Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Muyters.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, u vraagt zich misschien af wat ik in de commissie Sport kom doen, maar ik ben hier omdat ik – en met mij nogal wat Limburgers – heel erg bezorgd ben over de recreatieve routestructuren die wij in Limburg hebben. Ik ga nu even heel chauvinistisch zijn: zo ongeveer alles wat er in Vlaanderen is aan routestructuren, heeft zijn oorsprong gevonden in Limburg. Het fietsroutenetwerk, dat destijds een reconversieproject was, is gestart in Limburg. De wandelroutenetwerken zijn opgestart dankzij onze regionale landschappen. Er is het ruiterroutenetwerk, dat begin de jaren 2000 is opgestart en waardoor iedereen in Limburg wel paard wil zijn. En dan zijn er ook nog de mountainbikeroutenetwerken, waarvan de mooiste in Limburg liggen. Kort samengevat: 2100 kilometer fietsroutenetwerk, 660 kilometer om te ruiteren of te mennen en 1245 kilometer om te mountainbiken.
Het fietsroutenetwerk in Limburg telt ruim 2 miljoen fietsers per jaar en een beperkt aantal tellers berekende dat er ongeveer 84.000 mountainbikeritten per jaar plaatsvinden. Het hoeft geen betoog dat het niet alleen de prachtige natuur is die garant staat voor het succes van de netwerken, maar ook een goed onderhoud ervan.
Routenetwerken, dat lijkt mij grondgebonden materie, een grondgebonden aangelegenheid die altijd aangestuurd is vanuit het provinciale niveau. De provincie zet ook collectief in op het onderhoud van de verschillende routestructuren. Eenzelfde ploeg die ingezet werd voor het fietsroutenetwerk, heeft meteen ook een mountainbikeparcours meegenomen, wat ons nogal efficiënt lijkt. En een efficiënt werkende overheid, dat is toch iets waar we vandaag allemaal naar moeten streven.
Minister, ik moet zeggen dat ik toch even met mijn ogen geknipperd heb toen onlangs, tijdens de opening van een nieuwe mountainbikeroute in de Duinengordel in Limburg, de gedeputeerde er ons attent op maakte dat er een grote kans was dat de netwerken voor mountainbiken en die voor ruiteren en mennen in de toekomst als een persoonsgebonden materie zullen worden beschouwd en dat de verantwoordelijkheid dus zou worden overgedragen naar het Vlaamse niveau. Ik was niet de enige die op dat moment met de ogen knipperde en zich daar vragen bij stelde, minister.
We hebben het over routenetwerken die heel dikwijls bij elkaar komen, door hetzelfde bos of hetzelfde stukje natuur lopen en die dan ook bijna altijd door dezelfde ploegen onderhouden worden. Ik laat me trouwens vertellen dat dat vandaag voor mountainbikeroutenetwerken en paardenroutenetwerken sowieso geen fulltime dagtaak zou zijn en dat het handig is dat dat kan worden meegenomen met het onderhoud van de fietsroutenetwerken.
Minister, ik maak mij daar ongerust over, misschien onnodig, maar ik wou u deze vraag toch voorleggen. Klopt het dat deze volgens mij toch grondgebonden bevoegdheden overgedragen worden naar Vlaanderen, en zo ja, waarom? Wat is de meerwaarde van die overdracht? Hoe zal de nieuwe structuur er dan uitzien, ook qua onderhoud en logistieke opvolging? Hoe zit het met de kostenverhouding ten opzichte van de huidige situatie? Zullen er dan met andere woorden niet juist meer kosten aan verbonden zijn? En wat met de efficiëntie?
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, ik ondersteun de vraag en de bezorgdheid van mijn collega, maar ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om een andere bezorgdheid, die mij vanuit het veld ter ore is gekomen, aan u voor te leggen. Hopelijk kunt u die bezorgdheid wegnemen. Het gaat over de provinciale uitleendiensten.
Ik heb daar ook al eens een vraag over gesteld aan minister Gatz. Het gaat natuurlijk over de inkanteling en de toewijzing van de provinciale uitleendiensten. Nu vernemen we dat minister Gatz voorstelt dat de uitleendiensten bij de provincie zouden blijven, wat heel logisch is: de verenigingen, of dat nu gaat over een minivoetbalclub, over majorettes of over een oudercomité, kunnen op één plaats terecht om materiaal te lenen. We vernemen echter dat, wat de sportdiensten betreft, het uit te lenen sportmateriaal naar Bloso zou worden overgedragen. Als dat zo is, dan zou een oudercomité dat een voetbaltoernooitje zou willen organiseren en zes goaltjes zou willen lenen, maar ook een microfoon en een versterker, naar twee verschillende plaatsen moeten gaan. Dat lijkt me geen goed idee vanuit het oogpunt van efficiëntie en eenmaking. Minister, klopt dat? Is dat uw idee? Lijkt het u dan niet logisch om dat op één plaats te centraliseren per provincie, in plaats van de verenigingen meer administratie en meer geloop te bezorgen, omdat ze naar twee verschillende plaatsen moeten gaan?
Voor de volledigheid wil ik even meegeven dat we op 14 juli wat de bevoegdheden van minister Gatz betreft, een gedachtewisseling met de minister hebben over die problematiek van de provinciale subsidies en de provinciale voorzieningen. Collega’s hebben immers vroeger ook al vragen ingediend, en soms werden die geweigerd. We groeperen dat nu allemaal in die gedachtewisseling.
Mijnheer Ceyssens, geheel terzijde, maar in West-Vlaanderen bestaat het fietsroutenetwerk uit 2000 kilometer wegen. Ik bedoel: niet alleen Limburgers hebben chauvinisme.
Als je de oppervlaktes van de twee provincies vergelijkt, dan zijn dat er in West-Vlaanderen beduidend minder dan in Limburg.
U mag winnen van mij. Ik wil graag eens komen fietsen bij u in de streek.
Minister Muyters heeft het woord.
Op voorwaarde dat u ook opnieuw weggaat. (Gelach)
Mevrouw Christiaens, de sportuitleendiensten zijn vandaag al bij Bloso. Die zijn altijd al bij Bloso geweest, dus ik snap de commotie ter zake niet. Uitleendiensten voor sportmateriaal waren, zijn en blijven bij Bloso. Dat is al jaren zo. Ik ga dat niet veranderen: die blijven bij Bloso.
Mijnheer Ceyssens, ik ben ook heel blij dat u hier nog eens een vraag komt stellen. Om te beginnen, wil ik wijzen op het regeerakkoord. Als ik me niet vergis, maar u mag me corrigeren, zegt dit dat de provincies geen sportbevoegdheden meer mogen uitoefenen. De zes sportbevoegdheden zijn opgelijst in het decreet houdende het lokaal sportbeleid van 6 juli 2012. Een van die zes bevoegdheden is het coördineren van de relatie tussen natuur, sport, recreatie en ruimtelijke ordening. Dat behelst onder andere de coördinatie en opvolging van de loopomlopen, mountainbikeroutes, ruiterpaden en vaarroutes voor kajak en roeien. U weet dat elke provincie een inventaris moest opmaken op basis van die bevoegdheden, om te zien wat er bij de provincies kon of wat naar Vlaanderen of de lokale overheid moest komen. Op basis daarvan hebben de provincies de initiatieven die ze ontwikkelen in het kader van sportspecifieke routes weergegeven. Sommige provincies kleurden die als grijze zone in, volgens andere moesten die bij de provincie blijven. De wandel- en fietsroutenetwerken werden nergens vermeld. Zij blijven buiten de beschouwing van de sportgebonden bevoegdheden. Voor mij is het dus heel duidelijk dat je die fiets- en wandelroutes niet als sportgerelateerd kunt bekijken. Dat gaat veel ruimer dan die sportbevoegdheid. Dat zijn recreatieve routestructuren, die ook sterk met toerisme zijn verbonden.
Bloso heeft vandaag al als kerntaak de coördinatie van de loopomlopen, de mountainbikeroutes, de fit-o-meters en de vaarroutes. Zij kunnen dat ook organisatorisch opvolgen en coördineren.
Zowel beleidsmatig, organisatorisch als dienstverlenend worden de lokale besturen ondersteund in de uitbouw en het onderhoud van de loopomlopen, mountainbikeroutes en fit-o-meter-parcours.
De meerwaarde dat we dat vanuit Vlaanderen doen, is de directe lijn met de gemeenten, de ontwikkeling en uitbouw van een kwalitatief aanbod van mountainbikeroutes, loopomlopen en kajakvaarroutes die we op die manier kunnen voortzetten.
Vlaanderen zorgt voor een uniform bewegwijzerd aanbod en ondersteunt en begeleidt de gemeenten daarin. Vlaanderen coördineert ook de provinciegrensoverschrijdende initiatieven van gemeenten die structurele sportieve omlopen wensen te ontwikkelen. Naar analogie zal dit worden uitgebreid met skeelerroutes, kajakvaarroutes en ruiterpaden.
Het is ook een kerntaak van Bloso om vanuit hun sportpromotiebeleid gemeenten te inspireren. Meer en meer, zeker met het overhevelen van de middelen naar het Gemeentefonds, vragen we heel duidelijk dat Bloso de gemeenten inspireert voor een sportpromotiebeleid en de gemeenten effectief aanzet tot de uitbouw van structurele sportieve omlopen.
Er wijzigt niets in de kostenverhouding. De kosten voor het onderhoud en de nazorg blijven voor de gemeenten die mountainbikeroutes, loopomlopen en kajakvaarroutes ontwikkelen. Dat was in het verleden bijna overal ook het geval.
Ik stel vast dat de huidige manier van werken een efficiënt systeem is dat de betrokkenheid van de gemeenten die een sportieve omloop hebben, verhoogt. Vlaanderen zorgt voor de begeleiding en ondersteuning van de gemeenten en peters/meters, een structuur om de kwaliteit te volgen. Op die manier wordt de kwaliteit van die routes hooggehouden en wordt er een passend aanbod gerealiseerd voor een breed publiek.
Samengevat: voor mij zijn de wandel- en fietsroutes ruimer dan sportgerelateerd. Ze kunnen dus wel blijven bij het provinciale niveau, als de provincie dit wenst. Mountainbike, kajak en dergelijke zijn wel heel duidelijk sportgerelateerd. Zij komen naar Vlaanderen, maar dat is iets waarin Bloso vandaag al heel vaak een coördinerende rol heeft.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U stelt mij enigszins gerust, omdat u zegt dat er in de praktijk, wat onderhoud enzovoort betreft, een aantal zaken verder kunnen lopen. U verwijst daarbij vooral naar de gemeenten. Als ik mij niet vergis, wordt een heel stuk van het verhaal georganiseerd door de provincies. Dat werd samenlopend onderhouden. Ik heb vanmorgen het busje ergens zien passeren. Als je die routenetwerken op kaart bekijkt, zie je dat die samenkomen. Ze passeren op nauwelijks enkele meters van elkaar. Ze kunnen heel gemakkelijk samen worden aangepakt. Het zou toch jammer zijn indien we dat laten schieten.
Ik wil met u een boom opzetten over het verhaal wat nu wel sport is en wat niet. Ik doe dat met heel veel schroom ten opzichte van de minister van Sport. Over mountainbike wil ik nog wel een stuk met u meegaan, maar als ruiterroutes en menroutes ook worden gelijkgeschakeld aan sport, dan wil ik u ook wel eens uitnodigen in Limburg – ik zeg er niet meteen bij dat dat op voorwaarde is dat u terug vertrekt – om de ruitersport eens grondig te bekijken. Ik denk dat de link tussen de fietsroutenetwerken en het wielrennen op de weg veel groter is dan de link tussen ruiter- en menroutenetwerken en de paardensport. De ruiter- en menroutenetwerken gaan zelfs niet over dezelfde paarden. Het gaat over ruiters met een andere uitrusting. Als het over mennen gaat, is de link met sport zelfs heel ver te zoeken. Ik denk dat de link met sport veel verder is dan vandaag. Ik begrijp dus eigenlijk ook niet dat u zegt dat het een sport is en dat het om die reden naar Vlaanderen komt. Daarin verschil ik met u toch fundamenteel van gedachten. Ik vraag u om dat ter zake te herbekijken.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Ik begrijp dat ik u overval met de vraag. Ik had eerlijk gezegd verwacht dat minister Homans hier zou zijn omdat ze de verschillende bevoegdheden overkoepelt als minister van Binnenlands Bestuur. Misschien heeft zij daar meer zicht op.
Uiteraard is er via Bloso een uitleendienst van sportmateriaal. Er zijn ook provinciale uitleendiensten van sportmateriaal, zoals in Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen. Ik zou het een gemiste kans vinden in het kader van de hertekening om dat niet te integreren op één locatie, zowel voor sport als voor jeugd als voor ander materiaal. Er kan worden gegaan naar één provinciale uitleendienst. Dat zorgt voor minder rondgeloop voor de verenigingen. Maak het efficiënter en gemakkelijker, ook met de sportkoffers van Bloso. Ik ben daar een pleitbezorger van. Het zou efficiënter zijn, maar u hebt een andere mening.
Mevrouw Christiaens, namens mijn fractie wil ik daarop iets zeggen. Los van de gedachte die u oppert, die vanuit rationeel oogpunt wellicht hout snijdt, hebben we in deze commissie en in de plenaire zitting al uren gediscussieerd over de inkanteling in het Gemeentefonds. Binnenkort zullen we ook discussiëren over de provinciale bevoegdheden naar aanleiding van de gedachtewisseling met de minister. Ik zou het heel fijn vinden dat uw partij de gedachten niet beperkt tot punctuele zaken en daar de minister op aanvalt. Ik zal de minister niet verdedigen, want ik heb een veel fundamenteler antistandpunt tegen bepaalde ontwikkelingen dan u.
Ik val de minister niet aan. Ik stel een vraag en maak een bedenking.
Ik vind het niet fijn dat u ‘saucissoneert’. In punt A gaat u mee en over punt B komt u vragen stellen. Ik wil u uitnodigen om uw standpunt ten gronde te herzien. Ik hou niet van politiek opportunisme, en dat is het wel.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Christiaens, ik vind het heel juist dat ik hier zit en niet minister Homans, want het gaat over het sportbeleid waarover ik werd bevraagd door de heer Ceyssens. Ook uw vraag was gericht op het sportbeleid. Ik vind het niet efficiënt dat men sportmateriaal kan uitlenen bij Bloso en ook nog eens bij de provincie. Aangezien het een persoonsgebonden materie is, is het logisch dat alles naar Bloso gaat. Dan is er maar één punt: wil je iets uitlenen, ga dan naar Bloso. Je moet daarvoor niet bij de provincie zijn. Het zal niet lang duren vooraleer iedereen dat weet. Alles groeperen, lijkt me echt geen goede zaak. Er zijn weinig plaatsen waar dat allemaal kan. Bij Bloso kun je nog meer krijgen. Je kunt er ook advies krijgen met betrekking tot sport en dergelijke. Ik ben grote fan van wat al jaren gebeurt. Ik ben heel blij dat de provincie dit in de toekomst niet meer zal doen. Op die manier krijg je een uniform geheel.
Mijnheer Ceyssens, ik begrijp uw argument, maar voor mij is paardmennen zonder twijfel een sportgebeuren. Ik begrijp dat u er een andere visie op nahoudt. We hebben geprobeerd om een goed evenwicht te vinden. Sommige dingen moeten ruimer worden bekeken. Veel mensen zien het meer als wandelen vanuit een toeristisch aspect op een zondagnamiddag of springen op de stadsfiets om in de natuur te gaan fietsen. We hebben een keuze gemaakt waarbij we aanduiden wat echt sportspecifiek is. Snelwandelen is een olympische sport, maar dat doen die mensen niet. Fietsen is ook een olympische discipline, maar dat doen die mensen evenmin. U zult misschien zeggen dat dit ook niet het geval is bij het paardrijden. Bij ons leefde het gevoel dat dit sportspecifiek is en het andere niet. Ik kan begrijpen dat we van mening verschillen. Ik ben al heel tevreden dat we over het andere niet van mening verschillen.
Wat betreft het andere, heb ik van u begrepen dat het maximale in het werk zal worden gesteld om de efficiëntie op het terrein gaande te houden.
Ik hoor collega’s hier uitleg geven over de paardensport en over de verschillende paardensportdisciplines. Ik wil de commissie voor Sport hartelijk uitnodigen in het mekka van de paardensport in Limburg om te komen kijken wat paardensport werkelijk is. Dat heeft in de verste verte niets te maken met de ruiterroutenetwerken. Integendeel, ik ken een manege waaraan is gevraagd om een stopplaats te zijn voor de ruiterroutenetwerken. Ze wilden dat niet omdat ze die zaken ver uit elkaar willen houden omwille van ziekte-insleep en dergelijke. Dat zijn twee totaal verschillende dingen, totaal verschillende paarden en ruiters. Geloof me, het staat verder af van het sportieve dan dat fietsen op de fietsroutenetwerken afstaat van wielrennen op de weg.
Ik vind dit onbegrijpelijk en geen touw aan vastgeknoopt. Het verontrust me dat u daaromtrent adviezen krijgt vanuit Bloso. Ik vraag me af hoe Bloso kijkt naar paardensport. Dat staat heel ver af van wat gebeurt op de ruiter- en menroutenetwerken. Ik hoop dan ook dat Bloso het standpunt over paardensport grondig herziet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.