact, waarbij het ook gaat over jongeren. Vooraleer ik hier heel precies ga zeggen wat ik denk te kunnen doen, wil ik daarover eerst grondig overleg voeren met werkgevers en vakorganisaties in Vlaanderen.
Ik geef u dus gelijk dat we ook categoriaal enkele dingen moeten doen. We moeten bijvoorbeeld - ik kom daar dadelijk op terug bij de actuele vraag van de heer Laurys - categoriaal ook enkele dingen doen voor ouderen, omdat ze ouderen zijn. Ze zijn voor de rest misschien helemaal zoals wij, maar ze zijn wat ouder. Ik ga dus nog initiatieven ontplooien naast dat actieplan, maar daarover zal ik eerst toch wel overleg moeten plegen.
Op de cijfers van de geboortejaren zal ik maar niet verder ingaan. Ik zou u wel willen zeggen dat ik die cijfers helemaal niet heb gebruikt om te pochen over de nieuwe cijfers die ik heb, ik heb ze gewoon opgezocht bij de VDAB. Ik wil u ook feliciteren met de cijfers die de VDAB recent op een zeer correcte manier publiceert. Ooit was het anders, ooit waren er grote politieke debatten over die cijfers, maar nu zijn ze helder en duidelijk. Dat is een goede zaak. Ik denk ook dat we het op heel wat vlakken eens kunnen zijn met de analyse. We hebben een plan uitgewerkt, het zogenaamde Marshallplan, om inzake onderwijs de achterstand niet alleen weg te werken door maatregelen in het onderwijs zelf, maar ook breder, bijvoorbeeld in de buitenschoolse opvang. Ik ben vragende partij om daar met u eens verder over te praten.
Mijnheer de minister, ik blijf het toch wel moeilijk hebben met de arrogantie waarmee zo'n plan van 15 miljoen euro wordt voorgesteld, alsof dat nu dé oplossing zal zijn. Hoeveel duurzame jobs kan men in godsnaam creëren met die 15 miljoen euro? Dit is een flard. Ik betreur een beetje dat dit niet is ingepast in een groter geheel. U zegt wel dat u aan dat plan werkt, maar ik beschouw die losse flodders eigenlijk een beetje als verloren energie. Dat maakt ons een beetje belachelijk, ik blijf daarbij.
Het incident is gesloten.