Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, sociale dumping is en blijft een dossier dat volop in beweging is. De actualiteit is dat een aantal Kamerleden van de meerderheid het blijkbaar nodig vinden om een tandje bij te steken. Dat is niet onterecht. We stellen vast dat de sector op de nagel blijft kloppen dat de impact van sociale dumping nefast is voor de economische resultaten. Zij hebben daar volgens mij gelijk in. Er zijn maar weinig ondernemers – in de bouwsector, grote of kleine, in alle mogelijke deelsectoren – die zich niet terecht beklagen over het feit dat hun harde werk, hun vakbekwaamheid en hun inzet niet renderen zoals het zou moeten omdat andere mensen de spelregels niet respecteren en daardoor de markt verzieken.
Nu was ik op 23 april aanwezig bij de voorstelling van de jaarresultaten van de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB). Zij spraken op hun beurt de vrees uit dat die praktijk niet alleen nefast is voor de bouwsector an sich, maar zelfs zou wegen op de economische groei in het algemeen. Het is een boutade in Vlaanderen en België dat als het goed gaat met de bouw, het goed gaat met iedereen. Dat betekent echter ook dat als die bouwsector niet de normale groei kan genereren, je dan inteert op de groei in je economie in het algemeen. Dan wordt die bouwsector eigenlijk een blok aan het been van een economische relance – een doel waar we allemaal achter staan, ondanks het feit dat we van mening verschillen over de middelen. Ik vind het dus de verantwoordelijkheid van de Vlaamse overheid om alle middelen die we ter zake zouden kunnen aanwenden, ook te gebruiken, zonder te veel schroom, zonder ons zorgen te maken over de schoonheidsprijs. Ik denk dat het doel belangrijker is.
Mijn vraag is eigenlijk opgehangen aan twee aspecten. Ten eerste is er de Vestigingswet. Die kan een aantal voorwaarden opleggen met betrekking tot beroepsbekwaamheid. Er zijn negen clusters van gereglementeerde bouwberoepen. Op die manier kan worden aangetoond dat iemand over voldoende beroepskennis beschikt. Dat is ook belangrijk voor die andere speler in dit spel, de consument. Het lijkt me dat de Vestigingswet op die manier mogelijk een middel zou kunnen zijn in de strijd tegen sociale dumping. We moeten vaststellen dat er ook in deze sector ongeschoolde en – wat misschien belangrijker is – ook vakonbekwame mensen worden ingeschakeld om tegen dumpinglonen taken van gespecialiseerde bouwvakkers over te nemen. Als ik hier de woorden ‘ongeschoold’ en ‘vakonbekwaam’ gebruik, dan is dat niet om het te hebben over de looncategorieën die in de bouwsector bestaan, waar een kwart van de mensen nog altijd officieel ongeschoold is. Het gaat over mensen die niet in staat zijn om de gevraagde, gewenste en noodzakelijke kwaliteit te bieden die de consument nodig heeft. Dat geeft uiteraard ook veiligheidsrisico’s.
In Vlaanderen hebben we ook een vehikel, het Vlaams Bouwoverlegcomité (VBOC), waar de overheid in gesprek treedt met die bouwsector. We hebben ook de bevoegdheid. Minister, wat houdt ons dus tegen om daarmee aan de slag te gaan? We hebben een vehikel, we hebben de bevoegdheid en we zien de mogelijkheid.
Bij eerdere vragen hebben we het hier gehad over de opvolging van de problematiek door de Vlaamse sociale inspectie. Ik denk dat we ter zake twee mogelijkheden hebben: enerzijds het verlenen van arbeidskaarten, anderzijds controle en vervolging. Uit eerdere vragen is gebleken dat er sprake is van een zeer beperkt aantal vervolgingen als gevolg van pv’s. Het waren er vier, dacht ik. Ondanks alle zoekwerk heb ik tot nu toe niet kunnen achterhalen wat het reële resultaat is van die vervolgingen. Het is één zaak om administratief dingen op te volgen, om pv’s op te maken – dat waren er al niet te veel –, waarna er dan ook nog eens moet worden vervolgd. Als mensen schuldig zijn, zou het sluitstuk toch een veroordeling moeten zijn. Ik vind daar te weinig van terug, en ik kan evenmin terugvinden of Vlaanderen zich in dezen partij heeft gesteld in eventuele – want ik moet het antwoord schuldig blijven – rechtszaken. Als dat niet zo zou zijn, dan is mijn pleidooi bij dezen impliciet ook duidelijk, denk ik.
Minister, acht u de Vestigingswet inzetbaar als middel tegen sociale dumping? Welke initiatieven denkt u te kunnen nemen? Kunt u bevestigen dat deze problematiek reeds ter sprake is gekomen in het VBOC? Wat zijn de resultaten? Indien niet, plant u dat dan? Hoe zult u de bevoegdheden van de Vestigingswet die in het kader van de zesde staatshervorming zijn overgedragen, aanwenden? Welke bijsturingen acht u nodig? Welke initiatieven zult u ter zake nemen?
Kunt u een overzicht geven van de recente activiteiten van de inspectie met betrekking tot het verstrekken en de controle van arbeidskaarten? Wat is tot op vandaag de stand van zaken met betrekking tot de vier lopende vervolgingen waar we van uitgaan? Stelde Vlaanderen zich partij? Waarom wel of waarom niet? Waarom doet men dat niet systematisch? Bent u bereid om, als het nodig is, die houding te wijzigen en dat wel te doen?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, sociale dumping moet inderdaad worden aangepakt. Ik wil echter even ingaan op het punt van de Vestigingswet dat de heer Van Malderen heeft aangehaald. Mijnheer Van Malderen, u suggereert de Vestigingswet strenger te maken. We zijn niet per definitie tegen een evaluatie en, indien nodig, een bijsturing, maar het lijkt ons beter om dit in functie van een algemene kwaliteitsverhoging van zelfstandigen door te voeren. De Vestigingswet eigenlijk gebruiken als een instrument om bepaalde mensen uit te sluiten, is volgens ons niet de juiste insteek. Dat neemt natuurlijk niet weg dat onbekwame cowboys uit ons land en het buitenland natuurlijk moeten worden tegengehouden.
Minister, naar aanleiding van een eerdere vraag hier in de commissie had u al gesteld dat u zou inzetten op goede bilaterale contacten met de sociale departementen van de landen van herkomst van die buitenlandse werknemers. Hoe staat het met die contacten en zijn er landen waarmee u prioritair contacten onderhoudt in het kader van deze problematiek?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, als u mijn mening wilt kennen over de vraag of de Vestigingswet daar een oplossing voor kan bieden, dan is mijn antwoord neen. Ik weet echter niet wat de minister zal antwoorden. Dat is niet de vraag van Bouwunie. Bouwunie vraagt eigenlijk op twee niveaus een aantal aanpassingen. Het eerste niveau is Europa, en bij mijn weten is dit niet het Europees Parlement. Ze vragen inderdaad dat er Europees een databank van sociale fraudeurs zou worden opgezet, die door alle lidstaten kan worden geraadpleegd.
Het tweede niveau is federaal. Dit is hier ook niet het federaal parlement, we zitten niet in de Kamer, we zitten in het Vlaams Parlement. Daar zou men een aantal zaken kunnen doen: bijvoorbeeld bij overheidsopdrachten de erkenningsreglementering nog verstrengen, bijvoorbeeld werken met een visuele badge die heel duidelijk zichtbaar is. Daar moeten ook de controles vanuit komen. Het is niet Vlaanderen dat controleert in functie van de federale wetgeving. Wij hebben ook altijd gezegd dat als je een loonlastenverlaging hebt, er ook minder zal kunnen worden gefraudeerd, want dan heb je automatisch een lagere kost voor de mensen die bij ons zijn. Tenzij de minister mij tegenspreekt, zeg ik op uw vraag omtrent de Vestigingswet: neen.
Minister Muyters heeft het woord.
De sociale dumping is hier al aan bod gekomen. We moeten alles doen wat we kunnen om daar oplossingen voor te bieden.
Ik wil het in een wat breder kader plaatsen. In het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap staat een artikel dat zegt dat de Europese interne markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat waar het vrije verkeer van diensten gewaarborgd is. Overeenkomstig artikel 43 van het verdrag is de vrijheid van vestiging gewaarborgd. In artikel 49 is het recht op het verrichten van diensten binnen de Europese Gemeenschap vastgelegd. De Europese Dienstenrichtlijn stelt dat de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit niet afhankelijk mag zijn van een vergunningsstelsel, tenzij aan een aantal voorwaarden is voldaan. Een daarvan is dat de beperking van de toegang moet gerechtvaardigd zijn om een dwingende reden van algemeen belang, bijvoorbeeld redenen in verband met de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu. Dit is het Europese kader dat de Vestigingswet ook moet respecteren.
De Vestigingswet is er in eerste instantie op gericht om ervoor te zorgen dat er voldoende kwaliteitsvolle dienstverlening voor de consument is. Dat is de essentie van de zaak. Ze bepaalt voor een aantal beroepen of diensten de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om een zelfstandige activiteit te kunnen uitoefenen. Zo kan worden aangetoond dat iemand over voldoende beroepskwalificaties beschikt om een zelfstandige activiteit uit te oefenen en kan er een minimale garantie worden geboden aan de consument.
Wanneer een buitenlands bedrijf of zelfstandige een dienst wil verlenen in Vlaanderen, moet die voldoen aan de Europese regelgeving en de regels die hier gelden. Indien wij voor bepaalde beroepen voorwaarden opleggen met betrekking tot beroepskwalificaties, vragen we hiervoor aan de buitenlandse onderneming een Europese verklaring van de verrichte werkzaamheden. In die verklaring bevestigt de bevoegde instantie in het land van herkomst hoeveel jaar ervaring het bedrijf heeft in een bepaalde activiteit. Deze Europese verklaring laat ons dan toe om na te gaan of het buitenlandse bedrijf in eigen land wettelijk in orde is met betrekking tot de activiteiten die het in het kader van het vrij verkeer van diensten bij ons komt uitvoeren. Als het bedrijf om een of andere reden die Europese verklaring niet kan voorleggen, dan moet het dezelfde bewijsstukken van beroepsbekwaamheid voorleggen als diegene die bij ons gelden. Maar eerst moet het bedrijf voldoen aan de voorwaarden bij hen. Dan zijn we in lijn met de aanpak in de EU in het algemeen en in onze buurlanden in het bijzonder.
Deze problematiek is aangekaart in het VBOC. De afspraak is gemaakt dat mijn kabinet hier verder bilateraal over afstemt met de bouwsector. Er zijn al gesprekken gevoerd. We gaan kijken of het zinvol is. Dat is een beetje wat mevrouw Talpe zegt. Onze eerste indruk is, zoals de heer Gryffroy zegt, dat het niet zinvol is om hier veel aan te doen omdat de wetgeving in het moederland geldt, behalve voor wie daar niet actief is.
Wat betreft een mogelijke aanpassing van de regelgeving – ik zie dat wat ruimer en niet op basis van de dumping – willen wij in het najaar bekijken om het vestigingsbeleid te vereenvoudigen, te moderniseren en af te stemmen op het Europese beleid. Ook dat zal uiteraard gebeuren met de stakeholders.
Ik kom bij de laatste vraag, over de inspectie. U weet dat onze inspectie bevoegd is om overtredingen rond buitenlandse arbeidskrachten vast te stellen. In 2014 zijn er in totaal 885 inspecties uitgevoerd in het kader van het toezicht op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers. Tijdens de reguliere bouwcontroles heeft de Vlaamse inspectie 86 werkgevers en 859 werknemers gecontroleerd. Aansluitend werden binnen het samenwerkingsakkoord met de federale inspectiediensten 66 gecoördineerde bouwacties uitgevoerd, waarbij 893 werkgevers en 2524 werknemers werden gecontroleerd.
Een onmiddellijk gevolg van de vaststelling van een inbreuk kan zijn dat de arbeidsvergunning en de arbeidskaart ingetrokken worden. Dat is in 2014 gebeurd voor 45 arbeidsvergunningen en arbeidskaarten B. Een tweede gevolg is de sanctionering van de inbreuken die in de eerste plaats door de gerechtelijke instanties gebeurt, en in de tweede plaats kan de bevoegde administratie een administratieve geldboete opleggen. Dat is een tweede gevolg dat er kan zijn van de sanctionering van de inbreuken.
Er is geen structurele opvolging door mijn Vlaamse administratie van de sanctionering door de gerechtelijke instanties, zoals u stelt. De Vlaamse overheid kan zich geen burgerlijke partij stellen aangezien zij geen procesbelang heeft. In het algemeen kan ik u wel meegeven dat de vervolgingsgraad van de parketten in die dossiers laag ligt. De vervolgingsgraad door de arbeidsauditeurs aan Nederlandstalige kant bedraagt 30 tot 35 procent. Het opleggen van administratieve geldboeten inzake overtredingen op de reglementering buitenlandse arbeidskrachten was tot voor kort federale bevoegdheid. De Dienst Administratieve geldboeten van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (WASO) kan daarover de meest actuele cijfers en tendensen geven. In 2013 werden 509 inbreuken beboet voor een totaalbedrag van 1.101.408 euro, dus gemiddeld 2163 euro per inbreuk. Dat is informatie die mijn kabinet heeft gevonden bij de FOD WASO.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik zal het verslag moeten nalezen.
Bij een vorige gelegenheid was er sprake van vier vervolgingen. Ik wou via deze vraag te weten komen wat de stand van zaken is. Zijn ze stopgezet? Zijn er uitspraken? U hebt op een deel van de vraag geantwoord, maar ik blijf echt in het ongewisse. Ik heb gegoogled, maar ik vind geen vonnis. Ik zou hopen dat de administratie dit opvolgt en dat u ons deze informatie kunt geven. Betekent het dan dat we vandaag niet weten wat er met die vier is gebeurd?
Wat de Vestigingswet betreft, moeten we uiteraard werken binnen het verdrag van vrij verkeer van personen, goederen en diensten. Er is ook de Dienstenrichtlijn. Maar als het gaat over de veiligheid en over de bescherming van consumenten, dan is de openbare orde in het geding en kan men werken binnen de grenzen die Europa via verschillende verdragen en richtlijnen oplegt. Mijnheer Gryffroy, het feit dat het op het Overlegcomité is geagendeerd en dat de minister zijn antwoord heeft gegeven zoals het is, is het bewijs dat men er in de bouwsector verschillende opinies op nahoudt. De Bouwunie legt een aantal klemtonen, de Confederatie Bouw heeft haar eigen standpunten.
Het leek me een interessante piste om te onderzoeken, en ik betreur het een beetje dat u intuïtief zegt dat het niet van toepassing lijkt te zijn. Ik kan u voorbeelden geven van zogenaamde Ierse bouwvakkers die opritten leggen en daken herstellen, maar er echt geen sikkepit van blijken te kennen. Als je via beroepsbekwaamheid een aantal dingen zou gaan meten, dan ben ik er redelijk zeker van dat ze die beroepsbekwaamheid ook niet vanuit Ierland zouden kunnen aanreiken. Er zijn voorbeelden van stellingbouwers met wie ongelukken zijn gebeurd. Het zijn technische vaardigheden waar een beroepsbekwaamheid in het geding is en waarmee je aan de slag zou kunnen gaan om het kaf van het koren te scheiden.
Het is echt niet onze bedoeling om mensen buiten de grenzen te houden. Het gaat erover dat wie hier komt, dat aan correcte voorwaarden moet kunnen doen. Europa zou inderdaad beter optreden, ik ben het met de heer Gryffroy eens. Ook de federale overheid heeft een aantal verantwoordelijkheden. Als we doen wat we kunnen en elk middel aangrijpen, dan zijn we misschien in staat om een puzzelstukje aan te dragen tot de oplossing.
De heer Hofkens heeft het woord.
Wat betreft het aspect van de werkvergunning en de arbeidskaarten, leven we gelukkig nog in een land waar de scheiding der machten bestaat. De administratie of de federale Sociale Inspectie kan niet anders doen dan een proces-verbaal opstellen en overmaken aan het arbeidsauditoraat.
Ik ben nog niet lang parlementslid, maar u en uw collega’s van sp.a hebben al een paar keer gefocust op het aantal vaststellingen inzake werkvergunningen. Het is een cijfer dat echt niets zegt. Het is hier totaal irrelevant. Een niet-EU-onderdaan zonder werkvergunning krijgt wellicht ook niet het minimumloon, werkt waarschijnlijk voor een deel in het zwart. Er is een kans op illegaliteit. Om een beeld te krijgen van het precieze vervolgingsbeleid, moet men ook de federale bevoegdheden die daaraan zijn gekoppeld, meetellen. Men moet naar het globale beeld kijken. U zegt dat er vier zaken hangende zijn en geeft de indruk dat Vlaanderen er niets aan doet, maar dat is helemaal niet waar. Er is wel degelijk een sanctionerend kader.
U zegt dat we ons niet burgerlijke partij stellen, maar dan ga ik ervan uit dat die vier zaken strafzaken zijn. Waarom zou de Vlaamse overheid zich burgerlijke partij stellen in zulke procedures? Misschien kan het zelfs niet omdat er geen belang is. Al wat kan, is vaststellingen doen en overmaken aan de parketten, en Justitie haar werk laten doen.
U bent ook altijd aanwezig in de commissie Algemeen Beleid. Ik heb daar eens gewezen op het positief injunctierecht. De minister-president heeft een aantal weken geleden op een vraag van mij geantwoord dat men bezig is om rond het positief injunctierecht een soort van actieplan uit te werken, met een aantal prioriteiten. Voor mij zou het een piste kunnen zijn om de druk op de ketel te houden om Justitie te laten weten dat dit voor ons prioritair is.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, ik ken evengoed Ierse bedrijfjes die zeer goed werk leveren. Ze zijn niet allemaal slecht omdat ze uit het buitenland komen.
Ik heb voor industrieel ingenieur gestudeerd en dus ben ik een erkend brandertechnicus. Ik kan morgen zo twintig mensen in dienst nemen, zonder dat diploma, om branders te maken omdat ik met mijn diploma een extra borg voor hen ben. Ik ben zelfs een erkende koeltechnieker. Mocht Jan Peumans problemen hebben met zijn koelinstallatie, dan mag ik daar zogezegd gaan werken. Maar ik ben niet handig.
Je kunt in die Vestigingswet niet gaan omschrijven dat elke medewerker ook die bewuste diploma’s moet hebben en moet bewijzen dat hij dat inderdaad kan herstellen. Je kunt dat op die manier niet in de hand houden. Daarom zeg ik dat de federale maatregelen veel belangrijker zijn dan je te focussen op de Vestigingswet.
Minister Muyters heeft het woord.
De collega’s hebben al het grootste deel van mijn antwoord gegeven, maar ik zal het nog even samenvatten.
Wij volgen dat niet op, omdat wij ons ook geen burgerlijke partij mogen stellen. Wat het injunctierecht betreft, volg ik minister-president Geert Bourgeois: we moeten dat in zijn collectiviteit bekijken. Ik herinner mij dat dat nog al is gevraagd. We zullen binnen de Vlaamse Regering eens globaal moeten bekijken waar we dat injunctierecht het best op inzetten. Ik zal dit zeker meenemen als een mogelijkheid daaromtrent.
Wat de Ierse beroepsbekwaamheid betreft: ik ken die gevallen ook. De grote vraag is of zij hun beroepsbekwaamheid bewezen hebben in Ierland. Zo ja, dan mogen ze hier komen werken. Zo neen, dan heeft de consument niet gevraagd naar hun beroepsbekwaamheid. En als de inspectie die op het spoor komt, zal ze dat wel komen vragen. Ik begrijp uw voorbeeld, maar het is niet door onze Vestigingswet te verstrengen, dat we dat zouden verhelpen. Maar ik ben geen specialist inzake de Vestigingswet, dus als ik het fout heb, moet u mij dat zeggen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ik wil eindigen met het pleidooi om wel degelijk eens te onderzoeken welke hefbomen we daar hebben. Ik vond het een zinvolle suggestie. Ik heb niet beweerd dat het dé oplossing is. Het leek mij dat dit een deel van de oplossing zou kunnen zijn.
Uit de vraagstelling is duidelijk geworden dat we wel blaffen, maar dat de beet – wie die dan ook mag geven – al te vaak ontbreekt, omdat de vervolgingsgraad zo laag ligt. Ik leid hieruit af dat we ook niet weten wat er met die vier zaken al dan niet aan de hand is. Maar we moeten daar effectief gebruik van maken om aan te geven dat dit een prioriteit is. De heer Hofkens vroeg zich af waar de schade zit, maar maatschappelijk lijden we daar gigantische schade door. Dit is iets waarbij we echt alle beetjes moeten gebruiken, als ze zich maar aandienen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.