Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Vraag om uitleg over de aanwezigheid van Vlaanderen in Brussel
Verslag
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, eind mei 2015 stelde u samen met uw collega van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) Guy Vanhengel het nieuwe logo voor de Vlaamse instellingen in Brussel voor. Het zogenaamde N-logo is grotendeels gebaseerd op de N van het Nederlandstalige onderwijs, die al jarenlange uithangt aan de Nederlandstalige onderwijsinstellingen. Smaken verschillen, maar de gestileerde witte N op een zwarte achtergrond ziet er in ieder geval voor ons fris en uitnodigend uit, zelfs een beetje trendy.
Vorig jaar gaf u nog te kennen dat het logo bedoeld is als kwaliteitslabel. De N staat voor Nederlands, maar ook voor open en kwaliteitsvol. In dat opzicht kunnen wij ons zeker vinden in de invulling die aan de N gegeven moet worden. Voor ons is het ook belangrijk – en dat is ook beklemtoond bij de voorstelling van het logo – dat de N werkt als een verbindend element, dat mensen samenbrengt via het Nederlands.
Minister, wanneer mogen we het nieuwe logo op de gebouwen verwachten? Is er een tijdspad voor de uitrol? Zijn daarover afspraken gemaakt met de VGC? Hoe reageerden de verschillende Vlaamse instellingen en organisaties op het nieuwe logo? Op welke manier gaat u het logo en de invulling ervan promoten in Brussel en Vlaanderen?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het is inderdaad zo dat het kabinet van minister Smet met het kabinet van zijn collega-VGC-collegelid Vanhengel eind mei 2015 communiceerde over het nieuwe N-logo dat de Vlaamse en de VGC-instellingen in Brussel in de verf moet zetten. Het N-logo staat in het Vlaamse regeerakkoord en werd door u ook belicht in uw beleidsnota. Het bouwt voort op het kwaliteitslabel dat het Nederlandstalig onderwijs in onze hoofdstad symboliseert.
Het beeld geeft aan dat het over Nederlandstalige instellingen gaat, maar tegelijk – en dat is ook belangrijk voor ons – dat deze instellingen verbonden zijn aan de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. Om deze band met Vlaanderen ook te benadrukken, wordt de N gecombineerd met de leeuw, het symbool van de Vlaamse overheid.
Merkwaardig is dat die link door de VGC niet wordt doorgetrokken. Dat betreuren we. Instellingen die uitsluitend uitgaan van de VGC, krijgen enkel het N-logo. Er is geen verwijzing naar Vlaanderen. Voor ons is het wel van belang dat het logo een teken is van verbondenheid, in Brussel uiteraard, maar tegelijk met de rest van Vlaanderen. De VGC schrijft zich hiermee dus niet in in het Vlaamse merkenbeleid, terwijl iedereen erkent dat de Vlaamse aanwezigheid in Brussel een meerwaarde is voor Brussel.
Minister, ik kijk uit naar uw antwoord op de vragen van de heer Poschet over het tijdspad. Hoe gaat u ervoor zorgen dat Vlaanderen, behalve met het logo op instellingen van de Vlaamse Gemeenschap, uitdrukkelijk aanwezig en zichtbaar is en blijft in onze hoofdstad? Gaat u alsnog proberen de VGC te overtuigen om mee te stappen in het verhaal van het Vlaamse merkenbeleid en tegelijk van de Vlaamse meerwaarde in Brussel?
Minister Gatz heeft het woord.
Omdat beide vragen over hetzelfde thema gaan en elkaar aanvullen, zal ik ze samen beantwoorden. Het verhaal van het N-logo voor de Vlaamse instellingen in Brussel kent een lange voorgeschiedenis. De noodzaak aan een eenheidsscheppend, herkenbaar en sterk kwalitatief logo stond reeds in de beleidsnota van de vorige minister voor Brussel. Ik citeer uit de tekst van 2009: “In overleg met communicatie-experten en in samenspraak met de Vlaamse Gemeenschapscommissie wil ik een label ontwikkelen voor het Nederlandstalige netwerk in Brussel, dat een positieve connotatie realiseert bij de Vlaamse inbreng in Brussel, naar het voorbeeld van het bestaande label ‘N’ van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. De impliciete boodschap van het label zou kunnen zijn dat, telkens je dit symbool ergens ziet, je bij deze instelling of organisatie in het Nederlands terecht kan.”
De invulling en invoering van het N-logo heeft een sterke symboolwaarde. Daarom wens ik in mijn antwoord graag uitgebreid in te gaan op de achtergrond van de uiteindelijke keuze, alvorens ik uw concrete vragen beantwoord. Het is in de eerste plaats belangrijk te kijken naar de wetenschappelijke onderbouw van dit verhaal. Ik haal hierbij een studie aan uit 2010 en twee studies uit een verder verleden, maar waarvan de inhoud mijns inziens nog altijd actueel is.
Ik begin met een studie uit een jaar dat al enige tijd achter ons ligt. In 2000 heeft het communicatiebureau Dedicated Research een onderzoek opgezet naar het imago van Vlaanderen en de Vlamingen in Brussel met het oog op het ontwikkelen van een herkenbaarheidscampagne. Uit focusgroepen bij respondenten van verschillende Brusselse gemeenschappen kwamen vier aanbevelingen naar voren. Ten eerste worden de officiële Vlaamse instellingen niet gepercipieerd als deel uitmakend van het actieve leven in Brussel. Ten tweede heeft het signalement ‘Vlaamse Gemeenschap’ een negatief broneffect, hoewel de perceptie over Vlamingen in Brussel overwegend positief is en het belang en de inbreng van de Brusselse Vlamingen als dusdanig erkend worden. Ten derde zijn het niet zozeer de Vlamingen in Brussel die een imagoprobleem hebben, maar wel de Vlaamse instellingen die de veruitwendiging zijn van de machtsfactor die Vlaanderen vertegenwoordigt in de perceptie van de respondenten. Ten vierde moet Vlaanderen daarom in Brussel op communicatief vlak een boodschap uitdragen die berust op positieve attitudes zoals ‘het samen beleven van…’, ‘partner zijn van…’ en ‘het delen van gemeenschappelijke waarden’.
In 2002 heeft het Instituut voor Politieke Sociologie en Methodologie (IPSoM) van de toenmalige KUBrussel een onderzoek opgezet naar de attitudes van allochtonen jegens de Vlaamse Gemeenschap in Brussel en naar de verwachtingen en strategieën van de allochtone elite uit het middenveld in het tweeledige Brusselse publieke veld. Dirk Jacobs en Marc Swyngedouw waren de begeleiders daarvan. Het onderzoek had onder andere tot doel inzichten te verschaffen over de manier waarop de Vlaamse Gemeenschap haar uitstraling in Brussel onder belangrijke allochtone inwoners, in casu de Maghrebijnse, Koerdische en Turkse inwoners, kan vergroten.
Ook uit dat onderzoek kwamen een aantal interessante beleidsaanbevelingen naar voren. Ik geef er twee. De eerste was om blijvend te investeren in het Nederlandstalige onderwijs in Brussel. Het is wellicht een open deur, maar ontegensprekelijk is het belangrijkste en meest invloedrijke instrument om banden te smeden tussen de Vlaamse Gemeenschap en de allochtone gemeenschappen het Nederlandstalige onderwijs in Brussel. Het onderwijs is voor de allochtonen het belangrijkste en meest herkenbare punt van de aanwezigheid van de Vlaamse Gemeenschap in Brussel.
Het tweede element uit dat onderzoek was: een herkenbaar, vriendelijk logo van de Nederlandstalige instellingen in Brussel. Opvallend is dat vooral Nederlandstalige scholen herkend en erkend worden als Vlaamse instellingen in Brussel, terwijl dat niet in dezelfde mate het geval is bij bijvoorbeeld culturele instellingen of gemeenschapscentra. Het valt te overwegen in navolging van de Nederlandstalige scholen in Brussel een uniform, herkenbaar en vriendelijk logo voor Vlaamse instellingen te gebruiken, om duidelijk te maken welke instellingen van de Vlaamse Gemeenschap of van de VGC afhangen. De voorkeur dient uit te gaan naar een niet-agressief en speels herkenningsteken, eerder dan bestaande officiële logo’s. Het logo van het Nederlandstalige onderwijs is een goed voorbeeld.
Mocht u van oordeel zijn – en daarover valt zeker te discussiëren – dat deze studies te ver in de tijd liggen, is er ook een meer recente bron. In 2010 verscheen een studie van het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum (BRIO) van de heer Rudi Janssens naar de relatie tussen taal en identiteit in Brussel. Het is een analyse van de zogenaamde ‘return’ van de Vlaamse Gemeenschap voor haar ‘investering’ in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
We onthouden vooral dat het Nederlandstalige onderwijs in Brussel geen nieuwe Vlamingen oplevert maar wel nieuwe Nederlandstaligen. Een belangrijk element voor het beleid is bijgevolg om in de Brusselse context eerder in te zetten op het Nederlands als taal dan het beleid als Vlaams te catalogeren. Het Nederlands heeft naast het Frans en andere talen duidelijk zijn plaats binnen de Brusselse ‘civil society’ en heeft op dat vlak een integrerende functie. Het ‘Vlaams’ daarentegen werkt bij een deel van de bevolking polariserend.
Het gegeven dat het aantal gezinnen in Brussel met het Nederlands als thuistaal in combinatie met een andere taal groter is dan het aantal eentalig Nederlandstalige gezinnen, maakt dat de link met de taal wel behouden blijft, maar dat die met de oorspronkelijke Vlaamse achtergrond vervaagt. De link met de Vlaamse gemeenschap loopt dan enkel nog via de taal. Hoewel deze aanpak geen echte garantie is voor een stabiele politieke machtsbasis voor de Nederlandstalige lijsten, mag men ervan uitgaan dat het hameren op het Vlaamse aspect deze machtsbasis verder zal versmallen en contraproductief kan zijn.
De bevindingen van deze onderzoeksinstellingen blijven constant en gaan dezelfde richting uit. Of we het graag horen of niet, uit onderzoek blijkt dat niet zozeer de Vlamingen in Brussel een imagoprobleem hebben, dan wel de Vlaamse instellingen, die de veruitwendiging zijn van een machtsfactor die niet iedereen in Brussel apprecieert. Ook blijkt dat het Nederlandstalige onderwijs het belangrijkste en meest invloedrijke instrument is om banden te smeden tussen de Vlaamse gemeenschap en de Brusselse gemeenschap, de allochtone Brusselse gemeenschap, de Brusselaars in het algemeen.
Deze en vorige Vlaamse Regeringen waren en zijn ambitieus voor Brussel. Om die ambities waar te maken, is er nood aan een herkenbaar logo voor de Nederlandstalige instellingen in Brussel. We moeten hierbij het sterkste verkoopargument gebruiken, met name het Nederlands.
Ik ga uitvoerig in op deze studies omdat ze aantonen dat achter deze beslissing geen grote politieke strategieën voor meer of minder Vlaanderen schuilgaan. De wetenschappelijk onderbouwde uitgangspunten en de voorbereidingen die door de vorige Vlaamse Regering werden getroffen, leidden tot de uiteindelijke beslissing, die door de Vlaamse Regering op 29 mei 2015 werd goedgekeurd. We zijn dus duidelijk niet over één nacht ijs gegaan. We hebben de beslissing afgestemd met de Vlaamse Gemeenschapscommissie, en die is conform het regeerakkoord, mijn beleidsnota en de motie van het Vlaams Parlement punt 7. Voor een volledig overzicht van de krachtlijnen verwijs ik naar de nota die de Vlaamse Regering goedkeurde en die vrij beschikbaar is.
Belangrijk in het kader van onderstaande vragen is te onderstrepen dat de Vlaamse Regering en het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie allebei het volgende onderscheid maakten: de communicatie waarbij enkel de Vlaamse Gemeenschap betrokken is, de communicatie waarbij enkel de VGC betrokken is en dan de communicatie waarbij zowel de Vlaamse Gemeenschap als de VGC betrokken is.
Ik beantwoord nu uw concrete vragen. Hoe ga ik ervoor zorgen dat Vlaanderen, behalve met het logo, uitdrukkelijk aanwezig en zichtbaar is en blijft in onze hoofdstad? Aangezien er vroeger, behalve op de Nederlandstalige scholen in Brussel, geen logo aanwezig was, zal Vlaanderen sowieso uitdrukkelijker aanwezig en zichtbaar zijn en worden in onze hoofdstad. Het is immers de bedoeling het N-logo ook te gebruiken bij culturele instellingen en instellingen uit het gezondheids- en welzijnsveld. Dat is dus al een belangrijke stap vooruit.
De werking van het extern verzelfstandigd agentschap (EVA) Muntpunt staat symbool voor een duurzame, langetermijnaanpak op communicatief vlak. Ik ga sowieso geen dure en grootscheepse imagocampagnes opzetten rond de Vlaamse aanwezigheid in Brussel. Ik zal wel communiceren over concrete realisaties en projecten, waarvan er tientallen in mijn beleidsnota staan opgesomd.
Ga ik alsnog proberen de Vlaamse Gemeenschapscommissie te overtuigen mee te stappen in het verhaal van het Vlaamse merkenbeleid? Dit hele beslissingsproces kwam tot stand in nauw overleg tussen de Vlaamse overheid en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Alle argumenten zijn op tafel gelegd en nu is er een akkoord binnen de Vlaamse Regering en ook binnen de VGC. Vergis u niet: het is niet omdat er op een gegeven moment ex officio is gecommuniceerd door minister Vanhengel en door mij, dat het enkel door ons twee wordt gedragen. Het draagvlak is veel groter in beide instellingen.
De VGC maakt institutioneel geen deel uit van de Vlaamse overheid en hoeft dus helemaal het Vlaamse merkenbeleid niet over te nemen. Ook het vorige logo van de Vlaamse overheid, het leeuwtje en vijf gele horizontale strepen, werd niet door de VGC gebruikt.
De VGC gaat een stapje verder dan de Vlaamse overheid met dit N-verhaal, wat gezien de institutionele positie van die overheid ook logisch is. De VGC koppelt dit N-merkenbeleid aan een vernieuwde huisstijl. De VGC zal haar identiteit baseren op het nieuwe N-logo en dit zowel gebruiken in de eigen organisatiecommunicatie als in de overheids- en gemeenschapscommunicatie. Die aanpak is compatibel met de aanpak van de Vlaamse overheid, waarbij we het N-merkenbeleid moesten verzoenen met het Vlaamse merkenbeleid. De imagobranding en een nieuwe huisstijl van de Vlaamse Gemeenschapscommissie zijn niet in tegenspraak met de beslissing van de Vlaamse Regering.
Het tijdspad van de implementatie van het N-logo? Uw vraag geeft me de mogelijkheid om goed het onderscheid te maken tussen de politieke principebeslissing om het N-logo als gezamenlijke logo van de Vlaamse Gemeenschap en de VGC te gebruiken enerzijds, en de concrete uitrol die moet volgen anderzijds. Wat betreft het principe, is dit een eindpunt in een discussie die in de vorige legislatuur werd aangezet, maar die wel eens blokkeerde en nooit gefinaliseerd werd. Ik heb dit nu samen met mijn collega Vanhengel een landingsplek kunnen geven.
De nota van de Vlaamse Regering verwijst expliciet naar een plan van aanpak en een tijdskader met betrekking tot lancering en uitrol. Dat zal de komende weken gebeuren. De opdracht werd hiervoor aan de administratie gegeven. We zullen dit logo op een geleidelijke wijze en stap voor stap invoeren, zoals dat gebeurt met de implementatie van het Vlaamse merkenbeleid. Dat er met andere woorden ook na vandaag heel wat concrete vragen onbeantwoord zijn, is normaal en ligt in de lijn van de verwachting.
Op de reactie van de Vlaamse instellingen op het logo heb ik nog geen zicht. Het logo van het Nederlandstalige onderwijs, waarvan het nieuwe N-logo een afgeleide is, heeft in het verleden in elk geval geen negatieve reacties opgeroepen, integendeel.
Hoe wil ik het logo promoten in Brussel en in Vlaanderen? De invoering van de nieuwe huisstijl gebaseerd op het N-logo zal gefaseerd en geleidelijk verlopen. De nadruk zal daarbij liggen op het informeren, betrekken, begeleiden en overtuigen van overheids- en middenveldorganisaties in plaats van verplichten. Zo is het ook gebeurd met het Vlaamse merkenbeleid ten aanzien van de publieke instellingen die zich buiten de administratieve overheid zelf bevinden, zoals De Lijn en Kind en Gezin. Dat heeft ook wat tijd in beslag genomen.
Ik hecht dus veel belang aan het creëren van een draagvlak. Het logo zal geleidelijk in het straatbeeld en op de communicatiedragers van de overheden en instellingen opduiken. Het is de bedoeling dat het logo voor zichzelf spreekt, het is niet de bedoeling het logo te lanceren met een communicatiecampagne.
Ik hoop zo voldoende duidelijkheid te hebben gebracht. In het plan van aanpak gaan we het verder bekijken. Er zijn heel wat instellingen die door zowel de Vlaamse Gemeenschap als de VGC worden ondersteund. We gaan dat duidelijk maken voor de bezoeker, maar hoe we dat doen, gaan we nog bekijken. Het N-logo zou op een gegeven moment zeer tegenwoordig moeten zijn in belangrijke delen van het Brusselse straatbeeld. Maar het mag voor de Brusselaar ook duidelijk zijn, wanneer hij een school, een cultureel centrum of iets anders binnenstapt, dat dit een actief samenwerkingsverband is tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC. Daar is niets mis mee, en we zullen daarvoor de best mogelijke communicatieve lijn volgen, die in overeenstemming is met de gezamenlijke beslissing en met het feit dat de Vlaamse huisstijl ook ondersteunend zal en kan werken.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kan me voor een groot deel terugvinden in de resultaten van de studie uit 2010. Het is een belangrijke opmerking – dat stellen we allemaal vast – dat het Nederlandstalige onderwijs in Brussel niet zorgt voor nieuwe Vlamingen, maar voor extra Nederlands in onze stad. Dat is in eerste instantie de bedoeling. In het ideale geval – en daarop moeten we misschien meer werken – sluiten zij zich ook meer aan bij de politieke community van de Vlaamse gemeenschap.
Ik vind het goed dat u nog eens zegt dat de VGC het recht heeft om een eigen logo te ontwikkelen. Ik ben blij dat ook de Vlaamse Regering als geheel dat erkent. De N verbindt voor mij de mensen die Nederlands spreken in Brussel, maar ook de mensen die Nederlands spreken buiten Brussel in Vlaanderen. Het is voor mij geen scheidingslijn. Het kan voor de orangisten onder ons zelfs een band met Nederland betekenen, Suriname zou overdreven zijn. Die N verbindt over de grenzen heen, zowel in als buiten de stad.
U zei dat de studie van Dirk Jacobs en Marc Swyngedouw van 2002 is. In een stad die zo snel sociologisch verandert, vind ik dat een eeuwigheid geleden. Zijn er meer recente studies over dit onderwerp of zit er iets in de pipeline?
Weet u wanneer de panelen worden gedrukt en worden aangevezen aan de gevels van de VGC-instellingen?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, ook voor het overzicht van de studies. Ik sluit me aan bij de opmerking van de heer Poschet dat die ene studie misschien wat achterhaald is. Ik verwijs naar de studies met betrekking tot Uplace die hier vorige week zijn behandeld. Die waren misschien iets meer geüpdatet, maar ik had de indruk dat ze lijnrecht tegenover elkaar stonden. Met studies en cijfers kan men soms bewijzen wat men wenst te bewijzen. Ook de academische wereld maakt wel eens vergissingen. Daarmee zeg ik niet dat die studies foutief zouden zijn, maar ik relativeer ze toch wel, vooral wanneer ik hoor dat er een negatieve perceptie zou kunnen bestaan of dat Vlaanderen polariserend zou werken. Ik lees de Franstalige media bijna dagelijks. Dan denk ik dat als er een negatieve perceptie wordt gecreëerd, dat door bepaalde media wordt gestuurd.
Ik ken de beslissing van de Vlaamse Regering en het overleg met het College van de VGC. Er is een onderscheid tussen communicatie van Vlaamse instellingen, VGC-instellingen en gezamenlijke instellingen. Het was duidelijker geweest als er een logo zou zijn, of meerdere logo’s, in Brussel voor de verschillende instellingen waarin de Vlaamse Gemeenschap al dan niet rechtstreeks, samen met de VGC of enkel via de VGC, haar aanwezigheid toont.
Ik weet dat niets zo gevoelig is als symbolen. Maar als de heer Poschet stelt dat het N-logo geen scheidingslijn mag zijn tussen Brussel en de rest van Vlaanderen, moet ik vaststellen dat het N-logo enkel zal worden gebruikt in instellingen in Brussel en bijvoorbeeld niet in de Vlaamse Rand, in Vlaams-Brabant of in Antwerpen, waar men toch ook geconfronteerd wordt met het gebruik van andere talen, zeker in Vlaams-Brabant, maar ook in andere steden. Niet enkel het Nederlands is een voertaal op school in steden als Brussel, Antwerpen en Gent. Zij kennen allemaal gelijkaardige effecten van de vele nieuwkomers. Een uniform gebruik van één of meerdere logo’s was misschien wel duidelijker geweest, zowel ten aanzien van de VGC als ten aanzien van de Vlaamse Gemeenschap.
Ik betreur dat er wordt verwezen naar een achterhaalde studie, waarbij iets polariserend zou zijn, of dat het niet agressief mag zijn. Ik meen dat u er toch ook van overtuigd bent dat de symbolen in het Vlaamse merkenbeleid van de Vlaamse Regering van de vorige legislatuur absoluut niet agressief zijn. Voor mij werkt dat ook niet polariserend. Sommigen willen dat misschien zo laten overkomen, maar het beleid van de Vlaamse Regering is daar uiteraard niet op gericht. Het is het tonen van de aanwezigheid in een stad, waar meerdere gemeenschappen leven. Tegelijk – het woord is meermaals gevallen – kan het een kwaliteitslabel zijn en de meerwaarde aantonen van de Vlaamse aanwezigheid in Brussel.
Na de voorstelling van het logo op 29 mei 2015 haalde voormalig staatssecretaris in de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en collegelid Bruno De Lille aan dat we misschien de term VGC ook moeten wijzigen in Nederlandstalige Gemeenschapscommissie. Ik weet dat dat leeft bij een beperkt segment van de politieke partijen hier. Dat zou een verkeerd signaal zijn, omdat het de band doorknipt tussen Nederlandstalig Vlaams Brussel en de rest van Vlaanderen.
U ziet, als bepaalde logo’s en symbolen worden gebruikt, welke reacties dat kan teweegbrengen. Ik ken mijn geschiedenis ook. Ik weet dat het vroeger de Nederlandstalige Cultuurcommissie werd genoemd, destijds opgericht door Vlaams minister Hugo Weckx. Maar er was een evolutie naar de VGC, ook om via een regierol bepaalde taken van plaatsvervangend bestuur te vervullen. Die evolutie moet worden voortgezet. De band tussen Vlaanderen en de Brusselse Vlamingen moet hiermee worden versterkt, uiteraard met respect voor en in overleg met de Franstalige gemeenschap in Brussel. Het heeft weinig zin om die band door te knippen en een eiland te gaan vormen.
Minister Gatz heeft het woord.
Ik baseer mijn beleid, en dat doet elke minister, in belangrijke mate, daarom niet uitsluitend, op studies en studiewerk. Die studies zijn niet onaanvechtbaar, daarom hebben we hier ook een parlementair debat, maar ze zijn toch belangrijk als basis.
Mijnheer Poschet, de volgende taalbarometer waarin deze elementen vervat zitten en die wetenschappelijk verantwoord is, gebeurt pas in 2019, omdat de vorige van 2013 is. De studie waarnaar ik daarnet verwees, is een tussentijdse studie. Ik wil wel eens kijken binnen de budgettaire mogelijkheden en andere noodzaken of we het sneller kunnen doen. Dat behoort tot de mogelijkheden, we bekijken het.
Er wordt verwezen naar studies en naar perceptie, die soms wordt gecreëerd in de Vlaamse en de Franstalige pers. Vandaag is er een heel andere perceptie gecreëerd, waarbij de Franstalige pers in ons voordeel pleitte en de Vlaamse niet met betrekking tot het Brusselse marshallplan. Maar dat is een debat op zich, heel interessant overigens. Het is dus gelukkig niet altijd zo.
Voor het tijdspad moeten we nu eerst verwachten dat de uitrol van de derde generatie N-logo’s binnen het onderwijs zijn beslag zal kennen. Zo kan de stad al wat wennen aan het nieuwe design. Daarna, of parallel ermee, kunnen we samen met de verantwoordelijke binnen de VGC bekijken hoe we dit uitrollen.
De Vlaamse huisstijl zal aanwezig blijven, in alle gedrukte informatie. In de mate dat de Vlaamse Gemeenschap ondersteunt, zal dat duidelijk herkenbaar zijn. Eerst komt het N-logo, daaronder komt de Vlaamse huisstijl als het over initiatieven en instellingen gaat die wij ondersteunen. Ook die zal dus zeker nog in Brussel te zien zijn.
Het was interessant dat u even het verschil tussen Brussel en Vlaams-Brabant hebt aangehaald. Het zijn mijn zaken niet, maar persoonlijk zou ik er niet voor pleiten om het N-logo te gebruiken in de Vlaamse Rand of in Vlaanderen. We zijn immers eigenaar van dat grondgebied, en in die zin is het ook duidelijk welke communicatie we helemaal niet onuitnodigend kunnen doen, vanuit een bepaalde duidelijkheid. Van Brussel zijn we geen eigenaar, maar maatschappelijk aandeelhouder, dus is het beter om daar een andere strategie, een verbindende strategie toe te laten. We kunnen het erover hebben hoe groot dat aandeelhouderschap wel is en dergelijke meer, met minderheidsblokkeringen en participaties. In dat licht is het echter wel logisch dat we daar een andere strategie kiezen, die echter compatibel en niet in tegenspraak is met de Vlaamse, maar net zo goed compatibel met de Brusselse, en er al evenmin mee in tegenspraak. Daarom denk ik dat we ter zake zowel met de Vlaamse Regering als met het College van de VGC een verstandige beslissing hebben genomen, die we nu nog verder gaan uitrollen, met een aantal modaliteiten en dergelijke meer.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Ik vind het interessant dat u bepaalde economische termen hebt gebruikt. U zegt dat we eigenaar zijn van het grondgebied van Vlaams-Brabant. Ik zou het niet durven zeggen, maar ik stel vast dat u het zegt. Hier in Brussel zijn we aandeelhouder, maar u hebt geen percentages genoemd, of gezegd dat we minderheids- of meerderheidsaandeelhouder zijn. We zijn in ieder geval ook investeerder in Brussel. We zijn financier. (Opmerkingen van minister Sven Gatz)
Niet iedere aandeelhouder investeert, maar we zijn dat in ieder geval. We moeten er echter ook voor zorgen dat we die meerwaarde durven aan te tonen. Ik blijf dat benadrukken en zal dat altijd blijven herhalen. Die negatieve perceptie, die hier zeker ooit heeft bestaan, moeten we durven ombuigen, maar dan moeten we ook niet bang zijn van onze eigen schaduw, onze eigen symbolen. Ik heb ook geen probleem met de aanwezigheid van de Franse Gemeenschap hier in Brussel. Voor mij is dit een gedeelde hoofdstad, een hoofdstad die toekomt aan de Vlaamse Gemeenschap, een hoofdstad die toekomt aan de Franse Gemeenschap. Het is ook een hoofdstad met heel wat nieuwkomers, net als andere steden in dit land. Het specifieke aan Brussel is dat het een gedeelde stad is, en een hoofdstedelijke functie moet uitoefenen. Ik zou zelf nooit termen als ‘aandeelhouder’ gebruiken, want dan gaat men onmiddellijk zeggen dat men meerderheidsaandeelhouder is en de lijn bepaalt. Een investeerder kan ook de lijn bepalen van een stad. U woont hier al lang genoeg. U hebt het hier ook zien evolueren. Ik denk dat iedereen ervan overtuigd is dat wat Vlaanderen in Brussel doet, echt van belang is en bijdraagt tot de welvaart en het welzijn in deze stad.
We zullen zien hoe het logo in de toekomst zal worden gebruikt. Ik hoop dat de Vlaamse huisstijl ook zichtbaar aanwezig zal zijn bij Vlaamse instellingen die niet afhankelijk zijn van de VGC, op bepaalde communicatiedragers. We moeten durven te uiten dat Vlaanderen hier ook aanwezig is, net zoals de Franse Gemeenschap dat ook doet.
Wat me wel stoort, is de hele discussie over de Fédération Wallonie-Bruxelles, maar die moeten we hier niet voeren. Om te beginnen is dat juridisch niet correct: er bestaat geen federatie van Wallonië en Brussel. Ik hoop dan ook de Vlaamse Regering zich daartegen zal blijven verzetten. Ik heb ook ideeën over hoe ik Vlaanderen een andere benaming zou geven, maar de Vlaamse Regering gebruikt geen andere benaming dan de daadwerkelijk gebruikte.
Wat belet u?
Daarvoor hebben we een staatshervorming nodig. Een aantal jaren geleden was er een staatshervorming, die door uw partij werd gesteund. U hebt daarbij niet gewijzigd wat ondertussen wel door anderen wordt gebruikt. Het stoort me dat men hier telkens doet uitschijnen dat wij een onderdeel zijn van een federatie tussen Wallonië en Brussel. Ik droom van een Belgisch confederaal bestel, en ik heb de indruk dat het daarheen zal evolueren. Zolang dat er nog niet is, bestaat er ook geen federatie tussen Wallonië en Brussel, geen federatie tussen Vlaanderen en Brussel. Men moet dus correct zijn.
Ik heb echter absoluut geen probleem met de aanwezigheid van de Franse Gemeenschap. Ik ben ook van overtuigd dat dit een meerwaarde is, maar dan wel in overleg en respect voor de Vlaamse gemeenschap hier in Brussel.
Minister, u begeeft zich graag op glad ijs door wat debat uit te lokken. Dat siert u wel. Dan zie je eigenlijk meteen dat men bij de N-VA op de achterste poten staat, of toch wel heel erg op zijn hoede is. Het siert u echter dat u dat debat ook wilt aangaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.