Verslag plenaire vergadering
Verslag
Aan de orde is het actualiteitsdebat over de hertekening van het Vlaamse onderwijslanschap.
De bespreking is geopend.
De relatie tussen regering en onderwijsveld is bijzonder ambivalent : de regering noemt onderwijs een prioriteit, maar dat blijkt niet uit de praktijk. Het grootste deel van het commissiewerk komt tot stand op initiatief van van de oppositie. In de begroting voor 2002 blijft onderwijs achterophinken. Vooral de VLD slaagt erin om het onderwijsveld telkens opnieuw te provoceren. Heel wat beleidsbeslissingen worden met zeer gemengde gevoelens onthaald : de vervangingspools, de zelfstandige stages enzovoort. De Vlaamse regering sukkelt bovendien van het ene conflict in het andere. Ze mobiliseert de publieke opinie en de ouders tegen het onderwijs. Het traditionele middenveld wordt genegeerd. In de plaats poogt deze regering een nieuw middenveld te creëren dat ze tegen het traditionele middenveld wil opzetten. Kortom : het Vlaamse onderwijs heeft genoeg gvan deze regering.
De Vlaamse regering pleegt verraad tegenover het gemeenschapsonderwijs en poogt op een agressieve manier inhoudelijk en organisatorisch in te breken in het vrije onderwijs.
De heer De Gucht reduceert het complexe begrip pluralisme tot het vak zedenleer.
Wat betekent volgens u pluralisme?
De Raad voor het Pluralisme definieert pluralisme op een treffende wijze als een constructieve en selectieve valorisatie van de bestaande pluraliteit. Dit pluralisme mag echter niet worden opgelegd van bovenaf. Deze regering tast de vrijheid van onderwijs aan. Zo trapt ze op de ziel van al diegene die geloven in een levensbeschouwelijk project. Zonder dit levensbeschouwelijk project verliest een school zijn dynamisme. Het gevaar voor een staatspedagogie zoals in bepaalde dictatoriale regimes is dan niet meer veraf.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt als voorzitter op.
Ik heb nooit beweerd dat pluralisme hetzelfde is als zedenleer geven of niet. Dit debat heeft niets te maken met de ziel van het kind of van wie gelooft in een levensbeschouwelijk project. Ouders sturen hun kind naar het vrij onderwijs omdat ze bezorgd zijn over de kwaliteit van het onderwijs van hun kind. De heer Martens gaat uit van een integristische benadering.
De heer Martens is intellectueel oneerlijk. Ik heb nooit beweerd dat het vrij onerwijs pluralistisch moet zijn. Wel dat moet onderzocht worden of dit mogelijk is en onder welke voorwaarden. Ik heb het debat over het pluralisme ook nooit verengd tot het vak zedenleer. Het gaat over open projecten.
De heer De Gucht moet zijn eigen interviews er eens op nalezen. De coalitiepartners van de VLD zijn het niet eens met de standpunten van de heer De Gucht. Zowel de heer Janssens als de heer Sannen hebben al kritiek geuit op zijn optreden.
De heer Theo Rombouts heeft in dit verband terecht zware kritiek geuit : hij heeft gezegd dat politici die de actoren vragen om tegen betaling afstand te doen van hun identiteit niet werken aan een begeesterend project, maar integendeel kiezen voor een kortzichtige en contraproductieve aanpak.
Het vertrouwen in deze regering is helemaal zoek. De rondetafel zal daar niets aan veranderen. Waarom kan het debat niet gewoon in het parlement gevoerd worden? Vrezen de coalitiepartners verdeeldheid binnen de meerderheid? Wil men tijd winnen omdat men niet over voldoende middelen beschikt? Wil men de aandacht van bepaalde andere discussies afleiden? CD&V zal tegen beter weten in meewerken aan deze rondetafel.
In het onderwijs moet ieder kind tot zijn recht kunnen komen. De voorbije decennia hebben de onderwijsministers inspanningen gedaan voor de democratisering van het onderwijs. Toch kent het onderwijs nog steeds zeer selectieve mechanismen. Ons land is niet alleen recordhouder van het aantal hooggeschoolden, maar ook van het aantal laaggeschoolden. Wie op die manier talent vergooit, is niet alleen dom, maar ook asociaal. Dat vindt het ACW en dat zegt ook de voorzitter van sp·a. De partij houdt echter vast aan haar eigen benadering. Tot nog toe hebben de fracties van de meerderheid geweigerd onze resolutie over het gelijkekansenbeleid te ondertekenen, omdat ze hun vertrouwen stelden in een nieuwe benadering van de minister. Zullen sp·a en Agalev nu wel onze resolutie aanvaarden?
De definitie van gelijkheid wordt steeds meer gestuurd in de richting van recht doen aan verschillen. Daarom is een gedifferentieerd onderwijsaanbod conditio sine qua non. Het is mogelijk de diversiteit te bevorderen door de opdeling tussen basis- en secundair onderwijs te herzien, door het bijsturen van de overgang van het ene niveau nara het andere, door het uitstellen van onomkeerbare keuzes en door differentiëring en modulering.
De heer Martens levert vooral kritiek op het vroegere beleid. Hij kan niet verdragen dat een liberale minister zoveel belang hecht aan gelijke kansen.
Het parlement heeft brandhout gemaakt van de visietekst over gelijke kansen. We weten niet wat er zal gebeuren met leerlingen in scholen die beneden de drempel zitten. Het protest groeit.
De heer Martens zegt voortdurend dat het parlement moet meepraten. De visietekst die ik aan het parlement heb voorgelegd, was precies bedoeld als stof tot discussie. Daarna kon hij bijgestuurd worden. Op basis van die discussies heb ik dan een ontwerp van decreet opgesteld en ook daarover is discussie mogelijk.
Wat voorligt is niet evenwichtig.
Als we het onderwijs een nieuwe kans willen geven, dan moeten we een type school laten groeien dat beantwoordt aan de postmoderne context van vandaag : de leefschool. Die school moet zich richten tot de hele persoon. Leerkrachten moeten veel meer een coach worden en de ouders moeten het leerproces mee dragen. Dat is een keuze voor kwaliteit die breed wordt gedefinieerd. Het is niet alleen een zaak van onderwijskwaliteit of pedagogische kwaliteit, het gaat ook om levensbeschouwelijke kwaliteit en om het leerplezier van jongeren. We verwijzen vaak naar de OESO, die ons onderwijs gunstig beoordeelt. Toch hebben veel kinderen een hekel aan de school. Het welbevinden van kinderen en leerkrachten is de ultieme toetssteen voor de kwaliteit van het onderwijs.
Een dergelijke school vereist vrijheid van onderwijs. Twinitig jaar geleden stelde de VLD dat ze veel betekenis hechtte aan de vrije school en aan de grondwettelijke vrijheid van onderwijs. Ik heb echter de indruk dat de partij dat standpunt ondertussen verlaten heeft. CD&V blijft er voor plieten.
Respect voor de vrije keuze van de ouders impliceert dat er geen finaciële discriminaties bestaan. De aanbevelingen van de studie over de objectiveerbare verschillen moeten daarom onverwijld worden uitgevoerd. De heer Sannen is het daarmee eens en ik hoop dat hij bij zijn standpunt blijft.
De vrije keuze vereist ook een goed aanbod van officiële scholen. Wij zijn voorstander van samenwerking, maar het spreekt vanzelf dat zulks in de eerste plaats geldt voor de overheidsinitiatieven.
De subsidiariteit is een bijzonder belangrijk beginsel voor de organisatie van het onderwijs. Daarom moeten scholen over een relatief ruime autonomie kunnen beschikken. De gemeentelijke overheid is ongetwijfeld het best geplaatst om toe te zien op de organisatie van het onderwijs. Ik zeg bewust toezien en niet inrichten. Gemeentescholen moeten kunnen verzelfstandigd worden. De scholen moeten zelf hun belangen kunnen behartigen, zelf hun partners kunnen kiezen. Vrije scholen hebben die vrijheid, het gemeenschapsonderwijs niet. Echte democratie groeit trouwens van onderuit. We moeten komaf maken met de bureaucratisering, de uniformisering en de etatisering van het onderwijs. De overheid moet speelruimte laten aan de scholen en aan de leerkrachten.
Mijn fractie is dus bereid deel te nemen aan het rondetafelgesprek over de vrijheid van onderwijs. Het mag echter geen discussie worden waarin men de vrijheid betwijfelt of waarin men probeert ze door oneigelijke argumenten in te perken. De overheid mag niet terugkomen op haar plan om aan alle leerlingen het gepaste onderwijs te bieden. De jongeren moeten ook de kans krijgen om met diep respect voor anderen voluit in het leven te staan. (Applaus bij CD&V en VB).
De rondetafelonderhandelingen over onderwijs die binnenkort van start gaan, zijn zeer belangrijk. De laatste woorden van de heer Martens laten echter weinig illusies heel over de bedoelingen van CD&V.
Vijftig procent van de Vlaamse begroting wordt besteed aan onderwijs. Het is dus normaal dat er over de middellange- en langetermijnperspectieven overlegd wordt. Er bestaat trouwens een traditie van overleg tussen meerderheid en oppositie over onderwijs. De rondetafelconferentie is belangrijk. Ik vrees echter dat de CD&V met vooropgezette ideeën komt. De VLD daarentegen wil enkel de democratisering en de kwaliteit van het onderwijs waarborgen.
Het wetgevend werk op gebied van onderwijs moet voortgezet worden. Naar goede liberale traditie is minister Vanderpoorten voortrekker van het gelijkekansenbeleid in het onderwijs. Ook het basisonderwijs moet verder hertekend worden : we willen leefbare scholen en de vrije keuze waarborgen. In het hoger onderwijs moeten de discussies over de associaties afgesloten worden. We moeten de Europese evolutie, onder andere de bepalingen van de verklaring van Bologna, op de voet volgen.
De rondetafelconferentie mag het debat over de objectiveerbare verschillen niet hinderen. De VLD vroeg in de vorige regeerperiode om een studie.
Alle leden van de commissie voor Onderwijs vroegen de studie over de objectiveerbare verschillen. Minister Van den Bossche heeft daar een prioriteit van gemaakt.
Ik was de eerste die erom vroeg. Er kunnen oplossingen gevonden worden voor dit probleem.
Het is blijkbaar moeilijk om een debat te voeren over onderwijs zonder dat de oude demonen opduiken. Ouders zoeken gewoon de beste school. Zij maken een maatschappelijke keuze, geen filosofische. Het is jammer dat CD&V de oude werkwijze herneemt. (rumoer)
Uit een onderzoek in een katholieke school blijkt dat drie vierden van de leraren daar hun opvoedingsproject voorbijgestreefd vinden. In een studie van het Hoger Instituut voor de Arbeid staat dat godsdienstige opvoeding slechts voor 7,9 procent doorslaggevend is bij de schoolkeuze. De echte argumenten zijn de subjectief aangevoelde kwaliteit, de sociale aspiraties van de ouders en de marktpositie van de school. Als het gemeenschapsonderwijs in een regio onder een bepaald marktpercentage daalt, is de vrije schoolkeuze niet langer gewaarborgd. Dat is bijvoorbeeld in Roeselare het geval. Ik stel voor dat de heer Patrick Janssens en de heer Martens samen een praktische oplossing bedenken.
De VLD zal geen schoolstrijd voeren, we zijn enkel geïnteresseerd in het onderwijs als cruciale schakel in de groei van volwassen, zelfstandige en vrije individuen. De Grondwet verenigt de vrijheid van onderwijs en de vrije keuze. We willen niet raken aan het recht van iedereen om onderwijs in te richten volgens het eigen pedagogisch project. Eigen waarden krijgen echter meer elan na een positieve confrontatie met andere waarden.
In grote delen van Vlaanderen bestaat de vrije keuze niet meer, vooral in het technisch en beroepssecundair onderwijs. De meeruitgaven voor leerlingenvervoer, die tot uiting komen in de studie over de objectiveerbare verschillen, worden veroorzaakt door het gratis vervoer van leerlingen omdat de vrije keuze in hun onmiddellijke woonomgeving niet gewaarborgd kan worden.
Het gemeenschapsonderwijs is gepolitiseerd. Op vele plaatsen was de socialistische partij de doodgraver van het gemeenschapsonderwijs.
De band tussen de socialistische partij en de bureaucratie is niet ver te zoeken. Tot voor kort werd men pas schooldirecteur, nadat men een test over honderden reglementjes had afgelegd. Voorts zijn veel gemeenschapsscholen erop achteruit gegaan nadat vrije scholen weigerden allochtonen toe te laten.
Dat kwaliteit geen eenduidig begrip is, geef ik toe maar het verwijst wel naar bezieling. Als we de vrije keuze in het onderwijs willen behouden, mag die bezieling niet verdwijnen. Het is bijzonder oneerlijk dat u in het vrij onderwijs inbreekt omdat u het geen succes gunt. Wie zijn leven baseert op een duidelijke visie, verrijkt de dialoog met de anderen. Precies daarom moeten we die bezieling behouden. Het is bovendien onjuist dat vrije scholen geen inspanningen deden voor allochtonen.
Indien u de rondetafel over het onderwijs ernstig nam, dan was u niet provocerend begonnen en had u de visie van de anderen beter respectvol afgewacht. (Applaus bij CD&V en het VB)
Ik neem het niet dat mijn partij de doodgraver van het gemeenschapsonderwijs wordt genoemd : de VLD is dat evenzeer.
Als de heer Martens zegt dat de VLD en sp·a van mening zijn veranderd, is hij vergeten dat de CVP een goeie dertig jaar geleden pleitte voor open en pluralistische gemeenschapsscholen. Ik sta daar nog steeds achter, net zoals de mensen in het gemeenschapsonderwijs. Een school mag niet gebaseerd zijn op één visie. En dat betekent evenmin dat wij tegen de vrije keuze zijn. (Applaus bij sp·a)
Op de heer Martens kan ik niet reageren. Het water tussen ons is en blijft te diep.
Ik geef de heer Suykens gelijk dat CD&V enkele generaties geleden lang niet zo verkrampt was, maar ik blijf wel bij mijn standpunt over de houding van de socialistische partij tegenover het gemeenschapsonderwijs.
Netoverschrijdende samenwerking zal zeker voor het technische en het beroepsonderwijs belangrijk worden, omdat een vrije schoolkeuze in veel streken al lang niet meer mogelijk is. Omdat het vrij onderwijs niet meer in staat is het nodige materiaal aan te kopen, zouden we regionale technische centra moeten oprichten die investeren in zware infrastructuur. Op die manier hoeven de scholen alleen maar in de basisuitrusting te investeren.
Ook het leerlingenvervoer zou netoverschrijdend georganiseerd kunnen worden. Het personeel zou in de verschillende netten hetzelfde statuut en dezelfde rechtsbescherming moeten krijgen. De gemeenten zijn volgens mij het aangewezen niveau om het basisonderwijs te organiseren.
Het vrije onderwijs zou zijn bestuursorganen moeten democratisceren. Aan de basis is men bereid met andere netten samen te werken, maar de top van het vrije onderwijs verzet zich. Daarom moeten ouders en leerkrachten inspraak krijgen in de inrichtende macht.
De VLD is voorstander van een gelijke financiering voor alle scholen, rekening houdend met hun grootte. Op die manier worden de scholen leerlinggericht gefinancieerd en niet meer op basis van de ideologie. Zo dragen we ook bij tot de democratisering van het onderwijs.
Als u het vrije initiatief aanvaardt, heeft u als beleidsverantwoordelijke niet het recht zich in te laten met de invulling en de organisatie van dat project. (Applaus bij CD&V en het VB)
U schuift het democratisch element in het onderwijs voIledig aan de kant : vroeger was het vrij onderwijs in handen van de congregaties, nu in die van vzw's. Ik begrijp uw wantrouwen tegenover de basis niet.
Het is niet aan u om het vrije onderwijs op te leggen hoe het zich democratisch moet organiseren.
U zou vertrouwen moeten hebben in uw gebruikers.
We zijn bereid om een constructief gesprek te voeren over de verhoging van de werkingsmiddelen. De regering heeft op dat vlak al belangrijke stappen gezet. Ik verwijs onder meer naar het Tivoli-akkoord en naar de reële verhoging van de werkingsmiddelen van het basisonderwijs met 18 procent. We zijn bereid om nog meer te doen, bijvoorbeeld wat betreft de subsidiëring van vrije internaten.
Voorts willen we dat alle scholen van het officiële gesubsidieerde onderwijs vrije-keuzescholen worden. We dringen erop aan dat voor het reces een decreet goedgekeurd wordt waardoor het pluralisme gewaarborgd blijft. Een aantal scholen van het vrije net zijn daartoe bereid omdat men ervan overtuigd is dat het confronteren van jongeren met verschillende waardepatronen een verbetering is.
CD&V stuurt aan op een nieuwe schoolstrijd, maar zal daarin niet slagen. Men kan ons niet beletten te blijven ijveren voor het recht om scholen in te richten volgens bepaalde pedagogische principes, en voor de vrije keuze. De VLD voert een politiek die erop gericht is om het onderwijs te laten aansluiten op de maatschappelijke realiteit. (Applaus bij de VLD en AGALEV)
Het aantreden van een nieuwe minister van Onderwijs wekte heel wat verwachtingen, vooral omdat die bij haar aantreden een rustperiode aangekondigd had. Daarvan is echter bitter weinig in huis gekomen. Zo is er discussie geweest over de lineaire loonsverhoging en over de TBS 55+. De partijvoorzitter van de VLD maakt het de minister niet gemakkelijk. Vaak rijst de vraag wie eigenlijk de minister van Onderwijs is : mevrouw Vanderpoorten, de minister-president of de heer De Gucht?
Men kan echter niet stellen dat de minister van Onderwijs de speelbal van de partijvoorzitter is. De VLD droomt er immers al jaren van om in Vlaanderen te komen tot één pluralistisch onderwijs. Men heeft zijn aversie tegenover het vrije onderwijs nooit onder stoelen of banken gestoken. Blijkbaar is de partij de eindstrijd begonnen tegen het vrije katholieke onderwijs in het kader van de zogenaamde rondetafelconferentie. Op die conferentie is iedereen uitgenodigd behalve het Vlaams Blok. Minister Vanderpoorten vindt dat geen probleem omdat de fundamentele discussie toch in het parlement zal plaatsvinden. Men dient echter een keuze te maken. Ofwel organiseert men een maatschappelijk debat met alle betrokkenen zonder de politieke partijen, ofwel betrekt men er alle partijen bij.
Op de rondetafelconferentie moet de hertekening van het onderwijslandschap gestalte krijgen. De agenda van de vrijzinnigen in Vlaanderen met betrekking tot het onderwijs is duidelijk : het vrije katholieke onderwijs moet uit Vlaanderen verdwijnen. Uit de verklaringen van de VLD-voorzitter en van de minister van Onderwijs blijkt dat de doelstelling van de netvervaging onverkort de agenda blijft van de minister. De voorstellen van de VLD-voorzitter zijn eigenlijk een oorlogsverklaring aan het vrije katholieke onderwijs. Blijkbaar is men uit op een schoolstrijd waar niemand beter van wordt. Ik roep op om die achterhaalde ideologische strijd te staken.
De voorstellen om de financiering te laten afhangen van het aangeboden pedagogische project, kunnen niet los gezien worden van het debat over de financiering van het onderwijs. Ik heb de indruk dat de minster de resultaten van de studie Deloitte&Touche, waarin onder meer staat dat het vrije onderwijs meer middelen per leerling ontvangt dan het gemeenschapsonderwijs, van tafel wil vegen door het versleten cliché van de pluralistische school uit de kast te halen als tegenwicht voor de zogenaamde paapse scholen.
Artikel 24 van de Grondwet bepaalt dat ouders de vrijheid hebben om hun kinderen naar de school van hun keuze te sturen en dat er een vrijheid van het keuzeaanbod is. Met de voorstellen doet men fundamenteel afbreuk aan dit grondwettelijke principe. De minister is uiteraard vrij om de Grondwet te veranderen om op die manier te komen tot een pluralistische eenheidsschool, maar het is essentieel om daarover een eerlijk debat te voeren.
Niemand in dit parlement heeft ooit betwist dat het gemeenschapsonderwijs wegens zijn specifieke opdracht meer middelen nodig heeft dan het vrije onderwijs. Men stelt evenwel vast dat het gemeenschapsonderwijs niet zoveel leerlingen aantrekt. In plaats van de vraag te stellen hoe dat komt, valt men de vrije scholen aan en wil men er gemeenschapsscholen van maken. Men kan moeilijk een bepaald onderwijsnet straffen omdat het succesvol is. Het is pervers dat wie niet pluralistisch is, minder geld krijgt.
De redenering dat het onderwijsaanbod vanwege de subsidies pluralistisch moet zijn, houdt geen steek. De raad van bestuur van de KNS of de redactie van de nieuwsdienst van de VRT worden toch ook niet verkozen door de personeelsleden of het publiek? De Vlaamse overheid heeft met het onderwijs de beheersovereenkomst dat de eindtermen moeten worden gerespecteerd. Zij hoeft zich niet uit te spreken over de inhoud van het opvoedingsmodel. Dat de minister de vrijheid van onderwijsaanbod op de helling wil zetten, is alleen maar te verklaren door een pathologische haat jegens het vrij katholiek onderwijs. Moet deze achterhaalde strijd echt de inzet zijn van een debat over de toekomst van het onderwijs in Vlaanderen?
Net als de Guimardstraat vertrouwt ook het Vlaams Blok deze regering niet meer. Netoverschrijdende samenwerking op het vlak van infrastructuur draagt onze goedkeuring weg, maar niet als 'manier om het dossier open te trekken'. Door de financiering van het onderwijs te koppelen aan levensbeschouwelijke aspecten zet de minister de consensus over de basisfinanciering op de helling. Het Vlaamse onderwijs staat nochtans voor andere uitdagingen, zoals onder meer het behoud van de kwaliteit van ons onderwijs, de bevordering van de samenwerking tussen de scholen van het officiële net, een efficiënte besteding van de middelen, de afbouw van de financiële discriminatie tussen het vrij en officieel onderwijs, de opwaardering van het basisonderwijs, het aantrekken en motiveren van leerkrachten, het vergroten van de betrokkenheid van de ouders, de maatschappelijke overbevraging, en het garanderen van de vrijheid van het aanbod.
Het voorstel om de financiering van scholen te koppelen aan hun pedagogisch project hypothekeert het welslagen van de rondetafelconferentie. Het onderwijs in Vlaanderen verdient beter dan een minister die de aanval op het vrij onderwijs tot een prioriteit heeft gemaakt. (Applaus bij het VB)
De scheldtirades van de heer De Gucht aan het adres van CD&V en sp·a helpen het debat niet verder. Het bijzonder decreet op het gemeenschapsonderwijs is er net gekomen om de politisering tegen te gaan en het gemeenschapsonderwijs een nieuw elan geven. Met zijn verwijten haalt de heer De Gucht alleen maar oude koeien uit de sloot.
Het is goed dat de Vlaamse regering een rondetafelgesprek organiseert over de toekomst van ons onderwijs, waaraan alle betrokkenen kunnen deelnemen. Maar om daadwerkelijk een oplossing te vinden voor dringende onderwijsproblemen, moeten duidelijke prioriteiten worden vastgelegd. Het is belangrijker om enkele problemen grondig aan te pakken dan vele problemen oppervlakkig.
Voor de sp·a zijn twee zaken van prioritair belang : de gelijke kansen en de betaalbaarheid van het onderwijs voor de ouders. Het eerste thema laat geen enkele politieke partij onberoerd en wordt ook vermeld in het regeerakkoord. Na jaren van tijdelijke projecten is het tijd voor een structureel beleid. De analyse van de projecten zal worden verwerkt in het gelijkekansendecreet.
Ondertussen tonen de cijfers aan dat de ongelijkheid nog zeer groot blijft. De eindbalans na alle projecten is dus negatief. We hebben de hardnekkigheid van de ongelijkheid onderschat, denk maar aan de verbijsterende onderzoeksresultaten van onderzoeker Ides Nicaise van het HIVA. Het ontwerp van gelijkekansendecreet voorziet in een budget van 3 miljard frank om 120.000 kansarme leerlingen meer kansen te geven in het onderwijs. Het ontwerp is belangrijk, maar het is naïef te denken dat men met zo'n beperkt budget veel kan bereiken.
Sp·a wil de sociale ongelijkheid in het onderwijs grondig aanpakken. Wij zijn er voorstander van om op lange termijn tot een nieuw financieringssysteem te komen, waarbij niet alleen rekening zou worden gehouden met de kenmerken van de school, maar ook met die van de leerlingen.
Kwetsbare leerlingen moeten beter begeleid worden. Daartoe moeten er bijkomende middelen uitgetrokken : er zijn tientallen bijkomende miljarden nodig. Scholen met veel kwetsbare leerlingen moeten meer leerkrachten en werkingsmiddelen krijgen. Leerlingen mogen niet enkel louter vanwege hun sociale afkomst in het buitengewoon onderwijs terechtkomen.
Bijkomende middelen voor een gelijkekansenbeleid en een professionalisering van de leerkrachten in het gewone basisonderwijs kunnen ervoor zorgen dat er minder leerlingen in het buitengewoon onderwijs terechtkomen. Een verhoging van de werkingsmiddelen in het gewoon onderwijs kan dat onderwijs aantrekkelijker maken voor sociaal zwakkeren die hun kinderen mede om financiële redenen naar het goedkopere buitengewoon onderwijs sturen.
Scholen beschikken over onvoldoende middelen voor hun pedagogische werking. Vooral in het vrije basisonderwijs moeten ouders daarom zelf diep in hun portefeuille tasten, vooral voor de aanschaf van leermateriaal. De werkingsmiddelen voor het vrije basisonderwijs moeten dan ook worden verhoogd. Dat mag echter niet ten koste gaan van het gemeenschapsonderwijs, dat kampt met zeer hoge energiekosten en dat andere verplichtingen heeft dan het vrije onderwijs. Het financiële systeem voor de toekenning van de werkingsmiddelen moet worden herzien : er moet rekening gehouden worden met school- en leerlingkenmerken. Momenteel zijn TSO en BSO immers meestal duurder dan ASO. Op korte termijn zou er aan de scholen een maximumfactuur kunnen worden opgelegd. (Applaus bij sp·a, AGALEV en VU&ID)
Agalev vertrekt van twee prioriteiten : kwalitatief hoogstaand onderwijs en gelijke kansen voor alle leerlingen. De rondetafel mag dan ook niet leiden tot een debat dat alleen gaat over netten, zuilen en structuren.
De democratisering van ons onderwijs blijft een belangrijke uitdaging. Het volstaat niet om een gelijke toegang te garanderen. Alle leerlingen moeten gelijk behandeld worden en er moet gezorgd worden voor eenzelfde uitkomst voor alle leerlingen.
Het is onverantwoord dat een door de overheid gesubsidieerde school leerlingen mag weigeren. Het ontwerp van decreet over de gelijke kansen is slechts een onderdeel van een veel breder gelijkekansenbeleid. Er moet bijvoorbeeld ook aandacht besteed worden aan de specifieke leermoeilijkheden van kansarme leerlingen, aan de bestrijding van het watervalsysteem en aan de herwaardering en herstructurering van BSO en TSO. De kosteloosheid van het leerplichtonderwijs moet worden gegarandeerd. Schoolopbouwwerk kan een belangrijke rol spelen bij het realiseren van gelijke kansen. Door de commercialisering van sommige scholen en hun betrokkenheid bij de industrie dreigt een dualisering te ontstaan tussen rijke en arme scholen.
De structuur van het onderwijs moet worden aangepast : de keuze voor een richting moet worden uitgesteld tot op latere leeftijd. De waarden van de middenklasse zijn te exclusief dominant. Er is te weinig aandacht voor de gedragsnormen van kansarme culturen.
Soms houdt men dus onvoldoende rekening met de leefwereld van deze jongeren.
Men dient niet alleen aandacht te besteden aan het creëren van gelijke kansen en aan een gelijke behandeling, maar ook aan het uiteindelijke resultaat. Een diploma heeft immers niet voor iedereen dezelfde waarde. Het sociaal-culturele milieu is bepalend voor de waarde die eraan gehecht wordt. Als de betrokkenheid van de ouders zo belangrijk is voor de kansen van de jongeren, dan moet die betrokkenheid georganiseerd worden. Het schoolklimaat is bepalend voor de slaagkansen van de verschillende pedagogische opdrachten. Daarom moeten alle geledingen van de schoolbevolking kunnen deelnemen aan het schoolbestuur, ook ouders en kinderen. Het gaat hier dus wel degelijk om het schoolbestuur en niet om de inrichtende macht. De overheid kan democratische voorwaarden formuleren om subsidiëring en financiering mogelijk te maken. Daarom koestert mijn fractie grote verwachtingen van het participatiedecreet.
Een goed beleid veronderstelt voldoende middelen, maar ook een effectief en efficiënt gebruik van die middelen. Het debat over de middelen mag echter geen vals debat over de vrijheid van onderwijs worden.
Door samenwerking kan er een grotere efficiëntie gerealiseerd worden, zonder het pedagogisch project op de helling te zetten. Samenwerking is in de eerste plaats mogelijk rond infrastructuur. Daarom zijn we voorstander van campusvorming in steden met een aanbod aan secundair onderwijs. Ook op administratief vlak of in het aankoopbeleid is samenwerking mogelijk en de mogelijkheden beperken zich niet tot het onderwijs.
We moeten de studie over de objectiveerbare evrschillen ernstig nemen. De werkingsmiddelen van de vrije scholen, vooral dan van de basisscholen, maar ook van de vrije internaten, blijken beduidend lager te liggen dan die van de officiële scholen, zelfs als men rekening houdt met de objectiveerbare verschillen.
De middelen moeten verdeeld worden op basis van concrete behoeften. Niet de netten of de inrichtende machten, maar de scholen moeten worden gefinancierd. Wij zijn voorstander van een financieringsmechanisme dat uitgaat van een uniforme financiering van omkadering, werkingsmiddelen, infrastructuur en sociale voordelen, weliswaar met een overgangsfase vanwege de lasten uit het verleden. Voor bijzondere projecten zoals een gelijkekansenbeleid of het waarborgen van de vrije keuze kan er gewerkt worden met bijkomende financiering, ongeacht het net. De doelstelling is tenslotte het realiseren van een gelijke kwaliteit van het onderwijs voor alle leerlingen.
Het debat over de vrije keuze zal niettemin een onderdeel zijn van het rondetafelgesprek. Dat beperkt zich echter niet tot de thema's als pluralistisch onderwijs of het aanbieden van godsdienst of zedenleer.
Het officieel onderwijs moet kwalitatief onderwijs aanbieden in het kader van de vrije keuze. Het kan dus niet dat sommige gemeentescholen die opdracht niet waarmaken.
Anderzijds kunnen ook vrije scholen zich ontwikkelen tot open vrijekeuzescholen. Toen ik dat idee vijf jaar geleden lanceerde bij minister Van den Bossche, antwoordde hij mij dat het daarvoor te vroeg was. Nu denken steeds meer mensen in die richting. Dit is een manier om de oude demonen van het ideologische debat in bedwang te houden. Uiteraard moet de autonomie van de scholen daarbij gevrijwaard blijven. Een gedifferentieerd aanbod is immers geen bedreiging, maar een verrijking. Het Vlaamse onderwijs scoort goed, en het feit dat het vrije initiatief hier alle ruimte heeft gekregen is daar niet vreemd aan. Een pluralistische en open samenleving moet ruimte geven aan de verschillende levensbeschouwelijke en pedagogische projecten in het onderwijs. Het respect voor de andere overtuigingen blijft een voorwaarde.
Agalev doet mee aan de rondetafel op voorwaarde dat men op zoek gaat naar een antwoord op de nieuwe uitdagingen in de plaats van een ideologisch debat aan te gaan. Deze rondetafel betrekt de brede samenleving bij het onderwijsdebat en dat is een voordeel. Het debat in het parlement over de invulling van het concrete onderwijsbeleid moet echter doorgaan. Er werd immers al veel voorbereid, maar tot nu toe werd weinig beslist. Als de rondetafel ertoe kan leiden dat er versneld werk gemaakt wordt van het onderwijsbeleid, dan kan ik dat alleen toejuichen. (Applaus bij sp.a en AGALEV))
Waarom verkiest de heer Sannen een rondetafelgesprek, waarvan vijftien procent van de bevolking wordt uitgesloten, boven de commissie voor onderwijs? Dat is in strijd met het parlementair systeem.
Ik heb precies gezegd dat het werk in het parlement moet doorgaan. De rondetafel moet leiden tot een breed maatschappelijk debat. Ons uitgangspunt is echter een democratisch onderwijs met gelijke kansen voor iedereen. Alleen wie dat aanvaardt, kan mee rond de tafel zitten. (Applaus bij sp.a, AGALEV en VU&ID)
Onderwijs wordt benaderd als een politiek probleem. Een pedagogische invalshoek is echter aangewezen. Het is belangrijk de rondetafelconferentie aan te vatten in een serene sfeer en het kind centraal te plaatsen. De kernvraag is hoe we competente en relatiebekwame burgers opvoeden. Volgens het Oeso-rapport presteren we goed, maar we moeten ook rekening houden met het welbevinden van jongeren en leerkrachten. De toekomst van onze regio wordt in de scholen voorbereid, daarom is een flexibele langetermijnvisie, die aanpasbaar is aan de noden van elk individu noodzakelijk. Pluralisme en correcte financiering zijn de voorwaarden. Het probleem van de schoolgebouwen moet misschien losgekoppeld worden van onderwijs.
Pluralisme is gebaseerd op actieve en gestimuleerde participatie van alle geledingen. Opvoedingsproject en specificiteit in de scholen krijgen stilaan een negatieve connotatie, omdat ze de indruk wekken bijkomende beschotten op te richten. Vakoverschrijdende eindtermen zoals burgerzin en maatschappelijke vorming moeten in de lerarenopleiding benadrukt worden omdat respect en tolerantie belangrijk zijn.
In het basisonderwijs moet de rol van de gemeenten, die feitelijk pluralistisch zijn, gestimuleerd worden. Basisonderwijs moet natuurlijk gratis zijn en beter omkaderd worden.
In het secundair onderwijs moeten de twee netten elkaar aanvullen. Bij het hoger onderwijs en het universitair onderwijs moet Vlaanderen het onderwijs inrichten. Het systeem moet zo goed mogelijk aangepast worden aan de Europese evoluties. Nederlands als onderwijstaal biedt de beste garanties voor kwaliteitsvol onderwijs.
We moeten ons hoeden voor de dualisering van onze maatschappij en ijveren voor onderwijs aangepast aan elk kind. Een opwaardering van technisch en beroepsonderwijs is noodzakelijk. Het Nederlandstalig onderwijs in Brussel kan een pedagogisch labo voor heel Vlaanderen zijn. De meertaligheid van onze afgestudeerden is een troef, maar men moet vertrekken van een perfecte beheersing van het Nederlands. Aandacht voor de vakinhoudelijke, maatschappelijke en didaktische competenties in de lerarenopleiding moet leiden tot probleemdetecterend en probleemoplossend denken.
Groepswerk, respect voor anderen en meer maatschappelijke waardering voor de leerkracht, zal de negatieve berichten over onderwijs stoppen. (Applaus bij CD&V, de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Mijn korte spreektijd en onze verbanning naar de achterste banken van dit halfrond, is beschamend. Ik heb mij zeven jaar loyaal ingezet voor de commissie voor Onderwijs en was tot voor kort secretaris. N-VA zal, als erfgenaam van de VU, het onderwijs als een prioriteit blijven beschouwen. We zullen de daden van de regering kritisch beoordelen op basis van de afspraken in het regeerakoord.
Een sereen debat is noodzakelijk. De regering heeft geen rust gebracht in het onderwijs. De woelige periode is te wijten aan de krasse uitspraken en maatregelen van mensen die geen deel uitmaken van de commissie voor Onderwijs en die het belang van het kind niet laten primeren.
Wij pleiten eerst en vooral voor de volledige kosteloostheid van het onderwijs. Volgens een artikel uit Het Belang van Limburg is het gemeenschapsonderwijs ten onder gegaan aan de subsidieverschillen. Ouders die voor een vrije school kiezen doen dat vaak omdat het een goede school is. Wie voor het goedkoopste alternatief moet kiezen, komt vaak in het gemeenschapsonderwijs terecht. Het gemeenschapsonderwijs trekt dus vooral sociaal en economisch zwakkeren aan.
Wij zijn ook voorstanders van pluralisme ongeacht de inrichtende macht. De grondwettelijke vrijheid van onderwijs moet bewaard blijven, maar dat betekent niet dat wij ons verzetten tegen netoverschrijdende samenwerking.
De huidige ongelijke behandeling is ongrondwettelijk en moet daarom ophouden. Omdat de leerling centraal staat, moeten de scholen gelijk behandeld worden.
We streven ook naar één officieel net voor het basisonderwijs. Naast het vrije net, moeten de gemeentescholen en de officiële gesubsidieerde scholen samenwerken en samen pluralisme garanderen.
Ten slotte vragen we aandacht voor de schoolgebouwen in het vrije onderwijs. Het kan niet dat de inrichtende macht na 20 jaar eigenaar wordt van de gebouwen.
In het belang van het Vlaamse onderwijs is de NV-A bereid deze discussie aan te gaan. (Applaus)
Tijdens de begrotingsbespreking verweet de heer Martens mij te veel initiatieven te willen nemen. Nu zegt hij dat ik er niet genoeg neem en toch conflicten veroorzaak. Met 150.000 leerkrachten en 1 miljoen ouders is het moeilijk om iets te veranderen zonder dat iemand protesteert. Dat mag ons er echter niet van weerhouden in te gaan op de grote uitdagingen.
Het is juist dat ik veel wil veranderen, maar ik zie dat als mijn plicht. Ik doe dat evenwel in overleg. Ik ben blij dat dit actualiteitsdebat gevoerd wordt omdat het mij de kans biedt een en ander te verduidelijken.
We mogen niet zwijgen over pluralisme. Maar erover praten, betekent niet dat we een nieuwe schoolstrijd willen starten. In het Onderwijsdecreet XIV zal ik gewoon een aantal bepalingen uit het regeerakkoord uitvoeren. Zo moeten leerlingen van gemeenschapsscholen de kans krijgen de levensbeschouwelijke vakken te blijven volgen als hun school wordt overgedragen aan een vrije school. Gemeentescholen moeten vrije keuzescholen kunnen worden. En ten slotte moeten vrije scholen de kans kunnen krijgen pluralistisch te worden.
Op die laatste maatregel komt veel reactie ook al merk ik dat bepaalde katholieke scholen in hun borchures een open en pluralistisch project aanbieden. Daarom benadruk ik dat vrije scholen die kans kunnen - en dus niet moeten - krijgen. We moeten dit boeiende debat durven voeren, maar het mag de andere knelpunten niet overschaduwen.
Totnogtoe heb ik enkel vragen gesteld. Wat wordt precies bedoeld met pluralisme? Heeft pluralisme een prijs als vrije scholen ervoor kiezen? Hoe kunnen de scholen over de verschillende netten samenwerken? Hoe denken de scholen daar zelf over? Is er plaats voor het vak Levensbeschouwing of moet het in de plaats van Cultuurbeschouwing komen? Ik heb die vragen voorgelegd aan de verschillende koepels, aan de vakbonden en aan de directies. We moeten er samen een open en sereen debat over voeren. We zijn niet uit op een nieuwe schoolstrijd en evenmin op een eenheidsworst. Verscheidenheid is immers onze rijkdom.
Omdat democratisering een belangrijk thema is, werd al een aantal initiatieven in die zin genomen. Er is een decreet goedgekeurd over de studietoelages en er zijn extra middelen uitgetrokken voor zorgverbreding en onderwijsvoorrangsbeleid. Maar dat volstaat niet. Maar dat volstaat niet. De vrije internaten staat bovenaan mijn lijst voor de budgetcontrole. Voorts kampen het TSO en BSO met specifieke problemen. Kunnen we het ons permitteren dat 17 procent van de volwassenen ongeletterd zijn? Leerlingen in de eerste graad van het secundair onderwijs worden niet altijd goed georiënteerd. De lerarenopleiding levert in haar huidige vorm geen leraars af die om kunnen gaan met verschillen. De heer Martens twijfelt aan de evaluatie, maar ik ben ervan overtuigd dat alles staat of valt met de lerarenopleiding. Een werkgroep buigt zich momenteel over de aanpassing ervan.
Het aangekondigde gelijkekansendecreet gaat op 1 september 2002 van start en is niet meer dan een eerste stap. Het is prioritair omdat de bestaande projecten bijgestuurd dienen te worden. Zo moeten we het plaatselijk overleg versterken en de allochtonenorganisaties aan de doelgroepen toevoegen.
Het ontwerp van decreet over gelijke kansen in het onderwijs is essentieel voor de tweede helft van deze regeerperiode. Er zijn drie elementen. Ten eerste is er extra ondersteuning voor scholen met een concentratie van doelgroepleerlingen. Een tweede element is een verhoging van de basisfinanciering van het basisonderwijs. Ten derde is er een grotere inclusie tussen het buitengewone en het gewone onderwijs.
Het ontwerp van decreet over gelijke kansen in het onderwijs heeft drie pijlers. Ten eerste is er een inschrijvingsrecht voor alle kinderen afhankelijk van de draagkracht van de school. Op die manier willen we de multiculturele scholen beschermen. Een tweede pijler is het lokale overlegplatform. Het welslagen van het ontwerp van decreet hangt in grote mate af van de werking van dit platform. Daarom moet het professioneel ondersteund worden. In de begroting van 2002 is daarvoor 95 miljoen frank ingeschreven.
Ten derde is er de ondersteuning van scholen met een grote concentratie van doelgroepleerlingen. De zorgverbreding verdwijnt niet. Het is de bedoeling dat het onderwijsvoorrangsbeleid en de zorgverbreding samengaan. De indicatoren worden wel gewijzigd. Bij zorgverbreding zijn er drie indicatoren, met name eenoudergezin, vervangingsinkomen en diploma van de moeder. Bij onderwijsvoorrangsbeleid heeft men twee indicatoren : de opleidingsgraad van de moeder en de thuistaal van de moeder is niet het Nederlands. In het ontwerp van decreet over gelijke kansen in het onderwijs zijn vijf indicatoren opgenomen : trekkende bevolking, thuisloze jongeren, leven van een vervangingsinkomen, diploma van de moeder en thuistaal niet-Nederlands. Omdat eenoudergezin als indicator verdwenen is, komt er een verschuiving in de verdeling van de middelen tot stand. Ik benadruk dat iedereen het erover eens is dat eenoudergezin een slechte indicator is. Over de vijf indicatoren bestond een grote eensgezindheid. In het ontwerp van decreet wordt een overgangsjaar ingeschreven, met name van 1 september 2002 tot 1 september 2003. Het aantal doelgroepleerlingen wordt verminderd van 20 tot 10 procent. Daardoor zijn evenwel niet alle problemen opgelost.
De tweede fase van het ontwerp van decreet over gelijke kansen in het onderwijs begint op 1 september 2003. Tegen dan dient iedere school te beschikken over een pakket voor extra zorgtaken. Basisscholen kunnen voor de probleemleerlingen een taakleraar aanstellen of ervoor zorgen dat de klassen niet te groot worden. Omdat de weging van een kind uit de kleuterklas lager is dan die van een lagereschoolkind, zijn er over het algemeen nog te grote klassen in het kleuteronderwijs. Aan die situatie moet er gewerkt worden. De basisfinanciering van het basisonderwijs moet dan ook verhoogd worden.
De problemen van het basisonderwijs kunnen op korte termijn in drie stappen opgelost worden. Ten eerste is er in de CAO ingeschreven dat voor het schooljaar 2002-2003 800 miljoen frank extra naar administratieve ondersteuning gaat. Dat vermindert de druk op de directie waardoor die meer tijd krijgt voor pedagogische taken. Een tweede stap is dat in de CAO ingeschreven is dat voor het schooljaar 2003-2004 1 miljard frank extra voor het kleuteronderwijs. Dat is bestemd voor een betere omkadering zodat de grote klassen afgeschaft kunnen worden. Ten derde moeten scholen een aantal uren besteden aan de zorgtaken. Daarvoor is een verhoging van de middelen nodig. Daarvoor ben ik vragende partij.
Investeren in het basisonderwijs is zeer belangrijk omdat veel problemen vermeden kunnen worden als daar structureel ingegrepen wordt. Men mag evenwel niet uit het oog verliezen dat, als scholen meer zorguren hebben, er ook meer leerkrachten nodig zijn in het basisonderwijs.
De derde fase van het ontwerp van decreet over gelijke kansen in het onderwijs betreft het buitengewone onderwijs. In de discussienota 'Maatwerk in samenspraak' staat uitgetekend hoe men meer inclusief kan werken. Een deel van de leerlingen uit het buitengewone onderwijs kan opgevangen worden in het gewone onderwijs. Daarvoor zijn er meer middelen nodig. De leerkrachten die een expertise opgebouwd hebben in het buitengewone onderwijs, kunnen die ter beschikking stellen van het gewone onderwijs. Nadien kan nagegaan worden hoe er meer samengewerkt kan worden tussen beide onderwijstypes. Er is een hoorzitting gepland over het buitengewone onderwijs.
Het ontwerp van decreet over gelijke kansen in het onderwijs staat niet alleen. Het vormt een deel van een drieluik, samen met de ontwerpen van decreet over participatie, en over de rechten en plichten van leerlingen. In het ontwerp van decreet over participatie is een belangrijke passage opgenomen over de samenstelling en de bevoegdheden van de participatieraden. Daarin worden de bevoegdheden van de ouders, leerlingen en leerkrachten uitgebreid. In het decreet over de rechten en plichten van leerlingen is een belangrijke passage over het schoolreglement opgenomen. Daarin staat hoe dat tot stand moet komen en wat er zeker moet in staan.
Bij de discussie over de kosteloosheid van het onderwijs is de inbreng van de ouders van cruciaal belang. Vanaf volgend schooljaar zullen de te betalen kosten in het schoolreglement moeten worden vermeld, wat een eerste stap zal zijn.
De samenwerking tussen scholen kan zeer ver gaan. Ik denk niet alleen aan een samenwerking tussen verschillende niveaus en netten, maar ook met organisaties die zich bezighouden met levenslang leren en met bedrijven. Inzake het secundair technisch en beroepsonderwijs, werd een belangrijke stap gezet met de oprichting in september van de eerste regionale technologische centra.
De rondetafelconferentie over het Vlaams onderwijs is zeer belangrijk en we moeten zorgen voor een zo groot mogelijk maatschappelijk draagvlak. Ik zet ondertussen mijn beleid voort. (Applaus bij de VLD, sp·a, AGALEV en VU&ID)
Onze kritiek bij de beleidsbrief blijft overeind en wordt gesteund door de bemerkingen van de VLOR. Er moet duidelijk worden gemaakt welke problemen bij voorrang zullen worden aangepakt.
Het standpunt dat de minister hier verwoordt, is uitnodigend. Zij maakt geen gebruik van een radicale en provocatieve terminologie, zoals de heer De Gucht wel doet. Wij hebben in de commissie voor Onderwijs steeds een kritische en constructieve houding aangenomen. Ik spreek de hoop uit dat de minister ook de kans krijgt om echt een minister van Onderwijs te zijn. Als er al sprake is van een schoolstrijd, is dat te wijten aan de aanvallende houding van de voorzitter van de VLD. Ik merk dat onze bekommernissen vaak worden gedeeld door de andere partijen, met uitzondering misschien van Spirit, en hoop dat we hier samen aan kunnen werken.
Uit uw eerste uiteenzetting had ik begrepen dat u de rondetafelconferentie helemaal niet zag zitten. Begrijp ik goed dat u geen gebalde vuist laat zien op de uitnodigende hand die u wordt geboden?
Wij willen zeker constructief meewerken aan een kwalitatief onderwijs dat onze jongeren alle kansen geeft waar ze recht op hebben. De standpunten van de andere partijen zijn misschien niet altijd helemaal de onze, maar ze staan een dialoog zeker niet in de weg. Ik wil er alleen maar op wijzen dat de combattieve taal van de voorzitter van de VLD en van minister-president Dewael de rondetafelconferentie hypothekeert. De minister-president zit deze gesprekken immers voor, en niet de minister van Onderwijs. (Applaus bij CD&V)
Door de heer Van Hauthem en door de heer Martens en mevrouw Merckx-Van Goey werden tot besluit van dit actualiteitsdebat moties van aanbeveling aangekondigd. Ze moeten uiterlijk vrijdag 1 februari 2002 om 17 uur zijn ingediend. Ze zullen worden gedrukt en rondgedeeld.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
De bespreking is gesloten.