Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Vraag om uitleg over de ontslagen bij Levanto
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, op woensdag 11 maart, ondertussen ruim twee weken geleden, kondigden de sociale ondernemingen Levanto en Educar aan dat ze 24, respectievelijk 15 mensen moesten ontslaan ten gevolge van uw gewijzigd beleid om langdurig werklozen sneller te laten doorstromen naar bedrijven. U kiest ervoor om werkzoekenden een opleiding te geven op de werkvloer en niet zozeer bij sociale ondernemingen, waar de werkzoekenden nu gedurende één jaar opleiding, werkervaring en begeleiding krijgen in hun zoektocht naar werk.
In één adem wordt het nieuwe stelsel van tendering aangeklaagd. Nochtans hebt u te kennen gegeven dat u hiermee 5000 mensen kunt helpen in plaats van de huidige 2200. Bovendien kunnen de leerwerkbedrijven inschrijven op deze VDAB-tender. Dit boezemt blijkbaar echter angst in bij deze ondernemingen, die nochtans prat kunnen gaan op flink wat ervaring.
In de Gazet van Antwerpen klaagt de directeur van Educar aan dat het nieuwe systeem van de korte voortrajecten en opleidingen binnen de bedrijven enkel zal zijn weggelegd voor de sterksten, terwijl de zwaksten in de kou blijven staan. Daartegenover plaatst u de stelling dat de nieuwe trajecten twaalf tot achttien maanden zullen duren, tijdens dewelke mensen effectief worden begeleid als werkzoekende naar een job. Het objectief is om mensen nog sneller naar werk te kunnen toeleiden.
Vanuit Levanto komt er kritiek op de praktische invulling van het systeem. Daarover zou nog heel wat onduidelijkheid bestaan vanuit de VDAB. Tevens zou het moeilijk worden om voldoende werkgevers te vinden die ervoor openstaan om deze groep een stage aan te bieden.
De kritiek van de leerwerkbedrijven is mede opmerkelijk omdat ze met u aan tafel hebben gezeten en omdat u stelde goed gesproken te hebben met de sector om hun bezwaren mee te nemen.
Minister, wat waren de belangrijkste bezwaren van de sector tijdens de gesprekken over het nieuwe systeem en in welke mate hebt u hiermee rekening gehouden?
Zijn er indicaties dat de huidige sociale ondernemingen een concurrentienadeel zouden hebben in het nieuwe systeem van tendering?
Klopt het dat er nog heel wat onduidelijkheid bestaat vanuit de VDAB over de praktische invulling van het nieuwe systeem? Zo ja, op welke punten en zal dit op korte termijn worden rechtgezet?
Bestaat er een risico dat er onvoldoende werkgevers zullen worden gevonden om stages aan te bieden?
Hebt u onderzocht of de kritiek van de sociale ondernemingen steek houdt, namelijk dat het nieuwe systeem met de korte voortrajecten en opleidingen binnen de bedrijven in het nadeel zou spelen van de zwaksten?
Zult u opnieuw met de sector aan tafel gaan zitten om opheldering te geven over mogelijke misverstanden?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, enkele weken geleden, op 26 februari, hebben we in de commissie al een debat gehad over de toekomst en de impact van de hervorming van het huidige stelsel werkervaring naar het nieuwe kader tijdelijke werkervaring. De conclusie van de discussie was dat u eind maart met een voorstel zou komen van een nieuw kader. U benadrukte herhaaldelijk dat u in de overgangsfase de expertise en tewerkstelling zou waarborgen via goede overgangsmaatregelen.
U zei: “Als die nog onduidelijk zijn, lijkt het me vanzelfsprekend dat ik daarover duidelijkheid zou creëren.” U zei ook dat u in overleg was met de sector om de juiste overgangsmaatregelen te nemen, om ervoor te zorgen dat de expertise maximaal behouden zou blijven.
Binnen het budget zou u zowel de expertise, de tewerkstelling voor de WEP-plus-promotoren (werkervaringsplan-plus) als de leerwerkbedrijven zo maximaal mogelijk waarborgen. Over de grenzen van meerderheid en oppositie was er toen begrip voor het lopende overleg. We hebben toen gezegd dat we zouden afwachten wat er uit de bus komt.
Afgelopen week hoorde ik dan via de media dat Levanto 24 trajectbegeleiders/arbeidsconsulenten noodgedwongen moet ontslaan. Dan hebben we het nog niet over de trajecten voor werkzoekenden die bijgevolg zouden verdwijnen. Bij het horen van dit nieuws stel ik me opnieuw grote vragen over uw ietwat geruststellende woorden van twee weken geleden.
Minister, hoe rijmt u de ontslagen bij Levanto met de aangekondigde overgangsmaatregelen? Hoe zult u ervoor zorgen dat de expertise niet verloren gaat?
De heer Hofkens heeft het woord.
Uiteraard staan wij volledig achter de geplande hervorming. Die hervorming moet ertoe bijdragen dat er nog meer personen intensief kunnen worden begeleid op de werkvloer, gericht op uitstroom. Dat is op zich uiteraard nog altijd de doelstelling.
Ik wil er zeker begrip voor opbrengen dat die hervorming, zoals elke hervorming, wat ongerustheid teweegbrengt, maar ik denk inderdaad dat het een noodzakelijke wijziging is.
Ik had begrepen dat men binnen het kwalitatieve luik van het Vlaamse Banenpact ook kijkt naar werkervaring. Minister, hebt u eventueel al een indicatie van wanneer of waar men op dat vlak naartoe gaat?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Hofkens, ik heb het daarnet al zijdelings aangehaald: de sociale partners hadden gevraagd om tot 31 maart 2015 zelf te mogen werken aan het kwalitatieve luik. De sociale partners wensen blijkbaar op dit moment en tot 22 april niet met elkaar in overleg te treden over grote thema’s, aangezien er een dreiging of aanzegging van staking is. Ze hebben dan besloten om enerzijds vanuit vakbondskant en anderzijds vanuit werkgeverskant een aantal elementen naar voren te brengen.
Ik ben van plan om nu zelf stappen te nemen met de regering voor een verdere uitwerking van het kwalitatieve luik. Ik moet dat nog doen binnen de regering. Ik had gehoopt iets te krijgen vanuit de sociale partners. Ik zal een verdere uitwerking van het kwalitatieve luik voorleggen aan de regering en dan opnieuw aan de sociale partners. Het lijkt op de werkwijze die we bij het doelgroepenbeleid hebben gevolgd: met de gekregen input een stap verder zetten en dan terug naar de sociale partners gaan.
Ik zal daarover nu niet veel meer zeggen, omdat ik nog altijd hoop dat we met de sociale partners samen stappen vooruit kunnen zetten. Ik zal echter ook niet tot 22 april wachten om dan te zien of ze al dan niet een stap verder staan. Ik vat zelf de koe bij de horens en werk door.
Ik kom dan bij de eigenlijke vragen, te beginnen met de overgangsmaatregelen en het continueren van de expertise. We hebben twee overgangsmaatregelen genomen om de begeleiding effectief voort te zetten en de begeleidingscapaciteit maximaal te vrijwaren. Ten eerste worden de huidige werkervaringsprojecten met drie maanden verlengd. Dat betekent dat werkzoekenden tot en met 31 maart in de projecten kunnen instromen. Ten tweede wordt er voor de periode van 1 juli tot 31 december een tijdelijke subsidieovereenkomst gesloten tussen de leerwerkbedrijven en de VDAB. Daarbij moeten de leerwerkbedrijven instaan voor de begeleiding van de werkzoekenden en wordt het werkplekleren gebruikt om de werkzoekenden in het normaal economisch circuit tewerk te stellen. De subsidieovereenkomst zal gelden voor 2500 werkzoekenden. In overleg met het Vlaams Steunpunt Lokale Netwerken (SLN) krijgen de leerwerkbedrijven op dit moment een zicht op het aantal werkzoekenden dat zij in het kader van die tijdelijke subsidieovereenkomst kunnen en mogen begeleiden. De organisatie kan dus een eerste inschatting maken van de middelen die ter beschikking zullen zijn voor de rest van 2015.
Deze tweede overgangsmaatregel is er gekomen op basis van overleg met SLN, om ervoor te zorgen dat de expertise niet verloren gaat. De VDAB heeft in 2015 geregeld met SLN samengezeten om de subsidieovereenkomst verder uit te werken. Begin april is er opnieuw een overleg tussen VDAB en SLN gepland om meer duidelijkheid te geven over het exacte budget per traject. De leerwerkbedrijven zullen dan uitsluitsel hebben over het beschikbare budget voor 2015 en kunnen tijdens dat overleg uiteraard ook andere vragen stellen, als er nog misverstanden zouden zijn.
En daarmee ben ik bij de vragen van mevrouw Talpe beland. Mevrouw Talpe, u vraagt naar de belangrijkste bezwaren van de sector tijdens de gesprekken. Hun eerste bezorgdheid, die ik overigens deel, is dat een traject uiteraard voldoende tijd en ruimte moet krijgen om de problematiek van de werkzoekende echt te kunnen meenemen. Onze bedoeling is de werkzoekende zo snel mogelijk in het reguliere economische circuit te krijgen, maar er moet voldoende tijd en ruimte zijn vóór die stap wordt genomen. We willen gaan naar trajecten op maat met een doorlooptijd van 12 tot maximum 18 maanden. Dat is langer dan vandaag. De sector was ook vragende partij om op maat te werken en niet langer puur met de werkloosheidsduur als objectief criterium. Ik denk dat dat een goede zaak is en aan deze wens zijn we dan ook tegemoetgekomen. We maken de trajecten dus langer dan vandaag en er zal op maat worden gewerkt. Iemand met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt zal een langer traject kunnen doorlopen dan vandaag het geval is. Het criterium is de afstand tot de arbeidsmarkt en niet gewoon de werkloosheidsduur.
Tot slot hebben we ervoor gekozen om vanaf 2016 met een overheidsopdracht te werken. Dat was een belangrijk bezwaar van SLN. Om daaraan voor een deel tegemoet te komen – niet helemaal, want we blijven op die filosofie voortwerken – hebben we de verlenging in de subsidieovereenkomst uitgewerkt, zodat de leerwerkbedrijven in 2015 de garantie hebben dat ze hun activiteiten kunnen voortzetten en de aanwezige expertise grotendeels kunnen vrijwaren. Alle leerwerkbedrijven kunnen daarna in de VDAB-overheidsopdracht instappen en zo hun activiteiten bestendigen. Dat is belangrijk.
Ik zie geen enkele reden waarom de sociale ondernemingen een concurrentienadeel zouden hebben. Ik denk dat ze eerder een voordeel hebben. Doorheen de jaren hebben ze een expertise opgebouwd in de begeleiding van langdurig werkzoekenden, zeker degenen die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben die overbrugbaar is. Volgens mij is er dus echt geen sprake van concurrentienadeel, maar eerder van een extra troef.
De VDAB zou niet duidelijk zijn over de praktische invulling van het nieuwe systeem van intensief werkplekleren. Ik kan dat begrijpen omdat de overheidsopdracht pas gisteren op de raad van bestuur van de VDAB is goedgekeurd. Pas daarna kan de tender worden gepubliceerd, kunnen de infosessies worden gehouden en kan de mogelijkheid geboden worden om schriftelijk vragen te stellen. Al die vragen en antwoorden zullen ook worden gepubliceerd, zodat ze gedeeld kunnen worden. De oproep zal duidelijk de opdracht intensief werkplekleren bevatten én de selectiecriteria waaraan deelnemers moeten voldoen. Binnen dat kader moeten de partners dan zelf een gepast aanbod uitwerken. Een absolute vereiste is de opname van werkplekleren in het traject. Verder krijgen de partners voldoende vrijheid om het traject zelf uit te bouwen met de inzet van al hun expertise. Ze krijgen dus een stuk vrijheid. Verder kan ik daarover niet zoveel zeggen, want met tenders moeten we altijd voorzichtig zijn.
Een andere vraag heeft betrekking op het vinden van voldoende werkgevers die stages aanbieden. Voor ons is het duidelijk dat we hiervoor in eerste instantie een beroep moeten doen op de huidige promotoren die hun werkvloer voor het werkplekleren kunnen inzetten en die de werkzoekende na de opleiding of de stage ook kunnen aanwerven. Het vinden van de stageplekken maakt deel uit van de uitvoering van de overheidsopdracht die de VDAB uitschrijft. Wie zich inschrijft, moet ook voor die plaatsen zorgen.
Wat de bezorgdheid om de doelgroep en het nadeel van de zwaksten betreft, blijf ik erbij dat dit model geen oplossing biedt voor de zwakste profielen. De afstand tot de arbeidsmarkt is voor die mensen onoverbrugbaar. Voor hen moeten we andere systemen zoeken. Ik denk hierbij aan de nieuwe systemen voor tijdelijke werkervaring die we momenteel uitwerken. Die systemen zouden hier een effectief antwoord op moeten bieden.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, uw antwoord was heel duidelijk en consequent. U hebt een visie om die groep van langdurige werklozen sneller naar de reguliere economie te laten doorstromen. Ik ben blij dat er verder overleg zal worden gepleegd met de sector. De sector krijgt de ruimte om vragen en bezorgdheden op tafel te leggen.
De overgangsperiode in verband met de subsidieovereenkomsten vormt een zeer positief signaal. Een maximale doorstroming moet ons uitgangspunt vormen. Uiteraard is niet iedereen klaar voor de reguliere economie. Op dat vlak moeten we maatwerk leveren en bijsturing in acht nemen. Dat is ook uw insteek en we zijn daar zeer tevreden mee.
We zijn zeker ook voorstanders van de tendering. De VDAB moet flexibel op de uitdagingen van de arbeidsmarkt kunnen inspelen. Samenwerking is nodig om een voldoende kwalitatief aanbod en een versterkte expertise te kunnen verwezenlijken.
Minister, als ik het goed begrijp, is een tender uitgeschreven. Ik heb in dit verband nog een bijkomende vraag. Kunt u al meedelen tot wanneer op die tender kan worden ingetekend?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. U hebt een aantal elementen aangekaart in verband met uw visie op de toekomst. U houdt hierbij rekening met de bekommernissen van de sector over de duur van de begeleiding en de trajecten op maat.
Wat de overgangsregeling betreft, blijf ik echter op mijn honger. Initieel hebben we de boodschap gekregen dat de expertise maximaal zou worden gevrijwaard en dat de situatie min of meer zou worden bevroren. Op die manier is het perfect mogelijk de ontslagen te vermijden. Het gaat immers om een overgangsmaatregel. De vraag is dan ook waarom het subsidiereglement er niet voor kan zorgen dat we in de tussenperiode geen ontslagen bij de verschillende leerwerkbedrijven zien. Aangezien het om een overgangsperiode gaat, betreft het hier een politieke keuze. De situatie kan worden bevroren. In dat geval zouden geen begeleiders worden ontslagen en zou er bijgevolg ook niet minder begeleiding van kwetsbare werkzoekenden zijn.
Minister Muyters heeft het woord.
Mevrouw Kherbache, er is momenteel een verschil. De leerwerkbedrijven ontvangen gedeeltelijk dezelfde subsidies als de externe promoteren, die een loonpremie en een omkaderingspremie krijgen. De leerwerkbedrijven ontvangen daarenboven echter ook nog andere premies.
We evolueren naar een vermindering van de totale kostprijs. Momenteel zorgen 6000 begeleiders voor 2250 begeleidingen. Een aantal leerwerkbedrijven kijken naar de toekomst. Het is de bedoeling aan de hand van een eenvoudige premie met 2 componenten 5000 mensen te begeleiden. Het totaalbedrag zal ook lager liggen. Hierdoor zal een begeleider meer mensen moeten begeleiden. Dat is hier gedeeltelijk in verwerkt. Een aantal leerwerkbedrijven denken in de toekomst de tender niet te halen of willen geen risico’s nemen. Om die reden gaan ze nu over tot afdankingen. Dit is een keuze die de leerwerkbedrijven zelf maken.
Levanto zal tijdens de overgangsperiode grofweg meer begeleidingen dan in het verleden uitvoeren. Ik zie het niet zitten 2250 mensen door 600 begeleiders te laten begeleiden. Ik wil dat verlagen. Ik wil minder begeleiders voor die 2250 langdurige werklozen. De leerwerkbedrijven moeten in de toekomst de tender binnenhalen. Ze maken veel kans. Op die manier zullen ze misschien drie- tot viermaal meer mensen moeten begeleiden. Ze moeten nu een keuze maken. Ze moeten beslissen wat ze willen doen met de mensen waarover ze nu beschikken. Dat is hun verantwoordelijkheid. Ik wil die bedrijven niet vertellen dat ze op de tender moeten wachten alvorens een keuze te maken.
Mevrouw Talpe, ik zal de timing meedelen. Ik weet dat de beslissing ten laatste op 1 oktober 2015 aan de bedrijven zal worden meegedeeld. De oproep is gisteren goedgekeurd en zal een van de komende dagen worden bekendgemaakt. Ik weet echter niet hoe lang dit zal openstaan. Ik zal het navragen en die informatie aan de commissiesecretaris overmaken.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, mij is alles duidelijk. Ik ben blij dat u op die bezorgdheid bent ingegaan. We hebben de hoop dat na de overgangsperiode en de tenders zal blijken dat dit effectief tot een betere doorstroming zal leiden.
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, er zijn verschillende mogelijkheden om de overgang naar een ander systeem te begeleiden. Levanto gaat nu blijkbaar noodgedwongen tot ontslagen over omdat er ten gevolge van het nieuw systeem onzekerheid is. De tender biedt geen zekerheid.
Er zijn genoeg voorbeelden, die ik u kan bezorgen, waarbij men bij het overstappen naar een nieuw systeem de bedrijven nu al verplicht om te ontslaan omdat je dan het risico bij hen legt, terwijl je perfect zou kunnen zeggen dat als je de tender, wat ook een overgangsmaatregel is, niet haalt, je er ook voor zorgt dat het sociaal passief op die manier wordt afgebouwd. Dat heeft men al vaak gedaan. Dat is in die zin wel logisch. Wat u nu doet, is de verandering afwentelen op de leerwerkbedrijven. U verplicht hen om te ontslaan. Dat staat haaks op het principe om zoveel mogelijk expertise te behouden. Een ontslag kun je perfect vermijden. Als ze die tender behalen, is er perfect continuïteit. Als ze de tender niet behalen voor het contingent, kun je ervoor zorgen dat dat uitdoofscenario, met het sociaal passief dat er dan is, met de overheid wordt geregeld. Nu is dat een bruuske regeling. Ik vind dat een verlies van expertise. En het is een verlies van jobs voor kwetsbare werkzoekenden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.