Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, begin mei kreeg ik een nieuwsbrief van de provincie Antwerpen, waarin werd aangekondigd dat de provincie, in het kader van het provinciaal welzijnsbeleid, waarvan ik had begrepen dat het een persoonsgebonden aangelegenheid is en dus geen bevoegdheid van de provincie meer is, de opstart van wijkgezondheidscentra steunt. De provincie Antwerpen zal via haar dienst Welzijn en Gezondheid, door middel van impulssubsidies, middelen vrijmaken voor opstartende wijkgezondheidscentra op het grondgebied van de provincie.
Minister, in uw beleidsnota maakte u ook melding van de belangrijke rol die de wijkgezondheidscentra hebben bij het garanderen van het sociaal grondrecht op gezondheidszorg. Dat impliceert dat er in preventiestrategieën en gezondheidscampagnes bijzondere aandacht moet gaan naar het bereiken van kwetsbare groepen.
Minister, in welke mate werden er afspraken gemaakt met de provincies? Ik denk dan meer specifiek aan wat er in het begin van deze legislatuur is gebeurd: de provincie ontwikkelt initiatieven rond persoonsgebonden aangelegenheden, zet ze niet voort en men komt dan bij Vlaanderen aankloppen. Het is belangrijk om daar afspraken over te maken of duidelijke richtlijnen aan de provincies te geven volgens de beleidsvisie in de beleidsnota. Gaat de ondersteuning door de provincie Antwerpen uit van een gestroomlijnd initiatief met de inspanningen die u voor Vlaanderen aankondigde, of gaat het om een vrijstaand initiatief van de provincie?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, wijkgezondheidscentra zijn zeer belangrijk. Het staat ook in de beleidsnota dat we ze moeten ondersteunen en dat ze een gecoördineerde aanpak verdienen. Dit mag, eerlijk gezegd, niet afhangen van de goede wil in een provincie. We willen over heel Vlaanderen en Brussel wijkgezondheidscentra. Ik wil de vraag dus iets opentrekken: hebt u al zicht op hoe u die plannen zult uitrollen?
Mevrouw Taelman verwijst naar Modem en terecht. Het is een goede manier van werken vanuit de provincie Antwerpen waar men historisch gezien best veel inspanningen doet op het vlak van persoonsgebonden materies. Dat mag nu niet meer, dat betekent het einde van een aantal initiatieven die we met zijn allen goedvinden. In de provincieraad werden over alle fracties heen moties goedgekeurd om dit toch te behouden. Het overleg tussen de provincies en de Vlaamse overheid over hoe de beleidsniveaus op elkaar kunnen inspelen, is broodnodig.
Mevrouw Taelman, ik had even begrepen dat de provincie het beleid van de Vlaamse Regering mee moet uitvoeren, maar ik hoop toch dat er meer samenwerking kan zijn en dat verschillende beleidsniveaus samen plannen maken waarbij elk niveau inspraak heeft. Het kan niet de bedoeling zijn dat het hoogste niveau beslist wat de rest moet doen, er moet dus overleg zijn. Het is belangrijk dat in de verschillende projecten en initiatieven in de provincies van ons land geen kinderen met het badwater worden weggegooid, dat is echter wat er nu gebeurt.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mevrouw Taelman, de provinciale subsidie waarnaar u verwijst, is inderdaad een vrijstaand initiatief van de provincie Antwerpen. Daar zijn geen richtlijnen over gegeven aan de provincies. Het gaat hier wel over impulssubsidies. Na de laatste staatshervorming zijn een aantal welzijnstaken weggehaald bij de provincies. We hebben een heel transitieproces gevoerd om die zaken over te nemen door de Vlaamse overheid. Daarbij zijn bestuursovereenkomsten afgesloten met alle provincies. Elke provincie mag op haar maat of volgens haar prioriteiten impulssubsidies geven voor een aantal zaken. Dit mag op termijn echter niet leiden tot een impliciete vraag aan de Vlaamse overheid om te financieren en dit moet compatibel zijn met het Vlaamse beleid. Daarom zijn het ook impulssubsidies binnen het bestuursakkoord.
Wat de financiering van de wijkgezondheidscentra betreft, doen wij onder meer met het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) een aantal zaken. Ook via financieringen aan de koepel maken wij een aantal zaken mogelijk. Wij zorgen nog voor een beperkte tegemoetkoming maar verder gaat het over een federale aangelegenheid. Het gaat immers over de betaling van medische en paramedische prestaties.
Wij staan nu voor een nieuwe fase aangezien die bevoegdheden volledig zullen verdwijnen bij de provincies. Momenteel maken we een inventaris met de provincies en gaan we na hoe de middelen voor netwerkondersteuning en impulsacties zullen worden overgedragen naar het Vlaamse of lokale niveau. Daarna zal onderzocht worden hoe de personeelsoverdracht zal gebeuren. Voor de impulsacties wordt per actie een perspectief geformuleerd en door het betrokken agentschap wordt een transitietraject voorbereid. De timing wordt afgesproken in overleg met minister Homans die op Vlaams niveau verantwoordelijk is voor de operatie.
Vaak zijn die impulsfinancieringen niet recurrent. Daarbij rijst de vraag naar de continuering. Die oefening wordt gemaakt.
Wat ons betreft, moet een en ander passen in de ontwikkelingen van de eerste lijn. We starten binnenkort een denkproces over de evolutie naar een meer integrale zorg en een reorganisatie van het mesoniveau in de eerste lijn. De organisatie van de ondersteuning van de eerste lijn is een bevoegdheid geworden van de gemeenschappen en het is onze ambitie om dat zo goed mogelijk en in overleg met alle actoren op te bouwen. Op die manier willen we ons voorbereiden op de uitdagingen van de toekomst, namelijk meer nood aan chronische zorg, multidisciplinariteit, multiculturaliteit enzovoort.
We willen ook zorgen voor minder versnippering van het ondersteuningsaanbod. We hebben daar een voorbereidingstraject voor opgezet. Aan dat traject zullen de vertegenwoordigers van de verschillende betrokken zorgaanbieders en organisaties deelnemen. Ook de wijkgezondheidscentra zullen vertegenwoordigd zijn gezien hun belangrijke rol in het bereiken van kwetsbare groepen bij preventiestrategieën en gezondheidscampagnes. Dat is de invalshoek waar wij ook expliciet bevoegd voor zijn.
Dit zal begin 2017 leiden tot een conferentie over de ontwikkeling in de eerste lijn waarbij die voorstellen zullen worden besproken. Op basis daarvan zal worden gekeken hoe de decreten die de zaken regelen op Vlaams niveau, moeten worden aangepast.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord dat duidelijk schetst dat de provincies zich ervan bewust zijn dat het over impulssubsidies gaat. De akkoorden zijn gesloten en de aangelegenheden verlaten het provinciale niveau. Er wordt een volledig traject doorlopen om na te gaan of die aangelegenheden naar het Vlaamse dan wel het lokale niveau gaan. Toch dreigt men op die manier, door nieuwe initiatieven te nemen, mensen voor voldongen feiten te plaatsen en problemen bij te creëren. Het lijkt me dan ook niet slecht dat de provincies hier wat meer terughoudendheid aan de dag leggen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Als inwoner van de provincie Antwerpen en geïnteresseerde in het welzijnsbeleid heb ik die nieuwsbrief over het provinciaal welzijnsbeleid ook gekregen. Ik heb daarbij hetzelfde vastgesteld. De provincie mag natuurlijk impulssubsidies geven. Ik stel vast dat de provincie daar heel actief in is. Iedereen die aanvragen doet, beseft echter dat dit heel tijdelijk is. Dat staat ook uitdrukkelijk in die reglementen en in die aanvraagformulieren. Het is inherent aan een impulssubsidie om een bepaald initiatief te nemen, maar dat vraagt nadien wel terughoudendheid.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik vind dit een heel raar debat. De provincie Antwerpen stimuleert het opstarten van wijkgezondheidscentra. Dan ga ik ervan uit dat we blij zijn dat dit gebeurt, want dit is een belangrijke hefboom om gezondheid dichtbij de mensen te brengen.
De Vlaamse overheid heeft een aantal extra bevoegdheden inzake eerste lijn. Het is dan ook cruciaal dat we daarop inzetten. Als een ander beleidsniveau initiatieven wil nemen, moeten we blij zijn dat het dat doet in plaats van een brief te sturen dat het daarmee moet stoppen. Ik vind dat een bijzonder gekke manier van werken. Wanneer de provincie Antwerpen – en Groen zit daar niet in de meerderheid – noden ziet, dan is het goed die te signaleren. Misschien bestaan er effectief drempels die ervoor zorgen dan wijkgezondheidscentra niet van de grond komen en moeten we die wegwerken. Dat initiatief moet niet van de provincie Antwerpen afhangen, maar moet op Vlaams niveau worden genomen. Wij moeten nagaan welke noden er zijn en hoe wij ervoor kunnen zorgen dat die worden weggenomen.
Minister, u zegt dat er al een en ander gebeurt en dat het voornamelijk een federale bevoegdheid betreft. Het is echter geen louter federale bevoegdheid om die wijkgezondheidscentra van de grond te krijgen. Dat is ook voor een groot deel een Vlaamse bevoegdheid. Vlaanderen beschikt over een aantal hefbomen om dat in gang te zetten.
U verwijst ook naar het VIPA. Ik heb daar een beetje moeite mee omdat we weten hoe het gesteld is met de VIPA-middelen. Persoonlijk heb ik ook weet van minstens een wijkgezondheidscentrum dat er niet zal komen omdat de middelen van het VIPA zijn stopgezet.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het merendeel van mensen in een lage sociaal-financiële toestand gaat bij een individuele huisarts en niet per se naar een wijkgezondheidscentrum.
Ik denk dat we absoluut nood aan coördinatie hebben. De wijkgezondheidscentra zijn er, oké, maar die centra uitbreiden naar de verschillende provincies, zonder coördinatie, dat vind ik ongehoord.
Ik sluit me min of meer in dezelfde zin aan. We zijn niet tegen de wijkgezondheidscentra, maar we pleiten wel voor een gelijk speelveld. Ik ken collega’s in Antwerpen en Brussel die met twee of drie gaan samenwerken en met eigen middelen een gebouw renoveren. Ze trekken daarvoor ook een diëtiste en psycholoog aan. Ze doen dat met eigen middelen. Ik heb dat ooit ook zelf nog gedaan. We hadden drie psychologen op de eerste verdieping ondergebracht. Op dat moment werd dat allemaal niet terugbetaald, maar we zorgden ervoor dat de patiënten er terechtkonden, zelfs als ze niet de nodige financiële middelen hadden.
Ik pleit voor een gelijk speelveld. Dat zal zeker een agendapunt zijn voor de eerstelijnsconferentie. Individuele initiatiefnemers mogen niet worden benadeeld. Ze leveren erg goed werk in de grootstad. In Brussel zijn meer dan duizend huisartsen, waaronder 80 tot 85 Nederlandstaligen. We mogen hen niet in de kou zetten door een apart statuut en impulssubsidies in het leven te roepen. Na een incubatieperiode moeten we erop toezien dat de wijkgezondheidscentra leefbaar zijn. De goede omkadering moet er zijn. Maar volgens mij moet dat op termijn op generieke wijze gebeuren.
Mijnheer Persyn, en ook mevrouw Saeys: jullie hebben het over “een gelijk speelveld” en over “concurrentie”. In wijkgezondheidscentra werkt men op basis van een bepaald financieringsmodel samen opdat de bestaande ongelijkheid op het vlak van de toegang tot medische zorg wordt weggewerkt. Dat is het uitgangspunt. Er zijn nuttige privé-initiatieven die de eerste lijn goed uitbouwen. Dat beantwoordt aan een nood en is dus verantwoord. Binnenkort zullen we het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) bespreken. Ongetwijfeld zullen wijkgezondheidscentra dan opnieuw als een speerpunt van het beleidsdomein Welzijn naar voren worden geschoven. Voor een bepaalde groep is medische onderconsumptie immers jammer genoeg een feit. De schampere opmerkingen die ik hier hoorde, verbazen me niet. We zullen daar nog op terugkomen wanneer we het over het VAPA hebben, is het niet?
Dit debat vloeit niet rechtstreeks voort uit mijn vraagstelling. U hebt het over schampere opmerkingen, mijnheer Van Malderen. Dat was alleszins niet mijn bedoeling. Ik treed mevrouw Saeys en de heer Persyn wel volledig bij. Er gebeuren al heel veel sociale correcties. Het klopt dat dit iets voor het federale niveau is. Als we almaar meer subsidies zouden geven, wat dan? Pleit u voor een tweesporenbeleid? Een level playing field waarover de heer Persyn het heeft, is echt nodig. Het klopt niet dat men hier schamper uithaalt.
Ik was zelf een van de gangmakers van de sociale derdebetalersregeling die sinds 1 juli 2011 in werking is. Die regeling zorgt voor een enorme drempelverlaging. Ik kwam geregeld in de Antwerpse binnenstad, waar heel wat nieuwe Vlamingen of nieuwe Belgen van Marokkaanse origine bij jonge huisartsen terechtkunnen voor de derdebetalersregeling. Ga maar eens naar de Carnotstraat: dat zijn prachtige groepspraktijken. U sprak ons aan, mijnheer Van Malderen. Ik pleit er toch voor dat we de discussie op een serene manier voeren en zorgen voor een level playing field. Ik kan me inbeelden dat we inzake subsidies of financieringsmodaliteiten nood hebben aan modules, maar we mogen toch niet met twee maten en twee gewichten werken. U wekt de indruk dat kansengroepen in grootstedelijke milieus verstoken blijven van eerstelijnszorg, maar het tegendeel is waar. Ik wil u meenemen hoor: ik ken de wijkgezondheidscentra, maar ik ken net zo goed de goedwerkende privé-initiatieven.
Dit is een boeiende discussie. Ik ging ervan uit dat we met zijn allen voorstanders waren van wijkgezondheidscentra, maar ik hoor dat we die vooral niet moeten stimuleren. Dat is een gewrongen standpunt. Wijkgezondheidscentra moeten toegankelijker en betaalbaarder worden gemaakt. Het is ook belangrijk dat er verschillende specialismen samenzitten, zodat mensen heel gemakkelijk de integrale gezondheidszorg krijgen die ze nodig hebben. Dat is een mooi project.
In het regeerakkoord lees ik dat we dat moeten stimuleren, maar blijkbaar staan niet alle regeringspartijen daar achter. Men is voor, maar men wil vooral geen “concurrentievervalsing”. Het is het een of het ander: we gaan ervoor of we gaan er niet voor. Ik zeg niet dat daarom een arts in een wijkgezondheidscentra vijf keer meer moet verdienen dan een zelfstandig werkende arts. Maar we moeten toch nadenken over het feit dat ze er nu niet zijn. We moeten de drempels zoeken en die dan wegwerken. Dat is de bedoeling. De handrem die hier wordt opgetrokken, die moeten we loslaten. Het is hoog tijd.
De hertekening van de eerste lijn wordt geagendeerd, en deze discussie kan daar perfect worden ingepast.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, er zijn hier al veel interessante zaken gezegd. Ik moet de heer Persyn volledig bijtreden. Ik ben niet tegen wijkgezondheidscentra op zich, maar wel tegen een tweesporenbeleid. Mevrouw Taelman zei dat ook. Als individuele huisarts of via groepspraktijken komen wij zeer veel in contact met mensen die het niet erg breed hebben. We passen nu al dikwijls het derdebetalerssyteem toe. Ook de maximumfactuur bestaat. Er moet goed worden overlegd – met de mensen van de wijkgezondheidscentra, maar vooral ook met de individuele huisartsen, want zij bereiken uiteindelijk de meeste mensen met een laag inkomen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.