Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, uit een studie van het Steunpunt Sociale Planning Vlaams-Brabant blijkt dat de migratie uit Brussel naar de Vlaamse Rand verder blijft aangroeien. Tussen 2008 en 2012 verlieten er maar liefst 30.000 mensen onze hoofdstad. De recente cijfers vertonen dezelfde trend. Daarbij zijn uiteraard ook heel wat anderstaligen. Velen onder hen zijn echter niet inburgeringsplichtig, wat gevolgen kan hebben voor hun integratiekansen.
Om deze mensen toch te bereiken, voorziet u in uw beleidsnota Vlaamse Rand enkele acties: “De Vlaamse Rand verkleurt. Integratie van anderstaligen wordt dus een belangrijk aandachtspunt. In de Rand is het aantal verplichte inburgeraars klein, maar het aantal anderstaligen is groot. Daarom schaaf ik verder aan een beleid op maat dat ook de anderstaligen zonder inburgeringsverplichting kan bereiken.”
Een andere passage luidt: “Een bijkomende uitdaging is dat men in de kleinere gemeenten vaak niet de slagkracht en de middelen heeft om met deze instroom om te gaan, omwille van een structurele achterstand inzake (welzijns)voorzieningen en het beperkte aantal eerstelijnswerkingen. Ik zal, samen met mijn collega bevoegd voor Inburgering, voor deze uitdaging op zoek gaan naar een gepast antwoord.”
Op basis van die beide passages had ik u graag de volgende vragen gesteld, minister. Hoe staat u tegenover de bevindingen van de studie? Welk beleidsmaatregelen denkt u te kunnen treffen? Hoe wilt u de anderstaligen zonder inburgeringsverplichting concreet bereiken? Uit welke pijlers bestaat het ‘beleid op maat’? Hoe wilt u de veeleer kleine gemeenten met minder slagkracht bijstaan in een stevig taal- en integratiebeleid? Hebt u al overleg gepleegd met uw collega bevoegd voor Inburgering en Integratie over de aanpak van dit beleid in de Vlaamse Rand, en meer in het bijzonder van de niet-inburgeringsplichtige anderstaligen?
Mijnheer Segers, het is een terechte vraag die u stelt, alleen wil ik de cijfers wat nuanceren. U baseert zich op de studie over de wisselwerking tussen Vlaams-Brabant en Brussel. Eigenlijk gaat het niet over 30.000, maar over 72.000 mensen die vanuit Brussel naar Vlaams-Brabant zijn gekomen. Er is echter ook een omgekeerde migratiebeweging gebeurd, waardoor je bij 35.000 mensen uitkomt.
We spreken dus over 72.000 mensen, onder wie een aantal van niet-Belgische origine. Je kunt dan ook verwachten dat een aantal van hen het Nederlands nog niet machtig zijn. Dat wijst erop dat de inspanningen die we doen rond taalpromotie en inburgering, absoluut nodig zijn. We kunnen enkel concluderen dat we daar in de toekomst alleen maar nog meer middelen voor nodig zullen hebben en dat we daar geenszins op mogen besparen.
Ik refereer even aan de hoorzitting van vorige week. Er zijn in de kleine gemeenten enorme uitdagingen op het vlak van integratie. We hebben gezien dat heel wat gemeenten bereid zijn om een integratieambtenaar in dienst te nemen, maar dat ze door beperkte middelen hun dossier niet gehonoreerd hebben gezien. Met die cijfers in het achterhoofd, moeten we absoluut meer inzetten in plaats van te besparen.
Minister Weyts heeft het woord.
Meer middelen, daar ben ik altijd vragende partij voor. Dat is een goede suggestie, mevrouw Segers.
De bevindingen van de studie zijn niet nieuw. Je ziet ook dat het volume inzake migratie constant is. Wat misschien een nieuwere evolutie is, is dat het aantal niet-Belgen toeneemt. Dat is een belangrijk gegeven en een belangrijk aandachtspunt. Het spreekt voor zich dat dit een blijvend aandachtspunt is voor het beleid in de Vlaamse Rand.
De rol van vzw ‘de Rand’, en de taken en expertise die deze vzw ter zake heeft opgebouwd in de loop der jaren, wordt natuurlijk voortgezet, uitgebreid en complementair ingezet, via een samenwerkingsovereenkomst met het nieuwe agentschap, het extern verzelfstandigd agentschap (EVA) Inburgering en Integratie. Vanuit die samenwerking van twee belangrijke partners, die met beide voeten op het terrein staan, kan het beleid absoluut worden versterkt en kan er worden gekeken welke nieuwe maatregelen we ter zake kunnen treffen.
De gemeenten hebben absoluut een regierol als het over inburgering en integratie gaat. Wij willen dat enerzijds faciliteren en hen daarbij bijstaan, en anderzijds ook gebruikmaken van hun expertise. Bovendien willen we ook ons aanbod aanpassen aan hun desiderata. Zij kunnen een regierol opnemen binnen het algemene beleid dat wij voeren met betrekking tot de Vlaamse Rand en Inburgering. Het Agentschap Integratie en Inburgering ontwikkelt methodieken om via een lokale, integrale benadering elke nieuwkomer te benaderen die integratie- of inburgeringsbehoeften heeft. Voor de Vlaamse Rand kan het agentschap rekenen op de volledige medewerking en inzet. Op het vlak van taalpromotie zijn er in de loop der jaren instrumenten en methodieken ontwikkeld om anderstaligen vooral buiten de formele circuits te betrekken en om meer via socioculturele activiteiten – dat is dan iets specifieker voor vzw ‘de Rand’ – en via een positieve connotatie mensen te proberen betrekken bij de Vlaamse Gemeenschap en het Nederlands, en uiteindelijk bij integratie en inburgering.
Het beleid op maat bestaat erin dat elke gemeente bij wijze van een portfolio kan kiezen uit de maatregelen en initiatieven die het agentschap en vzw ‘de Rand’ aanbieden. Vzw ‘de Rand’ werkt trouwens ook op maat, omdat nieuwe projecten en methodieken rond taalpromotie ook op een vraaggestuurde manier tot stand kunnen komen. De gemeenten kunnen dus specifiek aan vzw ‘de Rand’ vragen om een bepaald initiatief te nemen of te ondersteunen, of om wat in één gemeente gebeurt, ook in andere gemeenten en op grotere schaal te gaan aanbieden. Ook dat is een mogelijkheid.
Aansluitend daarbij kan ik meegeven dat het Agentschap Integratie en Inburgering samen met een aantal partners, waaronder natuurlijk vzw ‘de Rand’, de komende jaren een ervaringsgericht traject zal opzetten met de gemeenten in de brede Vlaamse Rand, met het oog op het opbouwen van ‘good practices’ inzake lokaal integraal werken. Daarnaast is er natuurlijk het geregelde overleg tussen de gemeentelijke integratiediensten en het agentschap en vzw ‘de Rand’.
Wat het bijstaan van kleinere gemeenten betreft, is het zo dat elke gemeente een beroep kan doen op de ondersteuning van het agentschap en van de vzw ‘de Rand’. Daarbij wordt ingespeeld op behoeften en concrete situaties in kleinere en grotere gemeenten. Elke gemeente kan trouwens ook een beroep doen op de leidraad voor een goed Vlaams beleid en alle initiatieven die daarin zitten. Die leidraad is door mijn collega op de markt gebracht.
Voor de specifieke context van de faciliteitengemeenten is er concreet overleg met minister Homans, bevoegd voor integratie, over op welke manier zij in hun integratiebeleid nog specifieker kunnen worden ondersteund. Dat is een aparte situatie.
De contacten tussen de administraties lopen en lopen goed. Hetzelfde geldt voor het politieke niveau. Er is overleg tussen enerzijds mijn kabinet en ikzelf en anderzijds minister Homans.
De heer Segers heeft het woord.
Dank u, minister, voor de toelichting. Het is inderdaad een initiatief dat nu is opgestart, meer bepaald de samenwerking tussen de twee EVA’s, zoals we ze mogen noemen. Dat is voor het specifieke Randbeleid en het integratiebeleid in de Rand een perfecte samenwerking.
Ik hoor en lees vandaag dat minister Homans initiatieven wil nemen voor vrije inburgering voor EU-burgers, die uiteraard niet inburgeringsplichtig zijn. Misschien zijn daar nog mogelijkheden te rapen, om dat gezamenlijk te doen, en anderstalige inwoners in de Rand die niet inburgeringsplichtig zijn, er zeker ook bij te betrekken.
Ik verwijs naar het Toekomstforum. Daar is ook iemand van uw administratie bij betrokken. Het Toekomstforum is een bijeenkomst van alle burgemeesters van Halle-Vilvoorde, die over een aantal thema’s goede ervaringen willen uitwisselen en de samenwerking willen bevorderen. Het aspect inburgering en integratie is een thema waaraan de komende jaren serieus zal worden gewerkt.
De violen zijn gestemd. Het komt erop neer de juiste partituren boven te halen. En dan kan het nog fijn klinken in de Rand.
We kennen en erkennen allemaal de problematiek van de grote instroom uit Brussel naar de Rand, waarvan een heel groot deel nog niet het Nederlands machtig is. In uw antwoord verwijst u heel vaak naar de belangrijke regierol van de gemeenten en van de vzw ‘de Rand’. We kunnen er niet omheen dat die allebei voor heel zware besparingen staan. De goede intenties zijn één zaak, de concrete dossiers oplossen zonder middelen is een andere zaak, die veel moeilijker ligt.
We mogen niet vergeten dat de vzw ‘de Rand’ niet enkel getroffen wordt door de rechtstreekse besparingen, maar ook via andere wegen. De Nederlandse Taalunie is een heel belangrijke partner voor de vzw ‘de Rand’. Die heeft nu ook door de besparingen de afdeling Nederlands als vreemde taal moeten beperken. Daardoor vallen voor de vzw ‘de Rand’ heel wat taalpromotiemateriaal en -projecten weg. Dat komt er allemaal bij. De intenties zijn er, de goede wil is er, maar de middelen ontbreken. En dat gaan we niet lang kunnen volhouden.
Ik wil het kader correct geven. Er wordt verwezen naar ingrijpende besparingen. Wat de Rand betreft, gaat het om enkele procenten, 3 procent denk ik. Of dat voor de grote, ingrijpende, strategiewijzigende, structurele besparingen kan worden versleten? Het faciliteert alleszins de samenwerking tussen EVA en EVA.
Net op het vlak van wat u de ‘vrije inburgering’ noemt, heeft de vzw ‘de Rand’ een zeer grote expertise. Bij uitstek zijn alle initiatieven die de vzw ‘de Rand’ neemt op het vlak van integratie en inburgering net gericht op die vrije inburgering. Daar kunnen we door die samenwerking met het Agentschap Integratie en Inburgering echt nog meer efficiëntie realiseren.
Mevrouw Segers, ik ga niet zeggen dat het wenselijk is dat we in deze budgettaire situatie zitten, maar een van de voordelen van even te moeten nadenken over hoe je de middelen inzet, is precies die samenwerking tussen gemeenten. Dat kan ook de kracht zijn van dit verhaal. Het gaat niet altijd over een inzet van geweldig veel geld, maar over het gebruik van de juiste instrumenten in de gemeenten.
De samenwerking tussen de gemeenten, zoals die nu loopt, zou wel eens meer bevruchtend kunnen werken dan wanneer men weet dat het van hogerop komt, dat er een subsidie komt, dat het wordt betaald, dat het een initiatief is van de hogere overheid, waaraan ze misschien meedoen. Er zijn mogelijkheden om het nu gerichter en dus ook efficiënter te doen. Dat zal de toekomst uitwijzen, dat is duidelijk. Ik heb er alle hoop op dat we een versnelling kunnen maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.