Verslag plenaire vergadering
Verslag
ONTWERPEN VAN DECREET
Economisch ondersteuningsbeleid
Algemene bespreking
De voorzitter : Aan de orde is het ontwerp van decreet betreffende het economisch ondersteuningsbeleid.
De algemene bespreking is geopend.
,verslaggever : Op 3 oktober 2002 schetste minister Gabriels in zijn algemene toelichting de ontstaansgeschiedenis van het voorliggende ontwerp, dat de twee bestaande fondsen voor economische steun samenvoegt in één fonds voor flankerend economisch beleid. De financiële middelen en de juridische grondslag worden gebundeld in één ontwerp van decreet, dat de grondslag vormt voor ons toekomstig economisch beleid. In dit ontwerp worden de Europese regels vertaald. De uitvoeringsbesluiten zorgen voor een verdere concretisering.
De Vlaamse regering keurde het voorontwerp van decreet goed op 13 juli 2001. Op 6 september 2001 diende de MiNa-Raad zijn advies in, waarin werd opgemerkt dat er onvoldoende aandacht is voor werkgelegenheid in de algemene doelstellingen. Minister Gabriels stelde daarom zelf voor een amendement in te dienen op artikel 2. Op 12 september 2001 volgde het advies van de SERV. De aanmelding bij de Europese Commissie van 23 augustus werd later ingetrokken. Op 4 april 2002 volgde het advies van de Raad van State.
Het ontwerp van decreet bevat vier hoofdstukken voor de bedrijven, drie over de werkomgeving en twee hoofdstukken handelen over uitzonderlijke situaties.
Na de hoorzitting van 17 oktober 2002 volgden de algemene en de artikelsgewijze bespreking op 5 december. De heer Schuermans verzette zich tegen het call-systeem. De heer Voorhamme was het daar niet mee, eens omdat het call-systeem zijn verdienste al bewezen heeft. Volgens hem moderniseert het ontwerp de verhouding tussen bedrijven en overheid.
De heer Stassen schoof twee principes naar voren : expansiesteun moet los staan van de conjunctuur en het systeem moet financieel beheersbaar blijven. De heer Van Goethem pleitte voor fiscale stimuli om buitenlandse bedrijven aan te trekken. Het call-systeem biedt onvoldoende rechtszekerheid. De heer Bogaert ten slotte prees het eenvoudige en moderne juridische kader.
Minister Gabriels antwoordde dat het ontwerp van decreet beantwoordt aan de Europese richtlijnen. Overheidssteun wordt sturend en additioneel. Door met enveloppes te werken wordt het systeem bovendien beheersbaar.
Tijdens de artikelsgewijze bespreking stond men vooral stil bij artikel 2. Men had het meer bepaald over de performantiecriteria, de effecten op de werkgelengenheid en de budgettaire beperkingen. Het VLD-amendement op artikel 2 dat inspeelt op de opmerkingen van de MiNa-Raad, werd aangenomen. De heer Schuermans betreurde dat budget beperkt wordt tot het begrotingskrediet. Minister Gabriels antwoordde dat de Vlaamse regering het budget op die manier jaarlijks kan aanpassen.
Op artikel 6 werd een amendement ingediend door CD&V om het mogelijk te maken steun te kunnen aanvragen voor investeringen in veiligheid. Minister Gabriels vond dat zinvol, maar stelde voor dat uit te werken in de uitvoeringsbesluiten. Het amendement werd verworpen. Ten slotte stelde de commissie dat artikel 6 limitatief geïnterpreteerd dient te worden.
Ook op artikel 37 diende CD&V een amendement in om de termijn voor een schuldvordering te verlengen tot zes maanden. Minister Gabriels was het daarmee eens. Het amendement werd aangenomen.
De heer Schuermans vroeg en kreeg een tweede lezing. Tijdens die tweede lezing diende CD&V haar amendement op artikel zes opnieuw in. Het werd opnieuw verworpen. Het ontwerp van decreet werd op 10 december met 8 stemmen tegen 2 bij 3 onthoudingen aangenomen.
Afsluitend wens ik nog twee persoonlijke opmerkingen te maken. Dit ontwerp van decreet komt tegemoet aan alle verzuchtingen van de ondernemers, het Vlaams Parlement en de Europese Commissie. Het bundelt de instrumenten en laat de bestaande decreten uitdoven.
Ik betreur de vertragingsmanoeuvres van de CD&V-fractie waardoor het ontwerp van decreet nu pas plenair besproken kan worden. Omdat CD&V al herhaaldelijk heeft gezegd dat deze regering niet genoeg doet voor het Vlaamse economische weefsel, roep ik hen op dit ontwerp van decreet goed te keuren in het belang van onze ondernemingen en onze burgers. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Vlaanderen heeft weinig mogelijkheden om een economisch beleid te voeren. De meerderheidsfracties hebben daar trouwens weinig aandacht voor. Het is dus opvallend dat er een nieuw ontwerp is. In de vorige regeerperiode beweerden zowel de heer Denys als de heer Voorhamme dat het economische ondersteuningsbeleid voorbijgestreefd en niet efficiënt was. Ook nu nog hekelt de heer De Grauwe, senator van de VLD, de steun aan Ford Genk.
CD&V was en blijft voorstander van een goed en financieel onderbouwd expansiebeleid. Uit studies blijkt dat expansiesteun een statistisch significant positief effect heeft op de resultaten van de onderneming. In driekwart van de gevallen is de subsidie belangrijk bij de keuze van de vestigingsplaats. Bij de beslissing over investeringen wordt rekening gehouden met financiële steun. Gezien de stijgende internationale concurrentie is expansiesteun dus belangrijk.
CD&V zal desondanks tegen het ontwerp stemmen omdat het onvoldoende rechtszekerheid biedt, niet eenduidig is en blind blijft voor een aantal behoeften.
Het is onvoldoende om tweemaal per jaar een call te organiseren. Er gebeurt een dubbele beoordeling. De deelnemende bedrijven worden gerangschikt volgens de financiële resultaten. Het is absurd dat minister Gabriels vooral mikt op bedrijven die de steun eigenlijk niet nodig hebben. In tweede instantie wordt nagegaan of de projecten beantwoorden aan de criteria. Ook als het bedrijf aan alle voorwaarden voldoet is de steun niet gegarandeerd.
Expansiesteun wordt op die manier overbodig gemaakt. Een call-systeem is wel zinvol om bijvoorbeeld in een reconversiegebied promotoren uit te nodigen om reconversieprojecten in te dienen of om wetenschappelijke projecten los te weken.
Het call-systeem geldt niet voor investeringen hoger dan 25 miljoen euro. De bevoegde minister oordeelt daarover. In die gevallen is er dus helemaal geen rechtszekerheid meer.
Ook de beperking tot de begrotingskredieten zorgt voor onzekerheid. CD&V vindt dat elke onderneming die voldoet, steun moet krijgen. Als er te veel aanvragen zijn, moeten er bijkomende kredieten komen. Dat kan voor enige vertraging zorgen. Een teveel aan aanvragen is echter positief.
Een amendement dat de bedrijven verplicht alle bewijsstukken binnen zes maanden in te dienen, is aanvaard. Volgens een CD&V-amendement moet ook de overheid 6 maanden na goedkeuring alles betalen.
CD&V geeft geen alternatief voor de beheersing van de uitgaven. In de vorige regeerperiode ijverde minister Demeester steeds voor beheersbare enveloppes, vooral in gemeenschapsaangelegenheden. Waarom verlaat CD&V nu dat uitgangspunt voor economische sectoren?
We hopen dat er snel te veel aanvragen zijn. Het is onaanvaardbaar dat dossiers die voldoen aan de strenge criteria, geen middelen krijgen omdat de budgetten op zijn. Toen de bijkredieten in 1998 ter discussie stonden, besliste Hyunda bijna om toch geen afdeling in Lummen te vestigen.
Het is goed om budgetten jaarlijks te beperken, maar snelle bijsturing moet mogelijk zijn. Ook in vorige regeerperiode was het niet evident om middelen te vinden. Gezien de maatschappelijke en indirecte opbrengsten zijn dergelijke investeringen noodzakelijk.
Het is niet de bedoeling om belastingsmiddelen aan te wenden om internationaal te concurreren.
Het systeem heeft duidelijke criteria en budgettaire grenzen. Er is dus geen onzekerheid.
De meerderheidspartijen vergroten alleen de onzekerheid. Ze werken immers met een wedstrijdformule waarbij een financieel gezonde KMO, die belang zou kunnen hebben bij expansiesteun, wordt onderworpen aan een halfjaarlijks call-systeem. Vervolgens moet het bedrijf nog wachten op de verhoopte batige rangschikking ten opzichte van de andere kandidaten. Deze onzekerheid zal een negatief effect op de investeringen hebben.
Bovendien houdt de expansiesteun op te bestaan wanneer de budgetten opgebruikt zijn. Een goed dossier kan niet overgedragen worden naar een volgend begrotingsjaar. Het is voor altijd verloren als de enveloppe van een bepaald jaar opgebruikt is. Dit alles leidt ertoe dat bedrijven voor hun investeringen niet langer rekening houden met expansiesteun.
Vindt u het vroegere systeem beter, waarin men inderdaad het bericht kreeg dat men op grond van een dossier recht had op een bepaalde steun, maar dan soms tot vier jaar moest wachten voor men die ook kreeg? Wat heeft een bedrijf dat wil investeren, daaraan?
Vroeger werd de expansiesteun in elk geval meegerekend in het eigen vermogen van het bedrijf, als dat naar de financiers stapte. Dit is niet langer het geval.
Daar komen we niet uit. Ik wens wel duidelijk te stellen dat de vastgelegde kredieten, als ze niet opgebruikt zijn, overdraagbaar zijn naar een volgend begrotingsjaar. Het gaat hier dus om begrotingsruiters.
Dat is de omgekeerde situatie. Ik heb het over de mogelijkheid dat de kredieten al op zijn voor het jaar om is.
Ik hoor dat professor De Grauwe de economische ondersteuning van Ford Genk gehekeld heeft. Waarom deed hij dat? Het is immers belangrijk te weten of hij met deze stelling wel het gelijk aan zijn kant heeft. Men mag niet vergeten dat de Europese overheid toekijkt.
Een groot bedrijf als Ford Genk zou voor zijn toekomst net van subsidies mogen afhangen. Dit werd trouwens ook al gezegd door andere liberalen zoals bijvoorbeeld minister Van Mechelen.
Professor De Grauwe zetelt voor de VLD in de Senaat. Ik ben daarom nog niet genoodzaakt om zijn stellingen te onderschrijven. Hij vertolkt ook niet noodzakelijk het partijstandpunt.
De commentaar van professor De Grauwe is louter theoretisch en snijdt momenteel geen hout. Het gaat hier om de economische praktijk in het Europa van vandaag. Welnu, de Vlaamse regering is erin geslaagd om een programma uit te werken dat ervoor gezorgd heeft dat men in 4 belangrijke ondernemingen in de automotive-sector voor een totaal pakket van een kleine 100 miljard frank heeft geïnvesteerd. Ford Europe alleen al investeerde bijvoorbeeld 40 miljard frank in een nieuwe assemblageband in Genk, dat een van de vier overblijvende vestigingen op het continent is. Het gaat hier dus niet om een tijdelijke, maar wel degelijk om een structurele investering in Vlaanderen. Aangezien zij niet voor 2005 operationeel zal zijn, moeten we geen plotse verdwijning vrezen.
In 1998 maakte de heer Gabriels nog brandhout van de expansiesteun in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlememnt en nu verdedigt hij dit systeem. Nu ja, alleen dwazen veranderen niet van mening.
Onderzoek bij de werkgeversorganisaties wijst uit dat veel ondernemers zich grote zorgen maken over de veiligheid van hun bedrijf. CD&V begrijpt deze zorg en wenst dat de aandacht voor de veiligheid van de ondernemer, zijn personeel en zijn klanten ook in dit ontwerp vertaald wordt.
In de commissie hebben de meerderheidspartijen ons amendement echter om uiteenlopende redenen weggestemd. Collega Voorhamme argumemnteerde dat de overheid niet alle investeringen moet betalen en dat ondernemen nu eenmaal zekere risico's met zich meebrengt. Minister Gabriels wou dan weer de investeringen in veiligheid onderbrengen in de categorie uitbreiding van gebouwen en hun uitrusting.
CD&V is van mening dat als men ecologie, innovatie en sommmige aspecten van werkgelegenheid - overigens terecht - nadrukkelijk vermeld als mogelijkheden, men dit ook moet doen voor beveiliging. Artikel 6 wordt te uiteenlopend geïnterpreteerd. CD&V vraagt daarom dat het parlement een advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State zou vragen. Die moet uitmaken of het artikel al dan niet limitatief opsomt. Duidelijkheid is zeker geen overbodige luxe als men eerst jaren heeft gewacht op een tekst. Het gaat hier dus niet om een of andere vertragingsmanoeuvre.
Ik vind de uitleg van collega Schuermans nogal verwarrend. Veiligheidsinvesteringen maken immers integraal deel uit van investeringen in gebouwen en hun utirusting, net zoals vele andere aspecten die evenmin met naam genoemd worden. CD&V kon trouwens in de commissie ook weinig concrete voorbeelden geven van mogelijk relevante veiligheidsinvesteringen. Buiten de juwelierssector kunnen er geen aangehaald worden. Wat waarom moet de veiligheid op zich dan zo nodig in in het ontwerp? Elke goede onderneming houdt trouwens rekening met veiligheid. Zij moeten terzake al jarenlang aan bepaalde normen voldoen. Of wil CD&V ingaan op de vraag van een bepaalde sector?
Het einde van de repliek van de heer Voorhamme verduidelijkt veel. Er worden inderdaad heel wat ondernemingen gevat. Mijn fractie beperkt zich niet tot de juwelierszaken maar heeft net zo goed oog voor kledingszaken.
Het probleem is dat veiligheid als probleem niet noodzakelijk altijd al aanwezig was. Heel wat ondernemingen worden pas na verloop van tijd geconfronteerd met een groeiende onveiligheid, bijvoorbeeld alleen al door de toenemende eisen van verzekeringsmaatschappijen. Zij willen daarin investeren op een moment dat er van nieuwe of uitbreiding van gebouwen geen sprake is.
Zijn de andere fracties het eens met het standpunt van de heer Voorhamme?
De heer Schuermans stelt investeringen in veiligheid dus gelijk met investeringen in het milieu, in het sociaal beleid of de werkgelegenheid. Dat vind ik een merkwaardige redenering.
Investeringen in veiligheid kunnen alleen in aanmerking komen voor expansiesteun als ze deel uitmaken van een volledig pakket van andere maatschappelijke investeringen. Het gaat om een totaaldossier. Niet elke soort investering wordt apart gesubsidieerd.
Het gaat hier inderdaad om een ontwerp van kaderdecreet, dat de algemene lijnen uittekent en niet ingaat op 101 specifieke details. De uitvoeringsbesluiten zullen duidelijk maken wat de precieze invulling van die algemene regels zal zijn.
Het kaderdecreet gaat toch ook in op maatschappelijke fenomenen als ecologie, innovatie en werkgelegenheid? Waarom kan veiligheid er dan niet in worden opgenomen?
De inhoud van het kaderdecreet beantwoordt volledig aan de Europese richtlijnen. Over investeringen in veiligheid bestaat nog geen Europese richtlijn.
Minister Gabriels gebruikte dit gezagsargument ook al in de commissie, maar sommige artikels werden na de Europese goedkeuring toch nog gewijzigd, dus neem ik dit argument met een korrel zout. CD&V is van mening dat de Raad van State duidelijk moet maken of de opsomming in het kaderdecreet limitatief is dan wel of investeringen in veiligheid toch nog kunnen worden opgenomen in de uitvoeringsbesluiten.
Vlaanderen dankt zijn welvaart aan de inzet en creativiteit van zijn ondernemers, wat de Vlaamse overheid steeds heeft gehonoreerd met een economisch ondersteuningsbeleid. Dit ontwerp van decreet is een stap terug, waar CD&V zich altijd tegen zal blijven verzetten. (Applaus bij CD&V)
Dit ontwerp van decreet hervormt het Vlaamse economische beleid grondig en herdefinieert de rol van de overheidssteun in het ondersteuningsbeleid. De VLD heeft vijf goede argumenten om het goed te keuren.
Ten eerste leidt de hervorming van het economische ondersteuningsbeleid tot een administratieve vereenvoudiging. Eén kaderdecreet zal de verschillende soorten van steun definiëren, wat de transparantie en duidelijkheid ten goede komt.
Ten tweede sluit het ontwerp aan bij de Europese regelgeving. Daardoor zal de concurrentievervalsing ten gevolge van overheidssteun worden beperkt.
Ten derde worde de steunverlening gekoppeld aan belangrijke maatschappelijke en economische doelstellingen. Tijdens de hoorzitting werd duidelijk dat ondernemers van de overheid vragen om te zorgen voor een gezond ondernemingsklimaat door een verlaging van de fiscale lasten, het vermijden van administratieve rompslomp, het promoten van ondernemerschap in het onderwijs en het voorzien in voldoende bedrijfsruimte. De overheid moet haar middelen efficiënt beheren en het verstrekken van middelen onderwerpen aan belangrijke doelstellingen. Subsidies zijn niet altijd even efficiënt, omdat vaak geld gaat naar bedrijven die toch al van plan waren investeringen te doen. Het ontwerp bepaalt dat middelen zullen gaan naar milieuvriendelijke investeringen, het stimuleren van opleiding en vorming en het bevorderen van het ondernemerschap.
Ten vierde zal kwalitatief hoogstaand ondernemerschap worden ondersteund. Expansiesteun blijft immers mogelijk en zal worden toegekend aan de hand van een call-systeem. De kritiek hierop is voorbarig, aangezien de beoordelingscriteria nog moeten worden uitgewerkt in een uitvoeringsbesluit. Bedrijfsinvesteringen zullen echter aan financiële, kwantitatieve en kwalitatieve criteria moeten voldoen en moeten passen in de Vlaamse beleidsprioriteiten. Bedrijven zullen moeten concurreren voor steun en de VLD is ervan overtuigd dat door concurrentie kwaliteit komt bovendrijven. Tijdens de hoorzitting heeft de vertegenwoordiger van de administratie Economie duidelijk gemaakt dat de administratieve rompslomp niet zal toenemen, maar zal verminderen als wordt gewerkt met het internet.
Ten slotte is het positief dat het callsysteem werkt met gesloten enveloppen. Zo wordt het budgettair beheersbaar, en worden vertragingen en begrotingsproblemen uitgesloten. De bedrijven weten waarop ze kunnen rekenen. De expansiesteun wordt conjunctuurongevoelig gemaakt.
Om die vijf redenen zal onze fractie het ontwerp van decreet goedkeuren.
Is het mogelijk dat een KMO die een belangrijke ecologische investering doet maar niet performant is, uit de boot valt door de wedstrijdformule, terwijl het bedrijf op dit moment wel in aanmerking zou komen voor steun? Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Het flankerende beleid is het belangrijkste onderdeel van het economische beleid. Expansiesteun is een bijkomend middel om steun te verlenen. Het is belangrijk dat er transparantie komt. Door de wedstrijdformule kan het callsysteem ertoe leiden dat de beperkte middelen op een correcte wijze worden toegekend.
Een onderneming die vroeger een beroep kon doen op ondernemingssteun voor een belangrijke investering, heeft weinig baat bij de transparantie.
Ik wijs erop dat milieu-investeringen buiten het callsysteem vallen.
Het begrip performantie moet correct worden gebruikt. Met dat woord bedoelt men dat een bedrijf financieel gezond is. Het gaat er niet om, zoals de heer Schuermans stelt, welk bedrijf het meeste winst maakt.
Ten eerste is er een louter kwantitatieve beoordeling waarbij, op basis van de finaciële performantie, een rangorde wordt opgesteld van bedrijven die een aanvraag willen indienen. Vervolgens wordt die rangorde gecorrigeerd door na te gaan in welke mate het bedrijf beantwoordt aan de beleidsdoelstellingen.
Verder stellen een aantal collega's dat veiligheidsinvesteringen niet in aanmerking komen voor subsidie. Is dat ook de interpretatie van de heer Sols?
In de uitvoeringsbesluiten worden financiële, kwantitatieve en kwalitatieve criteria vastgelegd. Als aan die criteria wordt voldaan, is er subsidie mogelijk.
Finaniciële performantie is slechts één criterium. Er wordt ook rekening gehouden met andere criteria, zoals onder meer innoveren, doorgroeien en starten.
Dat belet niet dat bedrijven die financieel niet gezond zijn, uit de boot vallen.
De heer Schuermans weet blijkbaar niet wat het falingspredictiemodel inhoudt, namelijk dat men nagaat welke ondernemingen op termijn structureel solvabel zijn en in welke mate er een risico op een faillissement is. Ik ben er voorstander van dat de Vlaamse overheid in de eerste plaats rendabele ondernemingen wil ondersteunen.
Het klopt dat men onderzoekt of ondernemingen structureel rendabel zijn. Maar dat er een rangorde wordt opgemaakt volgens de performantie, is een stap te ver.
Het feit dat een onderneming al dan niet beantwoordt aan de beleidslijn van de Vlaamse regering, is een belangrijkere factor.
Uit de hoorzitting blijkt dat veiligheidsinvesteringen wel kunnen worden opgenomen om voor steun in aanmerking te komen. De tekst is in overeenstemming met de Europese regelgeving, en daarin staat duidelijk dat veiligheidsinvesteringen mogelijk zijn. Veiligheidsinvesteringen zijn niet als zodanig in de tekst opgenomen, maar maken er inherent deel van uit.
Het is weinig constructief dat de fractie van de heer Schuermans dit element aangrijpt om opnieuw het advies van de Raad van state te vragen.
Ik stel vast dat de meerderheid de tekst verschillend interpreteert. Sommige collega's stellen dat veiligheidsinvesteringen geen beleidsdoelstelling zijn, en dus niet kunnen worden gesubsidieerd. De heer Sols geeft blijkbaar een andere interpretatie.
De opties die we expliciet in de beleidsdoelstellingen hebben opgenomen, zijn gedekt door de Europese richtlijnen. Hierover bestaat geen Europese regelgeving. Als we een transparant kaderdecreet willen maken, dan moeten we ons daaraan houden.
Dat de tekst aanvaardbaar is voor Europa, betekent niet dat er geen aanvullingen meer kunnen gebeuren. Veiligheid kan als bekommernis van de overheid worden geformuleerd. We wensen de juiste interpretatie te kennen. We willen geen dubbelzinnig decreet.
In deze discussie is de essentie van een economisch beleid nog niet aan bod gekomen, namelijk het scheppen van een goed ondernemingsklimaat. Eén van de belangrijkste factoren daarin is zekerheid voor de ondernemer.
Vlaanderen evolueert op dat vlak in de verkeerde richting. Het heeft bijvoorbeeld de Kyotoverdragen geratificeerd, maar al snel bleek wat daarvan de gevolgen waren. Een mogelijke investering van BASF, voor een waarde van 150 miljoen frank, is bijvoorbeeld niet doorgegaan. Op federaal niveau werd beslist de kerncentrales af te bouwen zonder dat er een alternatief is. Potentiële investeerders zijn in ons land dus niet zeker van de energiebevoorrading. Ook het decreet op de evenredige participatie is geen stimulans tot aanwervingen. Het is dan ook begrijpelijk dat de buitenlandse investeringen in Vlaanderen met tachtig procent gedaald zijn.
Waar het gaat om het aantrekken van buitenlandse investeringen staat België voor het jaar 2001 op de eerste plaats in de UNCTAD-performantie-index, vóór Hong Kong. Ierland en Nederland staan respectievelijk op de vierde en de zevende plaats. We scoren dus beter dan de andere landen. Er is op dit ogenblik echter een wereldwijde terugval van de buitenlandse investeringen.
Het verbaast me niets dat we beter presteren dan Hong Kong. Dat gebied valt nu immers onder het gezag van communistisch China. Bedrijven schrikken er begrijpelijkerwijze voor terug om daar te investeren.
Met het callsysteem zullen jonge innovatieve bedrijven minder gemakkelijk aan de bak komen dan bedrijven met een stevige financiële achtergrond. De subsidie is immers niet gebaseerd op duidelijke criteria waardoor de bedrijven geen voorafgaandelijke zekerheid hebben dat ze wel degelijk een subsidie zullen ontvangen. Dat is geen expansiebeleid : het zal eerder een rem zetten op de investeringen.
In deze kwestie deel ik de mening van het VEV en van Unizo : lineaire fiscale stimuli vormen de beste investeringssteun.
Dankzij dit kaderdecreet kan dit systeem ook worden toegepast wanneer we in de toekomst een grotere fiscale autonomie hebben.
In het decreet is geen sprake van fiscale stimuli.
Het callsysteem staat ook niet ingeschreven in het decreet.
Blijkbaar hebben zowel het Vlaams Blok als CD&V en de vakpers het decreet verkeerd gelezen. De term staat inderdaad niet in het decreet. Het gaat echter wel om een callsysteem.
Fiscale stimuli ontbreken. Op federaal niveau werd de vennootschapsbelasting verlaagd, maar dat moest een budgettair neutrale operatie worden. Daarom werd de belastbare basis verbreed door het aantal aftrekposten te verminderen en door sommige versnelde afschrijvingen onmogelijk te maken. De fiscale druk op de bedrijven blijft dus even groot. De enigen die er voordeel zullen bij hebben zijn de alleenwerkende zelfstandige ondernemers. Ook de milieuheffingen zullen niet meer fiscaal aftrekbaar zijn, wat een extra last is voor de Vlaamse ondernemers.
De term call
De Vlaamse regering zal vanuit de kredieten voor economie tussenbeide komen om dit nadeel te compenseren voor de textiel- en de wasserijsector. Het is de bedoeling dat de bedrijven zich binnen een termijn van vier jaar aanpassen aan het nieuwe systeem.
Het is goed dat er een oplossing is gevonden voor de getroffen sectoren. Het is echter jammer dat Vlaanderen op federaal niveau zijn slag niet heeft thuisgehaald in het overlegcomité. Het nadeel dat de Vlaamse bedrijven ondervinden door de afschaffing van de aftrekbaarheid van de milieuheffingen moet nu met Vlaamse middelen worden gecompenseerd. Vlaanderen verliest dus twee keer.
Een verlaging van de vennootschapsbelasting met acht procent is voor iedereen positief. De bedrijven willen immers graag duidelijkheid over de hoogte van de aanslagvoet. Vermits het gaat om een budgettair neutrale operatie, zijn er ook een aantal negatieve effecten. Om die te compenseren hebben we een overgangsperiode ingelast.
Als dit een budgettair neutraal systeem is, dan moeten er naast winnaars ook verliezers zijn. De nadelige gevolgen van deze operatie wil men nu compenseren met Vlaamse middelen.
Dat is toch een mooi voorbeeld van administratieve vereenvoudiging. De vennootschapsbelasting wordt verlaagd en daarnaast krijgen de bedrijven vier jaar lang de tijd om te investeren opdat hun niet langer aftrekbare milieuheffing zou dalen.
De bedrijven kunnen dus expansiesteun aanvragen om te investeren zodat hun milieuheffingen dalen. Vlaanderen betaalt met andere woorden driemaal.
Een heffing is nu eenmaal sturend bedoeld. Een milieuheffing stimuleert bedrijven om te investeren in duurzaam ondernemen waardoor de heffing geleidelijk aan verdwijnt.
Bovendien leidt een tariefdaling niet automatisch tot minder overheidsinkomsten. Zo zijn de inkomsten uit de successierechten niet gedaald nadat de tarieven werden verlaagd.
De nieuwe vennootschapsbelasting maakt het voor onze bedrijven bovendien gemakkelijker om op lange termijn te plannen. Vroeger was de financiële situatie moeilijk voorspelbaar, wat tot onzekerheid leidde.
Ik wil dat wel geloven, maar ik blijf erbij dat men net zoveel belastingen zal betalen als vroeger.
Uiteindelijk doen we enkel en alleen wat het bedrijfsleven ons jarenlang heeft gevraagd : de vennootschapsbelasting lineair verlagen en het systeem vereenvoudigen.
Het bedrijfsleven vroeg een effectieve verlaging van de vennootschapsbelasting. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat de huidige problemen over vier jaar opnieuw de kop zullen opsteken. Er zijn immers heel wat technische beperkingen.
Afsluitend moet ik nog opmerken dat de veiligheid van onze ondernemers blijkbaar niet belangrijk is voor sp·a en Agalev. Het Vlaams Blok zal dit ontwerp van decreet niet goedkeuren. Wie wil investeren, moet op enige zekerheid kunnen rekenen. Het kan niet dat onze bedrijven onderworpen worden aan een callsysteem dat veel weg heeft van een loterij. (Applaus bij het VB)
De nogal technische bespreking van dit ontwerp van decreet is politiek gezien niet onbelangrijk. Wanneer het erop aankomt een toekomstgericht ondersteuningsbeleid uit te stippelen, kan de sp·a het beter vinden met de VLD dan met CD&V. VLD en sp·a zijn vooruitstrevend terwijl CD&V het ancien régime van het economisch beleid verdedigt. De meerderheid is op zoek naar een nieuwe relatie tussen overheid en economie die zich opdringt in de veranderende wereld. De economie is mondiaal geworden en in Europa streeft men al jaren naar een uitzuivering van de concurrentieverstoring. Voorts zijn alle waarnemers het erover eens dat traditionele en lineaire subsidies voorbijgestreerd zijn.
Daarmee gaat niet iedereen akkoord.
Voor ons is het belangrijk dat de nadruk wordt gelegd op het flankerend economisch beleid. De voorbije jaren zijn de sociale partners het daar ook over eens geraakt. Binnen dat flankerend beleid is fiscale zekerheid belangrijk.
Sommigen willen onze beperkte fiscale autonomie blijkbaar compenseren door subsidies toe te kennen op basis van vaste criteria die zekerheid bieden. Subsidies mogen echter niet gebruikt worden als een parafiscale regeling.
De heer Voorhamme geeft onze stelling vrij accuraat weer. Wij willen inderdaad dat bedrijven zeker zijn van steun, echter alleen als ze een investeringsdossier kunnen indienen waarin ze aantonen aan een aantal decretaal bepaalde voorwaarden ter voldoen. Die voorwaarden kunnen uiteraard altijd gewijzigd worden. Het is dus niet zo dat alle bedrijven automatisch steun zullen krijgen. Volgens het ontwerp van decreet moet een bedrijf dat aan alle voorwaarden voldoet ook nog eens in concurrentie treden met andere bedrijven.
Ik had u al begrepen. Gegarandeerde subsidies zijn echter een kunstmatige en achterhaalde compensatie voor de beperkte fiscale bevoegdheden van Vlaanderen. De nadelen ervan zijn bekend. Zo worden bijvoorbeeld meer subsidies gevraagd in economisch gunstige periodes, dus als de bedrijven toch investeren. Er blijft onzekerheid omdat de bedrijven bij overschrijding van de budgetten niet weten wanneer ze de middelen zullen krijgen. De budgetten zijn dan afhankelijk van de conjunctuur en dus niet voorspelbaar.
Wij blijven bij het standpunt van het regeerakkoord. De overheid moet een flankerend economisch beleid voeren en zorgen voor een goed investeringsklimaat. Subsidies zijn geen automatisch recht maar moeten ondernemingen die de overheidsdoelstellingen nastreven, belonen. Dat is de nieuwe verhouding tussen economie en overheid. Zo willen we het verantwoord en duurzaam ondernemen stimuleren.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Uit de hoorzittingen blijkt dat het VEV vindt dat de overheid zich niet moet moeien met maatschappelijk verantwoord ondernemerschap : toch wel merkwaardig voor een organisatie die al lang voor dat nieuw soort ondernemerschap ijvert. Een tweede opvallende conclusie is dat het callsysteem van het IWT heel goed werkt en dat er weinig klachten zijn. Stellen dat het callsysteem onzekerheid veroorzaakt is dus niet terecht. Het grote voordeel is dat de budgetten beheersbaar zijn.
Het uitvoeringsbesluit zal de maatschappelijke keuzes moeten concretiseren. Het is goed dat het besproken zal worden in de commissie. Ik geloof dat de meerderheidsfracties ook daarover eensgezindheid kunnen bereiken. Gezien de verouderde economische opvattingen zal CD&V allicht niet akkoord gaan. (Applaus bij de VLD)
Zowel het algemene economische beleid als dit ontwerp van decreet kunnen onze sociaal-groene toets doorstaan. Zo bevordert de innovatiesteun duurzaam en verantwoord ondernemen.
De criteria in het ontwerp van decreet zijn duidelijk en verantwoord. Het is goed dat het amendement over kwalitatieve werkgelegenheid goedgekeurd is. Ook de financiële ruimte is bepaald. Het callsysteem heeft het voordeel dat het duidelijk is voor de ondernemingen en het parlement.
CD&V heeft handtekeningen verzameld bij het Vlaams Blok om het amendement over veiligheid voor te leggen aan de Raad van State. Het is verbijsterend dat die fractie dat doet voor zulk een gevoelig thema. Zijn alle CD&V-fractieleden het daarmee eens?
CD&V zal alle democratisch-parlementaire middelen die haar ter beschikking staan, gebruiken om bepaalde aspecten van dit decreet aan te vechten. Mijn fractie wenst het aspect veiligheid in dit decreet in te bouwen.
De christen-democraten wensen ook de correcte interpretatie van het decreet te kennen. Houdt men zich al dan niet aan een limitatieve interpretatie? Als een derde van de leden vraagt dat de afdeling wetgeving van de Raad van State zich hieromtrent zou uitspreken, moet dit mogelijk zijn.
Op 24 december kondigde de heer Schuermans al aan dat hij dit manoeuvre zou uitvoeren. Het is dus duidelijk dat CD&V en Vlaams Blok een gemeenschappelijke strategie hebben uitgewerkt.
Indien het de bedoeling is van de meerderheidspartijen dat CD&V nog vaak een beroep zal doen op het reglement, dan zal zij dit ook doen. Mijn partij draagt enkel verantwoordelijkheid ten opzichte van de mensen die zij vertegenwoordigt. (Applaus bij CD&V)
Inhoudelijk zoekt CD&V spijkers op laag water. Bovendien begeeft deze partij zich op glad ijs in verband met de finaliteit van het economisch ondersteuningsbeleid.
Principieel heb ik het er nog steeds zeer moeilijk mee dat CD&V voor een gevoelig thema als veiligheid, samenwerkt met het Vlaams Blok.
Ik wil collega Stassen in dit alles bijtreden.
Vooreerst wil CD&V bewijzen dat enkel zij het bedrijfsleven verdedigt. Al haar manoeuvres zullen echter niets uithalen en werken contraproductief.
Bovendien doet zij dit alles een beroep op een niet-democratische fractie.
Ten slotte kan men enkel vaststellen dat de visie van CD&V en het Vlaams Blok op het gebied van het economisch ondersteuningsbeleid identiek is. Dit verbaast me ten zeerste. Het is erg voor een partij als CD&V dat zij er een dergelijke reactionaire visie op nahoudt.
Men wil ons monddood maken door ons te beletten een beroep te doen op de medewerking van een andere fractie om het reglement te laten toepassen. CD&V weet wat er aan de basis leeft en vertaalt enkel de mening van de ondernemingen.
CD&V houdt dus voet bij stuk en blijft het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State vragen.
De heer Schuermans heeft dit alles al op 24 december aangekondigd. Hij wist dus perfect dat hij op de steun van het Vlaams Blok zou kunnen rekenen.
Tijdens de verschillende hoorzittingen kon iedereen zich een mening vormen. Het verzet tegen het call-systeem en tegen de niet-opneming van het veiligheidsaspect wekte, in alle fracties, wrevel op.
De Europese instellingen hebben ons enkel gevraagd om het decreet op Europese leest te schoeien. In hun verwijzingen hebben deze instellingen en instanties nooit enige melding gemaakt van het veiligheidsaspect.
Ik blijf erbij dat dit een goed decreet is. Verder blijf ik verbijsterd door de stellingname van CD&V in dit alles. Ik zal dan ook niet nalaten de meer progressieve christen-democratische collega's van mijn visie op de hoogte te brengen. (Applaus)
Dit decreet moet niet enkel de economische en de ecologische maar ook de democratische toets doorstaan.
Vooreerst is dit belangrijk omdat het om een kaderdecreet gaat. De uitvoering van een kaderdecreet berust bij de Vlaamse regering;
Verder moet er einde komen aan een dubbelzinnig problematiek. Is men voorstander van meer of minder staatsinterventie? Gaat men voor meer of minder ondernemingsvrijheid? De politiek grijpt hier immers in het economische leven.
De financiële lasten van de bedrijven moeten immers dalen zonder dat de concurrentie vervalst wordt.
Zonder hier in de polemiek rond oud en nieuw te willen vervallen, kan ik enkel vaststellen dat Vlaanderen een soort van expansiesteun heeft uitgewerkt.
In het vroegere systeem gold theoretisch het principe dat wie eerst kwam, ook eerste maalde. In de praktijk kwamen belangrijke dossiers echter soms niet aan de bak, werden andere dossiers bevoordeeld en werd het krediet vaak overschreden. Natuurlijk is het nieuwe systeem niet ideaal, maar het komt toch aan een aantal belangrijke bezwaren tegemoet. Het verheugt me dat dankzij het debat hierover in de commissie ook met het argument van de tewerkstelling in de toekomst weer rekening zal worden gehouden.
Dit ontwerp van kaderdecreet bevat een limitatieve lijst van ondersteuningsvormen, waarvan de modaliteiten zullen worden uitgewerkt in de uitvoeringsbesluiten. Dit impliceert dat het Vlaams Parlement de Vlaamse regering een groot vertrouwen schenkt, dat zij niet mag beschamen. Ik verwijs naar het Italiaanse callsysteem, dat zeer goed werkte in 2000, maar nu onder Berlusconi een negatieve evaluatie krijgt. De verantwoordelijkheid van het beleid is met andere woorden groot.
Slechts 30 tot 40 procent van het budget zal het naar het callsysteem gaan, de Vlaamse regering zal de rest van het budget besteden aan de grote dossiers. Minister Gabriels vertelde in de commissie dat de regering daarbij dezelfde criteria zal hanteren als voor het callsysteem. Ik zou daar toch graag enige verduidelijking bij krijgen.
De criteria die zullen worden gehanteerd voor de steun aan de KMO's, zullen inderdaad ook worden gehanteerd voor het toekennen van steun aan grote bedrijven.
Omdat de expansiesteun moet worden gezien in een groter geheel, zal de regering het niet makkelijk hebben om de uitvoeringsbesluiten uit te werken. Zo is het criterium 'innovatief karakter' zeer moeilijk te kwantificeren. Ook het feit dat starters het sowieso moeilijker hebben en dat dit nadeel op een bepaalde manier moet worden geneutraliseerd, is in de praktijk niet makkelijk te realiseren. Het staat in elk geval vast dat het zeker niet de bedoeling is dat iedereen iets krijgt, maar dat de beste projecten binnen vaste enveloppen ondersteuning krijgen.
We mogen intussen de economische realiteit niet uit het oog verliezen. Het Vlaamse bedrijfsleven staat in constante dialoog met mondiale partners, wier belangen niet altijd stroken met de onze. Zo ontving de automotivesector in 2001 de meeste steun, terwijl deze sector in diezelfde periode verantwoordelijk was voor het grootste aantal afvloeiingen. Het moet ook voor de publieke opinie duidelijk zijn dat de goedkeuring van een ondersteuningsdossier niet automatisch tewerkstellingsplaatsen genereert.
Bij een beoordeling van de automotivesector mogen we niet alleen kijken naar de vier of vijf grote plants, maar moeten we ook rekening houden met de tewerkstellingsplaatsen bij de toeleveringsbedrijven. Zij zijn samen goed voor 28.000 arbeidsplaatsen, dit zonder rekening te houden met de afgeleide sectoren.
Het politieke en juridische debat over de expansiesteun is al lang aan de gang, maar een systeem staat of valt natuurlijk met de eerlijke afhandeling van de dossiers. Als de doelgroepen van dit ondersteuningsbeleid het gevoel hebben dat het callsysteem op een eerlijke en neutrale manier wordt toegepast, heeft dit beleid een grote kans op slagen. Het vorige systeem had alle krediet intussen wel verloren.
Dit ontwerp van decreet zorgt voor een administratieve vereenvoudiging en sluit aan bij de Europese regelgeving, twee pluspunten die we graag in de verf zetten. Ik vraag de regering om in te staan voor een constante terugkoppeling naar het Vlaams Parlement op het vlak van niet alleen de uitvoeringsbesluiten, maar ook van beslissingen in grote dossiers, die de nodige media-aandacht zullen krijgen.
De polemiek over de inhoud van artikels 2 en 6 is volgens mij een oeverloos en nutteloos debat. Als de lijst limitatief blijkt te zijn, is hij toch voor interpretatie vatbaar. Als de lijst niet limitatief blijkt te zijn, kan er heel wat aan worden toegevoegd. De gevolgen in de praktijk zijn dezelfde.
98 procent van de inhoud van het kaderdecreet is duidelijk, 2 procent is minder duidelijk. De Spirit-leden zullen voor stemmen, ik vermoed dat de N-VA-leden zich zullen onthouden.
Eenenvijftig leden hebben een met redenen omklede motie houdende verzoek tot raadpleging van de Raad van State ingediend. Daarin wordt binnen een termijn van 30 dagen het beredeneerde advies van de afdeling Wetgeving gevraagd, overeenkomstig artikel 2 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, over de interpretatie van artikel 6 van het ontwerp van decreet en over het amendement op dat artikel.
Ik dring aan op een spoedadvies. Het ontwerp van de uitvoeringsbesluiten, onder meer voor de regionale steunzones, kan nu pas bij de Europese Commissie worden ingediend. Het duurt zes tot negen maanden vooraleer dat behandeld is. Als men te lang wacht, kunnen de regionale steunzones op het einde van het jaar geen steun meer krijgen.
Ik stel voor om het spoedadvies van de Raad van State te vragen en dat te motiveren door te wijzen op het belang van het ontwerp wegens de economische gevolgen en op het feit dat de uitvoeringsbesluiten zo snel mogelijk aan de Europese Commissie moeten worden voorgelegd.
De algemene bespreking wordt opgeschort.