Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Volgens het Federaal Planbureau zullen we tegen 2030 nood hebben aan 284.000 bijkomende woningen in Vlaanderen. Ook in het Grote Woononderzoek dat recent plaatsvond, werd naar dat cijfer verwezen. De realisatie van die bijkomende woningen wordt een hele uitdaging, zeker wanneer men ook rekening houdt met de wens om zo veel mogelijk inbreidingsgericht te bouwen en zo veel mogelijk open ruimte te vrijwaren. In die zin lijkt het optimaal gebruik van de bestaande woningvoorraad een middel dat kan helpen om het aantal beschikbare woongelegenheden uit te breiden.
Samen met de nood aan bijkomende woongelegenheden stellen we ook vast dat heel wat grote woningen onderbewoond zijn. Uit het onderzoek blijkt dat het feit dat de woning te groot wordt bevonden, vaker voorkomt dan het feit dat de woning te klein wordt bevonden. Men klaagt dus eerder over een te grote woonoppervlakte dan over een te kleine. Dat aandeel neemt vooral toe bij de 45-65-jarigen en ligt zeer hoog bij de groep 65-plussers. Daar blijkt uit het onderzoek dat meer dan een op vier huishoudens aangeeft dat de woning te groot is. In zulke gevallen verhuizen de bewoners vaak naar een appartement of naar een kleinere woning en wordt het huis te koop gesteld. Maar die huizen raken moeilijk verkocht omdat ze vaak te groot zijn. Villa’s uit de jaren 60 en 70 raken niet verkocht wegens te groot.
Dat betekent dat er een groot potentieel is aan bijkomende woongelegenheden. Er zou concreet werk kunnen worden gemaakt van mogelijkheden om die te groot geworden woningen optimaal te benutten door ze bijvoorbeeld op te delen in kleinere woongelegenheden. Dat heeft natuurlijk raakvlakken met de bevoegdheid van de minister van Ruimtelijke Ordening. Maar toch wil ik u nu al vragen of u voorziet in maatregelen om aan dat streefcijfer van 284.000 extra woongelegenheden te geraken.
Vindt u het zinvol om grotere woningen op te delen in kleinere woongelegenheden? Hebt u daar een visie op? Werd al onderzocht in welke mate sociale huisvestingsmaatschappijen een rol kunnen spelen om grote leegstaande woningen of gebouwen aan te kopen en daar sociale woongelegenheden in onder te brengen?
De heer Engelbosch heeft het woord.
Mevrouw Christiaens, zoals u zelf zegt, is dit vooral een bevoegdheid van de minister van Ruimtelijke Ordening. Maar wanneer het gaat over een opdeling van woningen, kunnen we wel nagaan wat mogelijk is.
We zijn er allemaal voorstander van om cohousing en nieuwe woonvormen te onderzoeken. Dat staat ook in de beleidsnota van de minister. Ik denk dat het idee wel nog moet groeien bij de bevolking. In het Grote Woononderzoek staat bijvoorbeeld dat 40 procent van de mensen zijn woning te groot vindt, maar dat nagenoeg niemand, 1 procent, zijn woning wenst op te delen. De maatschappij moet nog wennen aan die evolutie. Ik steun echter uw vraag dat de overheid ervoor moet zorgen dat de mogelijkheden er zijn.
Vanuit Ruimtelijke Ordening moeten we nagaan hoe we dit in een kader kunnen gieten zodat de woonkwaliteit bewaakt wordt.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Christiaens, ik moet de heer Engelbosch volmondig gelijk geven, zeker wat uw eerste vraag betreft, namelijk welke maatregelen ik zal nemen om het aanbod van woongelegenheden uit te breiden. In het regeerakkoord staat heel duidelijk dat dit een bevoegdheid is van Ruimtelijke Ordening, maar er bestaat natuurlijk wel een link met de bevoegdheid Wonen. De concrete vragen die u stelt, kun u misschien het beste aan minister Schauvliege voorleggen. Mijn kabinet wordt wel betrokken bij de uitwerking, maar de leiding wordt genomen door het kabinet van minister Schauvliege.
U hebt nog een aantal andere vragen gesteld. U hebt het over een aantal nieuwe woonvormen. In het regeerakkoord en in mijn beleidsnota en die van Ruimtelijke Ordening staat dat we absoluut gewonnen zijn voor die nieuwe woonvormen.
We hebben een onderzoeksopdracht gegeven aan het Steunpunt Wonen. Die opdracht bestaat erin om het concept gemeenschappelijk wonen af te bakenen en de omvattende begrippen te definiëren. De basisdefinitie zal worden gebruikt voor het faciliterend beleid, in de eerste plaats voor het wegwerken van voorkomende knelpunten, ook al hebben die soms met Ruimtelijke Ordening te maken. Het onderzoek zal ook die aspecten in rekening nemen en zal na de zomer van 20915 afgerond zijn.
U vraagt of er misschien geen interesse is vanuit de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM) om grote woningen op te kopen. De SHM’s kijken sowieso actief uit naar opportuniteiten die zich op de woonmarkt voordoen. Maar daar is natuurlijk altijd een financiële consequentie aan verbonden. De sector van de SHM’s heeft me nog niet gevraagd om te experimenteren met gemeenschappelijk wonen. In het kader van de sociale huisvesting zou dat misschien net iets te complex en problematisch zijn. Zij hebben vooralsnog geen interesse om die grotere complexen op te kopen, tenzij ze die natuurlijk kunnen opdelen in verschillende wooncompartimenten, maar dan wordt het natuurlijk een heel dure aangelegenheid.
Mevrouw Christiaens, we moeten het onderzoek van het Steunpunt Wonen afwachten. Het is natuurlijk heel waardevol om na te denken over nieuwe woonvormen. De ruimte in Vlaanderen is zeer schaars en er zijn heel veel grote woningen. We moeten er dan ook over nadenken hoe we die veel efficiënter kunnen gebruiken. We zullen dat zeker doen, misschien eventueel onder leiding van minister Schauvliege.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik geef de heer Engelbosch uiteraard gelijk dat er een bepaalde mentaliteitswijziging nodig zal zijn en dat het niet van vandaag op morgen zal gaan. Het is een bepaalde niche, waarin ik persoonlijk wel geloof. Ik denk dat u die mening ook wel deelt. Er is een schaarste in ruimte. We weten dat we zoveel honderdduizenden woningen extra nodig zullen hebben. Tegelijkertijd worden we geconfronteerd met grote, ruime, leegstaande woningen die momenteel niet verkocht geraken en waarin niemand eigenlijk in geïnteresseerd is. Onbekend is onbemind. Uit het Grote Woononderzoek blijkt inderdaad dat slechts 1 procent interesse zou hebben om zijn woning op te delen.
Ik ben het ermee eens dat we het onderzoek moeten afwachten, maar vanuit de overheid kunnen we misschien een informatiecampagne voeren, daarover promotie voeren om uit te leggen wat de mogelijkheden zijn en wat de gevolgen en de voordelen kunnen zijn. Onbekend is onbemind. Als de mensen daarover meer geïnformeerd zullen zijn, zal de mentaliteitswijziging wellicht sneller gaan. Dat kan alleen maar voordelen hebben voor het creëren van woningen zonder extra ruimte in te nemen.
Minister, ik wil u vragen om het idee van een informatiecampagne, promotiecampagne, daarover mee te nemen.
Minister Homans heeft het woord.
Ik denk dat het nuttig is om, zoals u zelf hebt aangegeven, eerst de resultaten van het onderzoek af te wachten. Uw suggestie om een informatiecampagne op poten te zetten, vind ik zeer waardevol. Ik denk dat ik dat samen met minister Schauvliege zal kunnen doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.