Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, de nota is niet vorige week, maar een tijdje geleden ingediend. Er was een campagne, vooral voor de gevangenis van Hasselt, met als bedoeling bedrijfsleiders op te roepen of te stimuleren om arbeidsintensieve taken over te dragen naar de gevangenis, waarbij uiteraard de uitvoering door de gevangenen gebeurt en zij daar ook een vergoeding voor krijgen, tussen de 300 en 400 euro per maand.
In se heb ik daar geen probleem mee, want de beschutte werkplaatsen hebben enkele jaren geleden een gelijkaardige campagne gedaan. Het is nodig dat zij zich maximaal bekendmaken om bepaalde vormen van arbeid naar zich toe te trekken. Op dat vlak is er geen enkel probleem. Zowel de gevangenis als de beschutte werkplaats heeft daarin een rol te vervullen. Maar het probleem is dat er een verschil zit in de verloning van gevangenen en die van de werknemers in sociale werkplaatsen. Als morgen de gevangenissen resoluut arbeidsintensieve taken overnemen, kan dat nadelig zijn voor de sociale en de beschutte werkplaatsen omdat zij, in vergelijking met de gevangenissen, iets duurder zijn. Op dat vlak is er een probleem met betrekking tot de correcte manier van afhandeling. Op het vlak van concurrentiepositie kunnen er problemen ontstaan bij de beschutte werkplaatsen.
Minister, ik weet dat u op het vlak van de gevangenissen geen bevoegdheid hebt, maar die hebt u wel ten aanzien van de beschutte werkplaatsen. Deelt u de bezorgdheid dat het inkopen van arbeidsintensieve taken aan lage kostprijzen door gevangenissen marktverstorend kan werken, specifiek voor de beschutte werkplaatsen? Bent u van plan om deze problematiek te bespreken met uw bevoegde federale collega’s?
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, in het verlengde van de vraag van de heer Beenders wil ik polsen naar het engagement om de federale RSZ-korting voor de beschutte en de sociale werkplaatsen gelijk te trekken. Die korting is heel cruciaal voor de concurrentiepositie van de sector. Minister, hebt u ten aanzien van het federale niveau al demarches ondernomen om voor deze korting te pleiten? Zo ja, wat is de stand van zaken en is er eventueel een vervolgplan voor deze bespreking?
De heer Wouters heeft het woord.
Ik begrijp dat de heer Beenders bezorgd is. Maar in dezen is er een groot verschil, niet alleen voor een deel in loon maar ook in het soort van werk. De gevangenis heeft een heleboel randvoorwaarden nodig, die op die manier weer de kost zal doen stijgen. Volgens mij is er op dit moment niet echt een geweldige concurrentievervalsing.
Begin mei 2011 hebben de gevangenissen en de beschutte werkplaatsen een akkoord afgesloten. Voor zover mijn informatie klopt, wordt dit akkoord door iedereen vrij goed nagevolgd. Maar als de praktijk het anders uitwijst, volg ik de bezorgdheid van de heer Beenders 100 procent en hoop ik dat de minister met haar collega van de overkant van de straat de nodige gesprekken start.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, wij hadden het al over het verschil in loon en eventueel ook het verschil in soort werk. Dat is niet altijd zo maar dan toch wel deels. Een zeer belangrijk aspect dat vaak wordt vergeten, is de penitentiaire veiligheid. Klanten die met het gevangeniswezen samenwerken, kunnen daar niet omheen. Zij hebben daardoor een grote kost. Een klant die moet leveren, staat, wegens de veiligheid, soms uren aan de deur te wachten vooraleer binnen te kunnen.
Ik geloof wel in een samenwerking tussen werkplaatsen en het gevangeniswezen. Dat is ook de geest van de afgesloten protocol. Een zeer mooi voorbeeld daarvan is de Kringwinkel van Beveren, die een samenwerking heeft met de gevangenis van Beveren. Maar zij liepen ook al eens tegen de muur van de veiligheid. Ze deden daar onder andere ontmanteling van elektronische apparatuur en er zat onder andere een elektronisch mes tussen. Dat werk werd hen dan ook afgepakt. Het veiligheidsaspect, en de kost die dat met zich meedraagt, moet meegerekend worden in de kostprijs voor het gevangeniswezen.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Beenders, u kent mij ondertussen al. Ik heb eens gekeken wat begin 2014 daarover in het parlement is gezegd. Het is een complex, niet eenvoudig op te lossen probleem. Ik heb geen enkele statistiek gevonden met betrekking tot de impact van arbeid in de gevangenis op het arbeidsvolume in de beschutte werkplaatsen. Of in de maatwerkbedrijven, zoals we het vanaf nu moeten zeggen – ik weet dat het moeilijk is, maar we moeten nu ‘maatwerkbedrijven’ zeggen. Ik zal mij er dus niet over uitspreken. Ik heb gezien dat mijn voorganger ook heeft geprobeerd om die statistieken te vinden. Dat is heel moeilijk om te bepalen. Mijn visie sluit aan bij de visie van mijn voorganger: het moet absoluut de bedoeling zijn dat alle gesubsidieerde organisaties uit respect voor elkaar correcte marktprijzen hanteren. Dat is zeer belangrijk. Zij zouden ook, uit respect voor de reguliere economie, beter met elkaar moeten kunnen samenwerken – in de mate van het mogelijke, want ik denk dat dat heel moeilijk is.
Een collega verwees naar het convenant. Ik kan u zeggen dat de Vlaamse Federatie van Beschutte Werkplaatsen (VLAB) dat convenant eenzijdig heeft opgezegd. Mijnheer Wouters, dat convenant van 2011 tussen de – toen nog – beschutte werkplaatsen en de Regie van het Gevangeniswezen was een zeer nobel initiatief. Maar de VLAB heeft dit convenant eenzijdig opgezegd. Ik vind dat zeer jammer. De Vlaamse overheid is hierbij totaal niet betrokken geweest. De VLAB heeft dat zelfstandig en eigenzinnig beslist – wat zij, voor alle duidelijkheid, mag doen. Toch is het belangrijk dat de partners eerst nog eens rond de tafel gaan zitten om te bekijken hoe ze tot een nieuwe, verbeterde convenant kunnen komen. Maar de Vlaamse overheid hoeft zich hiermee totaal niet te moeien.
Mevrouw Talpe, u kaart zeer terecht de RSZ-kortingen aan. RSZ-kortingen, de sociale Maribel, gesco’s en dergelijke: dat is zo’n kluwen dat we daarin tot een eenvormig pakket moeten komen. Daartoe zal ik met mijn federale collega’s in overleg treden.
De heer Beenders heeft het woord.
Ik heb geen bijkomende opmerkingen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.