Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Remen heeft het woord.
Minister, collega’s, de overname van Delhaize door Ahold, beter bekend als Albert Heijn, is een feit. De tewerkstelling bij Delhaize blijft gegarandeerd tot 1 juli 2017. Op korte termijn is er dus geen gevolg voor het personeel. Over de franchisenemers van Delhaize werd tot nu toe echter met geen woord gerept.
Buurtsuper, de groep van UNIZO die de zelfstandige voedingshandelaars groepeert, is beducht voor de impact die de fusie op de franchisecontracten kan hebben. Een fusie kan de franchisegever interessante synergiën en schaalvoordelen opleveren, wat per definitie ook een goede zaak kan zijn voor de franchisenemers. Maar de franchisenemers van Delhaize – op dit moment zijn dat 704 zelfstandige ondernemers van de 880, die meer dan de helft van de groepsomzet in België realiseren –, vrezen wel een overname en daarmee gepaard gaand het verlies van een zekere commerciële vrijheid die ze vandaag nog hebben.
Franchisecontracten kunnen soms regelrechte wurgcontracten worden, zoals vaak gebeurt in de voeding-, de automobiel-, de elektronica- en de horecasector. Onlangs nog trok Horeca Vlaanderen aan de alarmbel over de machtsgreep van de brouwerijen op hun café-uitbaters. Zij moeten hun café uitbaten onder strikte voorwaarden, die het moeilijk maken om van echte zelfstandigheid te kunnen spreken. Brouwerijen dwingen café-uitbaters om bepaalde hoeveelheden bier af te nemen of verbieden hen drank van concurrenten aan te bieden.
Franchise is en blijft een belangrijke hefboom om het zelfstandig ondernemerschap te bevorderen. Deze hefboom zouden we op de juiste manier moeten kunnen ondersteunen, ook vanuit Vlaanderen. Anders komt onze vrije mededinging in het gedrang.
Minister, bent u op de hoogte van de problematiek die franchisecontracten met zich kunnen meebrengen? Kunnen we vanuit Vlaanderen voorkomen dat franchisecontracten evolueren naar wurgcontracten? Welk advies kan worden meegegeven aan starters aan wie een franchisecontract wordt aangeboden?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik wil mij graag aansluiten bij de interessante vraag van de collega. De overname van Delhaize door Ahold is een interessante aanleiding, maar het probleem is natuurlijk structureler. De collega verwijst daar ook naar. Ik ben dan ook bijzonder geïnteresseerd in het antwoord dat de minister daartegenover denkt te kunnen stellen.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Remen, uiteraard is de problematiek mij bekend. Over Delhaize en Ahold kan ik niet veel zeggen, want we weten niet hoe dat zal lopen, maar we hebben natuurlijk recent nog een voorbeeld gehad met Horeca Vlaanderen en de brouwerijen, zoals u zelf aanhaalde.
Naar aanleiding van die situatie heb ik aan het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) gevraagd om via hun raamcontract met Eubelius juridisch advies in te winnen, om te kijken wat op regelgevend vlak wel of niet kan gebeuren. Ik heb dat antwoord nog niet gekregen, dus ik kan u daar nog niets over zeggen. Het advies is specifiek gevraagd vertrekkende vanuit de problematiek van de brouwerijen, maar ik veronderstel dat we daar ook mee naar andere sectoren zullen kunnen gaan.
Ik vind uw laatste vraag veel belangrijker. Wij tekenen immers die contracten niet. Het zijn die mensen zelf die die contracten tekenen. Ik kan mij wel inbeelden dat men uit jeugdig of ander enthousiasme niet altijd het beste contract tekent. Liefde is blind, en je kunt ook liefde hebben om een bedrijf op te starten.
Het is belangrijk dat bij de bedrijfsbegeleiding die wordt aangeboden aan starters en groeiers, maar ook aan ondernemers in hun totaliteit, telkens ook de sterktes en zwaktes van bepaalde formules naar voren worden geschoven. En franchise is er daar zeker een van. Ik stel vast dat bijvoorbeeld UNIZO een uitgebreide gids heeft op haar website om ondernemers wegwijs te maken in de wereld van de franchise. Dus vanuit die sensibiliserende, informerende, begeleidende werking van de overheid aan ondernemers, via dienstverleners, moet daar zeker aandacht voor zijn. Je kunt dan alleen maar hopen dat iemand die een franchisecontract zou willen tekenen, zich informeert. We kunnen dat niet verplichten, maar we hopen dat ze dat toch doen.
Ik denk dat er niet direct bijkomende initiatieven nodig zijn. Ook de Beurs Ondernemen omvat aandacht voor franchise, en ook in de startersbegeleiding wordt dat meegenomen, om prestarters te informeren over hun situatie als ze als franchisenemer van start gaan. Uiteindelijk is het nog altijd het individu dat beslist of hij of zij als franchiser wil gaan werken en welk contract dan getekend wordt.
Voor mij is uw derde vraag, over informatie en sensibilisering, de belangrijkste. Daar zijn de nodige initiatieven – bij starters, bij UNIZO en bij Beurs Ondernemen – vandaag zeker al aanwezig.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Bedankt, minister. Zoals ik al zei, gaat het echt om wurgcontracten die het zelfstandig ondernemerschap echt in de weg staan, en niet alleen in de voedingssector. Ook in de automobielsector is het echt een schrijnende toestand aan het worden. En dan heb je ook nog de elektronica- en de horecasector.
Zoals de situatie nu is, staan die contracten de vrije markt, de vrije concurrentie en vooral het zelfstandig ondernemerschap echt in de weg. Ik zeg dat niet alleen. De afgelopen maanden hebben heel veel franchisenemers de manier van werken, zoals die bepaald wordt in de contracten, aangeklaagd. Het is voor die zelfstandige bedrijven, kmo’s of detailhandel niet meer houdbaar.
Er is een oude wet uit 1961 die de eenzijdige beëindiging bepaalt. Die regelt alleen opzegtermijnen en de billijke opzegvergoedingen, maar die geven geen houvast aan de eindverkoper, wiens rendabiliteit volledig onderuit wordt gehaald, zonder enige vorm van bescherming. Er is ook nog de federale wet-Laruelle op de precontractuele fase. Die biedt de starters een voordeel. Een maand voordat ze het franchisecontract moeten ondertekenen, mogen zij alle juridische en contractuele opties bekijken. Dat zijn zeker al stappen in de goede richting.
Ik wil nog even benadrukken dat het in de automobielsector nog een stap verder gaat. In april 2015 was er de aankondiging van D’Ieteren dat het aantal van 161 concessiehouders – zelfstandige ondernemers – zonder boe of bah wordt teruggebracht naar 25 dealers. Dat is eigenlijk een eenzijdige beëindiging van een concessieovereenkomst. Er wordt gezegd dat die gefavoriseerde 25 ‘market area leaders’ worden gedwongen om die andere ook nog over te nemen. Die wet wordt dus op een listige manier omzeild. Ik weet dat u daar niets aan kunt doen, minister, maar ik wil gewoon aanhalen dat het op dit moment echt een schrijnende toestand is. Er zijn scheefgetrokken machtsverhoudingen tussen de partijen, waar de kmo en de zelfstandige ondernemer op dit moment het slachtoffer van zijn. Die mensen worden zonder enige schadevergoeding aan de kant gezet.
Ik zou durven te pleiten voor een echt goed sluitend wetgevend kader voor evenwichtige franchise- en concessiecontracten, met wederzijdse rechten en plichten, goed omschreven in de basiscontracten en niet in die kleine lettertjes in de bijlage, wat ook nefast is voor de startende franchisers. Ik hoop van harte, minister, dat u bereid bent om daar ook met de federale minister van Werk en Economie over samen te zitten.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik wil om te beginnen zeggen dat ik zowel de verontwaardiging als het pleidooi van mevrouw Remen 100 procent deel. We zitten hier met een uitwas in ons economisch bestel. We hadden het deze morgen nog over schijnzelfstandigheid. Eigenlijk vind ik dit even schadelijk. Het verwoest soms bijna letterlijk levens van mensen. Als je met heel veel overtuiging een zaak start en blijft doorvechten om daarin te bleven overleven, maar eigenlijk ‘aginst all odds’ en in omstandigheden die niet of amper toelaten om economisch leefbaar te zijn – dat wens je niemand toe.
En dus verwacht ik van u, minister, de meest assertieve en actieve houding die mogelijk is. Het juridisch advies dat u gevraagd hebt, zal ons daar ongetwijfeld meer licht in geven. Wat u niet meegedeeld hebt, is de timing van de oplevering. En zou dat dan ook ter beschikking van het parlement gesteld kunnen worden, zodat we daar ook kennis van kunnen nemen en ermee aan de slag gaan? Ik meen enige ‘goesting’, met name bij mevrouw Remen en mezelf, te mogen waarnemen om hiermee aan de slag te gaan.
Ik wil ook nog even ingaan op de laatste vraag van mevrouw Remen, rond sensibilisering. De vraag is hoe je ervoor kunt zorgen dat mensen met kennis van zaken hun handtekening zetten. Daar komt het grosso modo op neer. U hebt dat ook aangestipt. Is daar op een of andere manier, bijvoorbeeld via de kmo-portefeuille, in het stuk rond starters, een mogelijkheid om juridisch advies daarover te gaan ondersteunen? Mijn grootste pleidooi ten aanzien van de starters zou immers zijn: teken dat niet zelf, maar stap naar een jurist in handelsrecht die dat voor u kan napluizen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het voorstel van collega Van Malderen is heel juist, maar dat moet je niet in wetten en regels gieten. Je kunt de ondernemers sensibiliseren en hen erop wijzen dat die mogelijkheid er is om advies in te winnen, dat ook deels vergoed kan worden via de kmo-portefeuille. Maar ik zou dat dan niet in regels gaan gieten.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil effectief het advies van Eubelius afwachten om te kijken wat er in de Vlaamse bevoegdheden kan en niet kan, en of dat dan zinvol is. We mogen het ondernemerschap echt niet in regeltjes gaan gieten. Er moet nog een vrijheid zijn in wat kan en niet kan.
U vraagt of ik het advies ter beschikking kan stellen, mijnheer Van Malderen. Dat is vandaag een wat moeilijke vraag vanuit uw partij, want ik hoorde vanmorgen op de radio dat ik juridische adviezen blijkbaar niet goed kan lezen. Ik zal er dus eens over nadenken. (Opmerkingen. Gelach)
Er is ook nog een rol voor iemand anders weggelegd, collega’s. Een sector kan ook wel het een en ander doen. Ik kan mij inbeelden dat een individu wat moeite heeft om een franchisecontract af te sluiten, omdat die dan onder druk wordt gezet, maar een sector kan het wel opnemen voor zijn leden. Horeca Vlaanderen kan bijvoorbeeld met die brouwers gaan praten en een standaard franchisecontract opmaken, dat dan aan de leden wordt voorgelegd. Daar is dan geen wetgeving voor nodig. Dat kan bij de distributie van wagens, dat kan bij brouwerijen enzovoort. De rol die een federatie opneemt ten aanzien van haar leden, kan een mooie rol zijn, zonder dat we daarvoor wetgeving nodig hebben.
De startersbegeleiding neemt franchising en de elementen daarvan sowieso al mee. Misschien is het zelfs mogelijk – maar ik zou mij daarvoor hoeden – om bij elk nieuwe franchisecontracten telkens juristen te gaan betalen.
Wat de timing van het advies betreft, mijnheer Van Malderen: daar heb ik momenteel geen idee van.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Bedankt, minister. Ik denk dat u de ernst van mijn oproep wel begrijpt. De sector heeft inderdaad zeker ook een verantwoordelijkheid, maar het enige probleem is dat we met scheefgetrokken machtsposities zitten. Daar gaat het om. De sector kan zich zeker verenigen. Zij worden ook constant met het probleem geconfronteerd. Zij hebben daar zeker een belangrijke rol in te spelen, maar we moeten die problematiek echt vanuit Vlaanderen aankaarten en er ons bewust van zijn. We moeten proberen om dit op korte termijn op te lossen en indien mogelijk ook in een goed wetgevend kader te gieten. Dat is zeer belangrijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.