Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is de actuele vraag van de heer Sannen tot de heer Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de gevolgen van het arrest van het Antwerpse Hof van Beroep betreffende het dragen van de hoofddoek voor de antidiscriminatie op school.
Vooraf wil ik duidelijk maken dat ik het hoofddoekenbeleid steun van minister Vandenbroucke dat scholen zelf beslissen of hoofddoeken toegestaan zijn. Ik spreek me evenmin uit over de vraag of het arrest van het Antwerpse Hof van Beroep gegrond is. Ik ga alleen in op één bepaald argument uit het arrest. Het arrest bepaalt dat de anti-discriminatiewet niet van toepassing is op het onderwijs.
Dat argument verrast me want onderwijs biedt onze samenleving welzijn, welvaart en emancipatie. Bovendien is deze wet een vertaling van een Europese richtlijn waarin duidelijk staat dat de anti-discirminatiewetten ook van toepassing zijn in het onderwijs.
Komt Vlaanderen - dat voor gelijke onderwijskansen kiest - niet in de problemen door dit arrest? Welke gevolgen heeft dit arrest voor het Vlaamse onderwijsbeleid? Moeten we geen decreet goedkeuren om te vermijden dat iemand een beroep doet op dit arrest om rechten af te dwingen?
Dit arrest gaat over één schoolreglement in een welbepaalde context. Hoewel het arrest bepaalt dat de antidiscriminatiewet niet van toepassing is op dit geding, wordt de vordering toch ten gronde beoordeeld gebaseerd op de grondwet en verschillende internationale mensenrechtenverdragen.
De toets op basis van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gebeurt in drie stappen. Is het verbod gebaseerd op een duidelijke regel? Behartigt het doel het algemene belang? Is de maatregel niet restrictiever dan nodig om de doelstelling te bereiken? Op basis daarvan heeft het Hof een uitspraak gedaan over één concreet geval, waarbij we de specifieke schoolcontext niet uit het oog mogen verliezen.
Moeten we de principes van de anti-discriminatiewet verankeren? Het verrast me dat de anti-discriminatiewet niet van toepassing is op het onderwijs. Onderwijs valt immers onder de toegang tot en deelname aan een sociale activiteit, zoals bepaald in de wet. De reacties van de rechtsleer zullen ons twee zaken leren: is aanvullend wetgevend initiatief nodig en op welk niveau is dat nodig?
Internationale verdragen en de grondwet blijven van kracht zodat elke rechtshebbende bescherming geniet. De bescherming geboden door de anti-discirminatiewet is vrijwel gelijk aan de bescherming van het EVRM. In het onderwijsbeleid moeten we voortdurend de keuze maken of algemene mensenrechten door een specifieke maatregel als het GOK-decreet of door een algemene regel beschermd moeten worden.
De overheid moet inderdaad meer doen dan zijn burgers individuele rechten geven. De overheid moet ook specifieke maatregelen treffen.
Wat me verontrust is dat het arrest bepaalt dat de anti-discriminatiewet niet van toepassing is op het onderwijs. Internationale verdragen volstaan niet. Onze wet interpreteert discriminatie heel breed. Het Vlaams Parlement moet overwegen of het geen initiatief moet nemen om de anti-discriminatiewet een decretale basis te geven in het onderwijs.
Ik heb niet naar het GOK-decreet verwezen om te zeggen dat we ons geen zorgen hoeven te maken over algemene rechten. Verwijzen naar internationale verdragen volstaat inderdaad niet. We mogen het Hof van Beroep echter niet zomaar gelijk geven. We moeten de reacties van de rechtsleer afwachten.
Het incident is gesloten.