Verslag plenaire vergadering
Verslag
Participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad
Algemene bespreking
De voorzitter : Aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad.
Ik wijs de vergadering tevens op de reflectienota die de heren Luc Martens en Jos De Meyer, mevrouw Veerle Heeren en de heer Gilbert Vanleenhove hebben ingediend om die krachtens artikel 56, punt 2 van ons reglement mee de basis vormt voor de beraadslaging in plenaire vergadering.
De algemene bespreking is geopend.
Het participatiedecreet van het basis- en secundair onderwijs dat hier voorligt heeft hoofdzakelijk als doelstelling het realiseren van de onderwijs- en opvoedkundige opdrachten via een samenwerking van de belangrijkste onderwijsbetrokkenen. Zo staat in het decreet dat de inrichtende machten, die niet tenminste twee derden van hun samenstelling gevormd zien door rechtsreeks gekozen vertegenwoordigers van personeel en ouders, verplicht zijn tot oprichting van een schoolraad. Deze schoolraad moet samengesteld worden door de ouders, het personeel en de lokale gemeenschap. Voor het secundair onderwijs worden daar nog de leerlingen aan toegevoegd.
Uiteraard worden in dit decreet ook de facultatief of verplicht te geven adviezen vastgelegd, waarbij onder de verplichte op te vragen adviezen vooral de nadruk wordt gelegd op het profiel van een directeur, het studieaanbod, het aangeboden vervoer voor de scholen, het nascholingsbeleid en de geplande experimenten en projecten.
Wat tevens belangrijk is in dit decreet is de nadruk die men legt op het uitgebreid overleg dat de inrichtende machten moeten plegen met de schoolraad over het schoolreglement, de lijst van de financiële bijdragen door de ouders, het schoolwerkplan en de samenwerking met de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB's). Daarnaast wordt elk ontwerp van beslissing in overleg besproken inzake de jaarplanning, de infrastructuurwerken, de vaststelling van de criteria voor de aanwending van lestijden, het welzijns- en veiligheidsbeleid en de duur van de stage-activiteiten van bepaalde leerlingen.
Met deze visie in het achterhoofd was het dan ook een noodzaak om via een aantal artikels een pedagogische leerlingen- en ouderraad op te richten, zodat een compleet kader wordt gecreëerd voor een goed onderbouwd participatiedecreet.
Dit ontwerp heeft heel wat discussie teweeggebracht. Het heeft een lange ontstaansgeschiedenis en het is volgens de minister een aanzet tot een open en constructief participatiemodel, waar het bereiken van een consensus via overleg tussen alle betrokken de kern vormt.
De commissie keurde het ontwerp van decreet uiteindelijk goed met 8 stemmen tegen 5.
Ik hoop dat dit decreet bij ons onderwijs een kans krijgt zodat alle scholen binnenkort er iets goed van kunnen maken. (Applaus)
Tijdens de voorbije maanden is er veel gediscussieerd over het nut van een participatiedecreet. Is participatie geen cultuur die in sommige scholen al aanwezig is? Kan men participatie wel van bovenaf opleggen via regelgeving of via een decreet? Moet participatie niet automatisch en vanuit de scholen zelf groeien?
Dit decreet heeft wel degelijk zijn nut, het is zelfs noodzakelijk. Verschillende voorbeelden uit het buitenland tonen aan dat een diepgaande wettelijke regeling positieve effecten heeft. Participatie draagt bij tot een beter schoolklimaat en tot een kwaliteitsvol schoolbeleid en het dient, waar nodig, gestimuleerd te worden.
Uit de resultaten van een enquête bij 25.000 mensen die ik vanmorgen in De Standaard las, blijkt dat er in onze onderwijscontreien nog een en ander niet helemaal gestroomlijnd is. Natuurlijk zijn er vele scholen die reeds jaren een stevig ingebakken participatiecultuur hebben. Dergelijke scholen zijn voorbeelden van de bereidheid tot algehele implementatie van pedagogisch-didactische en democratische werkvormen. Voor deze scholen zijn slechts minimale aanpassingen nodig. Spijtig genoeg zijn er ook minder goede voorbeelden en zij zullen door dit decreet een steuntje in de rug krijgen om de participatieve paden te bewandelen en een leerproces aan te vatten om zo te komen tot een evidente participatiecultuur.
De ervaringen in de onderwijswereld, de meldingen van de leerlingen zelf en zelfs het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind, verplichten ons een decreet ter bevordering van participatie op te stellen. Zonder die verplichting zouden we ook spontaan, gezien de tijdsgeest, mee uitgenodigd worden door het enthousiasme van jongeren, waarmee ze te kennen geven dat zij ook noden hebben en kanalen nodig hebben om te discussiëren en hun mening te ventileren.
Bovendien heeft de school als taak de leerlingen de vaardigheden om deel te nemen aan de democratische samenleving aan te leren. Dit principe staat ingeschreven in de eindtermen. De kinderen kunnen dit het best leren door hen in de praktijk hun zegje te laten doen. Participatie leert hen om collectief te denken, leert hen kritiek en democratie aan en leert hen samenwerken. Participatie is voor de eigen mening opkomen, maar die mening toetsen aan de mening van anderen, om in gezamenlijk overleg te komen tot inspraak.
Dergelijk schoolklimaat verhoogt het schoolplezier, verbetert de resultaten en stimuleert het welbevinden, zonder de sterke kanten van het onderwijs te ondermijnen.
Leerkrachten staan soms weigerachtig tegenover leerlingenparticipatie omdat ze zelf amper inspraak hebben. Het is tijd dat leerkrachten hun lerende kracht gebruiken om tot een participatief schoolmodel te komen. Participatie is een middel om tot een betere school te komen. Omdat de leerkrachten de basis van de school vormen zal het centrale participatiemodel de hele school beïnvloeden. Directe participatie is essentieel om de leerkrachten echte inspraak te geven. Dit ontwerp van decreet zet alle directies en inrichtende machten ertoe aan gebruik te maken van de ervaring van de leerkrachten.
De ouders zijn de laatste partner. Dit ontwerp van decreet zet ook hen aan tot participatie. Ouderparticipatie betekent actieve inspraak, klasbetrokkenheid en deelnemen aan activiteiten. Scholen zullen vooral kansarmen en allochtonen moeten overtuigen deel te nemen.
Leerlingen, leerkrachten en ouders werken constructief samen met de inrichtende macht en de directie. Zo zal een wisselwerking ontstaan die tot doordachte beslissingen leidt. Participatie moet aangeleerd worden. Een expertisecentrum zal zorgen voor vorming, expertise en informatie.
Dit ontwerp van decreet is niet alleen voor de scholen, maar ook voor de decreetgever een begin. De komende jaren moeten we werk maken van informele en semi-formele participatie. Ook op klasniveau moet de participatie beter.
Omdat participatie een hoofdpunt is voor Spirit, steunen wij dit ontwerp van decreet. We zullen blijven ijveren voor een cultuur waaraan iedereen actief kan deelnemen. (Applaus)
Dit ontwerp van decreet kent een lange voorgeschiedenis. Talrijke wetenschappelijke onderzoeken onderstrepen het belang van participatie voor leerlingen, leerkrachten en ouders. Het VSK vindt dat we niet ver genoeg gaan. Iedereen vindt participatie belangrijk, maar de vraag hoe we participatie moeten organiseren is niet eenvoudig. Niemand wil dat de onderwijskwaliteit achteruit gaat, want als we het onderwijswelbevinden willen verbeteren zal de kwaliteit nog moeten verhogen.
Scholen staan in direct contact met alle betrokkenen en met de omgeving. Bij een levensbrede en levensnabije school moet iedereen betrokken worden. Dit ontwerp van decreet brengt respect op voor de verantwoordelijkheid van alle betrokkenen.
Telkens wanneer de voorbije 25 jaar werk werd gemaakt van participatiestructuren, hebben we geleerd dat er in de eerste plaats behoefte is aan duidelijke structuren. We hebben het gehad over formele en informele participatie. Uiteraard is iedereen voorstander van informele participatie, maar formele structuren zijn evenzeer van doen. Het is een goede zaak dat ook in het onderwijs werk wordt gemaakt van een formele participatiestructuur. Een structuur is niet meer dan een middel.
De meerderheid heeft het oorspronkelijke ontwerp van decreet geamendeerd omdat we goed geluisterd hebben naar de opmerkingen gemaakt tijdens de hoorzitting. Ik heb echter de indruk dat men de amendementen weigert te lezen. Zo hebben we instemming vervangen door advies en overleg. Bovendien krijgen de scholen heel wat vrijheid om de raden samen te stellen. Lokale autonomie is belangrijker dan logge structuren.
Twee partners voelen zich terecht aangesproken. De inrichtende macht voelde zich in het oorspronkelijke ontwerp van decreet aan de kant geschoven. Er werd ingegrepen op hun autonomie en ze waren geen partner. In dit ontwerp van decreet behouden de inrichtende machten hun bevoegdheden. De inrichtende macht kan mee onderhandelen wanneer advies verleend moet worden, maar de schoolraad brengt het uiteindelijke advies uit. Bij overleg zijn er steeds twee partners betrokken : de schoolraad en de inrichtende macht. Dat zal de kwaliteit van de inspraak alleen maar ten goede komen.
We hebben het ook gehad over de rol van de vakbonden.
Er was ook een debat over de rol van de vakbonden. De vakbond wilde de enige geleding zijn van waaruit de vertegenwoordiger van het personeel zou kunnen worden aangeduid. Ik ben het daar niet mee eens. Ik kan me niet voorstellen dat een en dezelfde afgevaardigde alle vaardigheden in zich heeft die vanuit een schoolraad kan worden verwacht. Als de vakbond goede vertegenwoordigers heeft, dan vertrouw ik erop dat deze door de personeelsgeleding zullen worden verkozen. Toch ben ik het er niet mee eens dat de personeelsleden die geen lid zijn van de vakbond, geen taak zouden kunnen opnemen in de schoolraad. Op een bepaald ogenblik werden de niet-georganiseerden zelfs bestempeld als losgeslagen individuen. Alleen personeelsvertegenwoordigers vanuit een vakorganisatie werden als vitale krachten beschouwd. Dat heeft me geraakt.
Belangrijk is dat artikel 5 van het schoolpact opnieuw werd ingeschreven. Ik ben het ermee eens dat men aan inrichtende machten en vakorganisaties de mogelijkheid moet blijven bieden om bij belangrijke beleidskeuzes in rechtstreeks overleg te treden met de minister.
We hebben het hier vooral gehad over de formele kant van de zaak. Er is nooit gezegd waarover het eigenlijk gaat bij advies en overleg. Dat verbaast me, want de artikelen 19 en 21 over advies en overleg komen in belangrijke mate tegemoet aan een aantal noden van het onderwijs die nu in de actualiteit staan. Zo moeten het schoolreglement en de lijst van bijdragen die aan ouders worden gevraagd, in overleg tot stand komen. Artikel 21 van het decreet stelt ook dat de jaarplanning van extra muros activiteiten, onder meer schoolreizen, moet besproken worden, samen met de kostprijs.
Dit decreet biedt heel wat mogelijkheden. Ik begrijp dat participatie voor diverse actoren heel wat vrees oproept. Mijn ervaring met de participatiebeweging heeft me geleerd dat ook gemeentebesturen daar bang voor waren. Ze vreesden dat de burgers zich tegen hen zouden keren als er aan hun individuele verzuchtingen niet werd tegemoetgekomen. In de praktijk blijkt dat men van participatie niet bang hoeft te zijn indien men dit goed structureert en motiveert. Leerkrachten, ouders en leerlingen kunnen samen een betere school maken (Applaus).
Vanmorgen las ik in de krant : Scholen gezakt voor participatie. Als dat vandaag in de krant verschijnt, dan is dat uiteraard geen toeval.
Ik vraag van de heer Martens dat hij de nodige intellectuele eerlijkheid zou opbrengen. Klasse is een onafhankelijk tijdschrift. De redactie bepaalt zelf welke artikelen wanneer verschijnen. Als er een enquête over participatie is geweest, dan is dat omdat de redactie, die veel contacten heeft met het werkveld, voelt dat er behoefte is aan debat over dit onderwerp. Uit deze enquête, waarop 25.000 mensen hebben gereageerd, is gebleken dat er nog een en ander mis is met de participatie in de scholen.
Alle partijen in dit parlement zijn voorstander van participatie. In 1991 heeft voormalig minister Coens trouwens reeds een decreet laten goedkeuren over participatie. Er gebeurt al heel veel op het terrein. Als er kritiek moet worden geleverd , dan is het niet zozeer op de inrichtende machten en scholen, maar op het beleid dat de opvolging van dit decreet verwaarloosd heeft. Het beleid heeft niet voorzien in de nodige vorming en begeleiding en heeft de realisaties van de voorbije tien jaar niet grondig geëvalueerd vooraleer een nieuw decreet uit te werken. Wij menen dat dit nieuwe decreet niet zal bijdragen tot meer participatie.
De christendemocraten zijn de participatiegedachte erg genegen omdat ze gemeenschapsvormend is en omdat ze mensen verantwoordelijkheid laat opnemen. Een variëteit aan inzichten kan verwoord worden en verdisconteerd in het beleid. Participatie nodigt de verantwoordelijken ook uit om hun cocoon te verlaten en om zich te engageren in een leiderschap dat niet wordt gekenmerkt door een bange en verlammende controle, maar door een gedurfde navigatie die alle participanten in het beleid laat meespelen.
Dat we voorstander zijn van participatie, hebben we in het verleden trouwens ook bewezen. We hebben ons voluit geëngageerd voor een aantal decreten waarin participatie een erg belangrijk element is : het decreet van 1991 over de participatie, het decreet van 1996 over de subsidiëring van ouderverenigingen, het decreet op de leerlingenraden en het decreet op de Argo.
Het voorliggende decreet kan ons niet overtuigen. Wij menen dat de praktijk van de voorbije jaren eerst grondig moet worden geëvalueerd. De weinige onderzoeksresultaten worden zelfs genegeerd. Daaruit blijkt het belang van de informele betrokkenheid, het belang van de aandacht voor kwetsbare groepen en van de nood aan ondersteuning. In de commissie hebben we het inderdaad met enige verve gehad over losgeslagen individuen. Essentieel is de vraag of de samenleving moet worden geleid door individuen of door mensen die een mandaat hebben van een bredere groep. De Grieken hanteren de term idiotès voor iemand die geen band met de omgeving kan of wil maken. De samenleving kan maar bloeien als we ons niet opsluiten in ons isolement, maar als we bereid zijn ons te engageren in de brede groep.
Dat is een ander model. De christendemocraten menen dat mensen zich als persoon moeten kunnen ontwikkelen. De term persoon is afkomstig van het Romeinse theater, namelijk van het masker dat men draagt. Via dat masker maakt men zijn identiteit kenbaar aan de omgeving. Wie ik ben, wordt dus mee bepaald door de waarneming vanuit de omgeving. Het gaat om het dialogeren met de gemeenschap en om de positionering rond een gemeenschappelijk belang. Dat is een zwak punt in het voorliggend decreet. Men ziet alles als onderhandelingsposities. Het lijkt erop alsof het erop aankomt alle mogelijke gedeelde belangen in een soort van evenwicht te brengen. De opdracht waar het onderwijs voor staat overstijgt het individuele belang. Deze filosofie is niet aanwezig in dit decreet. Men creëert een aantal structuren , maar men ondersteunt de deelnemers niet om die opdracht naar behoren te vervullen. We hebben geprobeerd om deze tekst te amenderen. We willen verdergaan dan de procedures en de structuren, we willen zorgen voor een inhoudelijke dynamiek. Dit werd evenwel niet weerhouden.
Daarom vragen we in een amendement om de partners erbij te betrekken. Mensen hebben immers behoefte aan rugdekking, zoniet zullen alleen de elites en de gedrevenen participeren. De ouderverenigingen krijgen minder subsidies en moeten in steeds moeilijkere omstandigheden werken. Vakbonden verdedigen niet alleen de statutaire belangen maar denken ook mee over de professionaliteit van het beroep. Het steunpunt Leerlingenparticipatie, deze regeerperiode opgericht, wordt opgedoekt. Dat wordt geïntegreerd in een expertisecentrum, een waterhoofd. Er zijn wel middelen voor het ontwikkelen van expertise maar de subsidies voor de distributie ervan dalen.
Het ontwerp houdt dus te weinig rekening met de verwachtingen en de specifieke expertise van de betrokken organisatie, onderschat de openheid van de directies en de competenties en de constructieve bijdrage van het middenveld. Het overschat de mogelijkheden van een aantal partners en de betekenis van procedures en structuren.
Ook het Gelijkekansendecreet installeert een blind mechanisme waarbij een vormelijk recht - het zich eerst aanbieden - leidt tot grote onrechtvaardigheid. Ook hier komen er formele structuren zonder dynamiek. Er is geen inhoudelijk engagement en de bemiddelende organisaties worden niet gesteund.
Dit ontwerp biedt minimumgaranties, die ouders en leerlingen niet altijd vragen. Het model laat geen ruimte voor differentiatie, maar leidt tot overstructurering. Het ontwerp steunt op de foute veronderstellingen dat er heel veel willekeur is bij de uitoefening van gezag en dat er te weinig rekening gehouden wordt met de belangen van personeelsleden, leerlingen en ouders. Het ontwerp induceert een conflictmodel.
Dit ontwerp negeert de positieve bijdrage van het maatschappelijk middenveld. Het dringt de vakbonden terug in de lokale overlegplatforms en negeert hun inbreng. Sterke gesprekspartners vermijden dat het overleg gemonopoliseerd wordt door extreme individuele standpunten.
Het ontwerp is gestoeld op een functioneel denken waarbij de leraars producenten en de leerlingen en de ouders consumenten worden. Men gaat voorbij aan de menselijke interacties, die ervoor zorgen dat in een leefgemeenschap iedereen zijn eigen rol kan spelen.
We zijn voorstander van participatie maar met het ontwerp verzandt dat in structuren. We zullen het dan ook niet goedkeuren. (Applaus bij CD&V)
Participatie is moeilijk vast te leggen in regelgeving. Het steunt immers vooral op vertrouwen. Het is een gestaag en subtiel groeiproces dat niet gedijt in een harnas van voorschriften. Dit ontwerp is dan ook niet het beste werkstuk van de minister en wordt niet gesteund door de betrokken organisaties.
Iedereen is wel voorstander van schoolparticipatie. Ook wij zijn overtuigd van het belang ervan. Toch zijn we niet opgezet met het ontwerp omdat het haaks staat op onze opvattingen. De conclusies van de wetenschappelijke studies van de minister, waarop ik me gebaseerd heb, botsen blijkbaar met een vandaag gepubliceerde enquête.
Uit de studies blijkt dat ouders tevreden zijn over de school en de noodzaak ervan als matig ervaren. Ouders vragen geen uitbreiding van de inspraakmogelijkheden maar wel een krachtdadig schoolbeleid. Ouders liggen niet wakker van formele participatie, maar nemen wel deel aan de informele participatie. Leerlingen en leerkrachten denken net zo.
Het is dus niet duidelijk wie vragende partij was van dit ontwerp. Zal de structuur bijdragen tot betere participatie? Zijn er andere mogelijkheden om tot optimale participatie te komen?
Echte participatie groeit van onderuit en wordt niet opgelegd zoals in dit ontwerp. Teveel verplichtingen maakt participatie trouwens onwerkbaar. Een teveel aan inspraakorganen zorgt voor verwarring en werkt contraproductie.
Uit te veel verschillende geledingen vertrekken te veel adviezen. Die kunnen niet voldoende verwerkt, geëvalueerd of opgevolgd worden. De betrokkenen zien het nut van hun werk niet meer in en haken af.
Verder vragen we ons ook af of dit ontwerp van decreet wel zoveel beter is dan het bestaande decreet. Had men niet beter de werking van de reeds bestaande participatie- en schoolraden geoptimaliseerd?
Omdat we samen met de betrokkenen uit de onderwijswereld vinden dat de in dit ontwerp van decreet opgelegde structuren te sterk geformaliseerd zijn, te disfunctioneel, te omslachtig, te werkdrukverhogend, te confronterend en te weinig aanzettend tot samenwerking, zullen we het niet goedkeuren. (Applaus bij VB)
Na een lange lijdensweg kan het parlement zich eindelijk uitspreken over dit ontwerp van decreet. Het oogstte aanvankelijk heel wat kritiek. Enkele ingrijpende amendementen van de meerderheid maakten echter een einde aan de commotie.
Ofwel doet men iets aan de participatie, ofwel laat men alles bij het oude. Soms moet de overheid bepaalde structuren opleggen. De sp.a-fractie meent dat het voorliggende ontwerp van decreet een belangrijke stap is naar meer inspraak voor iedereen die bij het onderwijs betrokken is. Voortaan zullen alle scholen een schoolraad moeten oprichten en die raad om advies vragen over bepaalde beslissingen. De schoolraad is geen aantasting van het principe van de vrijheid van onderwijs. De uiteindelijke beslissingsmacht berust immers nog steeds bij het schoolbestuur. De amendementen van de meerderheid zorgden er in ieder geval voor dat de betrokkenheid van de directies en de inrichtende machten vergroot werd.
Grondwettelijk bestaan er geen bezwaren tegen het participatiemodel. Is het echter nodig dat de overheid meer inspraak gaat opleggen? Is dit goed onderwijs? De sp.a-fractie meent van wel. Men kan onmogelijk alle betrokkenen over alles laten meebeslissen. Inspraak van ouders, leerlingen en leerkrachten in aangelegenheden waar zij zelf belang in hebben biedt een duidelijke meerwaarde. Inspraak verhoogt immers niet alleen het democratisch gehalte van een school maar leidt ook tot meer efficiëntie. Dat werd wetenschappelijk bewezen. Scholen moeten niet bang zijn voor inspraak van niet-deskundigen. Hoe meer de school zich openstelt voor de ouders, hoe meer tevreden de ouders zelf zijn.
Meer inspraak is dus een pluspunt voor het onderwijs. Maar doet de overheid er goed aan om van bovenaf participatiestructuren op te leggen? Onderzoek leert immers dat participatie vooral te maken heeft met de schoolcultuur. In een school waar men al opteerde voor een participatiemodel, zal de opgelegde schoolraad geen verschil meer uitmaken. Formele participatiestructuren blijven niettemin nuttig en belangrijk voor scholen die nog geen enkele vorm van participatie kennen. Zonder de decretale verplichting zouden een aantal scholen er immers nooit toe komen om de leerkrachten, leerlingen en ouders inspraak te verlenen. Een enquête in het onderwijsblad Klasse bewees dat amper een op drie leerkrachten vindt dat hij of zij voldoende inspraak krijgt. Ouders beweren vaak niet genoeg tijd te hebben om deel te nemen aan de inspraakorganen op school. Anderzijds wil de helft van de ouders echter wel meer inspraak over veiligheid, gezondheid en hygiëne.
De schoolraden zullen ook een belangrijke rol spelen in de inspraak over de schoolkosten. Over de bijdrageregeling zal met de schoolraad overlegd moeten worden. De scholen zullen dus gaan nadenken over het nut van bepaalde kosten. Anderzijds schuilt hier ook een risico in. Het is niet ondenkbaar dat de ouders in sommige schoolraden, in de hoop de school elitair te houden, zullen instemmen met bepaalde kosten. Dat kan uiteraard de bedoeling niet zijn. Om grote verschillen tussen de bijdrageregelingen van de scholen te vermijden, wil de sp.a-fractie een maximum onderwijsprijs uitwerken.
De sp.a.-fractie beschouwt de invoering van de schoolraden in alle Vlaamse scholen als een vooruitgang voor ons onderwijs. Maar het volstaat voor ons niet dat de overheid de scholen verplicht om schoolraden op te richten. De decretale participatiestructuren zijn slechts een aanzet voor een verdere uitbreiding van de niet bij decreet opgelegde participatievormen. Echte participatie moet ook gestimuleerd worden door de overheid. Alle partners hebben ondersteuning nodig. De participatie mag zich niet beperken tot de decretale structeren maar moet ook de algemene betrokkenheid van de ouders, leerlingen en leerkrachten bij het schoolgebeuren verhogen. Dat wordt de taak van een expertisecentrum.
Dat centrum moet ook aandacht hebben voor laag opgeleide en allochtone ouders. Hun zijn de participatie- of schoolraden immers vaak onbekend. Enkel door ook deze ouders bij de participatie te betrekken, krijgen we een onderwijs dat aan iedereen gelijke kansen biedt.
Langs ene kant zingt u de lof van de participatie. Op dit vlak verschillen we niet van mening. Het blijft wel merkwaardig dat u, wanneer u in u het hebt over de stimulering van de participatie, met geen woord rept over de rol die het middenveld, de ouders en de vakverenigingen in dit alles hebben. Waarom kunnen de vakbonden hier geen rol in spelen?
Waarom is dit ontwerp van decreet beter dan het huidige, bestaande decreet? We zijn immers al twaalf jaar met participatie bezig.
De heer Martens heeft een verkeerde kijk op dit ontwerp. Ik heb immers herhaaldelijk gezegd dat ik vertrouwen heb in de rol van de vakbonden in de schoolraden. Ik kant me echter tegen monopolievorming en kan het dus niet hebben dat bepaalde vakbonden in bepaalde scholen de alleenheerschappij verwerven. Ik ben een voorstander van een open participatiemodel. Wat in de welzijnsector lukt, moet ook lukken voor de onderwijswereld.
Het voorliggende participatiemodel zorgt inderdaad voor meer structuur maar laat de scholen nog voldoende autonomie. U wil een beleidsplan introduceren. Gesprekken op het werkveld leren me echter dat een beleidsplan tot meer bureaucratie leidt.
Een expertisecentrum moet de nodige knowhow verzamelen en ervoor zorgen dat de leerkrachten voldoende begeleid worden.
Ten slotte is de sp.a tevreden met de manier waarop de Vlaamse Onderwijsraad tot strategische adviesraad wordt omgevormd. Er werd voldoende rekening gehouden met de specificiteit van de onderwijssector. Ook hier werd gestreefd naar een open en constructief participatiemodel.
Iedereen die betrokken is bij de opvoeding van onze kinderen moet zo actief mogelijk, op alle niveaus, zijn of haar stem kunnen laten horen. De sp.a-fractie is ervan overtuigd dat dit ontwerp de kwaliteit van ons onderwijs zal bevorderen. (Applaus bij sp.a)
Bij de bespreking van dit ontwerp van decreet kwam de discussie tussen de invloed van de overheid en de autonomie van de scholen vaak aan bod. Er is een tendens om meer autonomie te verlenen, hoewel dit vaak niet zo wordt gepercipieerd. Participatie verhoogt de autonomie, aangezien ouders en leerlingen inspraak krijgen in het schoolbeleid.
Het ontwerp was onderhevig aan verschillende wijzigingen. De vele amendementen tonen aan dat men aanvankelijk verkeerd heeft ingeschat wat men in het ontwerp moest opnemen. Gelukkig werden er enkele goede veranderingen aangebracht.
Primeert de cultuur op de structuur of is structuur belangrijker dan de cultuur? Structuur alleen kan niet zaligmakend zijn, aangezien men alles op het terrein moet waarmaken. De meerderheid gelooft dat de structuur een impuls zal geven om tot meer participatie te komen op plaatsen waar deze cultuur nog niet is ingeburgerd.
Ondersteuning van de verschillende actoren is erg belangrijk bij participatie. Alle betrokkenen op het veld moeten in de werking worden opgenomen.
Ik licht het amendement toe op artikel 98. Dit artikel creëert een probleem, aangezien het bepaalt dat de Vlaamse regering driejaarlijkse subsidie-enveloppen verdeelt onder ouderkoepelverenigingen. Hier worden echter enkele voorwaarden aan verbonden, zoals de bepaling dat een dergelijke organisatie minstens 100 ouderverenigingen onder haar leden moet tellen. Het lidmaatschap blijkt uit de betaling van een financiële bijdrage.
Tot op heden werden ouders nooit verplicht een financiële bijdrage te betalen voor aansluiting bij een oudervereniging. Het decreet is dus onuitvoerbaar en voert een drempel in voor minder kapitaalkrachtige ouders om toe te treden tot een oudervereniging.
Wij hadden dit probleem naar voor gebracht in een amendement dat niet werd goedgekeurd in de commissie. Dit kwam waarschijnlijk omdat het amendement handelde over het volledige artikel. Ik hoop dat het Parlement beslist dat deze zin wordt aangepast.
Het artikel handelt niet over bijdragen van ouders. De aansluiting van een oudervereniging bij de koepelorganisatie wordt bewezen door een financiële bijdrage. Er wordt nergens vermeld dat de ouders zelf een financiële bijdrage moeten leveren.
Momenteel moeten ouderverenigingen niet betalen om hun bestaan te bewijzen. Zij zouden in staat moeten zijn zich bij een koepelorganisatie aan te sluiten zonder een financiële bijdrage te moeten overmaken.
Er werd lang gediscussieerd over het ontwerp en er werden verschillende goede wijzigingen aangebracht. Het was niet de bedoeling om met het ontwerp een conflict uit te lokken. Toch was er geen consensus. CD&V en het Vlaams Blok konden er zich niet verzoenen , aangezien er een essentieel verschil was tussen hun visie op participatie en die van de meerderheid.
Nochtans zijn alle partijen, behalve misschien het Vlaams Blok, voorstanders van participatie. De meerderheid wil die verwezenlijken door vanuit de basis iedereen te betrekken in het schoolgebeuren. CD&V daarentegen houdt een meer betuttelende visie aan en wil een grotere rol toebedelen aan het middenveld. Wij vinden dat het middenveld een rol speelt, maar geen noodzakelijke actor is om tot participatie te komen.
Participatie is verbonden met een zekere cultuur en een attitude, niet enkel met een opgelegde structuur. Veel scholen hebben die cultuur al verworven, maar een zekere structuur blijft noodzakelijk voor scholen die tot nu toe niet gewerkt hebben aan het verwezenlijken van participatie. Het opgelegde kader moet door de scholen zelf worden ingevuld. Studies over participatie bewijzen dat een zekere structuur noodzakelijk is als richtinggevend instrument.
De voorbije dagen werden enkele onderwerpen besproken die nauw verbonden zijn met de participatie in het schoolgebeuren. Ik denk daarbij aan het organiseren van schoolreizen, de schoolkosten en de planlast van leerkrachten.
Om tot meer autonomie te komen in de scholen is een grote betrokkenheid van iedereen noodzakelijk. Hierbij speelt niet enkel het middenveld een rol. Sommige scholen vragen zich af waarom men verkiezingen moet organiseren als de directie kan beslissen wat goed is voor de school. De meerderheid is het niet eens met die visie.
Er werd ook gediscussieerd over de bevoegdheid van de inrichtende machten en de schoolraad. De inrichtende machten kregen geen plaats in de schoolraad, aangezien een orgaan niet zichzelf kan adviseren. Dossiers kunnen echter wel besproken worden tussen beide organen. Indien men geen consensus kan bereiken neemt de inrichtende macht als verantwoordelijke een beslissing.
Er is dus geen sprake van een conflictmodel maar wel van een samenspraakmodel. Ik betreur het dat sommigen toch nog het begrip conflictmodel blijven hanteren. Dat is een vorm van desinformatie.
De mensen die begaan zijn met participatie of dat ooit waren, hebben wel gemerkt dat een van de elementen van demotivatie bij de leden van de huidige participatieraden was, dat, wanneer zij advies gaven aan de inrichtende machten, zij vaak geen respons kregen, vaak niet wisten wat er met die adviezen gebeurde en ook geen uitleg kregen waarom die adviezen niet gevolgd werden. Ook dat zal in dit participatiemodel door de samenspraak tot het verleden behoren.
Sommigen zeggen dat er te veel raden zijn. Ze vragen zich af of die deelraden wel nodig zijn. Ik ben ervan overtuigd dat die deelraden - de pedagogische raad, de leerlingenraad en de ouderraad - in heel veel gevallen een winstpunt zullen zijn. Als leerkrachten met de directie aan tafel gaan zitten, eventueel met de leerlingen en de ouders erbij, dan zullen de kosten in de scholen automatisch dalen. Men zal er door debat en dialoog uitraken. Als de leerkrachten echt geen pedagogische raad willen, dan hoeven ze die niet op te richten. Alleen als 10 procent van de leerkrachten erom vraagt, moeten verkiezingen voor een pedagogische raad georganiseerd worden.
Ik ben ervan overtuigd dat het ontwerp voor die scholen, waar de participatie nu al goed werkt, niet zo veel verandert. Zij kunnen hun weg voortgaan en moeten alleen hier en daar rekening houden met een aantal artikelen.
Over de samenstelling van de VLOR heb ik vanmorgen niet zoveel gehoord. Nochtans was ook daar, zeker in de beginfase van het debat, heel wat om te doen. De Vlaamse Onderwijsraad wordt inderdaad herschikt en dat ligt altijd gevoelig. Dat betekent dat er moet geschoven worden en dat andere mensen hun intrede zullen doen. Het is volgens ons een absoluut winstpunt dat mensen die nog actief zijn in het veld, hun intrede doen in die raad. Dat is de reden waarom wij de directies heel duidelijk een plaats toekennen in die algemene raad van de VLOR.
Ik vind dit een heel belangrijk ontwerp. Het zal zowel de participatie als de democratische cultuur in alle scholen doen toenemen. (Applaus bij de VLD, sp·a,Groen! en VU&ID)
Het is duidelijk dat heel wat veranderingen zijn aangebracht. Wij stellen ons vragen bij die methode, want zij leidt tot de noodzaak van een tweede lezing. Men krijgt immers een situatie waarbij er evenveel amendementen als artikelen zijn. Dat is een slechte manier van werken. Het is soms mijn indruk dat men het haast als een strategie gebruikt, namelijk eerst iemand zeer ver vooruit laten springen om dan zelf tactisch een middenpositie in te nemen. We hebben dat op een bepaald ogenblik zien gebeuren met Karel De Gucht, die probeerde in te breken in de raden van bestuur en de inrichtende machten om uiteindelijk te landen op een lager niveau.
Er is een verschil in visie. We hebben dat ook gemerkt in onze pogingen om een consensus te vinden. Er zijn twee belangrijke verschilpunten. Ten eerste vinden wij dat men centraal alleen de essentiële structuren moet opzetten. Waarom moet u van bovenaf bijkomende structuren opleggen? Waarom laat u die vrijheid niet aan de inrichtende machten en directies? Uw systeem is in feite een getrapt systeem.
Ten tweede is er het belang dat wij aan het middenveld schenken. Dat heeft niets met betutteling te maken. Het heeft te maken met onze kijk op de mens. Die staat volgens ons niet alleen. Het heeft ook te maken met datgene waar de heer André Van Nieuwkerke voor pleit, namelijk dat men aandacht moet hebben voor een aantal groepen die niet kunnen meespelen. Wat doet u voor het schoolopbouwwerk? Wat hebt u gedaan voor de ouderverenigingen? Wat is de ruimte die u laat aan het vakbondswerk, opdat zij de personeelsleden mee zouden kunnen coachen?
U verwacht alles van een expertisecentrum en van steunpunten. Op het terrein laat u de mensen aan hun lot over. (Samenspraken)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad.
De stemmingen over het amendement op artikel 98 en over artikel 98 worden aangehouden.
De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.