Verslag plenaire vergadering
Voorstel van resolutie betreffende de verdeelsleutel voor de onderwijsdotatie
Verslag
Aan de orde zijn het voorstel van resolutie van mevrouw Van Hecke en de heren Taylor en Van Rompuy betreffende de prioritaire uitgangspunten van Vlaanderen inzake de staatshervormingsconferentie en het voorstel van resolutie van de heren Van Rompuy, Martens en Taylor betreffende de verdeelsleutel voor de onderwijsdotatie. Ik stel voor beide voorstellen van resolutie samen te behandelen en er vervolgens afzonderlijk over te stemmen.
De bespreking is geopend.
Ik stel voor om beide voorstellen afzonderlijk te behandelen. Het ene voorstel is breder dan het andere.
Verscheidene fracties hebben gevraagd de voorstellen samen te bespreken.
Dat is ook de meest logische werkwijze, gezien de amende-menten die op het eerste voorstel van resolutie werden ingediend : deze hebben betrekking op de verdeelsleutel voor onderwijs.
We zullen beide voorstellen samen behandelen, maar de CVP kan twee afzonderlijke sprekers het woord geven.
In de commissie werd een resolutie voorgesteld over de Vlaamse prioriteiten in de Costa. De CVP wilde de vijf resoluties van het Vlaams Parlement als uitgangspunt voor het debat nemen. Uiteindelijk werd echter gekozen om het onderdeel over institutionele hervorming en vernieuwing van het Vlaamse regeerakkoord als uitgangspunt te nemen.
Bij het begin van de vorige regeerperiode werd gekozen voor een grondige studie over de werking van de instellingen en het functioneren met de bestaande bevoegdheden van de verschillende delen van de federatie. Zowel in de Senaat als in het Vlaams Parlement werd hieraan gewerkt. Aanzet voor de behandeling van deze aangelegenheid in dit parlement was de Schrikkelnota van de vorige minister-president van 29 februari 1996. Het uitgangspunt, dat daarna ook door de commissie voor Staatshervorming werd aangenomen, was de noodzaak van homogene bevoegdheidspakketten.
Gedurende drie jaar en meer dan 100 vergaderingen heeft de commissie alle problemen onderzocht. Dankzij 33 hoorzittingen met in het totaal 115 personen maakten deze werkzaamheden de problematiek duidelijk zichtbaar. Het Vlaams Parlement bood een breed forum waar de economische, financiële en socio-economische wereld hun vragen konden formuleren. Uiteindelijk werden in maart vijf resoluties aangenomen.
Bij de bespreking van deze resoluties werd verwezen naar de nakende verkiezingen. De vermaningen waren unaniem. Niemand mocht in de regering stappen zonder dat deze resoluties in het regeerakkoord zouden zijn opgenomen. De geviseerde partij was duidelijk de CVP. De bekendmaking van het vijfpuntenprogramma van mijn partij zette dan ook kwaad bloed. De resoluties werden immers afgezwakt. Dat dit programma slechts een minimumineis zou zijn met het oog op het regeerakkoord, werd uit het oog verloren. De vijf resoluties moeten ook nu het uitgangspunt zijn voor de onderhandelingen.
Onze verbazing was dan ook groot toen een partij die het Vlaams nationalisme als hoeksteen van haar bestaan beschouwt, ongegeneerd een regeerakkoord ondertekende zonder dat de inhoud van de resoluties werd opgenomen als uitgangspunt voor besprekingen met de federale overheid. Het regeerakkoord gaat zelfs minder ver dan ons verguisde vijfpuntenprogramma. Wie consequent is, moet de goedgekeurde resoluties van het Vlaams Parlement als uitgangspunt bij verdere besprekingen aanvaarden. Met ons tweede amendement willen we de oorspronkelijke tekst van de resolutie in die zin herstellen.
De voormalige oppositiepartijen eisten indertijd dat de CVP voor een regeerakkoord moest zorgen dat minstens de uitgangspunten uit onze resoluties zou omvatten. Het bestaande federale regeerakkoord voorziet in de oprichting van een intergouvernementele en interparlementaire conferentie voor institutionele vernieuwing. De voormalige oppositiepartijen hadden er al voor gepleit om een verdere staatshervorming niet toe te vertrouwen aan de politieke partijen. Maar toen de politieke partijen over de staatshervorming onderhandelden, was het tenminste duidelijk wie wie vertegenwoordigde. Tijdens de eerste bijeenkomst van de Costa gingen de deelnemers als het ware toevallig naast diegene zitten die tot dezelfde politieke familie behoort.
Het Vlaams Parlement heeft altijd gesteld dat het een belangrijke inbreng heeft in het debat. Ik herinner me nog levendig een aantal tussenkomsten in die zin. Ons eerste amendement beoogt dat dan ook.
Wie onze gezamenlijke inspanningen waardeert, zou eigenlijk onze amendementen moeten goedkeuren zodat deze resolutie opnieuw haar oorspronkelijke doel zou weergeven. (Applaus bij de CVP)
Ik dank de voorzitter van dit parlement omdat we de kans krijgen over de financiering van het onderwijs te debatteren.
Onze resolutie bevat twee punten : de verdeel-sleutel voor de onderwijsdotatie aan de gemeenschappen moet worden uitgewerkt op basis van objectief vaststelbare bevolkingsgegevens en deze aangelegenheid moet besproken worden op de Costa.
Vorige vrijdag nog zegde minister-president Dewael dat de Vlamingen moeten ophouden op jacht te gaan met de fanfare op kop. Ten eerste wijs ik erop dat de Walen eigenlijk niet meer hoeven te jagen. Ze hebben bij de federale regeringsonderhandelingen hun buit al binnengehaald. Ten tweede vrees ik dat de Vlamingen voortaan op jacht moeten zonder geweer. De heer Denys heeft vroeger nog gezegd dat over de verdeelsleutel moet worden beslist in een debat over de verdere staatshervorming. Nu wil men er met een amendement voor zorgen dat deze aangelegenheid niet besproken wordt op de Costa, als er een akkoord over bereikt wordt in het overlegcomité.
Tijdens het investituurdebat heb ik duidelijk gesteld dat er al een geheim akkoord was over de onderwijsfinanciering. Dat wordt nu bevestigd door alle Franstalige politici. De heer Michel zegt deze week in Knack dat er niet te onderhandelen valt over de mieuwe verdeelsleutel gebaseerd op het aantal leerlingen tussen 6 en 18 jaar : het Vlaams onderwijs moet 2,4 miljard frank inleveren ten voordele van het Franstalige. Maar eigenlijk is er helemaal niets nieuws onder de zon. Toen Guy Verhofstadt in 1991 formateur was, beloofde hij de Waalse onderhandelaar, de heer Spitaels, het kijk- en luistergeld integraal over te hevelen naar de gemeenschappen. Later is dat het wapen geworden waarmee we uiteindelijk de Sint-Michielsakkoorden hebben bekomen. Maar als nu een akkoord bereikt wordt in het overlegcomité, valt ons wapen weg.
Een aantal leden van de Vlaamse regering en van dit parlement spelen een cynisch machtsspel. Niemand kan mij wijsmaken dat minister-president Dewael niet op de hoogte was van dit akkoord. De heer Geysels onderhandelt wekelijks met Ecolo over alle dossiers. Ook hij - die de CVP van cynisme beschuldigt - moet van dit akkoord op de hoogte geweest zijn. Tijdens de vorige regeerperiode hebben we lessen in NPC gekregen van de heren Dewael, Geysels en De Gucht. Zij waren op de hoogte van de geheime afspraken, tenzij Di Rupo en Michel leugenaars zijn.
Iedereen wist dat er een vraag was naar meer middelen voor het Franstalig onderwijs. Bovendien is het zelfs niet belangrijk welk geweer we mogen gebruiken, wel over hoeveel patronen we beschikken.
Dat is heel oorlogszuchtige taal. Alleen : wij hebben zelfs geen geweer meer.
Een beeld dat me altijd zal bijblijven is de lachende minister-president Dewael op de Waalse feestdag en op koffievisite bij zijn collega Di Rupo. Het is de duurste koffie uit de hele Vlaamse geschiedenis. Geen wonder dat de heer Di Rupo breed glimlachte. Hij wist toen al dat 2,4 miljard frank van Vlaanderen naar het Franstalig onderwijs zou vloeien. De voorzitter van de Volksunie heeft, bij het begin van de Costa, gesteld dat dit geheim akkoord geen voorbeeld was van NPC.
Het enige objectieve criterium is voor ons het bevolkingscijfer van het NIS. De Vlaamse en de Franstalige Gemeenschap voeren al te lang een eigen beleid waardoor het onmogelijk is de verdeling te baseren op het aantal leerlingen.
In zijn boek In goede staat - een aanrader - heeft parlementsvoorzitter De Batselier het over de verdeling van de onderwijsmiddelen.
Hij zegt dat indien de middelen in 1999 zouden verdeeld worden op basis van het aantal inwoners dat jonger dan 18 jaar is, de Vlaamse Gemeenschap 59,1 percent en de Franstalige Gemeenschap 40,89 percent van de middelen zou ontvangen. De Vlaamse Gemeenschap zou dan 6 miljard frank meer ontvangen. Indien het aantal kinderen waarvoor kinderbijslag uitgekeerd wordt de basis van de verdeling zou zijn, zou dit percentage zelfs nog hoger liggen.
In zijn advies van juli 1997 spreekt de SERV, op basis van de bevolkingsprognoses van het NIS, over een verschuiving van ongeveer 5 miljard frank ten gunste van Vlaanderen. Gecumuleerd over vijf jaar zou dit 32,7 miljard frank meer middelen voor Vlaanderen betekenen.
Uit de amendementen van de meerderheid blijkt dat zij het bevolkingscriterium niet naar voor durft te schuiven, niettegenstaande de Volksunie hier altijd voorstander van geweest is. Ik hoop dat we in de volgende dagen een Vlaams standpunt kunnen bepalen. In onze resolutie zeggen we dat de bevolkingscijfers de criteria moeten zijn voor de verdeling van de onderwijsmiddelen en dat hierover moet onderhandeld worden op de Costa. Er kan geen sprake zijn van een lineaire verhoging of het aan de BNP-groei koppelen van onderwijsdotaties. Ook de heer Luc Martens heeft gezegd dat de financiering van het onderwijs moet gebeuren in het kader van de fiscale autonomie.
Ook het koppelen van de financiering van het onderwijs aan de afcentiemen zou een tactische flater zijn en getuigen van onkunde. Dit zou betekenen dat we het Vlaams onderwijs 2,4 miljard frank laten afnemen om dan nog met eigen middelen een belastingverlaging van 3,4 miljard frank te realiseren. Ook de heer Denys heeft dit afgewezen. Het toestaan van afcentiemen kan niet beschouwd worden als fiscale autonomie. Fiscale autonomie behelst immers veel meer.
In zijn boek zegt de heer De Batselier terecht dat er een nieuw gesprek moet komen over de financiering van de deelstaten na 2000. De onderwijskredieten zijn immers dotaties, gebaseerd op een overdracht van BTW-middelen, die niet gekoppeld zijn aan de economische groei maar wel aan de inflatie. De heer De Batselier berekent dat de deelstaten dan structureel zullen inleveren, gaande van 5,5 miljard frank in 2000 tot 41,4 miljard frank in 2004 en 309 miljard frank in 2020. Deze situatie is op termijn onhoudbaar. Fiscale en financiële autonomie is de enige oplossing.
De verdeling van de onderwijsmiddelen is een hefboom om de Franstaligen over de brug te krijgen voor een debat ten gronde over fiscale autonomie op basis van de personenbelasting. De financile draagkracht van Wallonië wordt kleiner : 77 percent van de uitvoer - de motor bij uitstek van de economische groei - komt uit Vlaanderen; de Waalse economie levert nog amper 14,6 percent van de uitvoer. Vlaanderen produceert 61 percent van het Belgische BNP. De nieuwe investeringen gebeuren voor 70 percent in Vlaanderen. De Franstaligen hebben geen belang bij fiscale autonomie op basis van de personenbelasting omdat 62 percent van de personenbelasting in Vlaanderen geïnd wordt.
De heer De Batselier heeft vandaag op de Costa gezegd dat we moeten komen tot een gemengd systeem van financiële verantwoordelijkheid. Dit debat is heel belangrijk voor de toekomst van Vlaanderen. Onze onderhandelingspositie is cruciaal. Ik vrees dat de amendementen van de meerderheid deze positie ondermijnen. We mogen niet vertrekken zonder geweer. De Vlaamse regering heeft de sleutels in handen. Zij kan de onderwerpen van de Costa mee bepalen, de criteria en een model voor de herfinanciering van de gemeenschappen en de gewesten naar voor schuiven. Dit model moet gebaseerd zijn op fiscale autonomie. Het Vlaams Parlement moet aangeven dat de Vlaamse eisen belangrijker zijn dan een compromis om een federale regering te depanneren.
De compromissen uit het verleden zijn steeds gesloten met de bedoeling de federale regering te helpen.
De Sint-Michielsakkoorden hebben ons de mogelijkheid gegeven om 75 percent van de middelen te gebruiken voor schuldverlichting.
Het parlement staat voor de keuze om, door het goedkeuren van onze resolutie, de onderhandelingen toe te spitsen op financiële verantwoordelijkheid. We mogen de kans niet voorbij laten gaan om een belangrijke stap voorwaarts te zetten. Dit Vlaams Parlement moet de politieke moed hebben om deze eisen te stellen. (Applaus bij de CVP)
Het betoog van de heer Van Rompuy steunt op verklaringen van de voorzitter van dit parlement, van de heer Denys, de heer Vankrunkelsven en minister Sauwens. Dat zijn allemaal leden van de regeringspartijen. Laten we dus samen hun strategie steunen.
Vijftien jaren deelname aan het debat over de staatshervorming hebben mij geleerd dat het Vlaamse belang niet wordt gediend door het afstemmen van de politieke houding op de positie die men bekleedt in het spel van meerderheid en minderheid. Ik beken dat ik zelf ooit die fout maakte. Ik was het bijvoorbeeld in 1989, toen we in de minderheid zaten, eens met mijn partij om de dialoog van gemeenschap tot gemeenschap te verlaten. Twee jaar geleden gooiden we tijdens de besprekingen over de Septemberverklaring, die toen al voor meer dan de helft gevorderd waren, het roer om onder de leiding van onze pas verkozen voorzitter Guy Verhofstadt. Wij hebben toen besloten het algemene Vlaamse belang boven het partijbelang te plaatsen. Daarom werkten wij constructief mee aan de resoluties van het Vlaams Parlement over de staatshervorming.
Wij willen deze ook vandaag niet verloochenen. Zij blijven het model om te komen tot een autonoom en beter bestuurd Vlaanderen in een federaal staatsbestel. Het zwakke punt van die resoluties was dat aanvankelijk een goede strategie ontbrak, waardoor zij in het zuiden onbespreekbaar werden. De formateur en huidige premier is er evenwel in geslaagd de Franstaligen opnieuw over de brug te krijgen en wel dankzij een nieuwe aanpak : geen pakket dat in zijn geheel tijdens de onderhandelingen over de vorming van een nieuwe regering wordt afgedwongen, maar wel een rationeel en continu overleg tussen de vertegenwoordigers van de gemeenschappen om stap voor stap tot een betere staatsstructuur komen. Wij geloven in de Costa-aanpak.
Het deel van het regeerakkoord dat handelt over de institutionele vernieuwing stelt zich tot doel de vijf essentiële punten van de resoluties van het Vlaams Parlement dichterbij te brengen: de autonomie inzake fiscaliteit neemt toe tot de helft van de middelen; werkgelegenheid, economie, landbouw en mobiliteit worden homogene bevoegdheden; de rechten van de Brusselse Vlamingen en het Vlaamse karakter van de Rand worden gewaarborgd; eigen bevoegdheden inzake gezondheid en gezin worden in het vooruitzicht gesteld. Het enige punt waarop wij een toegeving hebben moeten doen, is de financiering : daar volgt het regeerakkoord het standpunt dat de voorzitter in zijn recentste boek ontwikkelt. Blijkbaar ligt de sociale zekerheid zo gevoelig bij de Franstaligen dat een doorbraak slechts mogelijk is, als wij in een overgangsfase met een federaal financieringssysteem blijven werken. Ik pleit ervoor dat de CVP haar oppositiegestook laat varen en zich eendrachtig schaart achter het algemene Vlaamse belang, zodat de Vlamingen het onderdeel institutionele vernieuwing van het regeerakkoord als agenda voor de Costa kunnen hanteren.
Wat de onderwijsfinanciering betreft, moet de definitieve regeling onvermijdelijk opgenomen worden in de hele discussie over de autonomie inzake fiscaliteit en financiën en dus op de agenda van de Costa komen. Wij willen komen tot een situatie waarin de helft van onze inkomsten, 300 miljard frank, afkomstig zijn uit een personenbelasting waarvan wijzelf de tarieven en de vrijstellingen bepalen. Dat kan op dit ogenblik echter niet het eerste onderhandelingspunt zijn. In afwachting vragen wij de Vlaamse regering dat zij objectieve en controleerbare criteria eist.
Onze standpunten werden verwoord in een amendement dat ik ondertekende samen met de heren Voorhamme, Sannen en Van Dijck. Samen met het onderdeel institutionele vernieuwing van het regeerakkoord vormt dat amendement een eendrachtig standpunt over de agenda van de Costa. We hopen dat iedereen het zal goedkeuren, zodat Vlaanderen eendrachtig bij de onderhandelingen zal zijn (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Het amendement is zo vaag dat men nog voor de onderhandelingen beginnen, alle wapens uit handen geeft : waarom zouden de Franstaligen wat dan ook toegeven als zij nu al zekerheid hebben over een nieuwe verdeelsleutel en de garantie krijgen dat de onderwijsmiddelen welvaartsvast worden? In de Financieringswet was toch bepaald op vraag van de Vlamingen dat die middelen, die eigenlijk dotaties zijn, wel aan de inflatie, maar niet aan de groei zouden worden gekoppeld, net zoals de geristorneerde perso-nenbelasting en de eigen middelen? Door die bepalingen werden de Franstaligen onder druk van financiële problemen tot onderhandelingen gedwongen. Met dit amendement van de meerderheid kunnen de Vlamingen meer bevoegdheden wel vergeten. Ik roep de leden van de meerderheid op om hun amendement in te trekken
Met dat soort mentaliteit moeten de onderhandelingen wel tot niets leiden. De heer Caluwé wil de Franstaligen tot toegevingen dwingen door hen financieel het mes op de keel te zetten. Zo bereikt men niets. Wij willen een opbouwend standpunt verdedigen : fiscale autonomie hoeft solidariteit niet uit te sluiten. (Applaus bij de VLD en de SP)
Het siert de heer Denys dat hij erkent dat hij zich in het verleden al tweemaal heeft vergist over deze kwestie. Maar zijn huidig standpunt lijkt ook op een vergissing te berusten. Het voorgestelde amendement is zo vaag dat men het gevaar loopt hem helemaal niet meer te herkennen eens hij in een wettekst is gegoten.
Het kan geen kwaad dat een regering wordt herinnerd aan haar regeerakkoord. Dat men dat nu al, nauwelijks enkele maanden na de goedkeuring van dat akkoord doet, wijst er echter op dat het vertrouwen niet erg groot is.
De partijen die nu deel uitmaken van de meerderheid hebben de CVP altijd terecht verweten dat ze in de federale regering andere standpunten innam dan in het Vlaams Parlement. De houding van de huidige meerderheid is echter niet anders. Het Vlaamse en het federale regeringsprogramma stemmen niet met elkaar overeen. Tijdens een debat in de Senaat wist de heer Louis Michel, vice-premier en minister voor institutionele hervorming op onze vragen over de agenda van de zogenaamde Costa geen beter antwoord te verzinnen dan de vage tekst van het federale regeerakkoord opnieuw voor te lezen.
Wanneer zal de Costa resultaten opleveren? Volgens de heer Vande Lanotte kan dat wel twee regeerperiodes duren en volgens de heer Michel wel drie. De co‑voorzitter van de Costa, de heer Vankrunkelsven, verklaarde eerst dat hij voor de zomer van 2000 resultaten wil zien, maar in een interview in De Standaard erkent hij daarna dat het wel jaren kan duren. Op de vraag of er niet hetzelfde dreigde te gebeuren als toen zijn partij de laatste keer deel uitmaakte van de federale regering en de derde fase van de staatshervorming er nooit is gekomen, antwoordde hij dat de uitgangspunten verschillend waren, omdat er toen immers garanties waren gegeven en nu niet. Hij verduidelijkte dat er in de politiek geen spijkerharde garanties bestaan. Die waren nochtans door zijn partij geëist vóór de verkiezingen. De voorzitter van de VLD, de heer De Gucht, stelde dat er politiek probleem zouden rijzen, als er voor het einde van het jaar geen oplossing was voor het probleem van de zogenaamde afcentiemen. Nu zegt vice-premier Michel in een interview in Knack dat dergelijke uitspraken onnodig zijn en het omgekeerde effect hebben.
Slechts een probleem schijnt duidelijk : er is een oplossing voor het probleem van de verdeling van het onderwijsgeld. Dit wordt besproken op het overlegcomité van 24 november en niet op de Costa. De VLD heeft tijdens de vorige regeerperiode altijd gezegd dat de financiering van het Franstalig onderwijs een pressiemiddel is om de Franstaligen tot besprekingen over de staatshervorming en minstens over de Vlaamse afcentiemen te dwingen. Ook daarover worden er door vertegenwoordigers van de meerderheidspartijen uiteenlopende standpunten ingenomen. De heren Vankrunkelsven, de Batselier en Voorhamme stellen dat dit een onderwerp voor onderhandeling op de Costa is, maar de heren Michel, Vande Lanotte en andere vinden dit niet de goede weg naar een oplossing. Het resultaat is nu het amendement van de meerderheid dat ermee instemt dat deze kwestie niet op de agenda staat van de Costa. Uiteindelijk spreken federale en Vlaamse politici van de meerderheid dezelfde taal, maar het is de taal die door de federale regering gedicteerd wordt.
Premier Verhofstadt vindt dat de financiering van het onderwijs thuishoort op het overlegcomité, omdat het een technisch probleem is. Het zou niet gaan om een herziening van de financieringswet, maar om de uitvoering ervan. Waarom moet over de afcentiemen wel onderhandeld worden op de Costa? Waarom is dat niet gewoon een technische kwestie? Het antwoord is dat de financiering van het onderwijs geen technisch probleem is. Dit is van bij het begin altijd een communautair probleem geweest. In 1989 is men van een arbitrair criterium vertrokken voor de verdeling van het geld. De Franstalige minister van Onderwijs nam toen zelfs ontslag, omdat hij niet kon zeggen hoeveel leerlingen er waren in het Franstalig onderwijs. Zijn opvolger, de heer Duquesne kon dit zelfs op 30.000 leerlingen na niet zeggen. Nu blijkt dat het verschil tussen het aantal opgegeven leerlingen in het Franstalig onderwijs en de bevolkingscijfers minstens 40.000 bedraagt. Dat alles kostte ons sedert de Financieringswet tussen de zes en de zeven miljard frank per jaar. De financieringswet is ingegeven door de behoeften van het Franstalig onderwijs. De Franstaligen willen dit niet bespreken op de Costa, omdat ze in de eerste plaats dezelfde financiering willen behouden. Als ze 2,4 miljard frank willen, dan zal men wel criteria uitvinden die dat garanderen. Die zullen dan misschien wel objectief, maar niet rechtvaardig zijn. Premier Verhofstadt zegt dat dit geen gevolgen zal hebben voor het federale budget. Dat betekent dat dit met Vlaams geld zal betaald worden en dat men er dus nog een geldstroom van Vlaanderen naar Wallonië bij creëert. In Brussel werd afgesproken dat er uit de middelen van het gewest dit jaar 800 tot 900 miljoen frank en volgend jaar 1 miljard frank zou doorgesluisd worden naar de gemeenschapscommissies. Ter compensatie krijgt het Brussels Gewest geld van de federale overheid.
Eerste minister Verhofstadt wil zelfs het Rekenhof inschakelen om na te gaan of de leerlingenaantallen die de gemeenschappen opgeven wel correct zijn. Waarom baseert men zich niet op de bevolkingscijfers, een objectief en controleerbaar criterium?
Dit debat toont aan dat men niet tot de kern van de zaak wil komen, namelijk hoe nefast het systeem van de dotaties wel is. Het zou beter zijn het debat aan te durven over fiscale autonomie. Uit de verklaringen van de ministers Van den Bossche en Baldewijns en van de vorige minister-president blijkt dat het niet meer mogelijk is om inzake onderwijs rechtvaardige verdeelsleutels op te stellen. Onderwijs is al jaren een bevoegdheid van de gemeenschappen. Aan een heel aantal begrippen wordt door de verschillende gemeenschappen een andere inhoud gegeven. De financiering blijft echter federaal.
Waarom houdt men geen rekening met andere criteria? Waarom is het trouwens Franstalig onderwijs duurder? Hoe zit het met de omvang van het personeel in het Franstalig en Vlaams onderwijs? In het licht van die vragen kan men alleen maar de conclusie trekken dat het systeem van de dotaties verwerpelijk is en dat alleen fiscale autonomie een uitkomst biedt.
De Vlaamse regeringspartijen zijn gezwicht voor het dictaat van de Franstaligen. Het geheim akkoord is een feit. De zogenaamde afcentiemen komen er niet voor januari 2000. De Vlaamse meerderheid volgt de lijn van de federale regering en gaat akkoord met een minimalistisch programma. Premier Verhofstadt zal over de financiering van het onderwijs eerst overleggen op het overlegcomité. Dat is flagrant in tegenspraak met het Vlaamse regeerakkoord.
De heer Denys heeft in De Standaard gezegd dat hij het probleem ook graag opgelost zou zien door meer fiscale autonomie. Het amendement van de meerderheid is echter zeer dubbelzinnig. Men gaat ermee akkoord dat het eerst wordt besproken op het overlegcomité, maar daarna moet het naar de Costa. Men vraagt objectieve en controleerbare criteria en stemt daardoor impliciet in met een systeem van dotaties, maar men wil in een volgende fase fiscale autonomie. Wanneer die volgende fase er moet komen, wordt niet gezegd. De meerderheid wil de geit en de kool sparen.
In het dossier is de verantwoordelijkheid van Volksunie bijzonder groot. Zonder de Volksunie was er geen paarsgroene regering. Door het co-voorzitterschap van de conferentie over de staatshervorming aan de voorzitter van de Volksunie te geven heeft men de partij met handen en voeten aan het federale regeerakkoord gebonden. De lakmoesproef van deze strategie was de kwestie van de financiering van het onderwijs. Het resultaat is duidelijk de strategie is mislukt. Dat blijkt uit verklaringen van vooraanstaande Waalse politici. Men probeert om Vlaanderen voor de start van de conferentie een schuldgevoel aan te praten. De Franstaligen hebben het offensief al ingezet. De mooie woorden over het nieuwe communautaire klimaat zijn een ballon die aan het leeglopen is. Er rust nu al een hypotheek op de conferentie, omdat de Volksunie de sleutel
die ze in handen had, weggegooid heeft.
Toen de voorzitter zijn boek, getiteld In goede staat, voorstelde, heb ik hem gefeliciteerd, niet alleen voor de inhoud, maar ook voor de diensten die het boek zou kunnen bewijzen bij de discussies over de toekomstige staatshervorming. Het zal waarschijnlijk niet vaak gebeuren dat hij ook felicitaties krijgt van de heer Van Rompuy. Jammer genoeg, ziet de heer Van Rompuy de kwaliteiten van het boek van onze voorzitter zo laat in. Had hij dit vroeger gedaan, zouden de besprekingen over de staatshervorming tijdens de vorige regeerperiode vlotter verlopen zijn.
Ik ben van mening dat het een slechte zaak is als Vlaanderen zich ertoe beperkt te berekenen wat het een en ander ons en de Franstaligen zal opbrengen. Ik ben een te trotse Vlaming om de zaak alleen op deze manier te bekijken. Dat soort consumptiefederalisme is nog te veel te horen in de CVP. Voor de SP en de meerderheid zijn alleen objectieve en vooraf controleerbare criteria aanvaardbaar voor de verdeling van de onderswijsmiddelen. Geen enkel criterium dat steunt op de leerlingenaantallen, voldoet aan die voorwaarde, omdat ze alleen te controleren zijn de gemeenschappen zelf. Bovendien is het ondenkbaar dat het Rekenhof of een andere neutrale instantie in staat is om 2 miljard leerlingen in 8000 scholen te tellen. We spreken dus alleen over criteria die steunen op bevolkingscijfers. Dat is ook het standpunt van de Vlaamse regering. Ik snap dan ook niet waarom u over dat punt zoveel heibel maakt.
In het amendement is er sprake van objectieve en vooraf controleerbare criteria. We spreken over objectief vaststelbare bevolkingscriteria. Met het amendement probeert de meerderheid de idee van bevolkingscijfers te schrappen. Daarom roep ik u op om onze oorspronkelijke resolutie goed te keuren. Volgens de bevolkingscijfers van het NIS betekent dat 5 tot 6 miljard frank meer voor Vlaanderen.
Nu doet de heer Van Rompuy precies wat ik wil vermijden, namelijk de discussie beperken tot de voordelen van bonussen aan Vlamingen en Franstaligen. De basis van de onderhandelingen dient te zijn dat de criteria objectief en vooraf controleerbaar zijn, niet hoeveel het ons of hen oplevert.
Er is toch enige eerlijkheid geboden. Op basis van het criterium van de leerlingen krijgt Vlaanderen 2,4 miljard frank minder; terwijl het op basis van het criterium van de bevolking 5 tot 6 miljard frank meer krijgt. Dat feit is niet neutraal.
Door de discussie te koppelen aan de vraag wat het ons en hen oplevert, toot Vlaanderen zich op zijn kleinst. We mogen niet doen wat de Franstaligen zeggen dat we doen. Vlaanderen is groter dan dat. (Applaus bij de SP, de VLD en AGALEV)
We mogen niet naïef zijn. In het Brussels Parlement eisten de Franstaligen 1,2 miljard frank middelen uit de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het Franstalig onderwijs. De Vlamingen hebben toen heftig gereageerd. Het resultaat is dat thans onderhandelingen worden gevoerd over een minimale vertegenwoordiging van Vlamingen in de Brusselse instellingen. Onderhandelingen moeten hard gevoerd worden. We mogen ons niet opstellen als een zacht gekookt ei.
Ik ben geen zacht gekookt ei. Ook wij willen hard onderhandelen. Het standpunt in verband met de criteria moet door de Vlaamse regering in de eerste plaats in het overlegcomité worden naar voren geschoven. Als er geen akkoord mogelijk is in het overlegcomité op basis van het Vlaamse uitgangspunt, moet het dossier doorgeschoven worden naar de Costa. We mogen ons in de discussie echter niet beperken tot de criteria van artikel 39 van de Financieringswet. Daardoor zouden een andere probleem dat veel groter is, op de lange baan worden geschoven. Misschien is het belangrijker om te weten wat men wil verdelen dan hoe men dat wil doen.
Wat Vlaanderen krijgt volgens de regeling in de Financieringswet is in 1999 42 miljard frank minder dan alle uitgaven voor onderwijs. De Vlaamse overheid past dit bedrag bij uit andere middelen. Het wordt echter stilaan een zware last die onhoudbaar wordt voor de toekomstige ontwikkeling van Vlaanderen in de richting van wat men de actieve welvaartsstaat noemt. Als we ook de noden aan permanente vorming, levenslang leren, enzovoort, willen lenigen, moet dringend een oplossing worden gevonden. Het onderwijs is de sociale zekerheid van de toekomst. De bijpassing onderwijs is een zware last die de oplossing van andere problemen inzake de zorg voor het leefmilieu, de vergrijzing, enzovoort, in het gedrang brengt. In het jaar 2000 zal Vlaanderen een bedrag van 5,3 miljard frank inschieten; dit bedrag zal oplopen tot 162,2 miljard frank in het jaar 2020. Deze cijfers zijn gebaseerd op voorzichtige ramingen van de inflatie. Een en ander is onduldbaar als men werk wil maken van behoorlijk bestuur. De herziening van de Financieringswet moet op de agenda van de Costa worden geplaatst.
Een streven naar meer fiscale autonomie mag niet verhinderen dat de welvaartsvastheid als uitgangspunt wordt genomen. Fiscale autonomie wordt een bittere pil als de basis ervoor deficitair wordt. Ik ben niet bereid om deze prijs te betalen. Daarom heeft de SP mee een amendement goedgekeurd op het voorstel van resolutie. De Vlaamse regering krijgt een mandaat voor onderhandelingen binnen de krijtlijnen van het regeerakkoord. (Ap-plaus bij de SP en de VLD)
Ik ben het ermee eens dat de verdeling van de middelen tussen federatie en gewesten en gemeenschappen opnieuw moet worden bekeken. Waarom zouden we echter de dotatie welvaartsvast maken en het bedrag voor de terug te betalen belastingen niet verhogen? We willen toch meer fiscale autonomie?
De onderhandelingen zijn een langdurig proces. Ik ben niet bereid om te wachten op een beslissing over de fiscale autonomie en op termijn vaststellen dat de basis voor de overheveling van de middelen gekrompen is door de evolutie van de welvaart. (Applaus bij de SP)
De vraag is tweevoudig : wat moet er besproken worden op de Costa en wat kan de federale regering onmiddellijk aanpakken?
Als we de Costa ernstig nemen is het niet meer dan logisch dat alle wijzigingen aan de Financieringswet op de agenda ervan terechtkomen. Het welvaartsvast maken van de dotatie moet op de Costa besproken worden. De heer Voorhamme heeft dit al duidelijk gesteld : door het huidige systeem is het volledige bedrag met 10 percent gedaald. De vraag naar meer middelen is dus rechtvaardig en begrijpelijk.
De hele discussie over nieuwe bevoegdheden kan evenmin los gemaakt worden van de vraag naar meer middelen en waar die middelen vandaan moeten komen. Fiscale autonomie lijkt ons een logische oplossing. Tot nog toe waren wij alleen maar verantwoordelijk voor de uitgaven. Het wordt tijd dat we ook verantwoordelijk zijn voor de inkomsten. Heel dit debat moet op de Costa besproken worden, maar de verdeelsleutel is eigenlijk een manier om de financieringswet van 1989 uit te voeren. Bovendien had dit probleem vorig jaar al opgelost moeten worden.
U herhaalt de visie van premier Verhofstadt. Maar wat u beweert over de verdeelsleutel, geldt ook voor de afcentiemen. Waarom moeten die dan wel op de Costa besproken worden?
De afcentiemen zijn een mogelijke manier om de wet uit te voeren, de verdeelsleutel is verplicht.
Eigenlijk had de vorige regering dit al moeten oplossen en bijgevolg is het niet meer dan logisch dat de huidige regering de nodige stappen zet. Wij stellen dat als er geen overeenkomst wordt bereikt in het overlegcomité, de Costa de volgende stap is.
U haalt twee zaken door elkaar. Enerzijds is er een probleem op onderwijsvlak en om dat op te lossen is een nieuwe wet nodig. Anderzijds zijn er de op- of afcentiemen. Deze zijn opgenomen in de bestaande Financieringswet en bijgevolg is hiervoor geen nieuwe wet nodig. Het enige waarover men kan discussiëren, is de vraag of afcentiemen selectief mogen worden toegekend. Volgens mij kan het. Maar alles is geregeld in de Financieringswet en bijgevolg zie ik niet in waarom we er een prijs voor moeten betalen.
Niemand beweert dat we er een prijs voor moeten betalen. Dat is uw interpretatie.
Dat zal spoedig blijken.
De federale regering doet een voorstel dat op het overlegcomité besproken zal worden. Pas als daar geen akkoord wordt bereikt, komt de verdeelsleutel op de agenda van de Costa.
Sta mij toe mijn brutale opmerking over geweren en patronen wat toe te lichten. Wie op jacht gaat naar voedsel voor zijn familie moet niet alleen over een geweer beschikken, maar ook over voldoende patronen. De manier waarop die patronen verdeeld worden, is een federale bevoegdheid en pas als aan de verdeelsleutel gewijzigd moet worden, komt deze aangelegenheid op de Costa-agenda.
U haalt twee zaken door elkaar. De verdeelsleutel bepaalt immers hoeveel er naar de verschillende gemeenschappen gaat.
Neen, u haalt de zaken door elkaar. De hoeveelheid moet op de Costa besproken worden, over de verdeelsleutel had vorig jaar al moeten beslist zijn.
Omdat het aantal regelmatige leerlingen afhankelijk is van het gevoerde beleid, is het geen objectief criterium. Volgens mij is er evenwel geen verschil tussen het aantal leerlingen en het aantal jongeren tussen 6 en 18 jaar. Die zijn immers leerplichtig en bijgevolg mogen we ervan uitgaan dat het ook leerlingen zijn.
Als er volgens u helemaal geen verschil is, waarom wordt het aantal jongeren tussen 6 en 18 jaar dan niet als norm gebruikt?
Daarover is nog geen beslissing gevallen.
Premier Verhofstadt wil zelfs het Rekenhof inschakelen.
U bent beter geïnformeerd dan ik.
Zegt u nu dat het aantal leerplichtigen tussen 6 en 18 jaar objectief is en controleerbaar met het bevolkingscijfer?
We mogen geen verdeelsleutel gebruiken die afhankelijk is van het gevoerde beleid. Het gebruikte criterium moet controleerbaar, duidelijk en objectief zijn.
Dus het bevolkingscijfer.
Wat mij betreft wel, maar ik wil de creativiteit van de federale regering ook niet onderschatten.
U kiest dus voor het bevolkingscijfer.
Jawel.
Uit een rapport van de SERV blijkt dat als we vertrekken van het aantal jongeren onder 18 jaar, dit zal zorgen voor een verschuiving van 5 miljard frank ten gunste van Vlaanderen. De Franstaligen gaan er evenwel vanuit dat ze 2,4 miljard frank van onze middelen afpakken. We zullen u hierop beoordelen. (Applaus bij de CVP)
U hebt het over alle jongeren onder 18 jaar. Bovendien moet u in uw oordeel ook rekening houden met het eerste deel van mijn toespraak. De uitdagingen waarmee ons onderwijs geconfronteerd wordt, zijn niet te rijmen met de dalende middelen. De vraag is hoe we meer middelen moeten creëren. Volgens mij biedt fiscale autonomie daartoe een oplossing.
Het gaat er niet om dat de ene van de andere afpakt, de essentie is dat iedereen voldoende middelen moet krijgen.
De heer Van Rompuy zwaait hier met het boek van de heer De Batselier en lijkt het als zijn nieuwe bijbel te beschouwen. Maar het boek is niet nieuw. Hoe komt het dat voormalig premier Dehaene de oplossing niet in dit boek gevonden heeft? Wat wilt u eigenlijk?
De vorige regering heeft dit vier of vijf maal ter sprake gebracht in het overlegcomité. De Vlaamse regering heeft toen, bij monde van de heren Van den Brande en Van den Bossche, steeds volgehouden dat de verdeling moest gebeuren op basis van objectieve bevolkingscriteria. De Franstaligen gingen hiermee niet akkoord en wij hebben niet meer willen toegeven.
Wil dit zeggen dat u in 1989 wel hebt toegegeven?
In die onderhandelingen hebben we heel wat voordelen voor Vlaanderen behaald.
De federale regering kan niet bepalen hoe leerlingen in klassen en scholen geteld moeten worden. De federale regering heeft geen bevoegdheid om dit te controleren. Zelfs indien zij voor de controle het Rekenhof wil inschakelen, kan dit enkel als er een samenwerkingsprotocol met de gemeenschappen is. De Vlaamse regering heeft dus een belangrijke hefboom in handen.
Het is dus logisch om de amendementen bij de eerste resolutie te aanvaarden. De federale regering bepaalt de verdeelsleutel. Indien zij niet in staat is om objectieve criteria vast te leggen, is er dus geen akkoord en moet dit behandeld worden in de Costa.
Volgens de amendementen is de federale regering bevoegd.
Zij kan echter alleen controleren als er een samenwerkingsprotocol is. Het welvaartsvastmaken van de onderwijsmiddelen en de fiscale autonomie moet besproken worden op de Costa. Zowel de Vlaamse als de Franstalige Gemeenschap moet eerlijk en correct behandeld worden. (Applaus bij de VLD, de SP, VU&ID en AGALEV)
Ik zal de eerste resolutie bespreken, de heer Van Dijck zal zijn betoog toespitsen op de tweede resolutie.
- De heer Johan De Roo, eerste ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
De Volksunie heeft met grote verwonderng dit debat gevolgd. Iedereen kent onze mening over de staatshervorming. Wij hebben ingestemd met de vijf resoluties van het Vlaams Parlement. Deze waren voor ons een stap naar meer Vlaamse zelfstandigheid. Wij hebben vastgesteld dat de CVP deze resoluties wel goedkeurde maar dan onmiddellijk verzwakte. Anderen weigerden hierover te stemmen en verlieten de vergadering. Deze twee fracties hoeven ons nu niet de les te spellen over de onderhandelingen over de staatshervorming.
De CVP-fractie heeft deze resoluties nooit afgezwakt. We hebben ze enkel in het verkiezingsprogramma ingeschreven. Dit was voor ons voldoende, zoals u vandaag het regeerakkoord voldoende vindt.
Uw partij heeft het onmogelijk gemaakt om deze resoluties uit te voeren. U heeft geweigerd om grondwetsartikelen voor herziening vatbaar te verklaren. U hoeft ons nu geen lessen te spellen. (Applaus bij de VLD en VU&ID)
Wij hebben uit de regeringsonderhandelingen gehaald wat mogelijk was. Dit vertaalt zich in het regeerakkoord. Dit is niet ons eindpunt. De vier regeringspartijen zullen dit programma op federaal niveau verdedigen. Wij zijn het eens met deze strategie. Ik merk dat in de resoluties en de amendementen van de meerderheid gevraagd wordt om de financieringswet te hernegociëren. We staan dus al een stap verder. Ik nodig de CVP en het Vlaams Blok uit om dit te steunen.
Men zegt dat de Franstaligen niet meer zullen willen onderhandelen als er al een akkoord is over de onderwijsdotaties. In 2000 zal het tekort voor Vlaanderen echter 5,3 miljard frank bedragen en in 2020 zal dit zelfs oplopen tot 162 miljard frank. Deze tekorten zullen in Wallonië veel groter zijn, wat ook de aanpassing van de onderwijsdotaties zal zijn. In 2001 zullen de Franstaligen de financieringswet in ieder geval willen wijzigen.
De Franstaligen zullen een aantal criteria van de financieringswet willen veranderen. Zij willen dit nu ook voor het onderwijs. Niemand kan controleren wat er met het geld, dat aan de deelstaten wordt overgemaakt, gedaan wordt. Indien de verdeling via dotaties gebeurt, zal dit probleem zich blijven stellen. Wenst de Vlaamse regering de financiering van de gezondheidszorg federaal te houden? Is het de bedoeling om eigen middelen voor de gezondheidszorg te verkrijgen via dotaties?
De Franstaligen zullen alleen een herfinanciering van de gemeenschappen willen door het welvaartvastmaken van het dotatiesysteem. Zij zijn immers bang van de fiscale autonomie omdat hun economisch draagvlak te klein is. We moeten absoluut voorkomen dat in deze onderhandelingen de onderwijsdotatie gekoppeld wordt aan het BNP. Dit vergroot de te besteden middelen maar zal ten koste gaan van de schatkist en de fiscale autonomie.
Het welvaartsvast maken van de onderwijsmiddelen is een betrachting, maar daarnaast moeten er ook stappen gezet worden in de richting van een definitieve regeling voor de fiscale autonomie. Thans wordt alles verdeeld op basis van het jaar 2000. Alle groei die later wordt gerealiseerd wordt door de federale overheid binnengerijfd. Alle gemeenschappen en gewesten vragen daarom om een wijziging van de Financieringswet.
Dat verklaart nog altijd niet waarom de meerderheid het voorliggende amendement verdedigt. De Franstaligen vragen de welvaartsvastheid van hun aandeel in de BTW-ontvangsten, terwijl wij meer fiscale autonomie willen en een toename van de terugbetaalde belastingen. Zoals het er nu voorstaat zullen de Franstaligen 4 miljard frank meer krijgen en wij 5 miljard frank. Waarom wordt niet gedacht aan het compromis om de verdeling op 63-37 percent te brengen in de plaats van de verhouding 57-43 percent te accepteren?
U maakt die gevolgtrekking, niet wij. Ik verwijs naar de tussenkomst van de heer Sannen en het communiqué van de Vlaamse regering terzake. Wij wijzen een willekeurige verdeling af en eisen een objectieve en controleerbare regeling. Als wij niet de bevolkingscijfers als norm hanteren, wordt het een kwestie van zoveel mogelijk leerlingen te werven, bijvoorbeeld in het buitenland, of in Vlaams-Brabant.
Waarom pleit de oppositie voor een gesprek waarin een van de volksgemeenschappen op de knieën tot toegevingen wordt gedwongen wegens financiële problemen? Waarom geen gesprek van gemeenschap tot gemeenschap?
Ook in de huidige verdeling van de BTW-dotaties, waarvan wij vinden dat zij naar meer eigen fiscale autonomie moet omgeleid worden, zijn de Vlamingen al voor 20 miljard frank solidair met de Franstaligen. Waarom moet daar per se een half miljard frank per jaar bijkomen? Dat laatste zou namelijk gebeuren als de solidariteit aan de groei gekoppeld werd.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
Wij zijn het eens over dat streven naar meer fiscale autonomie. Ik roep de oppositie op zich aan te sluiten bij onze amendementen. Wij moeten onze vertegenwoordigers in de Costa de kans geven ons standpunt te vertolken. Achteraf kunnen wij beoordelen hoe zij dat hebben gedaan. (Applaus bij de SP, de VLD, VU&ID en AGALEV)
De overheveling van de gehele onderwijsbevoegdheid en de financiering ervan, respectievelijk in 1988 en 1989, was een belangrijke stap in de staatshervorming. Er werd toen voor een periode van tien jaar een verdeelsleutel afgesproken. Die was evenwel arbitrair en in het voordeel van de Franstaligen, die toen niet eens bij benadering wisten te zeggen hoeveel leerlingen zij nu eigenlijk hadden. Het gulle Vlaanderen betaalde toch.
De aandelen in de verdeling van de BTW-ontvangsten zijn gekoppeld aan de index, maar niet aan de groei. Daardoor nemen zij percentsgewijs af, zoals ook de OESO al signaleerde. Een dergelijke krimpbegroting voor onderwijs is hallucinant in een land dat alleen hersenen als grondstof heeft. Deze situatie is voor niemand goed. Vlaanderen kon gelukkig, dankzij de samensmelting van gemeenschap en gewest, ook andere middelen inzetten. De Franstaligen konden dat niet. Zij kunnen de facturen niet langer betalen.
Onze fractie laakte, ter gelegenheid van de bespreking van de begroting voor 1999, het uitblijven van de objectivering en het meegroeien met de welvaart van de onderwijsmiddelen. Investeringen in het onderwijs zijn immers dringend nodig. Onze fractie hecht daar veel belang aan. Tijdens deze regeringsonderhandelingen werd duidelijk afgesproken dat de federale fracties dezelfde taal zouden spreken als de communautaire. Van een eventuele geheime afspraak met de Franstaligen werden wij nooit in kennis gesteld. Wij weten wat wij terzake willen en staan erop dat dat bereikt wordt.
Blijven werken met de huidige Financieringswet zou zowel voor het Franstalige als voor het Vlaamse onderwijs nefast zijn. Daarom stellen we de volgende strategie voor. Een aanpassing van artikel 39 paragraaf 2 van de Financieringswet kan voor de Vlaamse partijen enkel op basis van objectieve en vooraf controleerbare cijfers. Enkel de bevolkingscijfers van het NIS kunnen gebruikt wworden. Deze problematiek moet op de agenda komen van het overleg tussen de Vlaamse, Franstalige en federale regering. Komt men daar niet tot een vergelijk, dan moet het volledige dossier naar de Costa. Als ik in het debat kritiek hoor op het amendement van de meerderheid, wil ik een verband leggen tussen het welvaartsvast maken van de onderwijsmiddelen en het zetten van beslissende stappen naar fiscale autonomie. Dan zullen de discussies over de verdeelsleutels eindelijk tot het verleden behoren. We moeten in Vlaanderen goed weten wat we willen. Daarom moeten we overleggen, zodat we steeds dezelfde taal blijven spreken op alle niveaus. De resoluties van het Vlaams Parlement zijn een goed akkoord dat door een brede basis gesteund wordt. VU&ID steunt deze resoluties en de vertaling ervan in het regeerakkoord. Ik hoop dat deze uitgangspunten kunnen rekenen op een grote eensgezindheid in dit parlement en bij de Vlaamse partijen. Vanuit Vlaanderen keken we met ontzag op naar de Waalse eensgezindheid en standvastigheid op cruciale momenten. Nu is er voor Vlaandere zo'n cruciaal moment aangebroken. (Applaus bij de VLD, de SP, de CVP, VU&ID en AGALEV)
Deze namiddag is er veel gepraat over onderwijsgeld. Het is dan ook normaal dat de minister van Onderwijs een deel van het antwoord geeft.
Iedereen weet dat de vorige regering er niet in geslaagd is dit probleem op te lossen. In de verslagen van de vergaderingen van het overlegcomité worden er zes scenario's uitgetekend, waarvan er twee positieve resultaten opleveren voor Vlaanderen en vier negatieve.
In deze scenario's wordt er uitsluitend gesproken over leerlingenaantallen en niet over bevolkingscijfers. Als de CVP nu over bevolkingscijfers spreekt dan is dat dus vrij nieuw. De heer Van Rompuy moet voor sommige cijfers zelfs naar de nota's van de SERV.
Uit de verslagen van de vergaderingen van het overlegcomité blijkt dat er verschillende elementen aan bod kwamen. Er is discussie geweest over het al dan niet meetellen van de kleuters. Een element daarbij was de invoering in Vlaanderen van een systeem van vijf instapdata. Ook over de leerlingen die ouder zijn dan achttien jaar was er onenigheid, omdat men in Vlaanderen inspanningen doet om het zittenblijven te beperken. Het einde van de leerplicht wordt ook op een andere manier vastgesteld. In Vlaanderen is dat 30 juni van het jaar waarin men achttien wordt, terwijl dat aan Franstalige kant de dag van de achttiende verjaardag is. Leerplicht is trouwens ook niet hetzelfde als schoolplicht. De cijfers van het deeltijds beroepsonderwijs zijn aan Franstalige kant nog niet lang bekend. Ook de teldata zijn verschillend, waarbij aan Franstalige kant ook de manier van tellen in vrij en in gemeenschapsonderwijs niet dezelfde is. Dit is dus een zeer complexe materie. Het vaststellen van objectieve en controleerbare criteria is dus niet gemakkelijk. Gemakkelijkheidshalve zou men dus kunnen uitgaan van de bevolkingscijfers. Maar ook dan blijft discussie mogelijk. Ik ben het ermee eens dat de gemeenschappen op dit vlak uit elkaar gegroeid zijn. De heer Van Rompuy heeft gezegd dat er volgens de Franstalige politici een akkoord is. In het departement voor Onderwijs en in mijn kabinet wordt er echter gezocht naar objectieve en controleerbare gegevens. Dit zou geen zin hebben als er al een akkoord was.
Ik zeg niet dat er een akkoord is. Ik heb daarvoor personen geciteerd die toch betrouwbaar zouden moeten zijn.
De heer Van Rompuy gelooft hun verhaal, maar niet dat van de Vlamingen.
Waarom heeft de minister hierover veertien dagen geleden geen klaarheid gebracht?
De verklaring van vice-premier Michel is maandagmorgen in de pers gekomen. Ik ben diezelfde maandag door de pers ondervraagd. Als er een akkoord is, dan is dat zonder dat ik het weet.
Het antwoord van de minister-president was echter totaal ontwijkend.
Nu wordt er gezocht naar een oplossing op basis van objectieve en controleerbare criteria.
Moet men die dan nog zoeken?
De bevolkingscijfers zijn ook niet probleemloos. Daarom is men hierover aan het studeren op het departement en op het kabinet. Een aantal mensen die in Nederland of Frankrijk wonen volgen bij ons les. Die vallen dus buiten de bevolkingscijfers. Daarover is dus nog onderzoek nodig. Men kan nog meer vragen stellen. Zo worden kleuters niet meegeteld terwijl die verplicht gefinancierd worden. Er moet dan ook nagedacht worden over de verlaging van de leerplicht tot 5 jaar. Het bevolkingscijfer kan dus een goed criterium zijn maar daarmee zijn niet alle problemen opgelost. (Applaus bij de VLD, de SP, VU&ID en bij AGALEV)
Vooraleer ik iets zeg over het voorstel van resolutie in verband met de strategie die gevolgd moeten worden in de Costa, wil ik ingaan op de essentie van dergelijke debatten. Het is moeilijk om te peilen naar de intenties van diegenen die de debatten voeren. Mag ik twijfelen aan de goede bedoelingen van sommigen? Is het de bedoeling om de onderhandelaars, in wie men weinig vertrouwen heeft, in een keurslijf te stoppen of wil men aantonen dat het allemaal verkeerd loopt en de Vlamingen tegen zichzelf beschermen? En hoe zullen de Franstaligen reageren op een dergelijk debat? Ik herhaal het beeld dat men niet op jacht moet gaan met de fanfare op kop. Ik lees nooit een verslag van een dergelijk debat onder Franstaligen. Die bepalen hun strategie blijkbaar op andere plaatsen. Ze geven de indruk dat ze niet verdeeld zijn waardoor ze veel efficiënter werken.
Het is ook belangrijk om te weten in welke positie we ons bevinden. De heer Denys is misschien te vrijmoedig geweest, toen hij stelde dat hij dergelijke debatten in het verleden niet alleen gevoerd heeft met de bedoeling het Vlaamse belang te dienen maar ook het partijbelang. Nu zijn de rollen omgekeerd en zit hier een fractie die bevrijd is van regeringsdwang.
Op de Costa is de heer Herman Van Rompuy de leider van die groep. Ik heb een interview met hem opgediept. Op de vraag of er een nieuwe ronde in de staatshervorming zou komen, antwoordde hij dat het zou gebeuren hetzij bij de regeringsvorming hetzij in het parlement waarbij de regering al dan niet een actieve rol zou spelen. Hij was ook van mening dat hij de federale regering en het parlement niet zag wachten op de verdeling van de bevoegdheden door de andere overheden. Hij zou er niet aan durven denken om dat cynisch te bekijken. Verder zei hij nog dat de Vlamingen moesten opletten om niet op alle domeinen vragende partij te zijn. Ze dienden prioriteiten vast te stellen en een tactiek te bepalen.
Over de werkzaamheden van het Vlaams Parlement had hij de indruk dat men voor een belangrijke improvisatieoefening stond. Dat zijn een aantal beschouwingen van diegenen die momenteel het Vlaamse geweten willen zijn. Zulk een geweten heb ik niet nodig : ze beogen enkel een voor Vlaanderen schadelijk oppositiespel. Dat is betreurenswaardig. (Applaus bij de VLD, de SP, VU&ID en bij AGALEV)
Ik heb de minister-president nog nooit iets anders zien doen dan politieke spelletjes spelen.
Ik ben vanmorgen aanwezig geweest op de Costa. Er bestaat een grote eensgezindheid onder de Vlaamse christendemocraten. We hebben voor de verkiezingen duidelijk gezegd dat we vijf essentiële punten gerealiseerd willen zien. Dat was ook de gemeenschappelijke afspraak in de commissie voor Staatshervorming. Nu moeten we met een vergrootglas zoeken naar diegenen die vroeger zegden : het kan nooit genoeg zijn en niet snel genoeg gaan. Het verschil in het standpunt van de Vlaamse christen-democraten en dat van de huidige regeringspartijen is dat wij van mening zijn dat er noch het Vlaamse noch het federale regeerakkoord een volledig concept bevat. De meerderheidspartijen dienen consequent te zijn in wat ze gedurende de afgelopen drie jaar gezegd hebben. (Applaus bij de CVP)
U hebt in de voorbije regeerperiode geen stap vooruit kunnen zetten. Ik kan dan ook maar vaststellen dat elk resultaat, hoe pover ook, meer is dan wat er in de vorige periode gerealiseerd is. (Applaus bij de VLD, de SP en AGALEV)
Wat de kritiek betreft dat we geen totaalvisie hebben, kan ik alleen maar stellen dat het de bewuste strategie is van sommigen uit de oppositie om de kar zodanig vol te laden dat de wielen eraf vliegen. Het is totaal nieuw dat vier partijen een onderdeel vastleggen in het regeerakkoord en dat effectief verdedigen in de Costa. Dat was allesbehalve het geval in de vorige regeerperiode toen er op het federale en het Vlaamse niveau verschillende meningen verkondigd werden. Denk maar aan het respect dat de heren Dehaene en Herman Van Rompuy voor de resoluties van het Vlaams Parlement betoonden.
De VLD is op de essentiële momenten van de staatshervorming afwezig gebleven, in tegenstelling tot mijn partij en de heren Dehaene en Van Rompuy in het bijzonder. (Applaus bij de CVP)
Voormalig premier Dehaene heeft gezegd dat Vlaanderen zich beter
zou bezighouden met de eigen bevoegdheden. (Rumoer)
Artikel 39 van de Financieringswet omvat een overgangsmaatregel die na tien jaar een einde neemt. Dit artikel is nog steeds niet uitgevoerd. Op 24 november 1999 zal het debat voor het eerst in het overlegcomité aan bod komen. Er is vandaag nog steeds geen enkele tekst voorgesteld. Het debat van vandaag is enkel gebaseerd op verklaringen in de Franstalige pers van Franstalige politici (Applaus bij de VLD, de SP, VU&ID en AGALEV).
Het gaat om de uitvoering van de bestaande wetgeving. De plaats waar de onderhandelingen gevoerd worden is voor ons ondergeschikt aan het resultaat. De criteria moeten objectief en controleerbaar zijn. Dat is het belangrijkste. Als dit niet kan gerealiseerd worden in het overlegcomité, moet het dossier in de Costa behandeld worden.
Iedereen is het er hier over eens dat het aantal leerlingen tussen 6 en 18 jaar geen goed criterium. De voorzitter van de VLD zei in een interview met het Belang van Limburg van 18 oktober 1999 nochtans nog dat dit criterium wel degelijk diende te worden gevolgd, en niet het bevolkingsaantal. Dit toont aan dat het debat van vandaag wel degelijk zinvol is.
We verwachten van de minister-president een duidelijke visie over de toekmost van Vlaanderen. Hij verschiet echter zijn pijlen op de oppositie. Blijkbaar is hij bang voor een conflict met premier Verhofstadt en de de federale regering. (Applaus bij de CVP)
U speelt een goedkoop oppositiespel. De CVP is er nooit in geslaagd om artikel 39 uit te voeren (Rumoer bij de CVP). De Franstalige zusterpartij van de CVP heeft verklaard dat er in het kader van de Costa geen sprake kan zijn van een federalisering van de gemeente- en provinciewet. Daartoe zou artikel 162 van de Grondwet moeten worden gewijzigd; een bijzondere wet is daartoe volgens de PSC niet toereikend.
Als we erin zouden slagen om het institutionele deel van het regeerakkoord te verwezenlijken, zou dat niet minder betekenen dan een revolutie. Waar maakt de CVP zich dan zorgen over?
De heer Luc Martens heeft in een interview met de krant De Standaard aangegeven dat de minimumvereiste is dat de dotatie van de gemeenschappen welvaartsvast wordt gemaakt. De CVP heeft vervolgens verklaard dat dit slechts een persoonlijk standpunt is.
Het belangrijkste is dat we komen tot fiscale autonomie en tot een herziening van de financieringswet. Deze is immers nefast : voor de Vlamingen, maar ook voor de Franstaligen. Misschien moeten we hen dat rechtstreeks duidelijk maken.
Het Vlaamse regeerakkoord moet het uitgangspunt zijn van de onderhandelingen in de Costa. De debatten die in dit parlement gevoerd worden mogen geen wig drijven tussen de meerderheidsfracties. Dat is nochtans de, al te doorzichtige, bedoeling van de CVP. (Applaus bij de VLD, de SP, VU&ID en AGALEV)
De bespreking is gesloten.