Verslag plenaire vergadering
Verslag
Dames en heren, de vergadering is geopend.
Ik deel aan de vergadering mee dat er berichten van verhindering zijn ingekomen van volgende leden:
Felix Strackx, Marc van den Abeelen: gezondheidsredenen;
Johan Sauwens, Karim Van Overmeire: buitenslands;
Luc Van den Brande: ambtsverplichtingen.
Mijnheer de voorzitter, geachte leden van de regering, collega's, we kijken aan tegen een paar dagen van stakingen. Ik zal me op deze plaats niet uiten over wat we van die stakingen denken.
Wat ons enorm bekommert, is dat de mensen die vrijdag, maandag en dinsdag willen werken - en dat zijn er heel wat - niet opgescheept zitten met stress, fileleed, urenlang tijd verliezen en opgejaagd op het werk aankomen. We zouden het bijzonder jammer vinden dat net de mensen die willen werken het gelag zouden moeten betalen. Daarom menen we dat dit moment bijzonder opportuun is om in de praktijk uit te voeren waar we het al een aantal keren over hebben gehad.
Ik heb al een aantal keren gelezen dat minister Bourgeois een voorstander is om in een ruimer kader mensen mogelijkheden aan te bieden om van op afstand of thuis te werken. Ik meen dat dit het moment is om het ook te doen, namelijk de mensen die het kunnen nu de mogelijkheid geven om zich dit voorspelbaar fileleed en andere problemen te besparen en ze productief te laten zijn.
Natuurlijk moeten we dit goed aanpakken. We moeten een plan hebben en de secretarissen-generaal van de administraties een opdracht geven van wat we van deze mensen verwachten. Het mag natuurlijk niet zo zijn dat deze mensen gewoon thuisblijven, dat is de boodschap niet: de boodschap is dat ze thuis kunnen werken en een opdracht moeten hebben.
Dat is allemaal perfect meetbaar. Ik weet dat er wat aarzeling bestaat omwille van de controle. Als er goede opdrachten worden gegeven, kunnen mensen vaak bewijzen hoe productief ze zijn geweest. Daarom mijn eenvoudige vraag: is er een plan binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap om op de dagen van de stakingen de werkwilligen tegemoet te komen? We weten uit heel wat onderzoeken dat ze zelf vragende partij zijn om te mogen thuiswerken.
Minister-president Leterme heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw Ceysens, ik zal naar best vermogen het antwoord van minister Bourgeois overlopen.
In de officiële onderrichtingen stelt het van toepassing zijnde dienstorder met als referentie MVGAZF200-7 van 26 september 2002 dat er in principe enkel sprake is van thuiswerk bij treinstakingen. Aangezien het ook op de andere stakingsdagen wellicht onmogelijk zal zijn om zich naar het werk te begeven als gevolg van de staking van het openbaar vervoer, kan ook gebruik worden gemaakt van thuiswerk. De afspraak is dat de leidinggevende van de dienst instaat voor de goede werking van de dienst en dus beoordeelt in welke gevallen en aan wie hij of zij toelating geeft om thuis te werken.
De personeelsleden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kunnen op 7 en 10 oktober aanstaande opteren voor een aantal mogelijkheden. Ten eerste kunnen ze deelnemen aan de stakingsactie die ook bij de Vlaamse overheid reglementair is aangezegd. Een tweede mogelijkheid is naar het werk te komen met alternatieve vervoersmiddelen. Derde mogelijkheid is het nemen van jaarlijks verlof of een andere vorm van onbezoldigd verlof. Ten vierde kan in de mate dat het functioneel haalbaar is en in afspraak met de leidinggevende, gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid tot thuiswerk. Het spreekt voor zich dat de dienstverlening niet in het gedrang mag komen, meer bepaald in een aantal continudiensten.
Voor de stakingsactie bij de spoorwegen van 11 oktober zijn de richtlijnen van toepassing waarnaar ik eerder heb verwezen. Dat betekent dat naast alternatieven van thuiswerk, ook het gebruik van dienstwagen, privé-vervoer of autobussen van De Lijn mogelijk is. Voor de gevallen dat dit niet mogelijk is, worden door de Vlaamse overheid ook privé-autocars ingelegd. Dit alles wordt geafficheerd op de zogenaamde Muurkrant. Ik heb het overzicht van de opstapplaatsen bij me en ik zal dit aan mevrouw Ceysens overmaken.
Voor de treinstaking van 11 oktober is er dus een dienstorder van 2002, dat thuiswerk organiseert en mogelijk maakt. Die mogelijkheid wordt uitgebreid naar 7 en 10 oktober, waarbij de beoordelingsverantwoordelijkheid bij de leidinggevende ligt. Hij of zij moet instaan voor de goede werking van de dienst en oog hebben voor continudiensten. Voor die laatste diensten is voorzien in het inleggen van privé-autocars om mensen naar het werk te brengen.
Mijnheer de minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben erg gelukkig dat thuiswerken als een volwaardig alternatief wordt gezien in plaats van mensen door het fileleed te jagen.
Het incident is gesloten.
Minister-president Leterme zal in naam van minister Bourgeois antwoorden.
De heer Dewinter heeft het woord.
Mijnheer de minister-president, ik had deze vraag graag aan de minister van Buitenlandse Aangelegenheden gesteld, maar ik zal het met u moeten doen. (Rumoer)
Ik bedoel dat niet denigrerend. Zo dadelijk zal blijken waarom ik er een beetje ontgoocheld over ben.
De Turkse regering heeft maandagavond ingestemd met de beslissing van de Europese ministers van Buitenlandse Zaken om de toetredingsgesprekken aan te vatten. Turkije heeft een aantal voorwaarden aanvaard, waaronder het fameuze artikel 7. Opvallend is - hoewel het verzet van Oostenrijk terzake vasthoudend was - dat afgestapt is van de notie van het bevoorrecht partnerschap en dat is overgegaan tot toetredingsgesprekken om te komen tot een volledig lidmaatschap van de Europese Unie.
Opvallend is misschien ook dat Turkije zijn standpunt over Cyprus op geen enkel moment heeft gewijzigd. Volgens hen kan pas sprake zijn van het erkennen van Grieks-Cyprus van zodra het vredesakkoord wordt bereikt. Ze willen niet dat de EU als controleorgaan zou fungeren.
Mijnheer de minister-president, de heer Van Overmeire heeft u in het verleden al over deze kwestie ondervraagd. Ik doe dat nu opnieuw omdat er een nieuwe fase is bereikt. Het betreft nu toetredingsgesprekken over een volwaardig lidmaatschap. Ik had graag minister Bourgeois ondervraagd omdat zijn partij ter zake uitgesproken standpunten heeft ingenomen. Mevrouw Brepoels, europarlementslid voor de N-VA, heeft op 28 september in het Europees Parlement tegen de start van de toetredingsonderhandelingen met Turkije gestemd. De standpunten van de N-VA zijn op dat vlak bijzonder duidelijk. We kunnen die gedeeltelijk bijtreden. Ik citeer mevrouw Brepoels: 'De N-VA heeft zich altijd verzet tegen de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Een Turks lidmaatschap dreigt de Unie immers te doen verzanden tot een louter economisch samenwerkingsverband dat niet meer in staat zal zijn om de belangrijke supranationale bevoegdheden op een gecoördineerde manier uit te oefenen, een Unie zonder slagkracht en ziel verlamd door de interne tegenstellingen.'
Ik vind het jammer dat ik de minister van Buitenlandse Zaken hierover niet kan ondervragen, maar ik ben ervan overtuigd, mijnheer de minister-president, dat u zijn standpunt waarheidsgetrouw zult weergeven.
De Vlaamse Regering kan zich er makkelijk van af maken met de mededeling dat dit een zaak van de federale overheid is. Dat lijkt me echter iets te simpel, tenzij de Vlaamse Regering akkoord gaat met het feit dat de notie bevoorrecht partnerschap wordt verlaten en dat wordt geopteerd voor de volwaardige toetreding van Turkije tot de EU. Gaat de Vlaamse Regering akkoord met dit globale onderhandelingskader zoals het nu is overeengekomen in Straatsburg? Welk standpunt neemt de Vlaamse Regering ter zake in? Sluit men hier naadloos aan op het standpunt dat de federale regering, meer bepaald de minister van Buitenlandse Zaken heeft ingenomen?
Minister-president Leterme heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, ik zal het antwoord van minister Bourgeois, die op dit ogenblik op zending is in de Baltische staten, voorlezen.
In de aanloop naar de Europese Raad van 17 december 2004 is overeenstemming bereikt over een breed onderhandelingskader en over de opening van de toetredingsonderhandelingen met Turkije op 3 oktober. De Vlaamse Regering heeft geen formele positie ingenomen over deze besluitvorming.
Ik meen trouwens te weten dat de andere deelstaten in België dit al evenmin hebben gedaan.
Turkije heeft in 1999 tijdens de Europese Raad van Helsinki reeds de status van kandidaat-lidstaat verworven. Dat betekent juridisch dat het land vanaf toen uitzicht kreeg op de toetreding tot de EU, weliswaar, uiteraard, volgens de gebruikelijke criteria, de zogenaamde criteria van Kopenhagen. Artikel 49 van het Europees Verdrag betreft 'het openen van toetredingsonderhandelingen, het opstarten van onderhandelingen over de modaliteiten die tot effectieve toetreding leiden'. Concreet betekent dit dat toetredingsonderhandelingen verdragsrechtelijk dus niet over alternatieven voor toetreding gaan, maar wel duidelijk alle aspecten omvatten die te maken hebben met een toekomstig Europees lidmaatschap. Ook in het onderhandelingskader is de toetreding van Turkije expliciet opgenomen als doelstelling.
Tegelijk benadrukt het onderhandelingskader echter dat het hier gaat over een proces met een open einde, dat pas na de afloop van het nieuwe budgettaire kader, in 2014, kan worden afgerond en waarvan de uitkomst momenteel niet kan worden voorspeld. Als Turkije er dus niet in slaagt alle verplichtingen na te komen die het lidmaatschap vereist, kan de Europese Raad beslissen de onderhandelingen te staken. Zoals u uit de pers hebt kunnen opmaken, is er op Oostenrijks aandringen een wijziging aangebracht aan het onderhandelingskader die niet kan worden onderschat. Deze wijziging verbindt de uitdrukkelijke toetreding van Turkije aan de zogenaamde eigen absorptiecapaciteit van de EU.
Ten slotte dringen andere bepalingen van het onderhandelingskader - enigszins in tegenspraak met wat u daarnet zei - uitdrukkelijk aan op onder meer de normalisatie van de bilaterale verhoudingen van Turkije met Cyprus, goede verhoudingen met de buurlanden en het monitoren van de capaciteit van de EU om Turkije als lidstaat op te nemen.
Mijnheer de minister-president, ik dank u voor het voorlezen van het antwoord van minister Bourgeois, die hier niet aanwezig kan zijn. Het antwoord verrast me toch wat. Ik had een politiek-inhoudelijk antwoord verwacht, veeleer dan een zich verbergen achter allerlei technische en andere elementen uit het dossier, die in feite nietszeggend zijn en die we al lang kenden. Ik had gehoopt dat de Vlaamse Regering ook op het vlak van buitenlands beleid een onafhankelijke koers zou durven varen, zeker met een minister van Buitenlands Beleid van de N-VA, een partij die wat dat betreft toch zegt het verschil te willen maken met de federale overheid. Zeker deze kwestie zou voor minister Bourgeois een uitgelezen ogenblik kunnen zijn geweest om zich te profileren en duidelijk te maken dat deze regering het niet eens is met de toetredingsgesprekken die nu van start zijn gedaan. Hij had op zijn minst Oostenrijk kunnen bijtreden met betrekking tot het bevoorrechte partnerschap in plaats van zich volledig ondergeschikt te maken aan de federale regering en het standpunt van deze regering onvoorwaardelijk te delen.
Het valt me op dat minister Bourgeois twee petjes draagt, dat van N-VA'er en dat van minister van Buitenlands Beleid. De N-VA mag in het Europees Parlement misschien dan wel tegen het openen van de toetredingsgesprekken met Turkije stemmen, wanneer het er echt op aan komt in de Vlaamse Regering, maakt ze helemaal het verschil niet, wel integendeel. Dit is een gemiste kans voor de Vlaamse Regering, al was het maar daar we allemaal zeer goed weten dat naar alle waarschijnlijkheid - en ik daag iedereen uit om daarover een referendum te organiseren in Vlaanderen - het overgrote deel van de Vlaamse bevolking gekant is tegen de toetreding van Turkije tot de EU.
Het incident is gesloten.
Minister-president Leterme antwoordt in naam van minister Bourgeois.
De heer Tavernier heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, gisteren werd een soort fototentoonstelling geopend in het kader van de opening van de faire-tradeweek. Een aantal Vlaamse en Franstalige prominenten hebben daar een winkelkar voortgeduwd met daarin producten van het fair-tradelabel. Het ging over vrij veel Wereldwinkel-producten.
De consument werd daarbij opgeroepen om echte fair-tradeproducten te kopen. We stellen echter vast dat sommigen een klein beetje misbruik maken van dat fair-tradelabel om iets aparts op te zetten.