Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Segers heeft het woord.
Minister, collega’s, de oprichting van een tweetalige wachtdienst voor huisartsen in Brussel is geen nieuwe materie. Er zit wat beweging in, zoals we eind maart konden vernemen in Brussel Deze Week.
Een meerderheid van de leden van de Brusselse Huisartsen Kring (BHAK) keurde de deelname al goed. Ongeveer honderd Nederlandstalige huisartsen zullen nu één wachtdienst bemannen samen met hun Franstalige collega’s. Naast het feit dat de totale pool nu vergroot wordt naar 1700 artsen, benadrukt de voorzitster van de BHAK, Anne Marie Deleenheer, ook andere voordelen van één wachtdienst, zoals één oproepnummer. “Bovendien,” aldus mevrouw Deleenheer, “telt de vereniging van Franstalige huisartsen ook leden die tweetalig zijn en dus mee kunnen zorgen voor de Nederlandstalige dienstverlening.” Dat zijn een aantal pluspunten.
Doordat er slechts een beperkt aantal Nederlandstalige huisartsen aanwezig zijn in onze hoofdstad, moeten deze artsen minstens zeven weekends per jaar wachtdienst draaien. Dat is niet meteen een aantrekkelijk vooruitzicht voor potentiële jonge Nederlandstalige artsen die in Brussel willen werken. De BHAK wil daarom toetreden tot die tweetalige wachtdienst.
De zaak is al een tijdje in beweging. Een jaar geleden waren er nog vragen bij een tweetalige wachtdienst, onder meer over de financiering en over hoe de tweetaligheid effectief moest worden georganiseerd. Er moesten voor Nederlandstalige patiënten inderdaad garanties bestaan dat zij nog steeds in hun eigen taal terecht zouden kunnen. Volgens mevrouw Deleenheer moet de tweetalige wachtdienst elke patiënt die dat wil, nog steeds naar een Nederlandstalige arts doorverwijzen. Bovendien zouden de Nederlandstalige huisartsen ook taaltesten willen invoeren om na te gaan of artsen die als Nederlandstalig zijn aangeduid, dat ook effectief zijn. In ieder geval hopen de Nederlandstalige huisartsen tegen begin 2016 in deze tweetalige wachtdienst te kunnen stappen.
Minister, ik weet dat de hele organisatie van deze materie een federale aangelegenheid is en dat dit niet uw rechtstreekse bevoegdheid is, maar als Vlaams minister voor Brussel is het verzekeren van een zorgaanbod met voldoende Nederlandstalige voorzieningen in Brussel wel een aandachtspunt. Hoe staat u tegenover de oprichting van deze tweetalige wachtdienst voor huisartsen in Brussel? Hoe wilt u eventueel helpen garanderen dat deze wachtdienst effectief tweetalig zal zijn? Hebt u hierover al overleg gepleegd met het Huis voor de Gezondheid of met de BHAK? Zetten de Franstaligen voldoende artsen in? Zal het project effectief resulteren in minder wachtdiensten voor Nederlandstalige artsen?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
In dit heel belangrijke debat moeten we pragmatisch te werk gaan. We moeten twee aspecten bewaken. We moeten er ten eerste effectief voor zorgen dat mensen in hun eigen taal en dan zeker in het Nederlands naar de dokter kunnen gaan. Naar de dokter gaan is iets anders dan een brood kopen. Het is eens zo belangrijk dat je dat in je moedertaal kunt doen. Het bewaken van die reële tweetaligheid zal van belang zijn. Zijn er stimulansen voor tweetalige dokters? Zijn er beloningsmechanismen? Op welke manier zal er worden gestimuleerd dat Franstalige artsen eventueel ook tweetalig zijn? Ze moeten worden geënthousiasmeerd om zich als dusdanig op te geven. Dat kan betekenen dat ze meer werk aan hun rekker hebben, om het zo te stellen. Ik ga ervan uit dat er op een creatieve manier wordt gepoogd om de tweetaligheid zinvol te benutten, en dat het een reële tweetaligheid is en geen basiskennis.
Het tweede aspect is het artsentekort. Elke Nederlandstalige die in Brussel naar een dokter gaat, weet dat er ook daar wachtlijsten en tekorten zijn, en dat het er frustrerend is om een dokter te vinden die jou überhaupt als patiënt wil nemen. Het is belangrijk om jonge artsen aan te moedigen om zich in Brussel te vestigen en in Brussel te blijven. Deze tweetalige wachtdienst is effectief een ontlasting en niet een extra belasting van Nederlandskundige dokters. Ik wil hierin het voordeel van de twijfel hanteren. We moeten bekijken hoe dit verder evolueert.
Er bestaan een aantal initiatieven met een Nederlandstalige wachtdienst, bijvoorbeeld Terranova. Wat gebeurt er met de huidige wachtdiensten waar dokters, vaak van buiten Brussel, samen in zitten? Zullen die blijven bestaan of zullen ze worden ingekanteld in de tweetalige dienst?
De heer Poschet heeft het woord.
Voor mijn partij is een betere toegankelijkheid tot kwalitatieve Nederlandstalige gezondheidszorg uiteraard een prioriteit, zeker en vast ook in Brussel. Wij volgen dan ook de hervorming van de Brusselse wachtdienst op de voet. We denken dat er kansen aan verbonden zijn. We weten allemaal wel dat er een aantal Nederlandstaligen zijn vanuit maar ook van buiten Brussel die aan Franstalige universiteiten geneeskunde gaan studeren. Dat gebeurt om allerlei redenen. Het kan aan de UCL zijn in Sint-Lambrechts-Woluwe, of aan de ULB. In die pool van Franstalige huisartsen is er dus een potentieel aanwezig van Nederlandstaligen of op zijn minst Nederlandskundigen.
Deze hervorming bevat kansen die wij moeten valoriseren, waardoor we de druk kunnen verminderen op de Nederlandstalige huisartsen in Brussel. De uitdaging zal zijn om de effectieve tweetaligheid van die eengemaakte wachtdienst te garanderen. Minister, mijn vraag sluit aan bij de bezorgdheid van mijn collega’s: hoe kunt u uw steentje bijdragen aan het effectief en kwalitatief tweetalig maken van die eengemaakte huisartsenwachtdienst?
Minister Gatz heeft het woord.
Als Vlaams minister bevoegd voor Brussel ben ik uiteraard begaan met een gegarandeerde Nederlandstalige dienstverlening en voorzieningen in Brussel. Het is evenwel mijn collega-minister Vandeurzen, bevoegd voor de volksgezondheid, die verantwoordelijk is om een zorgaanbod te verzekeren met voldoende Nederlandstalige voorzieningen. Ik geef u dan ook een antwoord vanuit mijn coördinerende bevoegdheid voor Brussel.
Dit initiatief ligt in de lijn van wat al jaren met het Huis voor Gezondheid en Zorgzoeker wordt nagestreefd: de pool aan Nederlandstalige en Nederlandskundige artsen en zorgverleners vergroten om zo het zorgaanbod voor Nederlandstaligen in Brussel groter te maken. Indien het initiatief effectief resulteert in minder wachtdiensten voor Nederlandstalige huisartsen kan dit de aantrekkelijkheid van een Brusselse praktijk voor – in dit geval Nederlandstalige – huisartsen in opleiding enkel vergroten.
Er moeten natuurlijk goede afspraken worden gemaakt en er moet loyaal worden samengewerkt. Onder die voorwaarden kan ik zeker voorstander zijn van dit initiatief. Zoals u weet, moedig ik ook de samenwerking tussen beleidsniveaus en over taalgrenzen heen altijd aan.
Het gaat hier in eerste instantie om een interne discussie – die overigens lang geduurd heeft, dat weten we allemaal – binnen de Brusselse Huisartsen Kring. De rol die het Huis voor Gezondheid in dezen te spelen heeft, is eerder beperkt. Zij zijn een neutrale, luisterende partner. Zij kunnen desgewenst de rol van facilitator opnemen, zoals ze ook in het verleden al hebben gedaan. We hebben contact opgenomen met hen om hun mening over een en ander te kennen.
Ik heb hierover geen formeel overleg gehad met de Brusselse Huisartsen Kring. Mijnheer Segers, u hebt het zelf gezegd in uw vraagstelling: de werking van deze wachtdienst, het bestaan en het statuut ervan, vallen niet onder de bevoegdheid van minister Vandeurzen, maar van de federale overheid.
Zoals ik hierboven heb vermeld, ben ik niet betrokken bij de totstandkoming van dit project. Ik wil natuurlijk wel een aantal zaken met u delen, na mij daarover te hebben geïnformeerd. Ten eerste: de wachtdienst functioneert momenteel zonder probleem zonder de Nederlandstalige artsen. Met andere woorden: er zijn wel degelijk voldoende Franstalige artsen bereid om de wacht te doen. Dat is niet onbelangrijk.
Ten tweede: mochten alle huisartsen worden verplicht een wacht te doen, dan zou elke deelnemende huisarts maar één wacht per drie jaar moeten doen. Er zijn dus op zich genoeg artsen.
De tweetaligheid – een belangrijk aspect in uw vragen – wordt onder andere op de volgende manier gegarandeerd: elke deelnemende arts kan een taalexamen afleggen. De Nederlandstalige huisarts legt uiteraard een Frans taalexamen af en de Franstalige huisarts een taalexamen Nederlands. Wanneer dit zal gebeuren – want naar aanleiding van deze hervorming moeten er nog een aantal zaken worden beslist – zal dit normaal gezien via Selor gebeuren. Daardoor zullen we een objectieve basis hebben, en niet zomaar ‘een’ talenkennis.
Vanaf 2016 zou minister Vanhengel onderzoeken in welke mate er op dat ogenblik een tweetaligheidspremie nuttig is. Deze premie zou Franstalige en Nederlandstalige artsen moeten stimuleren om deel te nemen aan de wachtdienst. Voor die shiften waar de beschikbaarheid van een Nederlandskundige verplicht is – de uren waarop de Brusselse Huisartsen Kring een wacht organiseert, dus niet overdag, wanneer de huisarts in principe beschikbaar is – zal er telkens van alle wachtdoende artsen minstens één Nederlandstalige beschikbaar zijn. Dat is dus een organisatorisch aspect waartoe men zich heeft verbonden en dat uiteraard nogal cruciaal is in de operationalisering van heel deze afspraak.
Daarnaast wil ik nog verwijzen naar enkele elementen en indicaties waaruit blijkt dat er toch enige bereidheid is bij Franstalige artsen om het Nederlands te leren. Het Huis voor Gezondheid kreeg enige tijd geleden de vraag van een aantal Franstalige huisartsen om een aanbod taallessen medisch Nederlands te organiseren. De artsen werden in eerste instantie door het Huis voor Gezondheid naar een aantal taalscholen georiënteerd, maar in tweede instantie werd een beroep gedaan op het Huis van het Nederlands om een plan van aanpak te bespreken. Het Huis voor Gezondheid zou instaan voor de contacten met de Franstalige huisartsen en het Huis voor het Nederlands zou het meest aangepaste taalaanbod – het best aansluitend op de behoefte van deze artsen – uitzoeken.
Men heeft daarover verder samengezeten. Er is een overleg geweest tussen het Huis voor Gezondheid, het Huis van het Nederlands en de Fédération des Associations de Médecins Généralistes de Bruxelles. Deze laatste vereniging was heel positief over dit plan, wilde dit zo snel mogelijk uit de startblokken krijgen omdat de tweetalige wacht op dat moment ook toen al in de wachtkamer zat – om het zo te zeggen – en ze zich bewust waren van het feit dat ze binnen deze tweetalige wachtdienst het Nederlands nodig zouden hebben.
Het Huis voor Gezondheid heeft zich ertoe geëngageerd de geïnteresseerde Franstalige huisartsen voor hun activiteiten uit te nodigen, hun de nieuwsbrief Zorgzoeker te sturen en ervoor te zorgen dat ze hun Nederlands kunnen blijven oefenen. De praktische uitwerking hiervan zal na de cursus zelf gebeuren.
Ik moet helaas meedelen dat tot nu toe geen subsidies zijn gevonden om dit van de grond te krijgen. Dit is echter vrij recent. Ik moet met mijn collega’s nagaan hoe we hier het best een antwoord op kunnen bieden.
In elk geval is bij een belangrijk gedeelte van de Franstalige artsen een mentaliteitswijziging opgetreden. Zij willen hier op een positieve wijze instappen. Het Huis voor Gezondheid en het Huis van het Nederlands zijn nog steeds bereid om faciliterend op te treden indien in de toekomst een gelijkaardige vraag zou worden gesteld.
Op de specifieke vraag over de huidige werking van Terranova kan ik momenteel geen antwoord geven. We zullen deze relevante zaak zeker verder uitzoeken. Ook vanuit het perspectief van de VGC is dit een pertinente vraag. Op dit ogenblik kan ik echter geen antwoord geven. Ik neem aan dat de Brusselse Huisartsen Kring niet over één nacht ijs is gegaan en hier een consistent antwoord op kan geven. Ik wil dit best uitzoeken. Momenteel kan ik echter geen technisch antwoord op deze vraag geven.
De heer Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw toelichting en voor uw visie op deze zaak, die iedereen duidelijk aanbelangt. We hebben een gemeenschappelijke mening. We zullen dit verder blijven opvolgen. Indien we hier onze zegen aan kunnen geven, moet het voor alle partijen een win-winsituatie zijn. Dit moet volgens mij de eindconclusie zijn.
Wat de Nederlandstalige huisartsen betreft, moet dit een impact hebben op het aantal wachtdiensten. Wat de fundamentele bekommernis betreft, verwijs ik naar het zoveelste klachtenmailtje dat me net heeft bereikt. Het gaat om een dringende medische opname in Brussel. Er is een kind van 2 jaar bij betrokken. De spoedafdeling heeft ’s nachts artsen opgeroepen die het Nederlands niet kundig zijn. Die verhalen moeten stoppen. We hebben het hier over iets anders gehad, maar dergelijke toestanden zouden in de huidige tijdsgeest in onze hoofdstad niet meer mogelijk mogen zijn. Indien op dat vlak stappen kunnen worden gezet, zullen we verheugd zijn hier onze zegen aan te kunnen geven.
Minister, we zullen dit blijven opvolgen. U hebt een aantal elementen vermeld, zoals de rol die het Huis van het Nederlands en minister Vanhengel spelen. Dit is voor opvolging vatbaar en dat is dan ook wat we zullen doen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik volg deze lijn. We moeten het positieve zien. Ik heb u horen zeggen dat er bij de Franstalige artsen interesse is om Nederlands te leren. We moeten hier hard op inzetten. Dit is ook een antwoord op de vraag in verband met de spoeddiensten. Ik ga ervan uit dat de meeste artsen slim genoeg zijn om Nederlands te leren. Het gaat om de bereidwilligheid en het vinden van de motivatie. We moeten eventueel in stimulansen voorzien. Op die manier kunnen we op het vlak van de gezondheid in Brussel belangrijke stappen vooruit zetten. Ik hoop dat het denkspoor betreffende het aanboren van de interesse verder wordt gevolgd.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We moeten de zaak positief benaderen en nagaan in welke richting dit zal evolueren. Er bestaat effectief een grote vraag. Die vraag heeft overigens niet enkel betrekking op het Nederlands of het Frans. Op de website www.geomed.be kan iemand in het Swahili of het Turks een dokter zoeken. Ik stel me daar wel vragen bij. Ik heb net even naar mijn eigen gemeente gekeken. Er staan een aantal dokters vermeld waarvan ik nog nooit heb gehoord en die ik zeker niet als Nederlandstaligen ken. Het is belangrijk dat we voldoende kwaliteit kunnen garanderen. Indien we stellen dat een dokter Nederlands spreekt, moet hij ook op een voldoende hoog niveau Nederlands kunnen spreken. We zullen nog even afwachten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.