Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, net als in andere landen en regio’s blijft de bijensterfte ook in Vlaanderen problematisch. Enkele maanden geleden hebben we daar tijdens de plenaire vergadering ook al een debat over gevoerd. Toen ging het vooral over de uitzonderlijke hoge bijensterfte in de provincie Limburg. U stelde toen, minister, dat die cijfers wellicht niet representatief waren voor heel Vlaanderen en dat nog niet alle cijfers in kaart waren gebracht.
Om bijzondere aandacht te vragen voor de problematiek van de bijensterfte werd de eerste week van juni de Week van de Bij georganiseerd, een week waarin heel wat positieve acties aan bod kwamen. Naar aanleiding daarvan werden onder meer enkele educatieve pakketten ontwikkeld, zoals ‘Bezige Bijen’ en ‘De bijzaak wordt hoofdzaak’. In het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen werd een interactieve bijententoonstelling geopend. Het BZZZZZ-bijenparcours is speciaal ontworpen voor gezinnen en scholen en wil de bezoeker wijzen op het belang van de bij en van de biodiversiteit in het algemeen.
Inmiddels werd ook bekend dat uit een meetcampagne van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) blijkt dat neonicotinoïden algemeen verspreid zijn in de Vlaamse waterlopen, hoewel de landbouwsector die producten in specifieke periodes mag gebruiken. Deze bevinding zal wellicht aanleiding geven tot een nieuwe discussie over een totaalverbod, omdat de stoffen vaak verantwoordelijk worden gehouden voor de hoge bijensterfte.
De discussie wordt mede gevoed door een nieuw plan van de Franse minister van Milieu om de bijensterfte tegen te gaan, getiteld ‘France, terre de pollinisateurs’. Naast haar voorstel om onder meer de bermen langs de Franse snelwegen vol wilde bloemen te zaaien, bepleit ze een totaalverbod op neonicotinoïden. De minister richt zich expliciet tot de Europese Commissie om het gedeeltelijke moratorium op neonicotinoïden uit te breiden naar alle bestrijdingsmiddelen in die categorie. Bovendien wil Frankrijk dat de European Food Safety Authority (EFSA) met spoed een onderzoek instelt naar de schadelijkheid van neonicotinoïden, ook voor de mens.
Vanuit de Franse organisatie van producenten van bestrijdingsmiddelen kwam intussen ook al een reactie tegen de nogal radicale stelling van de minister. Daarin wordt onder meer terecht gewezen op het feit dat de slechte gezondheid van de bijen een complex en veel breder verhaal is, dat aan diverse oorzaken te wijten is. In het antwoord op mijn schriftelijke vraag wees u ook op die multicausaliteit, waarbij u onder meer de varroamijt, het voedselgebrek door minder bloeiende planten en de geringe biodiversiteit van de honingbij aangaf, naast de pesticidenproblematiek.
Hoe evalueert u de afgelopen Week van de Bij? Zijn er inmiddels definitieve cijfers bekend over de wintersterfte van bijen in heel Vlaanderen? Welke conclusies kunnen daaruit getrokken worden? Hebt u kennisgenomen van het actieplan van de Franse minister van Milieu om de bijensterfte tegen te gaan, met als insteek na te gaan welke maatregelen ook in Vlaanderen zouden kunnen worden toegepast om ook bij ons de bijensterfte tegen te gaan? Welk standpunt zult u innemen ten aanzien van de Franse vraag om een neonicotinoïdenverbod in Europa en de vraag aan EFSA om met spoed een onderzoek in te stellen naar de schadelijkheid van neonicotinoïden, ook voor de mens?
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
Ik wil me hier zeker bij aansluiten, want voor natuur en milieu en voor onze hele biodiversiteit zijn bijen een belangrijk onderdeel. Maar ook economisch is het een even belangrijke sector als de varkens-, de schapen- of de koeiensector. We moeten hier eerst nog grondig wetenschappelijk onderzoek naar doen, want zoals collega Vanderjeugd aanhaalde, is de bijenproblematiek multifactorieel. Al het onderzoek dat al gebeurd is, stelt dat er niet één oorzaak van de massale bijensterfte is. De verschillende parasieten zijn een oorzaak, de pesticiden, de neonics. Dat zorgt voor een achteruitgang van onze biodiversiteit.
Eigenlijk is de achteruitgang daarvan een van de oorzaken van de bijensterfte. Door het te vaak overgaan naar monoculturen wordt de voeding van de bijen te eentonig, wat een weerslag heeft op hun immuniteit. Hierdoor worden ze ziek of zijn ze alleszins minder bestand tegen ziektes. Als daar nog parasieten bijkomen, sterven de bijen. Alles hangt dus samen. Daarom moeten we globaal onderzoeken hoe we de reeds bekende oorzaken moeten aanpakken.
In dit verhaal zijn talrijke lobbygroepen, zoals enerzijds deze van de neonicotinoïden en de medische sector en anderzijds deze van onder meer de veeartsen.
We moeten een globaal plan uitwerken. Minister, het stemt me dan ook tevreden vast te stellen dat u op de website een Vlaams bijenactieplan aankondigt.
Ik had wel graag geweten of er in dat verband al een idee van timing is. Is het federaal bijenplan dat in de vorige legislatuur door staatssecretaris Wathelet werd uitgewerkt complementair aan ons bijenplan? Bestaat hierover overleg tussen Vlaanderen en Wallonië?
Acties zoals de Week van de bij en het sensibiliseren van lokale besturen zijn aangewezen, aangezien deze laatste het dichtst bij de burger staan. Desalniettemin is een globaal plan van aanpak op alle niveaus noodzakelijk, zodat niet met kleine druppeltjes op een hete plaat wordt gewerkt.
De heer Caron heeft het woord.
Ik kan het niet beter verwoorden dan de collega’s Vanderjeugd en Coudyser. Ik heb overigens weken moeten oefenen om het woord ‘neonicotinoïde’ zonder haperen uit te spreken. We hebben het vandaag echter niet over linguïstiek, maar over landbouw.
Ik ben het ermee eens dat de toestand van de bij een rechtstreekse invloed heeft op de productie en dat de link wordt gelegd tussen biodiversiteit en productieopbrengsten in de landbouw. Die is niet altijd lineair. Ik weet ook wel dat in sommige fasen die impact kleiner of groter is, maar die link vormt alleszins een belangrijk aandachtspunt.
Het stemt me tevreden dat de collega’s deze bezorgdheid delen. Ik hoop dat de minister dat ook doet, maar daarvan ben ik overtuigd.
In die zin zijn de sensibiliseringsacties belangrijk, omdat mensen vaak een verkeerd beeld en bijzonder weinig kennis hebben van de verschillen tussen de bijensoorten, wespachtigen, en dergelijke.
Kortom, ik steun graag de vraag om uitleg van onze collega.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Sommige opmerkingen verbazen me, aangezien Vlaanderen op het vlak van het bijenplan de eerste stap heeft gedaan. Uiteindelijk werd tijdens de vorige legislatuur een federaal bijenplan opgesteld, maar ook toen hebben we naar overleg gevraagd en werd de nodige afstemming bevestigd. Met andere woorden, we speelden een sterke voortrekkersrol en zullen dat blijven doen.
Minister, ik zou willen vernemen of we ons daarbij steeds baseren op wetenschappelijk onderzoek. Ik weet dat er sfeer wordt gecreëerd rond bijensterfte en dat er naar boosdoeners wordt gezocht, maar daarvoor ontbreekt vaak wetenschappelijke onderbouwing. Daarom wil ik vragen of u kunt bevestigen dat alle stappen in het bijenplan gebaseerd zijn op wetenschappelijke kennis en onderzoek en gedaan worden in afstemming met het federaal bijenplan. Er bestaan immers gegevens inzake neonicotinoïden en andere elementen. We moeten kort op de bal spelen, waarbij we ook oog moeten hebben voor de andere neveneffecten. Ik pleit er dus voor weg te blijven uit de sfeer van emotie en te werken op basis van wetenschappelijk onderzoek. Kunt u dit bevestigen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
We bewandelen twee paden met betrekking tot de bijen. We hebben hierover al meermaals gediscussieerd, ook in de plenaire vergadering.
Enerzijds is er het spoor van de sensibilisering. We maken mensen ervan bewust dat zelfs kleine ingrepen in de tuin, zoals bijenhotels, bloemen en perken, voor een goede biotoop voor bijen kunnen zorgen. Anderzijds zijn er het plan van aanpak en de wetenschappelijke onderbouwing.
De eerste reeks vragen van de heer Vanderjeugd handelt over de sensibilisering.
We hebben inderdaad voor het eerst de Week van de bij georganiseerd, een recente, jonge campagne die daarenboven in volle groei is, waarbij we inzetten op verschillende doelgroepen. Vooral via onderwijs en jongeren proberen we de leefwereld van bijen te duiden en aan te geven wat we zelf kunnen doen. Deze campagne is opgezet met diverse partners, zoals de departementen Landbouw en Leefmilieu, het Bijenteeltmuseum en de Vereniging van Openbaar Groen. Daarnaast werken we samen ook met de Gezinsbond en Natuurpunt. Iedereen werd er dus bij betrokken.
Er werden voordrachten gegeven aan de gemeenten, waarbij ook de scholen werden betrokken. Daarnaast werd een wedstrijd georganiseerd: Bijenvriendelijkste Gemeente van Vlaanderen. Dit alles moet resulteren in goede praktijkvoorbeelden. Men moet immers niet het warm water uitvinden, maar leren van elkaar. Imkers hebben lesgegeven aan klassen, er werd een inspirerende educatieve map, een kinderboek, samengesteld en zelfs een bijengame, die raadpleegbaar is op de website. Uit de reacties maken we op dat deze aanpak goed gesmaakt is en heel wat heeft losgemaakt op het terrein. Het zal dus niet bij die ene week blijven, want de eerste evaluatie is positief.
Het andere luik is de aanpak. Een en ander zal blijvend wetenschappelijk onderbouwd moeten worden. Mevrouw Coudyser, het is niet zo dat u op de website leest dat er een actieplan komt. Ik heb het hier al een paar keer in deze commissie en het parlement gezegd, dat wij daar werk van gemaakt hebben.
Ik heb een nieuwe rondetafel samengeroepen, dat weet u, op 5 mei, in Hasselt. We hebben daar alle stakeholders van de bijensector samengebracht. De vertegenwoordigers van de imkersverenigingen stelden dat het sterftecijfer van 60 procent, dat in de pers was verschenen, niet representatief was. De conclusie was dat de bijensterfte tussen 30 en 35 procent ligt. Dat is nog altijd te hoog. We minimaliseren niet. We moeten daar echt iets aan doen.
Alle acties ter ondersteuning van de vitaliteit van onze bijenpopulaties moeten dan ook worden voortgezet. Verder zullen mijn diensten initiatieven nemen om een en ander te communiceren en coördineren
Ik heb inderdaad kennisgenomen van het actieplan van de Franse minister van Leefmilieu. We kijken of we punten daaruit kunnen opnemen.
We hebben een praktijkcentrum Bijen; het actieplan sluit daarbij aan. Daar zijn we al langer mee bezig. Vlaanderen heeft inderdaad pionierswerk verricht op dat vlak.
Verder lopen er al verschillende initiatieven. Zo is op 29 juni een dialoogmoment gepland van het Praktijkcentrum voor de Bijenteelt met de fytosector.
De vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) heeft met zijn plantendiversificatie en de bloemenranden langs de akkers natuurlijk ook de bedoeling om de biotoop voor bijen te verbeteren.
Bij het instellen van het moratorium voor de drie betrokken neonicotinoïden, werden door het Europese Voedselagentschap bijkomende studies gevraagd over de schadelijke effecten voor bijen en voor andere levende organismen, waaronder ook de mens. Ik heb er alle vertrouwen in dat het wetenschappelijk onderbouwd wordt. Het verbod is een federale zaak. Federaal minister van Duurzame Ontwikkeling Marghem heeft deze bevoegdheid. Ik zal dit verder opvolgen.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Ik heb daar niet veel aan toe te voegen. Ik heb met mijn vraag zeker niet de rol van Vlaanderen in dezen willen ondermijnen. De Week van de Bij is zeer positief. Als u zegt dat er nog een vervolg op komt, kan dat alleen ten goede komen van een breed draagvlak bij diverse spelers.
De vraag om uitleg is afgehandeld.