Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, u zult zeggen dat de kinderbijslag in Brussel uw bevoegdheid niet is, aangezien dat door de zesde staatshervorming overgeheveld is naar de gemeenschappen, dus in het geval van Brussel naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). Er werd bij die overdracht echter ook overeengekomen dat de GGC moet handelen in het belang van zowel de Vlaamse als de Franse Gemeenschap.
Het is een uitspraak van een partijgenoot van u, de heer Walter Vandenbossche uit Brussel, die mijn aandacht heeft getrokken. Hij stelde namelijk vast dat er een overlegstructuur is opgericht tussen de Franse Gemeenschap en de GGC. Ik wil het hier niet hebben over de specifieke uitbetalingsinstellingen en over hoe ze dat zullen uitwerken, maar we hebben wel vastgesteld dat er geen overlegstructuur is opgericht tussen Vlaanderen en de GGC. Blijkbaar worden de Vlaamse kinderbijslagfondsen ook niet bij de gesprekken betrokken. De redenering daarachter zou te maken met de schaalgrootte. Het aantal Nederlandstalige Brusselaars is beperkt, en dus ook het aantal leden van die kinderbijslagfondsen. Daarom worden zij niet betrokken bij het overleg.
Dit is ook al bod gekomen in een verenigde vergadering van de GGC. Brussels minister Frémault heeft toen geantwoord dat dat een Brusselse bevoegdheid is. Ze heeft de vragen wat omzeild, maar zei wel dat ze, met het oog op een grotere schaalgrootte en om een zo eenvoudig mogelijk systeem uit te werken in Brussel, wel wil nagaan of er kan worden samengewerkt met de deelstaten.
Ik heb twee concrete vragen. Is er inderdaad een overleg tussen de Franse Gemeenschap en de GGC? Is dat ook met Vlaanderen het geval? Met andere woorden, heeft Vlaanderen al overleg gepleegd met de GGC over het dossier van de kinderbijslag? Zijn daar knelpunten over opgesomd? Zijn er initiatieven genomen?
In welke mate is een poging tot samenwerking tussen Vlaanderen en de GGC georganiseerd?
Ik vermoed dat u op basis van het dossier dat in Vlaanderen loopt, contacten hebt met de Vlaamse kinderbijslagfondsen. Is het inderdaad zo dat zij in Brussel worden uitgesloten? Dat zou betekenen dat de Nederlandstalige Brusselaars niet verder zouden kunnen worden geholpen door hun eigen kinderbijslagfondsen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Er bestaat een comité ad hoc Kinderbijslag waarin elke entiteit vertegenwoordigd is. Vorige week was er nog een vergadering van dat comité omdat een aantal zaken moeten worden voorbereid. Zo moeten protocollen worden opgemaakt over afspraken die tussen de verschillende instanties die bevoegd zijn voor de kinderbijslag, moeten worden gemaakt. In dat comité is er overleg, ook met de vertegenwoordigers van de GGC. Ik heb geen kennis van het feit dat dit soort van kwesties daar zou zijn gesignaleerd.
Er bestaan op dit moment geen Vlaamse kinderbijslagfondsen. Er zijn wel Belgische kinderbijslagfondsen die in België en/of Vlaanderen actief zijn. Ik kan bevestigen dat in Vlaanderen de kinderbijslagfondsen die zijn erkend als Belgische vereniging zonder winstoogmerk, betrokken zijn bij de gesprekken en de studies die wij doen. Wij praten met de vertegenwoordigers van die kinderbijslagfondsen.
U vraagt ook naar een eenvormig systeem van uitbetalingen, maar dat ligt nog niet vast. Ik kan u daar dan ook geen antwoord op geven. De logica van de staatshervorming is dat het toekennen van autonome bevoegdheden aan de deelstaten niet per definitie betekent dat die deelstaten hetzelfde zullen doen. In dat geval moet men ze geen autonomie geven. Maar daar is nog geen uitspraak over gedaan. Er is ook dan ook nog geen afstemming tussen de verschillende gemeenschappen over het systeem van uitbetalingen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, mijn schriftelijk ingediende vraag was enigszins anders geformuleerd en niet helemaal correct. In mijn mondelinge vraag heb ik dat rechtgezet.
U zegt dat in het comité ad hoc Kinderbijslag de verschillende gemeenschappen aan tafel zitten. We weten echter allemaal dat in Brussel de vier Franstalige partijen hebben gezegd dat ze hun beleid voor Brussel en Wallonië op het vlak van kinderbijslag zoveel mogelijk op elkaar willen afstemmen. Ze willen dat ook doen voor welzijn en gezondheid. Het gaat dan over de zogenaamde Sainte-Emilie-akkoorden. Ik vrees dat ze zich vooral zullen richten op de Franstalige gemeenschap in Brussel. Als we dan de geruchten horen, die u niet bevestigt, dat er een overlegstructuur tussen de Franstalige gemeenschap en de GGC zou zijn opgericht, dan stel ik me daar vragen bij. Er is immers ook een Nederlandstalige gemeenschap in Brussel die ook bij die gesprekken moet worden betrokken. Mijn angst en vrees is dat de Nederlandstaligen in Brussel niet aan bod zullen komen in de nieuwe structuur.
Wat de kinderbijslagfondsen betreft, bedoel ik inderdaad de Belgische kinderbijslagfondsen die ook in Brussel de Nederlandstalige gemeenschap dienen. Wij krijgen heel wat verontruste berichten van die kinderbijslagfondsen dat zij in Brussel niet mee aan tafel zitten. Dat is een grote zorg.
Minister, aangezien elke gemeenschap vertegenwoordigd is in dat comité, kunnen die vragen het best daar eens worden gesteld. Dit onderwerp is al aan bod gekomen binnen de GGC. Brussels staatssecretaris Debaets heeft daar gezegd dat iedereen moet worden betrokken, wat me wel enigszins gerustgesteld heeft, maar minister Frémault heeft dat allemaal wat omzeild. Minister, dit is een angst die leeft bij mijn fractie. Vandaar mijn vraag om rekening te houden met die bezorgdheid in dat comité.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik ben het ermee eens dat het belangrijk is te weten hoe zij dat zullen organiseren. In die zin zal ik daar zeker rekening mee houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.