Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Peter Van Rompuy, Wilfried Vandaele en Willem-Frederik Schiltz tot organisatie van de meldingsplicht en het contactonderzoek in het kader van COVID-19.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Collega’s, we hebben twee weken geleden een eerste decreet in deze zin goedgekeurd. We hebben toen aangekondigd dat we op dat ogenblik niet bij machte waren, wegens de tijdsdruk, om al een advies van de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens aan te vragen en dat we dat zouden doen door zo snel mogelijk een gelijkaardig decreet in te dienen, daar een advies over te vragen en dan hier in plenaire vergadering de bemerkingen van de toezichtcommissie op te nemen in het nieuwe voorstel van decreet. Dat hebben we ondertussen ook gedaan. De twee ingediende voorstellen van decreet zijn nagenoeg dezelfde, op enkele aspecten na.
Er zijn drie wijzigingen. Ten eerste wordt er gevraagd om een inhoudelijk en financieel verslag op te maken. Ten tweede is er bepaald dat dit decreet in zal gaan op hetzelfde moment als het vorige decreet, namelijk op 11 mei, dat het zal lopen tot en met 31 december 2021 en dat de Vlaamse Regering vroeger kan beslissen om dit te doen stoppen als de pandemie onder controle zou zijn. Dat zijn dus de twee aanpassingen ten opzichte van het decreet dat we de vorige keer goedgekeurd hebben.
De Vlaamse toezichtcommissie heeft aan iedereen een advies bezorgd. Ook de oppositie heeft dat gekregen, denk ik. Op basis daarvan zijn we aan de slag gegaan om een aantal amendementen op te maken om tegemoet te komen aan de bemerkingen van dat advies. Die amendementen liggen nu voor ter bespreking. Ik wil me op voorhand verontschuldigen omdat ze opnieuw zo laat komen en dat iedereen dus een korte periode had om dit te kunnen bekijken. Maar ik hoop dat jullie dit op een welwillende manier kunnen beoordelen. Het advies van de Vlaamse commissie is maandag binnengekomen. We staan hier nu met de amendementen waarover we willen laten stemmen.
Ik denk dat het een belangrijk amendement is om de privacy van de mensen te verzekeren en dat we er dus alle belang bij hadden om nu door te werken en niet te wachten tot volgende week of later om dit uitgebreid te kunnen bespreken. Ik denk dat we het allemaal goed hebben kunnen lezen en dat we dus tot een finale stemming kunnen overgaan.
Ik zal de amendementen kort toelichten. De hele verantwoording staat natuurlijk in de tekst, dus ik zal er kort doorgaan. Tot slot zal ik – en daarvoor zult u me moeten verontschuldigen – even voorlezen uit de uitleg waarom we bepaalde punten van de toezichtcommissie niet volgen, omdat we dat niet kunnen indienen als parlementair stuk maar omdat het natuurlijk van belang is dat dat geregistreerd wordt in de parlementaire annalen. Het stuk beslaat iets meer dan een pagina en is dus ook niet zo lang.
Amendement nr. 5 is, denk ik, het belangrijkste amendement. De reden waarom we dat indienen en wat erin staat hebben we in de verantwoording uiteengezet. Ik ga er kort door. Ten eerste was er gevraagd om de rechtsgronden mee op te nemen in het voorstel van decreet. Dat is bij dezen gebeurd. Ten tweede moesten ook de essentiële elementen van alle geplande gegevensverwerkingen opgenomen worden, net zoals de scope van de verwerking. Die hebben we in dit amendement ook meegenomen voor de verschillende betrokken personen in heel de procedure met betrekking tot covid. Ten derde is er ook een bewaartermijn van die persoonsgegevens in het voorstel van decreet opgenomen. Ten vierde zijn er een aantal bijkomende veiligheidsmaatregelen, waar hier attent op gemaakt wordt. Daarbij wordt in de toelichting gezegd dat er voornamelijk gedacht wordt aan een vertrouwelijkheidsverklaring door de medewerkers van het contactcentrum, evenals een afstemming tussen de functionarissen en het bepalen van hun rol.
Amendement nr. 4 gaat over het volgende. Wegens de uitwerking van de categorie en de bewaartermijnen in het vorige amendement, is het dus niet nodig om op deze punten de Vlaamse Regering nog een delegatie toe te kennen. Dat wordt dus geschrapt.
In amendement nr. 1, en eigenlijk ook in de volgende amendementen, is de expliciete vernoeming van het contactcentrum opgenomen in het voorstel van decreet, zoals door de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens werd gevraagd. In alle amendementen, behalve in amendement nr. 4, waar het om een schrapping van een lid gaat, werd het woord ‘contactcentrum’ in het voorstel van decreet opgenomen, zoals gevraagd door de Vlaamse toezichtcommissie.
Ik lees voor waarom we op bepaalde punten de Vlaamse toezichtcommissie niet hebben gevolgd.
Ten eerste wat betreft de verwerkingsverantwoordelijkheid. De Vlaamse toezichtcommissie gaf aan dat in het voorstel de aanduiding van de verwerkingsverantwoordelijke, overeenkomstig het artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG), niet expliciet gebeurt in een bepaling van het voorstel van decreet, maar dat die aanduiding gedelegeerd wordt aan de Vlaamse Regering. Geadviseerd wordt om het Vlaamse Agentschap Zorg en Gezondheid dat als verwerkingsverantwoordelijke optreedt, voor de duidelijkheid toch te benoemen in het voorstel van decreet.
Er wordt niet ingegaan op deze vraag van de Vlaamse toezichtcommissie. In het oorspronkelijke voorstel werd het Agentschap Zorg en Gezondheid aangeduid als verwerkingsverantwoordelijke. Het wetgevingstechnisch en taalkundig advies van 5 mei 2020 stelde echter dat door de aanduiding van het specifieke agentschap de decreetgever zich inlaat met de organisatie en de werking van de Vlaamse Regering of van haar diensten, terwijl het de decreetgever in beginsel niet toekomt om te bepalen of de regering zelf dan wel een minister of een door de regering aangewezen dienst, agentschap of ambtenaar bepaalde taken zal uitoefenen.
De verwerkingsverantwoordelijke wordt door de Vlaamse Regering aangeduid. Dit zal, conform artikel 3, §2, laatste lid, van het koninklijk besluit nr. 18 van 4 mei 2020 tot oprichting van een databank bij Sciensano in het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, het agentschap Zorg en Gezondheid zijn.
Het tweede punt gaat over de transparantieverplichtingen. Er wordt niet ingegaan op de vraag van de Vlaamse toezichtcommissie om de informatie, vermeld in artikel 13 en 14 van de AVG, en de communicatie, vermeld in artikel 15 tot en met 22, en artikel 34, van de AVG in verband met de verwerking op te nemen in het voorstel van decreet.
Er zal een webpagina worden gecreëerd en worden onderhouden waarop de informatie, conform artikel 14 van de AVG, over de persoonsgegevens die verwerkt worden door het contactcentrum, in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm, en in duidelijke en eenvoudige taal zal worden vermeld. Op die webpagina vinden de betrokkenen ook alle nodige informatie terug met betrekking tot de wijze waarop ze hun rechten, overeenkomstig de AVG, kunnen uitoefenen. Het Agentschap Zorg en Gezondheid onderneemt samen met het samenwerkingsverband van externe partners de nodige stappen opdat de bevolking voldoende kennis krijgt van de voornoemde webpagina.
Beste collega’s, zo heb ik onze wijze van aanpak toegelicht, de amendementen en waarom die bepalingen nu toegevoegd zijn die er eerder niet in stonden. Ik hoop dat jullie deze namiddag toch de tijd hebben gehad om dit te bekijken. Ik hoor graag jullie bemerkingen. Ik weet dat er vanuit de oppositie een aantal amendementen zijn. Ik heb gevraagd om mij wat toelichting te geven over mogelijke antwoorden op jullie amendementen …
Als ik u mag storen: die amendementen hebben betrekking op een ander voorstel van decreet.
Neen, ze hebben wel degelijk betrekking op dit voorstel van decreet.
Ah, toch? Mijn excuses.
Ik luister graag naar de bemerkingen die de oppositie en de meerderheid hierover alsnog zouden hebben.
De heer Rzoska heeft het woord.
Mijnheer Van Rompuy, dank voor uw toelichting. Gezien het korte verloop tussen het advies van de Vlaamse toezichtcommissie en deze bespreking kunnen we niet anders dan nu snel gaan in deze plenaire vergadering. Op dat vlak geen enkel probleem. De meeste van de amendementen, eigenlijk zo goed als alle, kunnen wij wel steunen. Maar u zult zien dat wij een subamendement hebben ingediend. Wij verantwoorden het ook.
Waarom? In het momenteel voorliggende voorstel van decreet – en de voorliggende amendementen van de meerderheid – staat dat de Vlaamse contactcentra ook het rijksregisternummer opvragen van de mensen die ze benaderen voor contacttracing. Nu, we hebben de discussie rond gegevensopvraging gevolgd op het federale niveau en daar is zeer duidelijk aangegeven, onder meer door de Liga voor Mensenrechten, dat je voor de regionale opvolging – en als regio is Vlaanderen wel degelijk verantwoordelijk voor die contacttracing – normaal gezien enkel die gegevens zou moeten opvragen die je echt nodig hebt om aan contacttracing te doen, wegens de privacygevoeligheid. De Liga voor Mensenrechten gaf aan dat het rijksregisternummer geen essentiële informatie is om een contactcentrum in staat te stellen zijn werk te doen. Een van de drie subamendementen die we samen met de collega’s van sp.a hebben ingediend, gaat eigenlijk daarover, om bij de op te vragen gegevens in jullie voorstel het rijksregisternummer te schrappen, omdat het geen essentiële informatie is om aan contacttracing te doen en omwille van een goede bescherming van de privacy, ook in crisisperiodes.
De heer Anaf heeft het woord.
Aansluitend op wat collega Rzoska gezegd heeft, denken ook wij dat de amendementen van de meerderheid voor een heel groot stuk tegemoet komen aan de bedenkingen van de Vlaamse toezichtcommissie, dus wij zullen die amendementen ook steunen. Samen met de collega’s van Groen hebben wij inderdaad ook drie subamendementen op amendement nr. 5 ingediend en ik zal de twee andere subamendementen kort toelichten.
Het derde subamendement gaat over de verblijfplaats. We zouden willen vragen dat die informatie ook wordt opgevraagd, omdat het adres dat op de identiteitskaart staat, niet altijd het adres is waar de persoon in kwestie verblijft. Dat is toch wel zeer belangrijke informatie.
Het eerste subamendement past dan weer in de geest van het eerste, namelijk dat we sommige gegevens niet moeten opvragen als het niet nodig is. De lgbtq-beweging – afgelopen zondag zou de pride hebben plaatsgevonden, maar dat ging niet fysiek – heeft heel lang geijverd om het geslacht niet op te vragen, als dat niet echt nodig is. Daarom stellen wij in het eerste subamendement voor om ook dat aspect, dat eigenlijk niet absoluut noodzakelijk is en zelfs niet ter zake doet, te schrappen. Dat is wat het eerste subamendement beoogt.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Ik weet niet of ik dit nu al mag doen, want de voorstellen voor amendementen rond privacybescherming zijn belangrijk, denk ik, maar wij hebben een meer fundamenteel bezwaar bij het voorstel van decreet in zijn geheel. Wij gaan er dan ook tegen stemmen en dat wil ik kort even toelichten, als u mij toelaat.
We hebben van bij het begin gezegd dat contactonderzoek heel belangrijk is. De WHO zegt dat contacttracing de ruggengraat moet vormen van de strijd tegen het virus en daar zijn wij dan ook volledig voor. We zien dat men er in verschillende landen wel in geslaagd is om op korte termijn een publiek contactonderzoek te organiseren. De reden waarom dit voorstel van decreet voorligt, was net dat het snel moest gaan en daarom worden nu ook commerciële callcentra ingeschakeld om dat te organiseren.
Een land als Ierland heeft van bij het begin ingezet op contacttracing en heeft 1700 contacttracers opgeleid, ook heel veel ambtenaren. Op dit moment zijn er 200 ambtenaren effectief bezig met contacttracing, maar de capaciteit kan uitgebreid worden, indien nodig. Ook Nieuw-Zeeland heeft de bestaande ‘public health units’ kunnen uitbouwen om een publiek contactonderzoek te kunnen organiseren. Wij denken echt wel dat dat beter is dan wat het voorstel van decreet nu vooropstelt. We hebben dat ook gezien: de eerste twee weken van contacttracing blijken chaotisch verlopen te zijn – en dat is nog licht uitgedrukt. Testresultaten komen laattijdig of zelfs niet aan, sommige mensen worden niet opgebeld, de contactopspoorders kunnen slechts de helft of iets meer van de mensen bereiken, mensen geven slechts één risicocontact op, contactopspoorders krijgen vaak geen opleiding of enkel een opleiding ‘on the job’.
Ze zeggen ons dat ze met hun vingers zitten te draaien, omdat het systeem momenteel niet altijd werkt en ze niet alle positieve testuitslagen doorkrijgen. En als kers op de taart vind ik het bijzonder problematisch dat minister Beke mij geen antwoord kan geven op de vraag wie de kwaliteitscontrole op die contactopsporing uitvoert.
Er is dus heel veel tijd verloren gegaan om een deftige publieke contactopsporingdienst op te zetten. Dat gaat ook gepaard met het investeren in preventieve gezondheidszorg. Dokters Arrazola de Oñate en André, die vooraan staan in de strijd tegen het virus, hebben een open brief geschreven. Zij vragen al sinds oktober om de preventieve gezondheidszorg uit te bouwen. Vandaag gaat daar veel te weinig geld naartoe. Daarom willen we dit voorstel van decreet vandaag niet steunen. Ik zie de heer Schiltz fronsen, maar er gaat zeer weinig geld naar de preventieve gezondheidszorg. U kunt dat controleren. Contactonderzoek moet een onderdeel zijn van een sterke, preventieve gezondheidszorg. Ierland en Nieuw-Zeeland hadden dat en hebben dat kunnen uitbouwen om contactonderzoek publiek te organiseren met die preventieve gezondheidszorg, tussen de eerste lijn, in nauw contact met de huisartsen. Dat zouden we in België moeten doen, om een kwalitatieve en goede contactopsporingsdienst op te bouwen. En dat kunnen we nu nog doen. Daarom willen we dit voorstel van decreet niet steunen. Maar de voorstellen om de privacy te beschermen, zijn inderdaad een goede zaak.
De heer Janssens heeft het woord.
Collega's, we stemmen vandaag over een vernieuwde decretale grondslag om de contacttracing in goede banen te leiden, nadat er toch wel een valse start werd genomen, zoals ook de debatten in de commissie Welzijn hebben aangetoond. Het vorige, gelijkaardige nooddecreet bevatte valkuilen in het kader van de privacy. Er volgde dan ook terecht een doorlichting van de Vlaamse toezichtcommissie, die een aantal belangrijke opmerkingen heeft gemaakt. Mensen maken zich ook echt – en terecht – zorgen over hoe er zal worden omgesprongen met hun medische gegevens. Wie zal daar toegang toe hebben? Hoelang en waar zullen ze worden bewaard? Zullen ze met derden worden gedeeld en zo ja met wie? Enzovoort.
We merken dat er hieraan is gewerkt. De amendementen komen daar voor een stukje aan tegemoet, maar onzes inziens is dat nog steeds niet waterdicht. Het vertrouwen van de bevolking in dat hele tracingverhaal staat op een laag pitje. De respons bewijst dat. Slechts de helft van de besmette patiënten wordt bereikt door de contactonderzoekers. We leggen de schuld daarvoor niet bij de bevolking. Ik denk dat de regeringen in dit land daarvoor de hand in eigen boezem moeten steken, omdat ze niet slagkrachtig zijn en onvoldoende vertrouwen uitstralen in deze crisis. Dat bewijst trouwens ook een studie van de Universiteit Antwerpen die vandaag werd gepubliceerd.
Onze fractie erkent uiteraard de ernst van een goede en efficiënte aanpak van deze crisis. Ze erkent de noodzaak van de medewerking van de bevolking. Maar we hebben tegelijkertijd begrip voor het wantrouwen. En omdat de bescherming van de persoonsgegevens een belangrijk probleem blijft, er geen sluitende garantie kan worden gegeven dat er geen lekken zullen ontstaan, waardoor gegevens in handen komen van onbevoegden, en er te veel vrijheden aan de Vlaamse Regering worden gelaten die onzes inziens beter concreet uitgeschreven waren in het decreet, zullen wij ons hierop straks onthouden.
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, ik wil kort tussenkomen op de amendementen die de oppositie heeft voorgesteld. Wat het tweede subamendement betreft, is jullie voorstel om het rijksregisternummer te schrappen. Dat lijkt ons geen goede zaak, omdat het rijksregisternummer een unieke identificator is. Wat bedoel ik daarmee? Je zult maar Jan Janssens heten. Dan kan er wel eens wat verwarring ontstaan en is het rijksregisternummer eigenlijk wel zeer nuttig om op te nemen.
Ik heb eenzelfde bedenking bij de opmerking over de verblijfplaats. Je hebt je adres nodig om eventueel te koppelen aan je rijksregisternummer en een dubbele check uit te voeren over wie je voor je hebt, zodat er echt geen identiteitsverwarring kan ontstaan. Voorts denken we dat geslacht een zinvol criterium is om op te nemen.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ik zal nu even antwoorden op de vragen van de oppositie.
Wat het tweede subamendement betreft, met de vraag over het rijksregisternummer, is er blijkbaar tijdens de beraadslaging van het Informatieveiligheidscomité over koninklijk besluit nr. 18 aangegeven dat het rijksregisternummer door het contactcentrum aan de databank moet worden bezorgd. We zouden het liever laten zoals het is.
Wat het derde subamendement betreft, vinden wij dat ‘domicilie’ een veel rechtszekerder gegeven is dan ‘verblijfplaats’. Wij zouden graag ‘domicilie’ willen behouden, ik heb begrepen dat jullie dat willen schrappen en vervangen door ‘verblijfplaats’. Wij hebben ‘domicilie’ als rechtszeker begrip nodig in de wetgeving.
Het geslacht is volgens het Preventiedecreet een gegeven dat moet worden vermeld. Eveneens tijdens de beraadslaging van het Informatieveiligheidscomité is dit ook vermeld als een vereist gegeven.
Tot daar de informatie die ik zelf heb gekregen en waar wij achter staan, als antwoord op de subamendementen die jullie hebben ingediend. Ik hoop dat jullie zich in die argumentatie kunnen vinden.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2019-20, nr. 314/1)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 1 en 2.
Er zijn amendementen op de artikelen 3 en 4. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2019-20, nr. 314/3)
Er is een amendement tot invoeging van een artikel 4/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2019-20, nr. 314/3)
Er zijn subamendementen op het amendement tot invoeging van een artikel 4/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2019-20, nr. 314/4)
Er is een amendement op artikel 5. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2019-20, nr. 314/3)
– Er zijn geen opmerkingen bij de artikelen 6 en 7.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de (sub)amendementen, de artikelen en het voorstel van decreet houden.