Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij dat ik deze vraag om uitleg kan stellen. De vraag dateert van 17 maart 2015. Kort voordien zijn in de media berichten opgedoken over OCMW’s die de daklozen die zich op hun grondgebied bevonden, naar Brussel doorstuurden. Dat was niet de eerste keer. We horen dit vrij vaak. De vraag is hoe het exact zit. In elk geval stelt dit het debat over de dakloosheid zonder twijfel op scherp. Als met daklozen wordt gemarchandeerd, is er ‘something rotten in this borough’.
Het klopt dat er momenteel geen gebiedsdekkende aanpak is. We kunnen de feiten op een andere manier voorstellen. Soms beschikken kleine gemeenten niet over de opvangplaatsen en gaan ze ervan uit dat de daklozen in grootsteden als Brussel wel een slaapplaats zullen vinden. Het valt echter evenmin te ontkennen dat de doorsturing van daklozen in strijd is met de plicht van een OCMW inwoners in nood opvang te bieden. Tevens kan niet worden ontkend dat deze werkwijze geen antwoord biedt op de onderliggende welzijnsproblematiek die aan de basis van de dakloosheid ligt.
Minister, als coördinerend minister van Armoedebestrijding en als minister van Wonen bent u hier ongetwijfeld medeverantwoordelijk voor. Ik denk dan zowel aan de woonproblematiek als aan de armoedeaspecten. Voor de volledigheid wil ik hieraan toevoegen dat de minister van Welzijn ook in het geding is. Mevrouw Van den Bossche heeft hem hierover ook al een vraag om uitleg gesteld. Aangezien we onze liefde over heel de Vlaamse Regering proberen te verdelen, willen we u in verband met uw bevoegdheden echter ook ondervragen.
De vorige Vlaamse regeringen hebben dit probleem zelf onderkend, al was het maar door de wonen-welzijntrajecten op te zetten. Die trajecten trachten in te gaan op de welzijnsproblematiek en op de acute woonproblematiek die met dakloosheid gepaard gaat.
Minister, hebt u weet van de doorsturing van daklozen? Is dit een ‘urban legend’ of een ‘common practice’? Ik probeer hier enig reliëf in te zien. Hoe reageert u op de berichten die in de media zijn verschenen?
Hoe staat u tegenover de vraag om een gebiedsdekkende aanpak van de thuisloosheid? Indien de aanpak gebiedsdekkend zou zijn, zou deze praktijk natuurlijk overbodig zijn. Bent u bereid in verband hiermee initiatieven te nemen? Speelt de opvangplicht van de OCMW’s volgens u een rol in dit verband? Hebt u reeds andere partners geïdentificeerd?
Hoe zult u garanderen dat alle stakeholders hun verplichtingen en verantwoordelijkheden inzake de opvang van daklozen zullen nakomen? Zult u de stakeholders die hun verplichtingen en verantwoordelijkheden ontlopen op de vingers tikken?
Ik heb daarnet naar de wonen-welzijntrajecten verwezen. Zullen deze trajecten worden voortgezet? Het gaat hier om projecten. Overweegt u een structurele uitrol? Indien de projecten positief zouden worden geëvalueerd, zou dit de logische volgende stap zijn. Speelt u misschien nog met andere ideeën die u ons graag zou meedelen?
Hebt u in verband met dit dossier reeds contact met de federale staatssecretaris van Armoedebestrijding? Bent u op de hoogte van een eventuele uitbreiding van de federale ‘Housing First’-projecten naar de kleinere gemeenten? Ik wil dit toch even duiden. Die projecten houden in dat bij mensen een welzijnsproblematiek wordt vastgesteld. Alvorens met die welzijnsaspecten aan de slag wordt gegaan, wordt in de eerste plaats een stabiele woonomgeving verschaft. Een stabiele woonomgeving vormt dan de sokkel waarop het andere werk kan worden voortgezet. Die projecten lopen op hun einde. Zullen ze worden voortgezet? Zullen die projecten ook in de kleinere gemeenten worden uitgerold? Op dat ogenblik zou de cirkel natuurlijk rond zijn. We zouden dan immers opnieuw de vraag moeten stellen of de kleinere gemeenten dit aankunnen en hun verantwoordelijkheid ter zake opnemen.
Mijnheer Van Malderen, hetzelfde onderwerp is in de commissie Welzijn ook al aan bod gekomen. U zult zich herinneren dat we er daar ook over hebben gesproken. Ik wil echter in de eerste plaats nog iets zeggen over het incident dat tot deze vragen om uitleg heeft geleid.
Het gaat om een incident in Aalst. Iemand die in de crisisopvang was opgenomen, kon daar vanwege de regels van de crisisopvang niet blijven. Dat heb ik in de commissie Welzijn ook al uitgelegd. Het gaat niet om het OCMW, maar om een private vzw die gebruik maakt van een pand dat het OCMW ter beschikking heeft gesteld. Dat zijn mijn opmerkingen over de feitelijke grond van en de aanleiding tot deze vraag om uitleg.
Wat de problematiek zelf betreft, hebben we in de commissie Welzijn al benadrukt dat het voor ons vooral belangrijk is dat de nadruk op preventie komt te liggen. Dat zwaartepunt moet vanuit het welzijnsbeleid worden aangestuurd. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid. Het gaat om de lokale besturen, het beleidsdomein Welzijn en natuurlijk om het armoedebestrijdingsbeleid en het beleidsdomein Wonen.
Minister, we hebben het hier eerder al gehad over de fondsen die u hebt vrijgemaakt om mensen die het risico lopen uit hun huis te worden gezet, preventief aan te spreken. Wat de gebiedsdekkende aanpak betreft, vind ik het vooral belangrijk dat we meer dan bed, bad en brood aanbieden. We moeten met de publieke en private actoren een echt traject opstellen om die mensen effectief te begeleiden. Die prioriteit is belangrijker dan een volledig gebiedsdekkende aanpak.
Dat zijn de elementen van het betoog dat ik in de commissie Welzijn heb gehouden. Aangezien het hier een gelijkaardig onderwerp betreft, wilde ik ze hier toch nog eens naar voren brengen.
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, de vorige sprekers hebben al een ander aangehaald, maar het lijkt me toch nuttig een en ander te duiden. Ik wil mijn eigen verantwoordelijkheden niet ontvluchten. Ik zal straks zeer concreet op mijn eigen bevoegdheden ingaan.
De opvang van daklozen is in eerste instantie een bevoegdheid van de lokale besturen. Dat is heel duidelijk. Ik heb zelf ervaring opgedaan in een kleine stad. (Opmerkingen van de heer Bart Van Malderen)
Mijnheer Van Malderen, u kunt uw vraag om uitleg misschien opnieuw indienen als een vraag om uitleg aan de minister van Binnenlands Bestuur. (Opmerkingen van de voorzitter)
Het betreft hier een bevoegdheid van de lokale besturen, die hiervoor langs allerlei kanalen financiering voor ontvangen.
Het lijkt me belangrijk voorafgaandelijk op te merken dat we het onderscheid tussen permanente en tijdelijke daklozenopvang, bijvoorbeeld winteropvang, moeten maken. Het is allemaal niet zo eenvoudig. Een OCMW mag geen opvang organiseren voor mensen die niet over een geldige verblijfsvergunning beschikken. Een stad of gemeente mag dat wel. Meestal is er een goede samenwerking tussen het stads- of gemeentebestuur en het OCMW.
Ik ga niet alle actoren opsommen die in een samenwerkingsovereenkomst van 12 mei 2014 een bepaalde verantwoordelijkheid hebben gekregen bij de opvang van de daklozen. Dat zou ons veel te ver brengen. Ik denk wel – zoals u zelf ook al hebt aangehaald in deze commissie, en hetgeen ook werd vermeld in de commissie Welzijn – dat het goed is om in de commissie Wonen en Armoedebestrijding te herhalen dat er zeer veel overlapping is met het domein Welzijn. De effectieve opvang van daklozen gebeurt eigenlijk vooral vanuit het beleidsdomein Welzijn, los van alle financiële stromen, afkomstig van de POD Maatschappelijke Integratie en van het federale niveau, maar ook van Welzijn zelf, in samenwerking met de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) die gefinancierd worden om die mensen niet alleen een dak boven hun hoofd te geven, maar die natuurlijk ook voor de nodige begeleiding zorgen.
Wat gebeurt er binnen het beleidsdomein Wonen? De prioritaire toegang tot een sociale woning van mensen die echt dakloos zijn is goed, het is iets dat we zullen behouden. Ook zie ik meer en meer Housing First – ik kom daar straks nog op terug in verband met uw vraag of ik contact heb gehad met mijn zeer gewaardeerde federale collega Elke Sleurs. Dat zijn dan federale projecten. We zien op het terrein wel meer en meer dat bepaalde sociale huisvestingsmaatschappijen ook bereid zijn om een aantal woningen ter beschikking te stellen in het kader van de projecten van Housing First. Dat is goed. Dat gebeurt in samenwerking met de SHM’s, maar ook in samenwerking met lokale CAW’s. Mensen die uit de dakloosheid komen, hebben immers toch wel meer nodig dan enkel en alleen een dak boven hun hoofd, want daarmee zijn de problemen nog niet opgelost. Een begeleiding is zeker goed en absoluut nodig. Ook een huurpremie verstrekken aan mensen die dakloos zijn en die een conforme woning betrekken, doen we vanuit het beleidsdomein Wonen.
Om op uw concrete vraag in te gaan, of ik weet heb van OCMW’s of steden, of laten we het gemakkelijkheidshalve lokale besturen noemen, die hun daklozen doorsturen naar Brussel: daar heb ik geen weet van. Ik weet wel dat dit al jaren circuleert. Ik stel ook jaar na jaar vast dat Brussel er elke keer in slaagt om niet, nooit, op tijd klaar te zijn met zijn daklozenopvang, en dat er bussen moeten worden ingelegd om net de daklozen vanuit Brussel naar omliggende gemeenten te vervoeren, en niet andersom, voor alle duidelijkheid. Met de regelmaat van de klok zegt Brussel dat alle andere OCMW’s en lokale besturen daklozen naar hen sturen. Ik kan u zeggen dat ik een aantal besturen heb gecontacteerd, met name Antwerpen, Vilvoorde, Mechelen, en Aalst, die er openlijk van werden beschuldigd, al dan niet in de media – mijnheer Van Malderen, voor alle duidelijkheid, ik heb het niet over u – door de OCMW-voorzitter en door de burgemeester van de stad Brussel dat ze doelbewust mensen doorsturen naar Brussel. Zij hebben allemaal ontkend dat dit gebeurt. Ik heb die beschuldigingen ook meegemaakt toen ik voorzitter was van het OCMW van Antwerpen. Ik heb een keer gereageerd tegen de toenmalige voorzitter van het OCMW van Brussel. Ik kan u zeggen dat het de dag erna gedaan was met die artikels in de kranten. Dus, nee, ik heb daar geen weet van, en eerlijk gezegd geloof ik dat ook niet.
Wat uw concrete vraag over mijn visie ten opzichte van een gebiedsdekkende aanpak betreft, geloof ik wel heel hard in het concept van een woonladder. Mijnheer Van Malderen, u bent het er wellicht mee eens dat gewoon het geven van een dak boven iemands hoofd niet alle onderliggende problemen oplost. Meestal gaat het om mensen die schulden hebben, mensen die vaak – uiteraard niet allemaal – met problematieken te kampen hebben die ook begeleiding vergen. Die mensen gewoon in een woning steken en zeggen dat ze niet meer dakloos zijn, omdat ze letterlijk een dak boven hun hoofd hebben, lost niet veel op. Ik geloof dus absoluut in het concept van de woonladder. Eerst moeten alle onderliggende problemen worden opgelost en de mensen moeten ook worden begeleid door OCMW en CAW en door andere mensen van het middenveld, die zeer goed werk verrichten om dat te kunnen doen. Dus op de vraag over de gebiedsdekkende aanpak moet ik nogmaals herhalen dat het de bevoegdheid is van de lokale besturen, maar dat we vooral moeten inzetten op het concept van de woonladder.
Mijnheer Van Malderen, u had nog de concrete vraag of ik zal garanderen dat alle stakeholders in dit debat hun verplichtingen en verantwoordelijkheden inzake opvang voor daklozen nakomen. Ik denk dat de meeste gemeenten en lokale besturen dat echt wel goed doen. In de grote steden is de winteropvang nog niet zo lang geleden afgelopen, op 31 maart als ik me niet vergis. Ik heb geen enkele klacht ontvangen. Alles was zeer goed georganiseerd. Ook over de samenwerking met de OCMW’s zijn alle OCMW’s vol lof. Dat gaat goed. In het kader van het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding dat we wellicht in deze commissie uitgebreid zullen bespreken, zullen nog een aantal concrete acties worden opgenomen omdat het natuurlijk wel onze taak als gemeenschap is om die mensen verder te helpen bij daklozenopvang, weliswaar tijdelijk, want na verloop van tijd moeten we ervoor zorgen dat ze in het kader van de woonladder ook gewoon vooruit komen.
Ik kom tot uw vraag over de elf proefprojecten Wonen-Welzijn. Ik heb in deze commissie al gezegd dat we die aan het evalueren zijn. We gaan dus nog niet vooruitlopen op de vraag of we ze al dan niet gaan voortzetten. We gaan eerst de valuatie afwachten. Ik denk dat collega Vandeurzen dat ook heeft geantwoord. Ik wil er wel nog aan toevoegen dat die elf projecten niet zozeer geënt waren op het voorkomen of op het bestrijden van dakloosheid. Het ging eigenlijk eerder over projecten voor personen met psychosociale problemen of met verstandelijke beperkingen en dergelijke meer. Er waren wel enkele mensen bij die met dakloosheid geconfronteerd zijn geweest, maar de hoofdbedoeling van die elf projecten was niet het werken aan het vermijden van dakloosheid.
De voorzitter heeft ook nog gevraagd of ik iets doe vanuit mijn bevoegdheid Wonen. De link tussen de bevoegdheid Wonen en Armoedebestrijding is dat ik in het kader van de preventie van uithuiszetting, wat belangrijk is om dakloosheid te voorkomen, voor de eerste keer een budget heb vrijgemaakt van 312.000 euro dat zal worden gegeven aan de verschillende CAW’s die actief zijn in de regio Vlaanderen.
Uw laatste vraag is eigenlijk een federale vraag, maar we zijn na de vakantie en iedereen is goedgezind, dus heb ik voor u de informatie opgevraagd die u nodig hebt in het kader van de federale Housing First-projecten. Ik heb regelmatig contact met mijn federale collega bevoegd voor de armoedebestrijding, mevrouw Sleurs. U hebt verwezen naar de pilootprojecten in het kader van Housing First. Dat waren zes projecten in vijf Belgische steden. In Brussel is twee keer geïnvesteerd. Staatssecretaris Sleurs heeft recent beslist om de zes projecten met een jaar te verlengen. Ze voorziet ook in een uitbreiding naar drie andere kleinere steden, namelijk Hasselt, Sint-Jans-Molenbeek en Namen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreid antwoord. Ik wil op een paar punten ingaan.
De aanleiding van mijn vraag was de mismatch tussen een persoon en zijn problematiek en het vehikel waar hij is terechtgekomen, met name crisisopvang. Als je gaat naar een echte gebiedsdekkende aanpak, dan zou je dat moeten kunnen opvangen, dan zou je vlottere en warmere overdrachten hebben tussen zowel opvangvormen, als tussen de bevoegdheden Wonen en Welzijn, als tussen lokale besturen en bovenlokale initiatieven. Die verkokering in heel brede zin maakt dat nogal wat mensen vast komen te liggen op de roosters tussen de verschillende bevoegdheden. Belangrijk lijkt mij dat in een dergelijke gebiedsdekkende aanpak die overgang bekeken wordt en dat iemand de regierol in handen houdt om het traject te blijven bewaken. Ik denk dat dat niet in tegenspraak is met de woonladder. Maar ik vind het even belangrijk, minister, dat u en uw collega van Welzijn naar de lokale besturen en alle actoren impulsen blijven geven en het signaal blijven geven dat dit belangrijk is. Uw collega Vandeurzen gebruikt ongeveer vier keer per dinsdagnamiddag de uitdrukking ‘Health is in all policies'. Ik ga daar geen appreciatie over geven, maar elke keer is dat ook een appel naar u. Omgekeerd, zullen wij u hier blijven appelleren aan uw bevoegdheden daarin. Het is een gedeelde problematiek. We moeten ervoor zorgen dat mensen niet tussen de mazen van het net vallen.
Ik denk dat het belangrijk is dat we gewoon monitoren wat er gebeurt. U hebt verwezen naar de voorrangsregels die gehanteerd worden bij de toewijzing van sociale woningen voor ex-daklozen. Ik zal daarover een schriftelijke vraag indienen. Laat ons eens kijken hoe vaak die worden toegepast, hoe duurzaam die toewijzing is en dergelijk meer. Dat moeten we bewaken. Het is Housing First en niet Just Housing. Ik verwijs naar de voorzitter, die het had over brood, bed en bad. Het zit allemaal een beetje in dezelfde lijn. Men zal dan wel blij zijn bij de uitrol naar Hasselt. Het geldt ook voor de woon- en welzijnstrajecten dat het belangrijk is dat we ook buiten de stedelijke contexten in een dergelijk aanbod voorzien. Ik denk dat dakloosheid jammer genoeg heus niet beperkt is tot grootsteden. Als er alleen maar opvang is in die grootsteden, dan wordt het een voorspelbaar proces dat de druk daar terechtkomt.
Wonen en Welzijn ten slotte, minister. Het moet me van het hart dat uw collega Vandeurzen iets enthousiaster was als het gaat over het al dan niet voortzetten. Maar ook daar lijkt het me dat bij een positieve evaluatie de uitrol en het structureel verankeren van die zaken een prioriteit is waar we voor willen gaan.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, wat betreft mijn antwoord, of de interpretatie die u daaraan hebt gegeven, over de elf projecten: ik wil die ook voortzetten. Ik wil gewoon niet vooruitlopen op de evaluatie. Dat zou me niet verstandig lijken, want anders moet je geen evaluatie doen. Heb ik gezegd dat ik ze per definitie niet wil voortzetten? Neen integendeel. Ik deel in dezen het enthousiasme van mijn collega-minister Vandeurzen.
Dat we vanuit de Vlaamse Regering zelf onze eigen verantwoordelijkheid moeten nemen, hoewel het over verschillende domeinen gaat, daar ben ik het absoluut mee eens, mijnheer Van Malderen. Dat we ook de lokale besturen moeten blijven stimuleren om ook hun verantwoordelijkheid op te nemen? Ja, alleen stel ik me de vraag of het praktisch realiseerbaar is om naar een gebiedsdekkende opvang te gaan. Ik denk dat dat moeilijk uitvoerbaar is voor heel Vlaanderen. Dat er voldoende aanbod moet zijn, daar ben ik het absoluut mee eens. Wat mij betreft, weet u dat u erop kunt rekenen dat ik mijn bevoegdheid ter zake zal opnemen en ook zal ingrijpen als dat nodig blijkt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.