Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Collega’s, ik geef even de historische achtergrond van de intergemeentelijke samenwerking inzake lokale woonprojecten. In 1997 werd met de invoering van de Vlaamse Wooncode een belangrijk nieuw beleidskader uitgetekend voor het woonbeleid in Vlaanderen. Voor het eerst werd de coördinerende rol van de gemeenten benadrukt. Van de gemeente wordt verwacht dat ze de woonactoren samenbrengt voor overleg en afstemming, dat ze de instrumenten inzake woningkwaliteit actief toepast, en dat ze informatie en begeleiding verschaft aan de burgers.
In de afgelopen jaren is die regisseursrol verder versterkt, onder meer via de invoering van het Grond- en Pandendecreet. Tien jaar na invoering van de Vlaamse Wooncode moest worden vastgesteld dat de grootsteden die nieuwe rol op het vlak van woonbeleid hadden opgenomen. Kleinere gemeenten kwamen daar meestal niet aan toe, onder meer wegens te beperkte bestuurskracht.
Enkele experimentele intergemeentelijke initiatieven bewezen sinds 2004 dat er door bundeling van krachten en bijhorende ondersteuning vanuit Vlaanderen wel degelijk mogelijkheden zijn om een kwalitatief lokaal woonbeleid te voeren. In opvolging hiervan voorzag de Vlaamse overheid een impulssubsidie voor meerdere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden ter ondersteuning van lokaal woonbeleid. Intussen – juli 2015 – maakt ruim twee derde van de gemeenten deel uit van een intergemeentelijk samenwerkingsverband woonbeleid, meestal ook met bevredigende resultaten op het terrein.
Ruim zes jaar na invoering van het subsidiebesluit is op het terrein duidelijk bewezen dat intergemeentelijke samenwerking loont. Dankzij de intergemeentelijke samenwerking wordt het Vlaams woonbeleid ook buiten de grotere steden volop uitgevoerd.
Het huidige subsidiekader ter ondersteuning van die intergemeentelijke projecten heeft zeker zijn verdiensten gehad om de gemeenten aan te zetten tot actie op het vlak van woonbeleid. Maar het subsidiekader heeft ook zijn beperkingen. Eén, de voorziene Vlaamse financiering is degressief – na zes jaar gaat de loonsubsidie van 60 naar 30 procent – en beperkt in tijd – na negen jaar valt de Vlaamse subsidiëring weg. Dit creëert veel onzekerheid over de toekomst van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Het risico is zeer groot dat velen hun werking na afloop van de subsidiëring grotendeels of volledig zullen moeten stopzetten. Terug naar af. Een tweede opmerking die ik ook vaak hoor, is dat ook inhoudelijk het huidig subsidiekader zijn beperkingen heeft. De timing van de Vlaamse financiering is niet afgestemd op die van de gemeenten, er is geen dialoog of afstemming mogelijk tussen de deelnemende gemeenten en Vlaanderen over de gezamenlijke inzet van middelen.
U weet het wellicht, minister, en uw kabinet is ook op de hoogte: de gemeenten met een intergemeentelijk samenwerkingsverband woonbeleid en de VVSG pleiten om het subsidiekader te herwerken, met als kernprincipes: een duurzaam partnership ingepast in de BBC-logica, de cyclus waarin de gemeenten hun meerjarenplanning opmaken, en een aangepast financieringskader.
Minister, kunt al enig uitsluitsel geven over de mogelijke verdere ondersteuning van de intergemeentelijke samenwerkingsprojecten rond wonen? Ik heb daar in het kader van de bespreking van de beleidsnota al aan gerefereerd.
In welke mate werden de lokale besturen geïnformeerd over de stand van zaken in dit dossier, gezien hun ongerustheid? Ik denk nu specifiek aan het intergemeentelijk samenwerkingsverband in de regio Pajottenland. Als zij in het najaar 2015 geen verder nieuws ontvangen, dan ziet de toekomst van het project er niet goed uit.
– Lorin Parys treedt als voorzitter op.
Minister Homans heeft het woord.
Uw vraag is terecht, mevrouw Taeldeman. Maar u weet ook dat het huidige besluit voorziet in een subsidiëring van negen jaar en afloopt in 2017. U bent er vroeg bij, dat is goed. In uw regio, het Meetjesland, heeft een van de eerste proefprojecten plaatsgehad. U hebt gerefereerd aan de beleidsnota.
Ik wil nog een citaat uit het regeerakkoord voorlezen. “De Vlaamse Regering blijft ook in de toekomst de intergemeentelijke samenwerkingsprojecten ondersteunen.”
Dat is goed. Dat is ook voor interpretatie vatbaar. U vraagt meer details, en ik zal die geven. In de beleidsnota staat: “Gezien het tijdelijk karakter van de subsidiëring zal de Vlaamse subsidiëring voor de IGS-projecten, die in 2008 van start gingen, vanaf 2017 aflopen. Daarom zal ik, rekening houdend met de beschikbare mogelijkheden, nagaan hoe de ondersteuning van het lokaal woonbeleid door Vlaanderen gecontinueerd en geoptimaliseerd kan worden vanaf 2017.”
U kunt dat zo interpreteren, mevrouw Taeldeman, dat ik de projecten zal voortzetten. Ik vind intergemeentelijke samenwerkingsprojecten rond wonen immers zeer waardevol.
Volgens de regelgevingskalender zouden we maar in het voorjaar van 2016 van start kunnen gaan met de besprekingen rond de toekomst van allerlei IGS-projecten, maar ik heb die bespreking vervroegd omdat ik ruim op voorhand duidelijkheid en zekerheid wil kunnen bieden aan de lokale besturen die in een intergemeentelijk samenwerkingsverband zitten.
In september 2015 wordt het onderzoek betreffende het lokaal woonbeleid door het Steunpunt Wonen opgeleverd. Daar maakt ook een evaluatie van het huidige IGS-kader deel van uit. Zonder te willen vooruitlopen over de conclusies van dit onderzoek en de beleidsaanbevelingen die er wellicht in zullen staan, is er wel al overleg geweest met de VVSG, met Wonen-Vlaanderen en met de vertegenwoordigers van de IGS-projecten, omdat we echt wel van plan zijn om die projecten voort te zetten na 2017.
Het voortraject van een onderzoek en de voorbereidingen van een nieuwe vorm van ondersteuning van de IGS-projecten loopt nog volop. Het is logisch dat we nu evalueren of wat nu gebeurt, goed verloopt. Aangezien de huidige Vlaamse subsidiëring slechts voor 3 van de 42 projecten in de loop van 2017 ten einde zal lopen, heb ik tot heden nog geen algemene communicatie over de stand van zaken aan de 42 projecten georganiseerd. Maar als het u kan geruststellen, mevrouw Taeldeman, kan ik u wel al zeggen dat ik de projecten wil voortzetten nadat de proefperiode in 2017 is afgelopen.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw geruststellend antwoord.
Er is een duidelijke wil om de projecten ook na 2017 voort te zetten. Voor de drie projecten die aflopen in 2017, waar de minister ook naar verwees, zal dit een hele geruststelling zijn. Ik begrijp dat de minister wacht op de studie van het Steunpunt Wonen, die in het najaar van 2015 zal worden opgeleverd. Wellicht brengt die studie nog enkele interessante beleidsaanbevelingen met zich mee. Ik ben blij dat de minister zelf het voortouw heeft genomen om de regelgevingskalender aan te passen voor alles wat te maken heeft met de financiering van de intergemeentelijke woonprojecten. Nu alles een jaar naar voren werd getrokken, kan er een antwoord komen op de bekommernissen in verband met de projecten die ten einde lopen in 2017.
Kortom, ik ben zeer tevreden met dit antwoord waaruit blijkt dat de toekomst van de intergemeentelijke samenwerkingsprojecten verzekerd is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.