Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, zoals u weet beoogt het Gewestelijk Expresnet (GEN) de totale integratie van het openbaarvervoeraanbod in Brussel en in de ruime periferie, tot een straal van meer dan 30 kilometer rond Brussel. Het GEN bestaat uit allerlei lijnen, zowel radiale als transversale. De ruggengraat is het spoorwegnet, dat wordt aangevuld door een netwerk van snelle buslijnen die de door de spoorwegen slecht bediende zones doorsnijden. Dat is het principe.
De Brusselse collega’s hebben in het Brussels regeerakkoord opgenomen dat in aanvulling op het GEN-aanbod uitvoering moet worden gegeven aan een akkoord met het Vlaamse en het Waalse Gewest om te voorzien in minstens 20.000 parkeerplaatsen buiten de ring, die vlot bereikbaar zouden moeten zijn met het openbaar vervoer. Bovendien vermeldt dit regeerakkoord dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest aan de andere gewesten zal vragen om in de directe buurt van de GEN-stations te voorzien in een voldoende aantal plaatsen voor auto’s en fietsen. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering streeft er verder naar om zelf 10.000 parkeerplaatsen te creëren op plaatsen waar het wegverkeer en het openbaar vervoer op elkaar aansluiten, om op deze wijze de intermodaliteit te stimuleren.
Minister, in uw eigen beleidsnota Mobiliteit en Openbare Werken geeft u de hoogste prioriteit aan het verbeteren van het woon-werkverkeer. U richt zich hiervoor in het bijzonder op congestiegevoelige gebieden in de Vlaamse Ruit en in de regio’s rond Brussel en Antwerpen.
De mobiliteitsproblemen rond Antwerpen en Brussel zijn gekend en komen met de regelmaat van de klok aan bod. Ze zijn, zoals iedereen ondertussen dagelijks ondervindt, problematisch voor de mobiliteit van heel Vlaanderen. Zo is de ring rond Brussel een draaischijf in de regionale en internationale verkeersstromen. De congestie op deze ring is nefast voor de economie, de gezondheid en het welzijn van de Vlaming. In uw beleidsnota konden we lezen dat hierbij een prioritaire aanpak vereist is.
Bovendien wilt u andere gewesten en buurlanden nog actiever betrekken bij het oplossen van grensoverschrijdende mobiliteitsproblemen en bij het uitvoeren van infrastructuurwerken met transregionale en -nationale impact. U gaat in bilateraal overleg met de regering van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest over dossiers met betrekking tot onder meer Mobiliteit en Ruimtelijke Ordening die de beide gewesten aanbelangen en u wilt nauw samenwerken om concrete uitdagingen die zich ter plaatse stellen aan te pakken.
Minister, is er over de aanleg van parkings in het kader van het GEN-project al overleg gepleegd met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en eventueel met het Waalse Gewest? Indien ja, wanneer hebben die overlegmomenten plaatsgevonden? Wat waren de conclusies en aanbevelingen met betrekking tot de aanleg van deze parkings? Zijn er nog overlegmomenten gepland? Indien neen, waarom niet?
Welke initiatieven zult u nemen om mee te werken aan de realisatie van de 20.000 parkeerplaatsen – zo staat het in het Brussels regeerakkoord –, zoals afgesproken in aanvulling op het GEN-aanbod? Hoeveel van de voorziene 20.000 parkeerplaatsen zullen er in het Vlaamse Gewest worden gerealiseerd? Waar zullen deze parkings komen? Kunt u ook het aantal parkeerplaatsen per parking die zal worden gerealiseerd, aangeven? Tegen wanneer zullen deze parkings gerealiseerd zijn? Wat is de verdere timing en planning van de realisatie van deze parkings? Aan welke concrete criteria moeten deze parkings voldoen qua bereikbaarheid, betaalbaarheid, toegankelijkheid enzovoort? Met andere woorden, is er ergens al een begin van een plan waarin al die aspecten aan bod komen?
Is hierover al overleg geweest tussen de gewesten en de NMBS? Want ook de NMBS speelt hierin natuurlijk een cruciale rol. Indien neen, is er een overleg gepland?
Is er intussen een structureel overleg geïnstalleerd met de andere gewesten om de grensoverschrijdende – het gaat dan niet enkel over Vlaams-Brabant, Waals-Brabant en Brussel, maar grensoverschrijdend in het algemeen – mobiliteitsproblemen aan te pakken? Zo ja, is dat overleg al samengekomen? Wat waren de belangrijkste conclusies en aanbevelingen? Is er een volgend overleg gepland? Zo neen, waarom niet? Wanneer zou er dan een overleg kunnen worden gepland?
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, ik vind de vraag om uitleg van mevrouw Brouwers interessant. Ik kan ze zeker onderschrijven. In feite gaan we hiermee verder op het debat dat we al op 8 januari hebben gevoerd in deze commissie. Toen hebben we al gezegd dat er dringend noodzaak is om in en rond Brussel de mobiliteit vlot te trekken. Het ging toen over het GEN, maar uiteraard ook over tram en bus en over het fietsbeleid. We vinden dat de focus die Brussel lijkt te leggen op multimodaliteit mooi aansluit bij de hoofdlijnen die minister Weyts in zijn beleidsnota naar voren heeft geschoven.
Ik denk dat de minister op 8 januari al overleg heeft gehad met Brussels minister Smet en dat het overleg met federaal minister Galant lopende is. Vorige week en ook gisteren in de plenaire vergadering hebben we al te horen gekregen dat er effectief veel overleg is. We vinden het positief dat die communicatielijnen open blijven.
Heel concreet, over de randparkings, vinden wij de locatiekeuze uiteraard vrij essentieel. Het is natuurlijk zo dat we in parkings moeten voorzien dichtbij de Brusselse Ring, maar wij willen er toch op hameren dat het vaak zo is dat het verkeer al een hele afstand heeft afgelegd vooraleer het aan de Ring geraakt. Het is dus niet alleen belangrijk om parkings te hebben die vlakbij de Ring liggen, maar ook bij andere knooppunten die misschien iets verder van Brussel verwijderd zijn.
Minister, in hoeverre onderschrijft u deze denkpiste? In hoeverre is het zaak om de parkinggelegenheid strategisch te spreiden? Weet u hoe minister Smet aan zijn aantal parkings is gekomen? Wat zouden de consequenties kunnen zijn voor het verkeer in Vlaanderen wanneer die allemaal net buiten de Ring zouden worden gerealiseerd? Is er al goed overleg over waar die parkings op het Brussels grondgebied zouden komen?
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, het verhaal van het GEN is een verhaal waarin we stappen voorwaarts moeten zetten. U bent nog maar net, een half jaar, minister. Dit verhaal is in het verleden al veelvuldig aan bod gekomen in deze commissie. We stellen vast dat verschillende actoren stappen zetten op het terrein: de NMBS, De Lijn, de stad, het gewest. Ik heb soms de indruk dat het allemaal gehakt stro is en dat het een kwestie wordt van dingen in elkaar te passen en proberen te stroomlijnen en op een zeker ogenblik knopen door te hakken en vooruitgang te boeken. Inzake congestieverlichting – er is niet één oplossing voor de fileproblematiek, het moet een amalgaam zijn van maatregelen – geloof ik heel sterk in dit GEN-verhaal.
Minister, het GEN-verhaal is een mooie illustratie van uw verhaal van combimobiliteit. Het draagt ook bij tot een meer leefbare en verkeersveiligere stad of stedelijke context. Minister, hoe ziet u de planning? U zit hier nog niet zo lang, maar de vragen over de planning dateren al van heel lang geleden.
Er gebeurt van alles, maar men ziet het nog te weinig op het terrein. Hoe ziet u op dat vlak de uitrol en de implementatie om op het terrein te realiseren wat al veelvuldig in media en andere fora is aangekondigd met betrekking tot dit GEN?
De heer Van Eyken heeft het woord.
Ik sluit mij graag aan bij de interessante vraagstelling hoe men dat GEN praktisch zal proberen uit te werken en hoe men met het inrichten van parkings de autobestuurders ertoe kan aanzetten om, vanaf het begin dat ze zich naar Brussel begeven, automatisch over te schakelen op het openbaar vervoer.
De parkings moeten zich wel op voldoende afstand bevinden van Brussel. Als je als autobestuurder al 15 of 20 minuten moet rijden om tot aan een parking te komen en dan nog eens moet overstappen op het openbaar vervoer, heb je misschien vaak de neiging om in de auto te blijven zitten en verder door te rijden. Dat is één zaak.
Ik denk dat de ligging van die parkings op een zeer strategische manier moet worden bepaald zodat de mensen in de wijde omgeving van Brussel die overstapmogelijkheid gaan gebruiken en dat er een voldoende, goed en efficiënt openbaarvervoeraanbod komt, waarbij er een overlapping en een samenwerking is tussen de verschillende vervoersmaatschappijen, namelijk de NMBS, De Lijn en de MIVB.
Ze moeten niet allemaal iemand van punt A naar punt B kunnen brengen. Neen, men moet de mentaliteit van de mensen proberen te veranderen in de richting dat er verschillende overstapmomenten kunnen zijn. Als je bijvoorbeeld de bus neemt in Lennik en naar het Noordstation in Brussel wilt gaan, dan is het niet noodzakelijk dat je dat traject met één bus kunt doen. Je moet bijvoorbeeld kunnen vertrekken in Lennik tot een bepaalde plaats, waar je kunt overstappen naar Brussel. Het GEN is op daar een mogelijk ideaal voorbeeld van.
U hebt waarschijnlijk ook gehoord dat de federale minister gezegd heeft dat het GEN nu wordt omgedoopt in het S-net, het suburbaan net. Dat zou pas op het einde van dit jaar kunnen starten. Je zou kunnen zeggen dat dat al grotendeels bestaat. Ik denk dat andere niveaus er zich rekenschap van geven dat er een nood is. Om dat praktisch in te voeren, denk ik dat de vraag van collega Brouwers terecht is: wat nu met die parking waarover Brussel gesproken heeft?
Minister Weyts heeft het woord.
U kent onze visie op combimobiliteit waarmee we niet de perceptie cultiveren dat openbaar vervoer en de wagen elkaars concurrenten zijn, maar wel dat ze meer in elkaars verlengde moeten liggen. We moeten minstens voor een deel van het woon-werktraject, proberen mensen te verleiden om de wagen meer te laten staan. Dat veronderstelt dat we voorzien in een vlotte en comfortabele overstap naar andere, meer duurzame vervoersmodi, maar ook rekening houdend met het gebruik van die wagen.
Er wordt terecht onmiddellijk de opmerking gemaakt dat als je gaat naar de idee van verkeerswisselaars, zeg maar parkings die aansluiten op een knooppunt van openbaar vervoer, dus één of meer openbaarvervoersmodi, je dan strategische keuzes moet maken. Je moet erop letten dat je geen park and rides (P+R’s) voor langeafstandspendelaars gaat aanleggen in congestiegevoelig gebied, maar idealiter op punten voor het begin van de files. Zo mogelijk moeten P+R’s dicht bij de woonplaats van de gebruiker worden ingericht.
In relatie tot de samenwerking met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, schets ik even het huidige kader. Er is in 1998 een principieel akkoord tussen beide gewesten afgesloten om gemeenschappelijke mobiliteitsproblemen aan te pakken. Laten we wel wezen, zoals door collega Keulen en anderen aangehaald, is dat in de praktijk niet even vlot verlopen als het op papier staat. We trachten enigszins met een propere lei te beginnen en het raamakkoord te heractiveren om te werken op basis van nieuwe beleidsinzichten en op basis van die combimobiliteit. Het is essentieel dat we van bij het begin Ruimtelijke Ordening daarin betrekken. Je kunt niet aan de slag gaan zonder dat je ook onmiddellijk het ruimtelijk beleid daarin betrekt. Je zit met ruimtelijke uitvoeringsplannen en ruimtelijke verordeningen die een grote rol zullen spelen bij een en ander.
Ik kan de ambitie, zeker wat betreft de mobiliteit in en rond Vlaams Brabant en Brussel enkel realiseren in samenwerking met Brussel. Vandaar dat ik op regelmatige basis, ik denk zelfs verleden week nog, contact heb met Brussels minister Smet daaromtrent. Er zijn ook contacten geweest tussen minister-president Vervoort en minister-president Bourgeois die het gehad hebben over samenwerking op mobiliteitsvlak.
Er is in januari en op 11 maart een lang overleg geweest met minister Smet waar ik een en ander heb besproken. In eerste instantie willen we er vooral voor zorgen dat de operationele niveaus opnieuw met elkaar overleggen en communiceren. Daarom hebben we gezegd dat we een ambtelijke werkgroep willen. We willen er ook voor zorgen dat de politiek er onmiddellijk bij zit om het signaal te geven dat de politiek dit niet alleen wil maar ook er druk op wil zetten om tot realisaties en samenwerking te komen. We vonden het zinvol om onmiddellijk onze respectieve kabinetschefs daar bij te zetten met de betrokken ambtenaren en onmiddellijk de vraag te stellen dat ook Ruimtelijke Ordening zou worden betrokken, zowel aan Brusselse als aan Vlaamse kant. Aan de kant van Brussel zal dat minder spelen in de praktijk, maar voor parkings dan weer wel.
Vanuit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wil men ook een kader geven aan de samenwerking op basis van een Memorandum of Understanding (MOU). Zij komen met een ontwerp dat ik eerstdaags verwacht. Het zou normaal deze week op tafel worden gelegd zodat dat een soort van officieel startpunt kon zijn van die samenwerking.
Voor wat betreft het Waalse Gewest, ligt het iets minder voor de hand, gegeven deze thematiek, maar ook daar heb ik afspraken gepland, zowel met Waals minister Di Antonio als met Waals minister Prevot omdat openbare werken daar een gescheiden bevoegdheid is. Ik heb ook met de heer Cornu al bij herhaling samengezeten rond het investeringsplan, het vervoersplan en in concreto rond de idee van combimobiliteit. Wat is daaruit voortgekomen? Heeft dat eigenlijk al een concrete vertaling gekregen rond het GEN Antwerpen en Gent? We willen echt proberen te vertrekken vanuit één mobiliteitsvisie en die proberen toe te passen in die twee grote Vlaamse steden.
Hoe kunnen we daar komen tot een gemeenschappelijke mobiliteitsvisie? ‘Gemeenschappelijk’ bekijk ik heel breed: zowel openbaarvervoersmodi als het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV). Wie hebben we aan tafel gezet? Ik heb hen onlangs zelf uitgenodigd op mijn kabinet, namelijk de NMBS, als trekker van het project, De Lijn, AWV, stad Antwerpen, stad Gent en nog enkele partners. We bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen hoe we vanuit één mobiliteitsvisie heel de stedelijke en de randstedelijke vervoersproblematiek kunnen aanpakken, zowel in Antwerpen als in Gent, met betrokkenheid van de wagen, en dus ook AWV. Dit doen we om te vermijden dat je gehakt stro krijgt. Zo vertrek je van één visie en bekijk je in welke mate je het aanbod op elkaar kunt afstemmen. De klassieke voorbeelden die we hier al hebben aangehaald, waarbij we soms letterlijk een lijn van De Lijn hebben lopen naast een lijn van de NMBS, willen we hiermee vermijden.
Hoe kunnen we meer die integratie bewerkstelligen? Ook op dat vlak zijn we al van start gegaan. De concrete locatie van parkings zijn zaken van puur operationeel niveau. Daarvoor dient ook de werkgroep die we hebben opgericht in samenwerking met de politieke vertegenwoordiging in de personen van onze kabinetschefs. Dat kan ik nu nog niet zeggen. Er is wel de idee dat men vanuit beide partijen ter zake met enige inzichten en voorstellen komt. Men zal dat ambtelijk en zeker vanuit een operationele invalshoek bekijken en, ik herhaal, heel belangrijk, onmiddellijk ook vanuit ruimtelijk oogpunt.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Om meteen op het laatste voort te gaan, denk ik dat de administratief-politieke werkgroep voor belangrijke uitdagingen staat om te gaan zoeken waar strategisch het best parkings kunnen komen.
Het lijkt inderdaad aangewezen om Ruimtelijke Ordening daar in het beginstadium bij te betrekken. Ik hoor dat die parkings in Brussel wel al aangeduid zijn. Ze hebben daar al een vrij concrete planning die het vergunningentraject altijd weer parten speelt. In Vlaanderen zal dat allicht niet anders zijn. Het is dus goed om dat op die manier aan te pakken.
Minister, het is belangrijk te weten waar die komen. U zegt dat het puur operationeel is om daar een voorzet te geven. Op een bepaald moment zullen er toch beslissingen moeten worden genomen, eventueel ook in samenwerking met gemeenten.
Ik wil nog wijzen op enkele zaken. In het GEN is dat al opgenomen, maar de toekomstige NMBS-parking die al jaren wordt verwacht aan het station in Leuven Noord, maar waarvoor belangrijke werken nodig zijn op de E314, moeten we ontsluiten zodat mensen van de E314 rechtstreeks naar die parking kunnen rijden en daar op het GEN-net stappen. Dat zou al een mooi voorbeeld zijn van de combimobiliteit.
Als het stadion in Grimbergen er komt, zou daar ook een zeer grote parking komen met duizenden parkeerplaatsen. Als dat toch zou worden gebruikt voor sportactiviteiten in het weekend, zou het goed zijn om die ook in de week in te zetten. Daar kan uw werkgroep zich misschien over buigen. Die is nu lopende en die kan dat meteen meenemen. Wellicht zijn er ook mogelijkheden om in het hele wasteland in Groot-Bijgaarden tussen al die bruggen een parking te bouwen. Maar misschien moet daar ook een metro worden doorgetrokken. Het gaat hier over langetermijnvisies, maar Leuven Noord zou bijvoorbeeld sneller kunnen worden uitgevoerd.
Het zou goed zijn dat we in deze legislatuur werk maken van een planning daarvoor, zodat we daar verder aan kunnen werken. Vergunningen is dan het tweede luik. We zijn nog geen schoppen in de grond aan het steken, maar het is wel een belangrijke aanvulling op het GEN-aanbod.
Minister, ik ben tevreden met uw antwoord over de strategische spreiding van de park-and-rides, maar ook over het feit dat er al zoveel overleg is en dat er zelfs een nieuw kader voor overleg met Brussel in de maak is. De sterren hebben zelden zo gunstig gestaan om concreet vooruitgang te boeken op het terrein, zelfs zonder zoiets als Brussels Metropolitan Region. In deze commissie zullen we dit van nabij opvolgen als er concrete realisaties uit zullen komen.
Minister, ik ga volledig akkoord met wat u hebt gezegd. U zegt hoe men moet werken. Het is ook belangrijk om de zaken snel te organiseren, zodat het niet alleen gaat over het kader van het overleg, maar dat er ook daden te voorschijn komen.
Minister, blijf mensen met politiek gewicht naar die werkgroepen sturen. In 1998 heeft men daar de eerste aanzet gegeven, en nu gaan we naar het twintigjarig jubileum. U bent nog maar pas in functie, maar probeer toch stappen te zetten op het terrein en niet alleen een planning te maken. U zult dit moeten uitrollen. Waar het al kan en waar er al budgetten zijn, begin het dan ook te implementeren op het terrein.
De vraag om uitleg is afgehandeld.