Verslag plenaire vergadering
Voorstel van decreet houdende de intercommunales
Voorstel van decreet houdende wijziging van artikel 13 van de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales
Voorstel van decreet houdende wijziging van artikel 24 van de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales
Verslag
Algemene bespreking
De voorzitter : Aan de orde zijn het ontwerp van decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking, het voorstel van decreet van de heren Holemans en Geysels houdende de intercommunales, het voorstel van decreet van de heer Van Vaerenbergh houdende wijziging van artikel 13 van de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales en het voorstel van decreet van de heer Van Vaerenbergh houdende wijziging van artikel 24 van de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, die door de commissie in samenhang werden behandeld, met dien verstande dat het ontwerp van decreet als basis voor de bespreking werd genomen. We volgen hier dezelfde werkwijze.
Ik wijs de vergadering tevens op de reflectienota die de heer De Smet, mevrouw Heeren en de heren Van der Poorten en Laloo hebben ingediend en die krachtens artikel 56, punt 2 van ons reglement mede de basis vormt voor de beraadslaging in plenaire vergadering.
De algemene bespreking is geopend.
(verslaggever)
De bevoegdheid over de organieke wetgeving op intercommunales werd overgeheveld tijdens de Sint-Michielsakkoorden in 1993. Totnogtoe bleef de wet van 1986 van toepassing. In het Vlaamse regeerakkoord stond dat het decreet over de intergemeentelijke samenwerking een prioriteit was. Op 30 juni 2000 en 12 januari 2001 werd het ontwerp van decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking goedgekeurd. Daarna werden de nodige adviezen gevraagd en vervolgens werd het definitieve ontwerp aan het parlement voorgelegd.
Het ontwerp van decreet heeft drie uitgangspunten die een aanzienlijke wijziging betekenen tegenover de wet van 1986. Ten eerste is er de diversificatie van samenwerkingsvormen, met name een zonder rechtspersoonlijkheid, de interlokale vereniging, en voorts drie vormen met rechtspersoonlijkheid.
Een tweede uitgangspunt is de democratisering van de intercommunales waarbij de greep van de gemeenteraad op de intercommunales versterkt wordt. Ook wordt een strenge decumulregeling ingevoerd voor het opnemen van bestuursmandaten.
Ten derde wordt gekozen voor zuivere intercommunales waarbij het de bedoeling is dat de privé-sector uit de intercommunales verdwijnt en het aandeel van de provincies beperkt wordt tot 20 percent.
Na de hoorzittingen werd de algemene bespreking van het ontwerp van decreet aangevat. Het ontwerp werd als gewaagd en vernieuwend bestempeld. Veel commissieleden vinden het opmerkelijk dat dergelijk belangrijke wijzigingen zo snel doorgedrukt werden.
Er werd opgemerkt dat het ontwerp tot doel had het Limburgmodel aan gans Vlaaanderen op te dringen. Men stelde dat het decreet ideologisch geïnspireerd was en te simplistisch in zijn geformuleerde doelstellingen.
De meerderheid van de commissieleden vond het een goede zaak dat de provincies niet volledig uitgesloten worden van de intergemeentelijke samenwerking. Een aantal leden betreurden het echter dat werd teruggekomen op het oorspronkelijke uitgangspunt om provincies volledig uit te sluiten. Ze zouden immers, als toezichthoudende overheid, tegelijk rechter en partij zijn.
De diversificatie van de gemeentelijke samenwerkingsvormen is een belangrijke stap vooruit maar sommigen betreurden dat de gemeenten niet kunnen kiezen voor samenwerking met een privé-partner.
Dit ontwerp van decreet bevat waardevolle elementen voor de democratisering van de intergemeentelijke samenwerking maar misschien niet voldoende voor de realisatie van een democratische controle.
De keuze voor zuivere intercommunales bracht een discussie op gang waarbij door sommigen gesteld werd dat de participatie van de privésector vaak leidt tot een zwakke positie van de gemeenten. De meeste twijfels rezen echter bij sommige leden over de financiële haalbaarheid van deze wijziging. Sommigen vroegen zich af of de keuze om al dan niet met de privésector samen te werken niet moest worden overgelaten aan de gemeenten zelf. Sommigen meenden dat het concept van de gemengde intercommunale niet per definitie slecht is maar dat moet gestreefd worden naar een evenwichtige verhouding tussen beide partners.
Er werd uiteindelijk beslist de zuivere formule te handhaven, vermits de overgangsperiode van 18 jaar ruim ruim genoeg is om de financiële consequenties te dragen.
De cumulatiebeperkingen en de onverenigbaarheden zouden kunnen leiden tot het afvaardigen van politici van mindere kwaliteit. Anderzijds belet deze maatregel belangenvermenging.
Sommigen waren van mening dat men het kerntakendebat beter eerst had gevoerd, zodat de taken van de verschillende bestuursniveaus zouden vastliggen. Het kerntakendebat mag niet lang meer op zich laten wachten.
Prangend was het debat rond de zware financiële gevolgen van het elektriciteitsdecreet voor de gemeenten als hun aandeel in het distributienetwerk wordt opgetrokken tot 75 procent. Volgens de minister zouden de gevolgen zich sowieso voordoen.
De commissie stelde zich nogal wat vragen rond de financiële gevolgen van het voorliggende ontwerp van decreet. Het uitkopen van de privé partner zou de gemeentefinaciën onder druk kunnen zetten. Anderzijds zitten de gemeenten misschien in een sterkere positie dan aangenomen. De mogelijke opbrengst van de Telenetoperatie en de verkoop van het klantenbestand van de energie-intercommunales zouden samen 72 miljard frank kunnen opbrengen. Sommigen wezen erop dat het verkeerd is geld van de Telenetoperatie hiervoor te gebruiken.
Tijdens de bespreking werd ook verwezen nar het CBO-rapport. Dat vormt een interessante uitgangsbasis voor de bestuurlijke hervorming van Vlaanderen.
De oprichting van het Belfortobservatorium moet de financiële gevolgen onderzoeken van de beslissingen van hogere overheden voor gemeenten. Voor dit ontwerp van decreet is het echter nog niet van toepassing omdat het nog niet is opgericht.
Gelet op de draagwijdte van de bestuurlijke hervorming lijkt het mij aangewezen dat een parlementaire opvolgingscommissie noodzakelijk; ik vraag hierover een duidelijk standpunt van de regering en het parlement. (Applaus)
Wat bedoelt u met een parlementaire opvolgingscommissie?
De wetgeving moet naar de geest nageleefd worden en bij problemen kan het parlement ingrijpen.
Vertrouwt u de gemeenten dan niet?
Vermits het gaat om een grondige hervorming, kan het parlement in de komende periode bijschaven indien nodig. Daarom vind ik dit voorstel van mevrouw Guns bijzonder wijs. Ik begrijp de vrees van de heer Van Rompuy niet.
Dit is een lovenswaardig initiatief. De heer Van Rompuy zelf heeft, voor het investeringsfonds, twee keer een opvolgingscommissie opgericht. Waarom maakt hij daar nu een probleem over?
De suggestie van mevrouw Guns verdient overweging. Laten we dit in de bevoegde commissie agenderen.
Dit is een ingrijpend decreet. Het is dus billijk dat de opvolging hiervan in het parlement gebeurt. Initiatieven vanuit het parlement zijn de volle vrijheid van het parlement. Zelf kom ik daar niet in tussen. Ook de Vlaamse regering zal dit decreet natuurlijk opvolgen, met de geëigende instrumenten.
Naar aanleiding van het voortgangsrapport uitvoerings- en decreetsevaluatie was gepleit voor een gecoördineerde aanpak. De ad-hocoplossing die hier wordt voorgesteld is dus niet aangewezen.
Ik wens niet tussen te komen in een beslissing van het parlement.
Ik ga volkomen akkoord met wat de minister zegt, niet met de uitspraken van de heer Wille. Er moet inderdaad bijgestuurd worden wanneer dat nodig is maar er moet niet bij elk decreet een opvolgingscommissie ingesteld worden. Vanwaar dus dat wantrouwen tegenover de gemeenten?
Mevrouw Guns heeft het recht om hier die suggestie te doen. Dat is nu eenmaal typisch voor een parlementaire democratie. Als alle parlementsleden geregeld een bijdrage zouden leveren, zou dat de parlementaire democratie versterken. (Applaus)
Ik breng verslag uit van de artikelsgewijze bespreking, met 97 amendementen op een totaal van 81 artikels.
Bij de artikelen 2 en 4 werden vragen gesteld over de intercommunales die de gewestgrenzen oversschrijden. Ook over de samenwerking met buitenlandse rechtspersonen. Dit decreet is hier echter niet van toepassing, want daarvoor is een samenwerkingsakkoord nodig, wat er nog niet is maar waarvoor wel moet worden geijverd.
Intercommunales zullen ook steeds meer grensoverschrijdend werken. Dit kan enkel met conventies en verdragen. Dan is het best mogelijk dat privé partners - met een andere rechtsstelsel - in de Vlaamse intergemeentelijke samenwerking zullen opduiken, terwijl Vlaamse privé partners dat niet zullen kunnen. Wordt op die manier het gelijkheidsbeginsel niet geschaad, ontstaat er geen discriminatie? Volgens de minister zal het aan de gemeenten zijn om in een intercommunale naar Frans of Nederlands recht te stappen.
De artikelen 6,7,8 en 9 over de samenwerkingsverbanden zonder rechtspersoonlijkheid ontlokten de vraag waarom privé-partners hier wel kunnen participeren. Volgens de minister kan een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid altijd op privé-partners een beroep doen.
Door een amendement op artikel 9 volstaat een gewone meerderheid van de deelnemende gemeenten om de rekeningen van de interlokale vereniging goed te keuren. Een afvaardiging van de gemeenten kan bestaan uit gemeenteraadsleden, schepenen of burgemeester. Zij bepalen zelf wie zij afvaardigen. En wie als schepen of burgemeester wordt afgevaardigd krijgt geen presentiegeld.
De grondgedachte van dit ontwerp ligt in een aantal kernartikelen, zoals artikel 10. Dit artikel bepaalt welke rechtspersoon kan participeren. Een eerste amendement om andere rechtspersonen van publiek en privaat recht toe te laten werd niet aanvaard, evenmin de idee om intercommunales toe te laten zich met meerdere doelstellingen in te laten. Een deelname van de provincie - tot procent - kreeg wel het fiat.
Volgens de minister kunnen verbruikersverenigingen niet langer deel van deze samenwerkingsverbanden uitmaken. Uitgangspunt daarbij is dat belangengroepen zonder politieke verantwoording hier niet kunnen meedoen.
Dat de regering kiest voor zuivere samenwerkingsvormen sluit dus de sociaal-economische middens uit : zal de streekontwikkeling in bepaalde regio's daardoor niet stilvallen, gezien juist hun rol in de intercommunales? En komen de nutsvoorzieningen daardoor niet in buitenlandse handen? Volgens de minister staat het de gemeenten vrij om al dan niet scheep te gaan met buitenlandse groepen.
Er waren amendementen bij de artikelen 13, 16, 19, 21, 25, 38, 46, 52, 53, 55, 78, en 79. Een aantal van deze amendementen hadden de bedoeling om intercommunales met algemene doelstellingen te behouden. Deze amendementen werden niet weerhouden. Er waren ook amendementen om de participatie van de private sector mogelijk te maken. Deze amendementen werden niet aanvaard.
Aanvaarde amendementen handelen onder meer over de samenstelling van de beheersorganen, vertegenwoordiging van gemeenten, presentiegelden, de inwerkingtreding van het decreet en de overgangsbepalingen.
Het geamendeeerde ontwerp van decreet werd in commissie aanvaard met 8 stemmen voor tegen 6 stemmen tegen.
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt als voorzitter op.
De organisatie van het binnenlands bestuur is belangrijk en heel moeilijk. Het oordeel van sommige deelnemers aan de hoorzittingen was vernietigend. Dit ontwerp biedt geen werkbaar alternatief en schept verwarring. De doelstellingen zijn nochtans veelbelovend : een diversificatie en versoepeling van de samenwerkingsvormen en democratisering van de intergemeentelijke samenwerking. Deze uitgangspunten verwateren echter door de verplichte uittreding van private partners, de beperkte participatie van de provincies en de beperkte doelstellingen. Hierdoor zullen de gemeenten geconfronteerd worden met een miljardenfactuur en dreigt een wildgroei van intercommunales.
De CVP pleit voor een grotere doorzichtigheid in de organisatie van het binnenlands bestuur. Dat vergt een duidelijke afbakening van de taken van de verschillende overheden. Daarom moet het kentakendebat gevoerd worden vooraleer een nieuw decreet uitgewerkt wordt.
Als de minister zegt dat de gemeenten bepaalde taken kunnen afstoten, moet hij er meteen ook bijvertellen wie die taken dan wel moet uitvoeren. Ik vraag me af waarom niet voor die essentiële duidelijkheid wordt gezorgd.
Omdat bepaalde sectoren heel complex werden, moesten gemeenten wel gaan samenwerken waardoor het beleid leek te verschuiven naar de intercommunales. Maar intercommunales moeten een hulpstructuur blijven die de gemeenten bijstaat. De gemeenten moeten inderdaad de sturende kracht blijven en de vrijheid behouden samen te werken met wie zij willen.
De gemeenten zijn inderdaad essentieel en de intercommunales moeten uitvoeren. Maar hoe rijmt u die uitspraak met uw pleidooi om intercommunales met algemene doelstellingen te behouden?
U gaat er blijkbaar vanuit dat de gemeente autonoom is en alles zelf uitvoert. Maar het is in het verleden al meermaals bewezen dat de gemeenten onderlinge afspraken moeten maken en dat die onderlinge afspraken niet beperkt mogen worden tot één domein. Nu wil men de streekintercommunale, die zich vroeger kon bezighouden met meerdere thema's, beperken tot één dossier.
In samenwerkingsverbanden bundelende gemeenten hun krachten om gezamenlijke initiatieven uit te voeren en behoeftes te bevredigen. We moeten de gemeenten de keuze laten met wie ze gaan samenwerken en de mogelijkheid bieden overleg te plegen met het middenveld.
Door de sociale partners uit te schakelen, leggen we de keuzevrijheid van de gemeenten aan banden. Niet het primaat van de politiek in het algemeen speelt in deze, wel het primaat van de regering.
Het is niet omdat wij de gemeenten de keuze willen laten samen te werken met de private sector, dat we ook blind zijn voor de uitwassen. Maar we weigeren te veralgemenen. Mistoestanden kunnen beter individueel aangepakt worden. Een samenwerkingsvorm verbieden lost niets op.
De keuze voor een bepaalde samenwerkingsvorm wordt bepaald door meerdere factoren. Het succes van de gekozen formule is afhankelijk van het beleid, de betrokkenheid van de gemeente en de kwaliteit van het personeelsbeleid. Bovendien is de gemengde intercommunale de enig bruikbare rechtsvorm voor PPS. De nood aan een decretale regeling terzake is dus veel hoger.
Bovendien lopen we het risico dat dit ontwerp van decreet leidt tot een toename van het aantal concessies, een samenwerkingsvorm die indertijd werd verlaten omdat de gemeenten onvoldoende inspraak hadden.
Intercommunales met algemene doelstellingen, zoals streekintercommunales, zijn niet langer toegelaten. Maar is het niet uitgerekend die samenwerkingsvorm die het beste palmares kan voorleggen? Ook wij pleiten voor duidelijke doelstellingen, maar dat is volgens ons geen reden om het aantal doelstellingen te beperken tot één per intercommunale? Die maatregel zal alleen maar tot een stijgend aantal intercommunales.
Weigeren de sociale partners op te nemen is niet alleen verkeerd, het is bovendien een grove miskenning van hun verdiensten. De sociale partners vertegenwoordigen niet alleen een breed maatschappelijk spectrum, ze hebben ook heel wat ervaring en kennis.
Wij ontkennen evenwel niet dat dit ontwerp van decreet een aantal positieve elementen bevat. Het zorgt niet alleen voor meer, maar ook voor soepeler samenwerkingsvormen. De intercommunales werken intern veel democratischer. Het gestegen aantal samenwerkingsvormen impliceert wel dat de gemeenten autonoom mogen kiezen. De toezichthoudende overheid mag niet beslissen welke vorm geschikt is.
Omdat de financiële lasten als gevolg van dit ontwerp van decreet uiteindelijk bij de burger terecht zullen komen, zal de CVP dit ontwerp van decreet niet goedkeuren. (Applaus bij de CVP)
Bij grote bestuurlijke hervormingen heeft men al eens de neiging alleen maar vooruit te kijken en zo de onvolkomenheden van de oorspronkelijke regeling uit het oog te verliezen. Iedereen beseft maar al te goed dat de regeling van 1986 te strikt was.
De aspiratie om uit een verstikkend keurslijf te raken, ligt vervat in dit innoverende ontwerp. Vroeger vluchtten de gemeenten immers vaak door gemeentelijke vzw's op te richten. Op deze vzw's bestond er echter weinig of geen democratische controle. Naar de mening van de VLD biedt dit ontwerp van decreet hiervoor een remedie. Het keuzemenu van samenwerkingsvormen moet de gemeenten immers in staat stellen om op een flexibele manier samen te werken zonder aan de democratische controle van de gemeenteraad te ontsnappen.
Een tweede innoverend punt is dat men kiest voor zuivere intercommunales. Vroeger heeft het bestaan van gemengde intercommunales vaak geleid tot situaties waarbij niet het gemeentelijke belang, laat staan het algemeen belang werd gediend. Al te vaak werd het de belangen van de particuliere partner gediend. De intercommunales zijn een hulpinstrument voor de gemeenten. Deze vaststelling werd te vaak op haar kop gezet.
Degenen die echt negatief staan ten opzichte van dit ontwerp van decreet pleiten tegen zuivere intercommunales. Dit komt mij niet correct voor. De vermeende financiële gevolgen van de keuze voor zuivere intercommunales mogen niet overdreven worden. In deze discussie wordt immers bewust aan stemmingmakerij gedaan door dit ontwerp te gaan vermengen met het electirciteitsdecreet dat vorig jaar werd goedgekeurd.
Wij zijn voorstanders van een provinciaal partnerschap omdat dit dikwijls een toegevoegde waarde is gebleken. Tegelijkertijd durven wij echter pleiten voor een groei tot maximimaal twintig procent om er voor te zorgen dat de gemeentelijke belangen primeren.
De democratisering is een ander belangrijk punt.
U pleit voor het behoud van de provincies in de intergemeentelijke samenwerking. Vanuit uw ervaring weet u toch dat er provincies zijn die een zeer grote rol gespeeld hebben in initiatieven die meerdere gemeenten overstijgen? In sommige gevallen gaat het zelfs over regio's. Denken we in dit verband maar aan het voorbeeld van Lembeke. Hoe staat u tegenover dergelijke zaken? In deze gevallen moet de provincie toch een grotere kapitaalsinbreng dan 20 procent kunnen hebben?
Mijnheer Van der Poorten, u heeft deze opmerking ook herhaaldelijk in de commissie gemaakt aan de commissieleden en de minister. Indien de mate dat de provincie over maatschappelijk kapitaal beschikt, zal dit ook bij het debat over de kerntaken aan de provincie toegewezen worden.
Dit bevestigt onze zienswijze. Wij zijn immers van oordeel dat het debat over de kerntaken moet voorafgaan aan deze nieuwe regeling.
U komt steeds met het zelfde voorbeeld. Het is een slecht voorbeeld, want het betreft een specifiek geval.
Het is inderdaad geen goed voorbeeld. Omdat een aantal gemeenten in de regio van Gent hun verantwoordelijkheid niet wensten op te nemen, moest de provincie wel tussenkomen. De gemeenten moeten hun verantwoordelijkheid opnemen. Indien de gemeenten hun verantwoordelijkheid niet wensen op te nemen, dan zegt dit veel over hun manier van werken. Voortaan worden ze echter verplicht om kleur te bekennen. Ik heb dus vertrouwen in de gemeenten.
Een ander belangrijk punt van vernieuwing is de democratisering en de belangrijke rol die de gemeenteraden spelen bij de besluitvorming van intercommunales. Dat is een aanzienlijke verbetering tegenover de vroegere situatie.
Ook het afschaffen van inercommunales met een algemene doelstelling is een stap die de scheefgegroeide situatie waarbij intercommunales zonder uitdrukkelijk mandaat op het terrein van de gemeentelijke bevoegdheden traden, terug recht te trekken. Dit moet de ongewilde uitholling van de gemeentelijke bevoegdheden dan ook tegen gaan. Het is algemeen bekend dat de visies van de heren Van den Brande en Van Rompuy hieromtrent niet synchroon liepen. Minister Van Mechelen werkt echter aan een nieuw ontwerp.
Ten slotte is er ook de introductie van de nieuwe politieke cultuur in de nieuwe vormen van intergemeentelijke samenwerking. Er werden in dit ontwerp van decreet strenge cumulatiebeperkingen gestipuleerd om een al te grote machtsconcentratie en enventuele belangenvermenging te voorkomen.
Om te besluiten wil ik opmerken dat dit ontwerp uitgaat van het CBO-rapport uit de vorige regeerperiode. Daarover bestond een vrij grote consensus. Het verbaast mij dat sommigen dit ontwerp op een aantal van zijn essentiële punten aanvallen. Dit getuigt immers van politieke schizofrenie.
Dit ontwerp van decreet komt aan de belangrijkste eisen van de belanghebbenden tegemoet en geniet dus onze voorkeur. (Applaus)
Het belang en de noodzaak van een eigen Vlaams decreet op de intercommunale samenwerking kan moeilijk overschat worden. Het was minister Sauwens die zelf zei dat dit decreet wellicht een van de belangrijkste en meest ingrijpende stappen zou kunnen worden op het vlak van de binnenlandse bestuurlijke reorganisatie. Het decreet was immers lang en goed voorbereid. Men mocht dus verwachten dat al het voorbereidingswerk zou resulteren in een gedegen en evenwichtig ontwerp. De minister wenste immers een trendbreuk met een aantal toestanden en misbruiken.
Deze trendbreuk was in de eerste plaats te merken in het pleidooi voor een principiële keuze voor zuivere samenwerkingsverbanden. Niet alleen zuiver in de zin van de huidige tegenstelling tussen zuivere en gemengde intercommunales, maar ook zuiver door het opleggen van een beperkende en duidelijk afgebakende doelstelling. Ten slotte ook zuiver in de zin dat intergemeentelijke initiatieven precies moeten zijn wat het woord zegt namelijk een zaak van de initiatief nemende gemeenten en van die gemeenten alleen.
Een tweede belangrijke pijler was de versterking van de gemeentelijke democratie en een zo breed mogelijke betrokkenheid van de gemeenteraad bij de intercommunale activiteiten. Het kon niet langer dat, ik citeer : hoe langer hoe meer belangrijke beslissingen worden genomen in diverse fora door een beperkt groepje.
Bestuursmandaten werden dus voorbehouden aan gemeenteraadsleden. Hierbij moesten nog een aantal beperkende voorwaarden een zo groot mogelijke deelname en betrokkenheid van die gemeenteraad garanderen.
De verschillende commissievergaderingen, hoorzittingen en amendementsvoorstellen hebben het ontwerp van decreet niet onbeschadigd gelaten. De principiële keuze voor de zuivere intercommunales en de vastomlijnde doelstelling werden behouden. Dat laatste is positief aangezien het de transparantie bevordert. Met de zuivere intercommunales kunnen we leven op voorwaarde dat een ruimere samenwerking met de privé-sector mogelijk wordt gemaakt door een algemene regeling voor PPS. Daarvoor is er echter nog geen kader.
Het uitgangspunt van de exclusiviteit van de gemeenteraad is evenwel gesneuveld. De provincies hebben goed gelobbyd en hebben zelfs meer gekregen dan ze totnogtoe hadden. Het is eigenaardig dat het voorstel van amendement van de Vereniging van Vlaamse Provincies waarbij een eventuele deelname van de provincies afhankelijk gemaakt wordt van het verzoek van de initiatiefnemende gemeenten, verworpen is. In de nieuwe intergemeentelijke samenwerkingsvormen wordt de deelname van de provincies teruggebracht tot 20 percent. Dat is schijn aangezien slechts in een aantal intercommunales de deelname van de provincies momenteel meer dan 20 percent bedraagt. In de meerderheid van de huidige intercommunales bedraagt hun inbreng 10 tot 12 percent. De zogenaamde beperking tot 20 percent is dan ook een uitnodiging om de deelname van de provincies te verhogen.
Bij de intercommunales waarbij de inbreng van de provincies ruim boven de 20 percent ligt, zou het schrappen van de provincies uit de samenwerkingsverbanden voor de betrokken gemeenten grote problemen kunnen betekenen. Een gedifferentieerde aanpak zou volgens ons een betere oplossing zijn. Zo kan men voor de intercommunales met een provinciale deelname van minder dan 20 percent, een nieuwe participatie van 10 percent toelaten en voor die met een hogere provinciale deelname in een eerste fase een participatie tot 20 of 30 percent om die in een tweede fase terug te brengen tot 10 percent.
Voorts werden er grote wijzigingen aangebracht in de artikelen die de vertegenwoordiging van de gemeenten in de nieuwe intergemeentelijke samenwerkingsverbanden regelen. De reden daarvoor is het probleem Antwerpen. Die stad bezet momenteel 90 mandaten in intercommunales en aanverwante organisaties. Volgens bepalingen van de oorspronkelijke tekst, namelijk het beperken tot twee mandaten per raadslid en het uitsluiten van gemeenteraadsleden met een parlementair mandaat, zouden er slechts 60 mandaten opgevuld kunnen worden door leden van de meerderheid. Vermits de Antwerpse coalitie niet over een tweederde meerderheid beschikt, was ook de uitweg waarbij mandaten aan niet-gemeenteraadsleden konden toegewezen worden, afgesneden. Het gevolg was dat men dan een beroep moest doen op de oppositie en dat was voor Antwerpen uitgesloten, aangezien die op één VU-man na uitsluitend uit Vlaams Blokkers bestond.
Uiteindelijk werd de hoofdelijke beperking teruggebracht van twee tot drie en voor het voordragen van kandidaat-bestuurders werd de oorspronkelijk vereiste tweederde meerderheid geschrapt. Die wijzigingen zijn alleen terug te brengen op de feitelijke situatie in Antwerpen en hebben niets te maken met verbeteringen in het algemeen belang. Dat kan nooit een goede regelgeving opleveren. Vooral door het loslaten van het beginsel van de tweederde meerderheid voor voordrachten buiten de raad, worden de nobele bedoelingen van het ontwerp van decreet losgelaten. Dat beginsel geldt immers niet alleen voor Antwerpen maar voor heel Vlaanderen.
In Antwerpen bestaat ook het niveau van de districtsraden.
Daar heb ik het straks over.
Door dit achterpoortje kan elke meerderheid in elke Vlaamse gemeente, hoe krap ook, elk toezicht van elke oppositie beletten.
Er is een amendement ingediend waardoor de oppositie in alle gemeenten toezicht kan houden in de raad van bestuur.
Maar die heeft dan wel geen stemrecht.
Het voorgestelde amendement heeft niet dezelfde draagwijdte als de schrappingen, anders waren die niet nodig geweest.
Van de bepaling dat maximum 3 of 4 bestuursmandaten per gemeente en per samenwerkingsverband mogelijk zijn, is trouwens niets meer terug te vinden in de door de commissie goedgekeurde tekst.
Opdat de meerderheid helemaal zeker kan zijn van de bestuursmandaten in Antwerpen, doet men ook een beroep op de districtsraden om kandidaat-bestuurders te vinden. Niemand ligt er wakker van dat die raden geen enkele bevoegdheid inzake deze materie hebben en dat het mogelijk wordt dat de gemeenteraad van Antwerpen geen enkele vertegenwoordiger meer heeft in een samenwerkingsverband, waardoor niet kan worden voldaan aan de verplichting van het halfjaarlijkse verslag in de gemeenteraad.
Deze achterpoortoperatie wordt natuurlijk beargumenteerd. Het ergerde mij als enig districtsraadslid van dit parlement te horen dat het de bedoeling was het districtsniveau te versterken door de zitting van een districtsraadslid in de bestuursorganen van het intergemeentelijk samenwerkingsverband. Deze uitingen komen van dezelfde partijen die in Antwerpen de bevoegdheden van de districtsraadsleden zo drastistisch inperkten, dat van het oorspronkelijke enthousiasme na minder dan zes maanden slechts frustratie rest bij de voorzitters en bureauleden. Diezelfde partijen beperkten de budgetten van de districtraad tot er nauwelijks genoeg overbleef voor het bekostigen van de eigen raadswerking. Diezelfde partijen stellen in Antwerpen een personeelslid ter beschikking met één computer voor alle raadsleden en willen alleen vergaderen op gezinsonvriendelijke uren.
Waar leest u dat alles in het ontwerp?
Ik ervaar dat als districtsraadslid. Districtsraadsleden blijken trouwens maar de helft waard te zijn van gemeenteraadsleden. Een districtsraadslid dat afgevaardigd is in een intergemeentelijk samenwerkingsverband, krijgt voor elke vergadering een zitpenning die tweemaal zo hoog is als voor zijn eigenlijke mandaat, wat onze waardering zou moeten opwekken. Van alle grote namen die in oktober op de lijsten prijkten, achtten allen senator Wim Verreycken, Kamerlid Guido Tastenhoye en ikzelf het districtsniveau belangrijk genoeg om het mandaat op te nemen.
Tot besluit wil ik stellen dat het oorspronkelijk ontwerp van decreet enorme beloften inhield, zelfs revolutionair kon genoemd worden. Door klein partijpolitiek gekonkel verloor het veel glans tot er slechts een doordeweekse compromistekst overbleef. Kortom voor ons is het ontwerp van decreet, zoals het nu voorligt, een gemiste kans. (Applaus bij het VB)
Uit de hoorzittingen en commissievergaderingen van de afgelopen weken kwamen een aantal goede punten naar voren, zoals de democratisering en de toename van de flexibiliteit. Wat ik echter niet begrijp is dat men de gemengde intercommunales gaat afschaffen, terwijl precies in het regeerakkoord staat dat er meer publiek-private samenwerking moet komen.
Namens de VLD stelde mevrouw Guns een opvolgingscommissie voor; een bewijs voor de twijfels over de kwaliteit van dit ontwerp van decreet. Immers, evalueren kan op elk moment in het parlement.
Het zal u geruststellen te weten dat het om een parlementaire reflex gaat in een moeilijke aangelegenheid. Dat getuigt van goed werk vanwege een jong parlementslid.
In essentie wil ik verwijzen naar de financiële slagkracht van de Vlaamse steden en gemeenten. De politiehervorming, zoals voorgesteld door minister Duquesne bijvoorbeeld, is verre van een financieel neutrale operatie voor de gemeenten. De fundamentele oneerlijkheid om dat te ontkennen, is onaanvaardbaar. Minister Sauwens hoonde de financiële problemen weg. De uitverkoop van de private partners en het reduceren van het aandeel van de provincies zal 70 tot 80 miljard frank eisen van de gemeenten. Minister Sauwens stelde, niet geheel correct, dat dit niet het gevolg was van het ontwerp van decreet, maar reeds stond in het electriciteitsdecreet. Uit de artikelen 4 en 12 van het electriciteitsdecreet kan men afleiden dat binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van het besluit minstens 75 percent van het kapitaal van de netbeheerder in onafhankelijke handen moet zijn. De gemeenten moesten als aandeelhouders minstens 75 van het kapitaal verwerven. Dat wordt na de goedkeuring van dit ontwerp dus 100 percent.
Voor de intercommunale van mijn gemeente bijvoorbeeld betekent 75 percent 9,7 miljard frank. Wil men tot 100 percent komen, dan moet men 12 tot 13 miljard frank vinden.
Om de aandelen van Electrabel te verwerven gaat het dan alles bij elkaar om 38,1 miljard frank voor de elektriciteit en 26,8 miljard frank voor de sector gas. Samen 65 miljard frank. Door de 75-percentnorm loopt die rekening voor de gemeenten op tot 38,9 miljard frank, en dat tegen 2006. Wil men een zuivere structuur, dan komt daar nog eens 27 miljard frank bij.
U vermengt de dingen.
Neen. De kosten voor de gemeente zijn veel hoger als dit ontwerp wordt goedgekeurd. Men gaat dan van 75 naar 100 percent.
Een tweede vaststelling: de provincies mogen 20 procent behouden. Een getal dat de minister baseerde op informatie van horen zeggen, uit de hoorzittingen. Het had dus evengoed 30 of 40 percent kunnen zijn. Maar deze beperking zal de gemeenten hoe dan ook 6 miljard frank extra kosten. Middelen die ze dan niet voor andere noden kunnen aanwenden Net nu de gemeenten volgens een studie van Dexia tegen 2006 op een negatief resultaat van 57 miljard frank afstevenen wil de regering met dit ontwerp diezelfde gemeenten en dus de burger bijkomende lasten opleggen.
Een gemeentelijk effectenrapport, nochtans beloofd en overigens in het regeerakkoord vastgelegd, komt er evenmin. De beste partner lapt de regering hier aan haar laars. Ook de gedwongen uitkoop van de privé-partner verzwakt de gemeenten, de afschaffing van de gemengde intercommunales verzwakt alvast hun onderhandelingspositie tegenover Electrabel.
Deze stellingen onderschrijft ook de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten bij monde van Mark Suykens, toch een autoriteit. Dit ontwerp van decreet is niet haalbaar voor de Vlaamse gemeenten, het eindresultaat is negatief. Zo wordt ook de vrijstelling van BTW niet langer toegepast, wat ook nog eens 21 percent meer kosten voor de gemeenten met zich meebrengt. Dat kunnen wij niet langer verdedigen. Wij stellen onze hoop op de opvolgingscommissie, terwijl u een banvloek over de gemeenten uitspreekt. (Applaus bij de CVP en het VB)
Uw doemdenken deel ik niet. Niemand betwijfelt dat de wet van 1986 vruchten heeft afgeworpen, maar toch had iedereen grote verwachtingen van een eigen Vlaamse regeling. In Wallonië bestaat die overigens al langer. Er blijft echter wel een probleem over : zolang er geen samenwerkingsakkoord is, vallen de intercommunales die de gewestgrenzen overschrijden, buiten elke regeling. Een dergelijk akkoord zal niet eenvoudig bereikt worden, want sleutelen aan intercommunales is altijd al moeilijk; Men raakt immers aan de gemeentelijke autonomie en aan diegenen die in de intercommunales zetelen.
Toch heeft dit ontwerp twee belangrijke doelstellingen : het bevordert de democratische werking van de gemeenteraden, en het biedt de gemeenten de kans andere vormen van samenwerking aan te gaan dan die bedoeld in die wet van 1986. In die zin een afgewogen decreet. Al beweren sommigen dat het niet voldragen is. Maar dan toch wel in zijn studiefase, want de eerste voorontwerpen dateren al van in 1989 en dus valt dit ontwerp zeker niet uit de lucht.
Kort een vijftal zaken uit de niet onbelangrijke reflectienota van de CVP. Vijf twistpunten. Vooreerst het afbakenen van de kerntaken, een verhaal van de kip en het ei. Maar ook met betrekking tot de intercommunales mag een debat hierover voeren, geen probleem vormen. Net zomin als het feit dat algemene doelstellingen niet langer mogen bestaan. Ook hier kan men zich blijven afvragen wat een intercommunale doet en wat voor controle er op haar bestaat. Idem voor de sociale partners, wiens rol men niet moet terugschroeven. Wel moet zich afvragen wat ze daar doen, welke rol ze daar spelen?
Door de amendementen bij het ontwerp van decreet wordt het mogelijk dat zij via de adviescommissies in de raad van bestuur terechtkomen.
Het streven naar zuivere intercommunales is goed want het laat een duidelijke scheiding toe tussen de politieke besluitvorming binnen de intercommunales en de ondernemersgeest van de private partners. In het ontwerp wordt samenwerking tussen de publieke en private sector niet uitgesloten. De intergemeentelijke samenwerking met rechtspersoonlijkheid heeft de autonomie om te beslissen over dergelijke samenwerking, alleen worden de private partners niet in de beheersstructuren opgenomen. Ook de huidige manier van werken bij gemengde intercommunales kan aanleiding geven tot een debat over de rol van de overheid en de privésector.
Indien de overheden beslissen tot samenwerking met private partners, moet elke partner die voor subsidies in aanmerking komt, gelijk behandeld worden.
Ik begrijp uw opmerking niet. De intergemeentelijke rechtspersoon kan dus kiezen voor samenwerking met een privépartner. Ondanks de lange overgangsperiode, moet er dus dringend algemene regels opgesteld worden voor de samenwerking tussen de publieke en private sector.
Wat garandeert u dat gemeenten, die geconfronteerd worden met de hoge kosten voor het inkopen van private partners en voor investeringen, geen taken aan de privésector zullen afgeven? Het ontwerp van decreet biedt immers deze mogelijkheid.
De gemeenten beschikken over een autonomie in dat verband, zij kunnen kiezen. De heer Van Rompuy heeft zelf zijn vertrouwen in de gemeenten uitgesproken.
Ik kan mij voorstellen dat een aantal gemeenten die in geldnood zitten, het beschikbare geld willen investeren waar de noden het grootst zijn en dus dergelijke taken afstoten. Ik ben een voorstander van de gemeentelijke autonomie maar dit ontwerp zal financiële problemen meebrengen en het de gemeenten onmogelijk maken om te investeren.
De meeste gemeentelijke regies bestaan niet meer en zijn omgevormd tot gemengde intercommunales. Het feit dat de private partners niet aangedrongen hebben om gehoord te worden, bewijst dat zij al andere opties voorbereiden. Achttien jaar is daarenboven een redelijke overgangstermijn.
Wij hebben wel een aantal voorstellen gedaan om ook privépartners te horen, maar de meerderheid heeft die voorstellen steeds verworpen. Een uitzondering is gemaakt voor Intermixt.
In dit ontwerp opteert men, door het verbod op gemengde intercommunales, voor een duidelijke scheidingslijn tussen de politieke besluitvorming en de aanpak in de privésector. In de gemengde intercommunales hebben de overheden nochtans een meerderheidsparticipatie. Zal de overheid, indien zij werkt met concessies, de beslissingen nog kunnen sturen?
Momenteel hebben de overheden wel de meerderheid in de gemengde intercommunales maar dat blijkt niet altijd uit het besluitvormingsproces. Ik heb trouwens daarnet al gezegd dat er nood is aan een regelgeving voor publieke-private samenwerking. De concessie moet omschreven worden door diegene die de concessie verleent, namelijk de intergemeentelijke samenwerking.
Mijn fractie zal dit ontwerp van decreet goedkeuren. (Applaus bij de VLD, SP, AGALEV en VU&ID)
Dit ontwerp verwezenlijkt een deel van het regeerakkoord over een nieuw bestuurlijk beleid. Het kadert in een consistente beleidsvisie dat de politieke verkozenen op basisniveaus centraal staan en dat intercommunales hulpstructuren zijn. Indien de CVP in de reflectienota stelt dat het een door politiek-ideologische motieven geïnspireerde keuze is, kan ik niet anders dan dat beamen, politiek is inderdaad keuzes maken. Door dit ontwerp krijgen gemeenteraadsleden de controlemogelijkheden en de macht die hen toekomt en die zij nu niet altijd kunnen uitoefenen.
Het is een goede zaak dat de provincies dankzij een amendement niet overboord worden gegooid. Dat wijst op het belang van het parlementaire debat. We realiseren overigens nog een punt uit het regeerakkoord : parlementsleden mogen niet langer zitting hebben in een raad van bestuur.
De democratisch verkozen mandatarissen genieten de voorkeur maar de sociale partners kunnen opgenomen worden in de adviescomités en externe experten kunnen opgenomen worden in de raad van bestuur.
De democratische oppositie wijst er terecht op dat het kerntakenbeleid prioritair wordt en dat we moeten zorgen voor een decretale regeling voor PPS. Deze opmerkingen doen evenwel geen afbreuk aan de betekenis van dit ontwerp van decreet. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Het CBO-advies van 15 april 1997 en het Pact tussen de Vlaamse regering en de Vlaamse gemeenten en OCMW's van 8 maart 1999 leidde tot deze hervorming. De laatste vier ministers van Binnenlandse Aangelegenheden hebben zich over dit dossier gebogen, maar de weerstand was groot. Het Vlaamse regeerakkoord van 13 juli 1999 voorzag terzake in zes ankerpunten en het is de verdienste van minister Sauwens dat hij dit dossier heeft aangepakt. Dat was niet evident. Het duurde immers even voor de meerderheid het onderling eens raakte. De commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Stedelijk Beleid heeft, gesteund door de administratie, goed werk geleverd.
Dit ontwerp van decreet is een belangrijke stap naar meer basisdemocratie omdat het leidt tot een transparanter bestuur en omdat het de gemeentelijke betrokkenheid en autonomie verhoogt. Dat alles ligt in het verlengde van het regeerakkoord dat streeft naar lossere samenwerkingsverbanden tussen gemeenten en een inperking van de intercommunales.
We verankeren de gemeenten ook in de intercommunale samenwerking door de gemeenteraden de kans te geven beter toezicht uit te oefenen. We versterken ook de representatieve samenstelling van de raden.
De CVP verwijst in haar reflectienota naar het kerntakendebat, maar dit debat is al ingezet met dit ontwerp van decreet. Ook wij vragen overigens een decretale PPS-regeling.
Gemengde intercommunales verbieden was een principiële keuze. Die intercommunales krijgen overigens 18 jaar om zich om te vormen. Laat ons niet vergeten dat de koudwatervrees en de inventiviteit daar heel groot zijn. Voortaan moeten de lokale mandatarissen deelnemen in plaats van alles te ondergaan. De provincies krijgen zes jaar om hun belang tot twintig procent terug te dringen. Dat moet ook volstaan omdat we ondertussen al gezorgd zullen hebben voor een definitie van het begrip voornaamste participant. De vraag of intercommunales met een grote provinciale inbreng op provinciaal niveau gecoördineerd moeten worden maakt eigenlijk deel uit van het kerntakendebat. Net zoals vragen op welk niveau het afvalstoffenbeleid gecoördineerd dient te worden.
Ik hoor geregeld dat de financiële gevolgen van dit ontwerp van decreet heel groot zijn. Toch kan ik me niet van de indruk ontdoen dat men eigenlijk probeert het debat over het elektriciteitsdecreet over te doen. Een periode van achttien jaar moet volstaan om een financieel meerjarenplan op te stellen. Omdat de actieradius van bepaalde intergemeentelijke samenwerkingsvormen met algemene doelstellingen te groot was, moest wel worden ingegrepen.
Het binnenlandse bestuur was aan hervorming toe, maar hervorming en veranderingen boezemen altijd angst in. Iedereen was het erover eens dat de wetgeving van 1986 aangepast diende te worden. We hebben daar hard aan gewerkt. Omdat de materie zo complex is, ga ik akkoord met het voorstel van mevrouw Guns om een opvolgingscommissie in het leven te roepen. Maar met de opmerkingen van mevrouw Van Hecke moeten we ook rekening houden. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Men was al enkele politieke generaties bezig met dit dossier, maar het is uiteindelijk voormalig minister Sauwens die het op de agenda heeft gezet. Hij zorgde niet alleen voor een duidelijke visie, maar gaf ons ook de nodige ruimte tot discussie. Wij hebben zijn visie bewaard en alleen maar enkele voorwaarden gewijzigd waardoor het democratische gehalte en de transparantie zijn toegenomen.
Door amendering krijgt ook de gemeentelijke oppositie een rol toebedeeld.
Specifiek voor Antwerpen is dat ook de districtsraden een rol kunnen spelen. Ook het middenveld is hier versterkt uitgekomen. De elementaire visie is dus versterkt en er bestaan geen vage tussenstructuren meer. Er is dus geen plaats meer voor schimmige besluitvorming.
Dit decreet is revolutionair : alle toepassingen kunnen voorspeld worden. Aan de gemeenten wordt een divers palet van keuzemogelijkheden geboden. Daarom krijgt het onze steun. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Vooreerst wil ik mijn appreciatie betuigen aan de leden van de commissie en hun verschillende inzichten. Uit alle stukken blijkt dat hun keuzes op principes gebaseerd zijn.
Terecht werd eer betuigd aan mijn voorganger. Hij is het die met grote halsstarigheid en vastberadenheid steeds aan deze materie heeft vastgehouden. Soms heeft dit tot conflicten geleid maar ook daaruit kan een decreet groeien. Men kan dan ook spreken van het decreet-Sauwens. Maar ook hij heeft voorgangers gehad, zoals de heer Peeters en de leden van de vorige regeringen. Dit is immers een discussie die al lang gevoerd wordt.
Reeds bij de fusie van de gemeenten in 1976 pleitte men voor grote en sterke gemeenten die de hun toegewezen taken zouden kunnen uitoefenen. Na de fusies bleef men met de vraag zitten op welke wijze men het basisniveau meer macht en autonomie zou kunnen geven. In de voorbije 30 jaar gebeurde er echter niets. Gefuseerde gemeenten kregen steeds meer taken zonder over meer autonomie te kunnen beschikken. De huidige Vlaamse regering stelde dit ook vast in haar beleidsverklaring. Het kerntakendebat hangt ook samen met de vraag hoe we de gemeenten meer autonomie kunnen geven. Het subsidiariteitsgegeven mag niet van boven uit maar moet van beneden uit ingevuld worden. Dit is geenszins in tegenstelling met de vraag van de CVP om eerst het kerntakendebat te voeren. Het nieuwe decreet geeft immers meer autonomie aan de gemeenten. Zij kunnen nu zelf afspraken maken. Op deze manier komt er meer vertrouwen in de gemeenten en krijgen zij een kans om nieuwe samenwerkingsverbanden aan te gaan.
De discussie hierover in de commissie was zinvol en niet oppervlakkig. Het was voor iedereen duidelijk dat er een verruiming komt voor de intercommunale samenwerking en dat het aantal intercommunale samenwerkingsverbanden kan toenemen. Het zwaartepunt van alles zal echter bij de gemeenten komen te liggen. De provincies kunnen deelnemen; de betekenis van dit niveau wordt een onderdeel van het kerntakendebat. Essentieel is ook de grotere democratische inspraak en controle van de gemeenteraden.
Over dit alles is er een brede consensus en zijn alle politieke fracties het eens.
Er zijn een aantal meningsverschillen, onder meer over de rol van de sociale partners. Moeten zij uitgeschakeld of opzij geschoven worden? Moeten zij een rol spelen in het democratisch besluitvormingsproces van de gemeenten? Uiteindelijk werd gekozen voor de principes die vastgelegd werden in de regeerverklaring.
Ik heb uiteraard begrip voor de elementen die voorkomen in de reflectienota van de CVP. Alle elementen zijn echter, door de bespreking in de commissie, beantwoord. Wellicht gebeurde dit niet tot volledige voldoening van de CVP-fractie.
Wanneer men samenwerkingsverbanden vormt moeten de doelstellingen eenduidig zijn. Hierover sluit ik me aan bij de verklaringen van mijn voorganger en van de meerderheid. Indien er verschillende doelstellingen geformuleerd worden voor de intercommunales bestaat er immers gevaar voor machtsopbouw, waardoor de discussie met de gemeenteraden moeilijker zal verlopen en de beslissingsmacht van de gemeenten zal afnemen.
Een opvolgingscommissie de mogelijke financiële gevolgen voor de gemeenten kunnen nagaan. Het al dan niet oprichten van dergelijke commissie is echter de verantwoordelijkheid van het parlement. Dat het decreet na 2 maanden opnieuw zou moeten gewijzigd worden, zou geen goede zaak zijn. Maar het uitsluiten van een discussieforum is evenmin wijs.
Namens de regering vraag ik de goedkeuring van dit ontwerp van decreet zou goedgekeurd worden. (Applaus bij de VLD, de SP, AGALEV en VU&ID)
Wanneer wordt het ontwerp van decreet concreet van toepassing?
Als het decreet goedgekeurd en gepubliceerd is, zal er een rondzendbrief naar de gemeenten in Vlaanderen gestuurd worden. Voorts komt er een colloquium van de verantwoordelijke bestuursleden per gemeente en per provincie om het decreet te bespreken door middel van vraag en antwoord.
Voor de inwerkingtreding van het decreet bedraagt de overgangsperiode twee jaar. Voor de overgang van een gemengde naar een zuivere intercommunale is de periode 18 jaar. De gemeenten kunnen de programmatie autonoom bepalen. Voor de grensoverschrijdende intercommunales worden er samenwerkingsakkoorden gesloten. De teksten zijn klaar. Ik hou het parlement zeker op de hoogte.
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking.
- De stemmingen over de amendementen 10, 12, 15, 21, 22, 25, 29, 38, 44, 46, 48, 52, 55, 57, 63 en 80 en over de artikelen 10, 12, 15, 21, 22, 25, 29, 38, 44, 46, 48, 52, 55, 57, 63 en 80 worden aangehouden.
- De overige artikelen worden zonder opmerkingen aangenomen.
Bij artikel 57 dient een materiële correctie te gebeuren : het derde lid herhaalt namelijk het tweede lid.
Ik stel voor om het laatste lid te schrappen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen morgen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.