Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Interpellatie over de meerjarenbegroting personen met een handicap
Vraag om uitleg over de eerste halfjaarlijkse cijfers uit het zorgregierapport 2014
Vraag om uitleg over de publicatie en bekendmaking van de eerste zesmaandelijkse cijfers uit het zorgregierapport 2014 over de evoluties van vraag en aanbod binnen de sector van personen met een handicap
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, we hebben hier al verschillende malen het debat gevoerd over de middelen voor personen met een handicap en de manier waarop ze zullen worden ingezet. Ik zal dat debat niet opnieuw openen. Wel moeten we, vertrekkende van de middelen, nagaan hoe ze het beste kunnen worden ingezet.
De omzendbrief die u in november rondstuurde, gaf de contouren aan. Het gaat om 330 miljoen euro. Die zullen worden ingezet zowel voor uitbreidingsbeleid als voor de invoering van het basisondersteuningsbudget (BOB). De exacte verdeling staat er nog niet in. U hebt herhaaldelijk gezegd – en dat erken ik ook – dat het decreet tot stand is gekomen met een heel breed draagvlak binnen de sector. Binnen de sector ging men er echter van uit dat het ene niet ten koste van het andere zou gaan, dat het BOB niet ten koste zou gaan van het uitbreidingsbudget. Dat dit nu wel gebeurt, roept de vraag op of dit wel de juiste keuze is en of er niet moet worden ingezet op het wegwerken van de wachtlijsten in trap 2 eerder dan nu al van start te gaan met een BOB. Dat er protest is, heeft ook in de krant gestaan.
Wat is de houding van de sector? Maakte u eerder engagementen dat het uitbreidingsbudget enkel voor trap 2 zou dienen? Dat blijkt toch te leven binnen de sector. Men ging ervan uit dat er een apart budget zou worden gevonden voor het BOB zonder dat het uitbreidingsbudget daarvoor zou worden gebruikt. Ik heb mijn vraag ingediend vooraleer er in de kranten iets over was verschenen. Ik weet inmiddels dat er minstens één brief van gebruikersorganisaties bij u is toegekomen. Hebt u nog standpunten gekregen? U gaat er prat op dat u dingen in overleg doet en een draagvlak zoekt. Het is dan ook interessant te weten wat het standpunt van de verschillende organisaties is. Zowel de gebruikersorganisaties, de werkgeversorganisaties als de vakbonden lijken me interessante actoren in deze. Wat is uw mening over hun standpunt? Volgt u hen? Wat is de exacte verdeling van de middelen voor het uitbreidingsbudget, daarmee doelend op de verdeling tussen BOB en trap 2 en niet op de verdeling over de jaren heen, daar die al in de omzendbrief werd opgenomen?
Ik zal meteen ook mijn tweede vraag om uitleg stellen. De heer Van Malderen gaat daarmee akkoord.
Halfjaarlijks krijgen we cijfers in het zorgregierapport die een stand van zaken geven. Vorige week zijn de nieuwe cijfers bekendgemaakt. Het totaalcijfer van mensen die wachten op ondersteuning komt op 14.180 personen. Dat is een stijging van 2,5 procent tegenover 2013. Zoals het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) al aangeeft, is het moeilijk om te vergelijken omdat de manier van registreren veranderd is. Of dit betekent dat dit een onderschatting of overschatting is, is ook een debat. Volgens mij gaat het eerder om een onderschatting en zal de wachtlijstrealiteit meer zijn aangegroeid. Dat is natuurlijk discussiëren over cijfers, want niet meteen het boeiendste debat is.
Minister, op welke manier zal er voor de ondersteuningsvragen een groeipad worden uitgewerkt om de wachtlijsten in te korten? Er bestaat consensus over dat die onaanvaardbaar zijn. De gepubliceerde cijfers gaan over de eerste jaarhelft van 2014. Hoe zit het met de tweede jaarhelft? Is dezelfde trend waarneembaar of kunnen we een positief signaal zien en zijn de wachtlijsten aan het afnemen?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik wil me bij voorbaat verontschuldigen voor het feit dat nogal wat vragen die ik ga stellen, al eerder zijn gesteld. Dat we ze moeten blijven herhalen, kunt u ons niet ten kwade duiden maar enkel uzelf. U hebt het bij herhaalde gelegenheden tot nu toe nagelaten om duidelijkheid te creëren. Dat maakt dat er in de sector gaandeweg een gevoel van knagende onzekerheid is ontstaan dat bij tijd en wijle aan de oppervlakte komt.
De signalen wijzen erop dat er behoorlijk wat aan de hand is. Daarom leg ik deze keer via een interpellatie de vragen opnieuw aan u voor, in de hoop dat wij, maar nog veel belangrijker, de stakeholders – de meer dan 14.000 mensen die wachten op een adequaat antwoord in de zorg – van u eindelijk een duidelijk antwoord krijgen.
Tot nu toe moeten we het doen met het voornemen om op een periode van vijf jaar 330 miljoen euro extra vrij te maken voor personen met een handicap. Er is inderdaad reeds 40 miljoen euro vastgelegd in de begroting voor 2015. Daarbij geldt de bedenking dat het niet gaat om 330 miljoen euro netto: het “afgesproken besparingspad” moet uiteraard van dat groeipad worden afgetrokken.
Nu lijkt het me dat nogal wat mensen zich terecht zorgen maken. We hebben inderdaad de brief gelezen van het Vlaams Gebruikersoverleg voor Personen met een Handicap (VGPH). Zij zeggen onomwonden te willen dat die bedragen integraal gaan naar het aanpakken van de zwaarste noden. Volgens hen is 330 miljoen euro over vijf jaar ook slechts een gedeeltelijke oplossing van het veel grotere probleem dat de sector kenmerkt. Zoals reeds gezegd, hebben we er bij de beleidsnota op aangedrongen dat u klaarheid zou scheppen over het aandeel van het basisondersteuningsbudget in het geheel van het uitbreidingsbeleid. We hebben daar geen enkel concreet antwoord op ontvangen.
Minister, dat roept de volgende vraag op. Wilt u het niet zeggen? Dat zou het parlement weinig eer aandoen, lijkt me, en van u kan ik me dat moeilijk voorstellen. Of mag u het niet, omdat er politieke onenigheid bestaat over de modaliteiten, en misschien zelfs over het principe van het basisondersteuningsbudget, zodat het voor u onmogelijk is om daar een antwoord op te geven? Als dat zo is, dan is dat een politiek feit en dan heeft het parlement recht op die informatie, en indien niet het parlement, dan ongetwijfeld de stakeholders.
Feit is dat u een euro ook maar één keer kunt uitgeven. Elke euro die u inzet op het basisondersteuningsbudget, gesteld dat die 330 miljoen euro de gesloten enveloppe is, kan uiteraard niet worden toegekend aan het VAPH. Dat betekent dat een aantal mensen die in trap 2 zitten, op dat moment niet zullen kunnen genieten van de bijkomende middelen waarin is voorzien. Feit is dat er een knagende onzekerheid is die het draagvlak in deze sector hypothekeert. In de vorige legislatuur is er enorm veel energie besteed aan dialoog, aan het opbouwen van goodwill om een moeilijk, complex en langdurig veranderingsproces in te gaan. De besparingen maken het niet gemakkelijker voor dat draagvlak. Bijkomend is er nog het feit dat je deze discussie niet los kunt zien van de discussie over het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). Het de facto stopzetten voor 2015 van het VIPA maakt dat je op dat vlak enigszins een verloren jaar dreigt te krijgen. Minister, bij mij roept dat echt stilaan het beeld dat er zich een heel diepe malaise over de sector aan het verspreiden is. Het kan niet anders dan dat zoiets nefast is voor het noodzakelijke draagvlak voor elk veranderingsproces. U bent met andere woorden dus eigenlijk uw eigen problemen aan het organiseren.
Voor alle duidelijkheid, de sp.a-fractie eist onomwonden en in alle duidelijkheid dat u bij hoogdringendheid de – trouwens decretaal voorziene – meerjarenbegroting in dit parlement indient. U hebt dat al herhaaldelijk aangekondigd. We hebben daar vooralsnog geen datum voor gekregen. Het decreet stelt dat dit bij het begin van de legislatuur moet. De legislatuur is ondertussen al een tijdje bezig. Ik meen dat de vragen niet meer te ontkennen zijn. Minister, wanneer gaat u eindelijk die meerjarenbegroting indienen in dit parlement? Dat dit de komende weken en maanden gebeurt, is geen adequaat antwoord. Ik hoef mijn repliek straks dan niet daaraan te verspillen. In welk budget voorziet u voor het basisondersteuningsbudget? Zeker voor 2016 is bijvoorbeeld in een veel kleiner uitbreidingspad voorzien. Hoe zult u bij het basisondersteuningsbudget de schaarste gaan verdelen? Uiteindelijk is er immers voor gekozen om een zeer laagdrempelig forfaitair systeem te gaan hanteren. Als je niet iedereen kunt bedienen, hoe ga je dan groepen afbakenen? Of zal het bedrag dalen, en tot welk bedrag vindt u dit dan nog een relevante maatregel? Ik zal de vraag nog wat concreter maken. Hoe zult u de middelen van het uitbreidingsbeleid verdelen tussen het VAPH en de zorgverzekering? Nog anders gezegd, hoeveel gaat er naar trap 2 en hoeveel naar trap 1?
Dan kom ik tot de vraag die misschien de hamvraag is. Men kan zich de vraag stellen waarvoor we het allemaal doen. Wel, voor diegenen die vandaag verstoken zijn van een zorggarantie, voor diegenen die vandaag vragende partij zijn voor zorg op maat, voor vraaggestuurde zorg, en die daar vooralsnog geen antwoord op hebben gekregen van het beleid. De hamvraag is dus: denkt u in eer en geweten met deze inspanning de noden in de sector te kunnen lenigen? Zult u een adequaat antwoord bieden voor die 14.100 mensen die vandaag wachten? Misschien gaat het inderdaad ook wel over meer. Er is vermoedelijk sprake van een ‘dark number’, dat we nog niet kunnen inschatten. Bent u er echt van overtuigd dat dit het antwoord is? Bent u ervan overtuigd dat er een draagvlak is voor deze hervorming? Ik mag het hopen, maar als ik vorige week uw sneer naar de meerderheidspartijen in verband met de beleidsnota aanhoorde, dan maakte ik me eerlijk gezegd zorgen op dat vlak. Ik merkte een agitatie die ik bij u zelden heb gezien en die me eerlijk gezegd niet optimistisch stemt voor dit dossier.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag om uitleg werd oorspronkelijk ingediend als actuele vraag in de plenaire vergadering van vorige week, maar werd, wegens de interpellatieverzoeken en de vragen om uitleg die werden ingediend, doorverwezen naar de commissie.
Vorige week dinsdag 27 januari verscheen op de website van het VAPH, volgens de halfjaarlijkse traditie daar, het periodieke zorgregierapport dat ons meer informatie brengt over de vraag en het aanbod in de brede sector van personen met een handicap. Die gegevens slaan op de eerste helft van 2014 en zijn voor het beleid en parlement telkens opnieuw een belangrijke bron van informatie. Hoeveel mensen vangen we op in onze voorzieningen en onze gehandicaptenzorg? Hoeveel mensen vragen er hulp en wat vragen ze dan precies? Hoeveel mensen worden er al op een of andere manier geholpen? Welke evoluties zien we en welke al dan niet prille evoluties worden al dan niet bevestigd?
Voor de tweede halfjaarlijkse zorgregierapportage op rij werd vastgesteld dat het aantal vragen naar zorg en ondersteuning vanuit een dienst of een gehandicaptenvoorziening lichtjes daalt. Ook de trend dat er binnen het VAPH, de brede waaier aan diensten en voorzieningen, steeds meer mensen ondersteuning krijgen, zet zich door.
Het aantal zorgvragen blijft groot. In totaal gaat het op dit moment om meer dan 14.000 zorgvragen: een ruime 11.000 voor zorg in natura en 2841 voor een PAB.
Ook lezen we in dat lijvig, maar zeer interessant rapport, wat er al gebeurt. Gelukkig is dat ook steeds meer. Meer dan 42.600 mensen krijgen elke dag zorg in een van onze voorzieningen of diensten. Dat zijn er dit jaar 1508 meer dan het jaar voordien. Ook het aantal mensen dat vroeg naar een persoonlijkeassistentiebudget is gestegen met meer dan 8 procent tot 2446. Zij krijgen de kwalitatieve, goede zorg – daar gaan we van uit en daar kijken we op toe – die ze vroegen en zonder enige twijfel verdienen. Dat aantal blijft stijgen.
De aanzienlijke en vooral aanhoudende budgettaire investeringen die we hebben gedaan in deze sector en de capaciteitsuitbreiding lijken hun vruchten af te werpen. Er gaat – terecht – een grote som naar deze sector. We voeren daarover het debat in het kader van de beleidsnota en we hebben daarover het debat gevoerd in het kader van de begroting in deze commissie: die grote som is terecht. Daarenboven komt er een nieuw bijkomend budget vrij.
Dat we nu uit deze nauwgezette rapportage en monitoring kunnen afleiden dat de middelen goed lijken te worden ingezet, vind ik positief. Want het mag toch wel gezegd: dat de rapportage over de besteding van de middelen binnen de sector personen met een handicap heel nauwgezet wordt opgevolgd en gerapporteerd, is enkel toe te juichen.
Nu, we weten het, het werd vandaag ook naar voren gebracht: de sector staat voor een erg omvangrijke en grote transitie. Geen voorzieningen meer subsidiëren, maar mensen met een handicap: niet het aanbod, maar de vraag. Die samenvatting doet de volledige operatie oneer aan. We zien in de cijfers van de Centrale Registratie Zorgvragen (CRZ) dat het uiteindelijk ook meegaat met de wens van de gebruiker, dat de vraag naar die persoonlijkeassistentiebudgetten blijft, dat dat echt iets is dat mensen vragen en willen en dat de zorg in natura een eerder andere tendens vertoont.
Minister, welke conclusies trekt u, op basis van de informatie die we uit deze monitoring kunnen halen, aangaande uw voorgenomen beleid, dat voor een stuk al wordt gevoerd, maar ook in de komende weken, maanden en jaren het beleid zal zijn? Welke conclusies trekt u aangaande dat beleid en de door te voeren wijzigingen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, met alle respect voor het parlement, maar het zijn inderdaad dezelfde vragen als vorige week, dus dien ik eigenlijk ook hetzelfde te antwoorden als toen.
Het decreet dat op 1 januari 2015, enkele weken geleden, in werking is getreden, bepaalt inderdaad dat de regering een meerjarenplan moet indienen. We zullen dat dus ook doen en uiteraard zo snel mogelijk. Zoals u het correct analyseert, moet daarin een evenwicht worden gezocht tussen de vraag hoeveel er wordt besteed aan het basisondersteuningsbudget, welke doelgroepen daarvoor prioritair in aanmerking komen en hoe we dat moeten opbouwen, en het budget dat voor trap 2 ter beschikking kan worden gesteld.
Het grote manoeuvre, namelijk over hoeveel miljoenen euro’s we spreken als het gaat over de uitbreiding voor het handicapspecifieke ondersteuningsbeleid in de legislatuur, is beslecht. Daarvoor is in de omzendbrief het bedrag van 330 miljoen euro genoemd en gecommuniceerd. In die zin is dat een belangrijk aspect in de vragen naar het budget: over welk budget spreken we voor het geheel, is dat afgeklopt?
De suggestie alsof ik daar op bepaalde momenten anders over zou hebben gecommuniceerd, klopt niet. Er is nooit op een andere manier over dat cijfer gesproken door het kabinet of de administratie dan zoals we het in de bespreking van de beleidsnota, de bespreking van de begroting en nu opnieuw doen. Dat wil zeggen: die 330 miljoen euro uitbreidingsbeleid zijn duidelijk bestemd voor de uitvoering van het nieuwe ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap. Dat beleid en de inzet van het budget dat daarmee gepaard gaat, is ruimer dan enkel het investeren in de niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning, met andere woorden: ruimer dan trap 2.
Het decreet stelt duidelijk dat dit moet worden ingediend in het parlement. Dat zal dus uiteraard gebeuren.
Dan ga ik in op het standpunt van het Vlaamse gebruikersoverleg. Kleine observatie op voorhand: er is toch wel enig verschil tussen de brief die veel organisaties hebben onderschreven en de manier waarop sommigen daarover in de pers hebben gecommuniceerd. Laat mij beginnen met u de correcte informatie te verstrekken over de brief. Ik heb een brief ontvangen, ondertekend door zowel de twee werkgeverskoepels van voorzieningen, met name het Vlaams Welzijnsverbond en de SOM, als door enkele gebruikersverenigingen, meer bepaald absoluut vzw, FOVIG vzw, Inclusie Vlaanderen, KVG vzw, MS-Liga Vlaanderen, Onafhankelijk Leven, Platform Werk Wachtlijsten Weg en de Vlaamse Reumaliga.
In deze brief uiten de genoemde organisaties hun bezorgdheden omtrent de verdeling van het meerjarenbudget voor de sector van personen met een handicap ter uitvoering van het decreet Persoonsvolgende Financiering (PVF), en meer specifiek de verdeling tussen de middelen voor trap 1 en trap 2. Uit de brief blijkt dat deze organisaties de uitvoering van het decreet, en bijgevolg het decreet zelf ook, blijven steunen. Ook zij zien het belang in om parallel in te zetten op preventie en lichtere zorgnoden én op zwaardere zorgnoden. Zij delen de mening en ik citeer: “dat een systeemverandering nodig is om de huidige situatie van de wachtlijsten aan te pakken”. Zij verheugen zich over de voorziene bijkomende middelen, maar stellen tegelijkertijd vast dat deze middelen op zich ontoereikend zullen zijn om alle noden te kunnen lenigen. Vanuit deze vaststelling vragen zij – naar analogie met het eerder aangeleverde advies van het raadgevend comité en de permanente cel – om bij de verdeling van de middelen voldoende gewicht toe te kennen aan de handicapspecifieke ondersteuning, of met andere woorden, zeker voldoende middelen te voorzien voor trap 2 en voor de rechtstreeks toegankelijke, handicapspecifieke zorg en ondersteuning. Zij beargumenteren dit vanuit de overtuiging dat dit de meest effectieve wijze is om de beschikbare middelen te verdelen. Vermits het basisondersteuningsbudget een nieuwe formule is, vinden zij het moeilijk om de effecten van het investeren in trap 1 in te schatten. Daarom vragen zij een beperkte opstart van trap 1 in 2016.
Ik denk uit de brief te mogen afleiden dat er nog steeds voldoende draagvlak is voor de geplande hervorming. Het feit dat de taskforce PVF en het VAPH, met de volle medewerking van de verschillende stakeholders, aan een bijzonder strak tempo de implementatie van de persoonsvolgende financiering voorbereiden, illustreert dit.
Er worden natuurlijk – en dat is begrijpelijk – vragen gesteld over de wijze waarop de 330 miljoen euro uitbreidingsbeleid die deze regering ter beschikking stelt om het nieuwe beleid en het decreet uit te voeren, precies ingezet zal worden. Ik heb veel begrip voor de bezorgdheden. Enerzijds is het de overtuiging dat door het BOB binnen bepaalde modaliteiten een systeemwijziging kan worden gestimuleerd, en dat is belangrijk. Anderzijds is er de inschatting dat er hoe dan ook voldoende budget in trap 2 overeind moet blijven. Die oefening willen wij ook op een zo zorgvuldige manier doen.
Ik wens echter te benadrukken dat het nieuwe beleid, zoals uitgetekend in het perspectiefplan, slechts ten volle gerealiseerd kan worden als we de komende periode systematisch en consequent inzetten op elk van de vijf concentrische cirkels die aan de basis liggen van het nieuwe ondersteuningsmodel. De vragen naar niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning van en voor personen met een handicap, zijn inderdaad groot. Enkel mits bijkomende input van een substantieel bedrag aan middelen – samen met het doorvoeren van de nodige systeemwijziging die een andere en efficiëntere inzet van de middelen garandeert – kunnen we op langere termijn tegemoet komen aan de vragen. In die zin ben ik het eens met de bezorgdheden die in de brief worden geuit over hoe dit op een evenwichtige manier kan worden gespreid over de twee trappen, gegeven de randvoorwaarden die zich aankondigen.
Dan ga ik in op de vragen over het zorgregierapport. Het zorgregierapport voor de eerste jaarhelft van 2014 werd in januari 2015 op de website van het VAPH gepubliceerd. Daar kunt u alle zorgregierapporten vanaf 2003 terugvinden. Het decreet Persoonsvolgende Financiering heeft twee pijlers: enerzijds werken aan meer zorggarantie voor de zwaarst zorgbehoevenden en anderzijds de regie in eigen handen nemen conform het VN-verdrag. Het decreet voorziet in een samenspel van maatregelen die moeten toelaten om een groter aantal mensen ondersteuning te bieden.
Ik wil toch enkele dingen opsommen. Het is en blijft noodzakelijk om voldoende te investeren in niet-rechtstreeks toegankelijke hulp of in wat we trap 2 noemen, aldus in de zorg en ondersteuning voor mensen die nood hebben aan intensieve, langdurige handicapspecifieke ondersteuning. We zullen dus resoluut moeten blijven investeren in het uitbreidingsbudget voor trap 2.
Er is nog ruimte voor het boeken van efficiëntiewinsten binnen het huidige zorgaanbod. Reeds met de operationalisering van het flexibel aanbod meerderjarigen (FAM) en de multifunctionele centra (MFC) zetten we hierin stappen die we verder moeten doortrekken naar alle zorgaanbieders en waar we met de sector ook moeten nagaan of en hoe we nog verder kunnen gaan.
De invoering van de persoonsvolgende financiering, een nieuw financieringsmechanisme, houdt in dat de financiering van de zorgnoden losgekoppeld wordt van de financiering van de woon- en zorgkosten. Die evolutie is aanwezig. Dat is geen eenvoudige oefening en zal met de nodige nuances moeten gebeuren. Dit houdt echter opportuniteiten in om de financiering van de zorg beter te definiëren.
Voor anderen die de zorg organiseren middels mantelzorg en/of reguliere, inclusieve zorg, is er in een laagdrempelig aanbod rechtstreeks toegankelijke hulp voorzien waar zij zonder toegangscriteria of procedures inzake toegang een beroep op kunnen doen.
Naast een rechtstreeks toegankelijk aanbod, zullen mensen met een handicap én erkende ondersteuningsnood ook een basisondersteuningsbudget krijgen. Dat is de fameuze trap 1 die we geleidelijk aan zullen invoeren. Hiermee krijgen zij de regie in handen om zelf hun zorg te organiseren en de niet-medische zorgkosten te financieren. Met rechtstreeks toegankelijke hulp en het BOB zorgen we ervoor dat mensen een efficiënt ondersteuningspakket krijgen dat voor hen het verschil kan maken.
Enkel lineair uitbreiden is niet de enige oplossing. Het is een combinatie van verschillende maatregelen dat ons het alternatief moet bieden.
Het recent gepubliceerde zorgregierapport laat dezelfde tendensen zien als voorgaande rapporten. We zien een stagnatie tot lichte daling van het aantal zorgvragen van meerderjarigen naar zorg en ondersteuning vanuit een VAPH-voorziening. De vragen PAB blijven nog stijgen, wat deels te wijten is aan de recente integratie van het PAB in de zorgregie. Het aantal personen met een zorgvraag blijft echter hoog. Daarnaast zien we ook telkens een stijging van het aantal mensen dat binnen de VAPH-sector ondersteund wordt. Iets meer dan vroeger slagen we erin de meest dringende zorgvragen te identificeren en toe te leiden naar oplossingen.
Het is momenteel te vroeg om een uitspraak te doen over de cijfers van de tweede jaarhelft van 2014. Het VAPH is momenteel bezig aan de voorbereiding van het rapport. Wel zien we in de voorbije rapporten steeds eenzelfde trend, met name een stagnatie tot lichte daling van het aantal zorgvragen naar zorg en ondersteuning door een VAPH-voorziening, een stijging van het aantal PAB-vragen – deels door de recente integratie van deze vragen in de centrale registratie van zorgvragen –, een stijgend aantal mensen waarvoor jaarlijks een oplossing gevonden wordt en een duidelijke stijging in het aantal mensen dat binnen de VAPH-sector ondersteund wordt zowel door de diensten en voorzieningen als door middel van een PAB. Tevens zien we dat het werk van de regionale prioriteitencommissies ervoor zorgt dat we duidelijker in beeld krijgen welke mensen prioritair een oplossing moeten vinden. Voor deze mensen wordt, meer dan vroeger, de gewenste oplossing gevonden.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, u zegt dat u dankzij de regionale prioriteitencommissies weet wie er prioritair aan bod moet komen en dat er voor hen een oplossing wordt gezocht. U weet ook dat er heel veel dossiers zijn die niet de hoogste prioriteit halen, maar dat het toch gaat om mensen met een heel zware zorgnood. De RPC’s doen in eer en geweten wat ze kunnen, maar ze zouden veel liever een groter aantal dossiers als prioritair kunnen bestempelen. De verschillende klachten bij de rechtbank bevestigen dat. Als mensen beslissen om naar de rechter te stappen, – wetende dat als ze het halen ze de plek van iemand anders innemen – dan betekent dit dat ze ook wanhopig zijn. We mogen daarin niet nuanceren. We mogen niet in die val trappen.
Inzake de vragen over het budget geeft u geen antwoord. U herhaalt dat we moeten wachten tot het traject wordt neergelegd. We kijken daar naar uit, maar we zijn ondertussen februari. Naar mijn aanvoelen wordt het dringend. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Omdat personen met een handicap, de organisaties, de werkgevers en vakbonden allemaal willen weten hoe het zit, welke budgetten er zullen zijn en hoe ze zullen worden verdeeld. Dat is een terechte vraag.
Voor 2015 stelt het probleem zich toch niet op een acute manier?
Er zijn acute noden in de opvang van personen met een handicap.
In 2015 gaat het bedrag helemaal naar trap 2 en de rechtstreeks toegankelijke hulp. Ik begrijp de ongerustheid in de sector, maar er is toch geen enkele reden om te zeggen dat dit gisteren gebeurd had moeten zijn. Het macrobedrag is meegedeeld.
Het is uw mening dat het niet zo dringend is. We zitten met een enorme urgentie. Hoe langer dit aansleept, hoe zenuwachtiger mensen worden. Dat lijkt me terecht. Mensen willen perspectief, ze willen weten waar ze naartoe gaan. Momenteel is dat perspectief een zwarte doos waar een bedrag op staat, maar waarvan niemand weet wat ermee zal gebeuren.
U verwijst naar een brief, maar volgens mij hebben we het over verschillende brieven. Dat maakt het alleen maar interessanter. Ik heb via de media kennis genomen van de brief van het VGPH waarin ze oproepen om het uitbreidingsbudget volledig te gebruiken voor trap 2. Is het standpunt van het VGPH effectief dat het volledige uitbreidingsbudget naar trap 2 moet gaan?
Dat is wat in de krant heeft gestaan. Ik heb de brief uiteraard gekregen.
Ik denk dat het een andere brief is.
Mevrouw, ik heb een brief gekregen van het VGPH, met name het Vlaams Welzijnsverbond, SOM, absoluut vzw, FOVIG, Inclusie Vlaanderen, KVG, MS-Liga, Onafhankelijk Leven, Platform Werk Wachtlijsten Weg en de Vlaamse Reumaliga.
Volgens mij is dat een andere brief dan die waar in de pers gewag van wordt gemaakt. Dit is een veel bredere brief. Het is interessant te horen dat zoveel organisaties een oproep doen. Mogen we die brief inkijken?
Wij hebben één brief. Wat over die brief door een van de partners in de krant is gezegd, stemt niet helemaal overeen met wat in de brief staat. Dat heb ik gezien.
Hebt u aan de mensen van het VGPH hun officiële standpunt gevraagd over de besteding van het uitbreidingsbeleid? Het zou misschien interessant zijn om hen officieel die vraag te stellen.
Ik citeer: “We steunen nog steeds het PVF-decreet. We geloven dat een systeemverandering nodig is om de huidige situatie van de wachtlijsten aan te pakken. We geloven dat we moeten inzetten zowel op een lichtere zorgnood en preventie als op een zwaardere zorgnood en langdurige oplossing. Ook wordt 330 miljoen euro voorzien voor de sector personen met een handicap. Wij zijn verheugd met dit bedrag, maar tegelijkertijd beseffen we dat dit budget ontoereikend is om (…).”
Ik twijfel er niet aan dat u de brief correct voorleest. Mogen we hem zien? Dit is het standpunt van een koepel van organisaties. Ik had daar geen weet van. Kunt u ons het standpunt van enkel het VGPH geven? Ik kan begrijpen dat u dat vandaag misschien niet kunt geven, maar wilt u het opvragen?
De brief wordt gekopieerd en rondgedeeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Als een van ons van een bepaalde koepelorganisatie het standpunt wil kennen, kunnen we die aan die organisatie vragen. Het gevaar van op krantenartikels voort te gaan, is dat we het standpunt niet echt kennen. Neem contact op met de koepelorganisatie of met de vele ondertekenaars, en zij zullen u hun standpunt laten weten. Dat is geen enkel probleem. Integendeel, ze worden graag gecontacteerd door de commissieleden.
Er is een overlegplatform, het VGPH, dat steun krijgt van de Vlaamse Regering. Ik ging ervan uit dat de brief enkel van hen kwam. Ik stel een vraag over hun standpunt, maar krijg dat van tal van andere organisaties. Dat interesseert me heel erg, maar het lijkt me niet onterecht om die vraag aan de minister te stellen. Als het u kan plezieren, wil ik de vraag ook rechtstreeks aan hen stellen. Het leek me logisch dat de minister zich laat adviseren door een overlegorgaan dat hij mee ondersteunt.
Er is dus een brede lijst van organisaties die ongerust zijn en die ongerustheid luidop uiten over de manier waarop het budget wordt besteed. Dat bevestigt mijn standpunt dat er wel degelijk urgentie is om duidelijkheid te krijgen. Als we keuzes moeten maken – en dat is het standpunt van Groen – tussen mensen met enorm zware zorgnood en als we daar prioriteitencommissies voor hebben, dan moeten de middelen die ervoor zijn ook daaraan worden besteed. We moeten ons ervoor hoeden dat het uitbreidingsbudget voor een groot deel benut zal worden voor het basisondersteuningsbudget. Is het überhaupt wel nuttig om het nog maar voor een klein deel daarvoor te gebruiken? Zolang er zo’n hoge noden zijn in trap 2, moeten we bekijken of er momenteel middelen zijn om het BOB in gang te zetten.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, wat hebben we vandaag geleerd? U zult de geprojecteerde 330 miljoen euro ruimer besteden dan trap 2. Die conclusie kunnen we trekken. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
U kunt ermee lachen, maar ik heb ook niet veel meer geleerd dan dat. Ik vind dat niet getuigen van respect voor dit parlement. Deze interpellatie is door het Uitgebreid Bureau goedgekeurd. Het Uitgebreid Bureau van het parlement heeft het ernstig genoeg genomen om hier een interpellatie aan te wijden. U kunt daar grappen over maken zoveel als u wilt, maar veel meer dan dat hebben we niet gehoord. Ik vind u dat onwaardig, minister.
U hebt niet geantwoord op de vraag of u die inspanning voldoende acht om een adequaat antwoord te bieden op de vragen van mensen. Ik leid daaruit af dat u impliciet toegeeft dat dit een onvoldoende inspanning is. U klopt zich op de borst dat de 330 miljoen euro beslecht is. Weet u wat beslecht is? Het besparingspad, dat is beslecht. Tenzij u mij nu van het tegendeel kunt overtuigen, dan zeg ik u dat in de begrotingscontrole 2015 wellicht bijkomende inspanningen aan deze sector zullen worden gevraagd die bijkomend zullen interen op de reële effectiviteit van uw begrotingspad. Het valt nog te bezien of u netto in 2016 ook maar iets zult overhouden.
U verzuimt om op de andere vragen een antwoord te bieden. Dat ergert mij, maar dat is niet het belangrijkste. Het belangrijkste is dat u naar de sector een signaal geeft dat we wel zullen zien. Ze mogen brieven schrijven, maar u doet rustig verder. Met wat? Dat is ons verschrikkelijk onduidelijk. Als we de vraag stellen wanneer u de decretale verplichting zult nakomen, dan antwoordt u: “Dat zal.” Meer moeten we niet verwachten. Als we vragen naar “hoe”, dan zegt u dat u begrip hebt. Wel, minister, ik heb ook begrip, maar ik krijg alleen geen antwoord.
Ik zal u nu eens een vraag stellen waarbij u gewoon a of b moet antwoorden. Is het een kwestie van niet willen of van niet mogen? U kunt straks a of b antwoorden. Daar ligt volgens mij vandaag immers het kalf gebonden, en ik denk dat mensen het recht hebben om dat in alle transparantie te vernemen.
Minister, ik apprecieer niet dat u probeert om hier mensen die hun bezorgdheid uiten en dat op verschillende manieren verwoorden, te verdelen in goeden en slechten. Allemaal delen ze de bezorgdheid. Allemaal maakten ze deel uit van een ‘coalition of the willing’ om een heel moeilijk transitieproces in deze sector op te zetten. Vandaag sturen zij u een brief met grote zorgen. Wij krijgen daar geen antwoord op, maar zij ook niet. Ik nodig u echt uit, ik vraag u, ik smeek u, ik eis dat u bij hoogdringendheid die meerjarenbegroting indient, dat u klaarheid schept in deze commissie over wat mensen mogen verwachten. U zei daarnet in uw antwoord op mevrouw Van den Brandt dat het toch allemaal niet zo erg is voor 2015. Wel, mensen moeten weten waar ze dit jaar staan, volgend jaar staan en alle andere jaren staan. Dit is immers gewoon een langdurig transitieproces. Deze stop-and-go-aanpak die u nu al bijna een jaar toepast, werkt niet. Er is een malaise in die sector. Als ik bekijk wie u allemaal een brief stuurt, van werkgevers tot gebruikersorganisaties, de pluralistische koepel, de christelijke koepel, dan is dat een hele sector die u de wacht aanzegt. U hebt hier de kans om een antwoord te bieden. U doet dat niet. U verzuimt het, en ik heb het elke dag moeilijker om niet de term ‘schuldig verzuim’ te gebruiken.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik heb kennis genomen van uw antwoord. Men mag toch soms de chronologie niet uit het oog verliezen. We hebben het hier over een decreet dat één maand in werking is. Eén maand. De heer Van Malderen weet ook zeer goed dat we daar in de vorige legislatuur lang en hard aan hebben gewerkt, met een zeer gedegen voorbereidingspad en een weloverwogen manier van aanpak.
Het decreet is één maand van kracht. In het decreet staat dat de minister die bevoegd is, naar het parlement komt – ik neem aan naar deze commissie – met een meerjarenplan. De minister heeft in zijn antwoord gezegd naar het parlement te zullen komen met dat beloofde meerjarenplan. Ik neem aan dat we dan de kans zullen krijgen om, net zoals dat het geval was bij de begroting enkele weken geleden, net zoals dat het geval was bij de beleidsnota vorige week, net zoals dat vandaag het geval is, onze bekommernissen en bedenkingen ten gronde te bediscussiëren. Het decreet is echter één maand in werking. Die belofte wordt daarin aangekondigd en die wordt nagekomen. Mijnheer Van Malderen, net als u kijk ik dus uit naar de bespreking van dat plan.
Ik heb in het antwoord van de minister gehoord, en dat zal ook nu in het verslag staan, dat die 330 miljoen euro is beslecht. Minister, dat was het woord dat u hebt gebruikt. De heer Van Malderen zegt dan in zijn antwoord dat dit niet waar is. Dan is het moeilijk om te debatteren. Zo kan men natuurlijk vragen blijven indienen, en als de minister dan antwoordt, zeggen dat men hem niet gelooft, dat het niet waar is. Oké, daar nemen we dan kennis van. Ik hoop dat de minister gelijk heeft. Ik ga daarvan uit, want hij zegt dat bij de begroting, hij zegt dat bij de beleidsnota, hij zegt dat bij vragen, hij zegt dat bij interpellaties, hij zegt dat in de commissie en hij zegt dat in de plenaire vergadering. Ik vraag me dus af waarom men blijft zeggen dat dit niet waar is.
Men doet hier alsof er een meerjarenplan moet komen omdat wij vandaag niet weten hoe we die middelen gaan verdelen. We hebben 60 miljoen euro extra, waarvan 40 miljoen euro voor personen met een handicap. Dat is overigens veel meer dan in alle voorgaande jaren. Toen was er in geen enkel jaar een uitbreidingsbeleid van 40 miljoen euro. Dat is het maximum. Dat halen we dit jaar. Dat is aan de regering voorgelegd en door de regering goedgekeurd. Dat is bekend. Dat kan iedereen bekijken. De begroting van 2015 is goedgekeurd.
Ik heb een persoonlijke bedenking. Zeker in deze commissie krijgen we in dit dossier, maar ook in vele andere dossiers, brieven, persberichten, bedenkingen en suggesties van de mensen die actief zijn in de sector. De ene is erg kritisch, de andere supergenuanceerd. Men kan daar op twee manieren mee omgaan. Men kan bekijken wat de baseline is van al die boodschappen. In dit dossier van personen met een handicap merk ik aan de hand van alle contacten die ik en de meesten onder ons hier hebben, dat ze achter dat decreet staan en voor de uitvoering ervan zijn. Dat vind ik belangrijk. Ze zijn vol ongeduld, want ze willen vooruit. Wij kunnen dan proberen om al die vragen mee te nemen naar de commissie en proberen de zaken wat te vertragen door aan de minister te zeggen dat hij voorzichtig moet zijn, want de ene is bang daarvoor en de andere wil voorzichtig zijn daarmee. Of we kunnen ons afvragen hoe we rekening kunnen houden met die bekommernissen en bedenkingen, zodat we daar zo veel mogelijk aan tegemoetkomen. Als ik bekijk hoe de taskforce werkt in de schoot van het VAPH, dan meen ik dat daar een betrokkenheid is met de sector, dat daar een samenwerking is die in weinig andere dossiers kan worden tentoongespreid.
Collega’s, het is een moeilijke kwestie. We zijn het gewoon om zo veel mogelijk geld bij elkaar te halen en dat te investeren in trap 2. Zo hebben we het járenlang gedaan. In de vorige legislatuur was er 140 miljoen euro extra, bovenop een VAPH-toelage van 1,3 miljard euro, allemaal voor trap 2. En wat zien we? De problemen werden enkel groter. Conclusie: er moest een ommezwaai komen. Het decreet, waar de volledige sector achter staat, bestaat uit twee trappen. Trap 1 is het BOB, trap 2 de niet rechtstreeks toegankelijke gehandicaptenspecifieke zorgaanbieding. Groen zegt hier vooral in die tweede trap te willen investeren zolang er vragen zijn, en ernstige vragen. Dat is een reflex die ik kan begrijpen. Dat is zoals het altijd is geweest. Dat is wat we altijd hebben gedaan. Dat is ons bekende aanbodgestuurde systeem. Dat hebben we jarenlang gedaan. We hebben het aangedurfd om naar een vraaggestuurd systeem te gaan. Wat vragen de mensen? Wie heeft wat nodig? Dat is ingewikkeld. En ja, de vakbonden staan daar zeker niet op te wachten, want die zijn al bezig met praktische vragen. En ja, de voorzieningen vinden dat ook moeilijk, maar die staan ervoor open. En ja, de budgethoudersverenigingen en de bijstandsorganisaties zien heel wat wijzigingen komen. Als die mensen echter zeggen achter het decreet te staan en het te willen proberen, waarom plooien wij ons dan terug op die ultraconservatieve reflex van ‘stop gewoon alle centen in trap 2 en stap af van die trap 1’?
Mijn persoonlijk gevoel is het volgende. We moeten durven trap 1 goed op te nemen in dit decreet. De 330 miljoen euro bestemd voor personen met een handicap wordt volgens het decreet verdeeld, en het decreet bestaat uit trap 1 en trap 2. Nu komt het erop aan dat wij moeten durven. De brieven die we krijgen, kun je op verschillende manieren beantwoorden. Je kunt het decreet verdedigen of je kunt de minste onrust volgen. Het is echter aan ieder van ons om te bekijken hoe hij daarmee omgaat.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik zou heel graag hebben dat het gaat om de minste onrust, maar we zien dat het de budgethouders, de koepels van de voorzieningen, de organisaties van de betrokkenen zelf zijn. De vakbonden staan niet op deze brief. Er is tot nader order nog geen standpunt van de vakbonden. Dat is niet één kleine organisatie die zich kwaad maakt. Dat is een heel breed scala van mensen met een duidelijke vraag: zij stellen bezorgd te zijn hierover en vragen wat de uiteindelijke verdeling van de middelen zal zijn. Ze stellen exact dezelfde vraag die Groen hier stelt, en die ook sp.a hier stelt. Als men dat afdoet als een beetje onrust en stelt dat we op die golf surfen, dan ontkent men wat er momenteel in die sector leeft, namelijk een heel grote ongerustheid.
U zegt ook dat de hele sector dit decreet steunt. We hebben hier in de vorige legislatuur hoorzittingen gehouden. De meeste organisaties hebben toen inderdaad een positief advies gegeven over dit decreet. Dat erken ik. Ik hoor echter ook bij diezelfde organisaties dat zij altijd het engagement hebben gekregen dat het basisondersteuningsbudget zou worden gefinancierd vanuit de zorgverzekering en niet vanuit het uitbreidingsbudget. Minister, dat was een van mijn vragen: bent u ooit zo’n engagement aangegaan? U gebaart dat dit niet zo is, maar ik zou u graag ook formeel horen ontkennen dat u ooit dat engagement aan de sector hebt gegeven. Dat is een heel concrete vraag, die bij meer dan één kleine organisatie leeft.
Een organisatie die er niet op staat, is het VGPH. De ingediende vraag ging daarover, want daarvan werd gewag gemaakt in de krant: het VGPH zou ook een brief hebben. Ik zou daar dan heel graag nog eens op willen terugkomen. Dit is een heel relevante lijst van organisaties, die met heel terechte vragen zitten, maar er zijn dus nog andere organisaties, zoals het platform waaraan we vanuit dit parlement zelf de middelen geven om gebruikers te verenigen.
Er werd gesteld dat het niet urgent is. Voorzitter, ik vroeg opnieuw het woord omdat de brief intussen is uitgedeeld en ik natuurlijk pas kon reageren toen ik hem had gelezen. Minister, in de brief vragen ze toch om snel duidelijkheid te krijgen, zodat ze samen met u de verdere uitwerking van die persoonsvolgende financiering kunnen uitvoeren. Ze willen loyaal zijn aan het decreet, maar ze vragen wel snel duidelijkheid met betrekking tot vragen die wij hier in het parlement volgens mij met recht en rede stellen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw Jans, ik hoop uiteraard dat de minister meer antwoord biedt. Ik kijk daarnaar uit. U roept op tot het verdedigen van het decreet. Is er een grotere verdediging van het decreet dan eenvoudigweg vragen dat het decreet wordt uitgevoerd? Dat is wat wij vragen, en de eerste stap daarin is dat de minister met een meerjarenbegroting komt, waarin heel duidelijk de noden worden afgezet tegen het beleidsmatige en financiële antwoord van de regering. Ik zal wat u allemaal zegt geloven als ik dat document zie, als ik daarnaast het “afgesproken besparingspad” zie en als ik daarnaast zie wat men gaat doen met het VIPA. Als ik echter al die andere signalen niet beantwoord krijg, dan kan ik toch niet zomaar aannemen dat alles peis en vree is. Integendeel, we krijgen week na week signalen dat er in deze sector een diepe malaise is, en van de minister krijgen we geen antwoord op onze vragen, tenzij hij me nu grondig tegenspreekt ter zake.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, wij hebben geen andere brief dan deze die u thans hebt gekregen, maar misschien zegt dat ook veel over wat sommigen communiceren.
Er is nooit gezegd dat het budget voor trap 1 een ander budget zou zijn. In het decreet staat echter, en dat is ook altijd bevestigd, dat trap 1 zal worden uitbetaald via de zorgkas. Ik weet heel goed hoe de afspraken zijn gemaakt. Wat de vraag betreft vanwaar die middelen moeten komen, er is altijd gezegd dat dit zou worden bekeken naar aanleiding van de start van de legislatuur en het opmaken van de meerjarenbegroting die in uitvoering van het decreet aan het parlement moet worden meegedeeld. Dat zal dus gebeuren. Het is absoluut de bedoeling om dat natuurlijk zo snel mogelijk te doen. In de brief wordt gesteld dat het budget 330 miljoen euro bedraagt en dat men vindt dat er voldoende moet worden gereserveerd voor trap 2. Dat is een zeer legitieme bekommernis. Ik heb die bekommernis ook altijd bevestigd. Ik zei dat die brief ernstig moet worden genomen. Daarin staat eigenlijk dat men het ermee eens is dat er op de twee trappen moet worden ingezet, maar dat, gelet op het onbekende van het basisondersteuningsbudget en de zorgen in trap 2, we ervoor moeten zorgen dat we het ene geleidelijk aan opstarten, om voldoende budget vrij te houden voor trap 2. Ik ben het daar dus helemaal mee eens. We zullen rekening houden met die bekommernis. We zullen proberen dat traject in het parlement zo in te dienen dat ook wat dit betreft duidelijkheid wordt verschaft.
Over het budget van 330 miljoen euro is gecommuniceerd. Het besluit van de Vlaamse Regering over de werking van de zorgregie dat in orde moest worden gebracht bij de start van het decreet, is in orde gebracht. Dat is naar het Belgisch Staatsblad. Het is ondertussen misschien verschenen in het Belgisch Staatsblad. We proberen dus echt wel consequent die zaken op te bouwen. De bekommernis van de briefschrijvers is zeer legitiem. We delen die absoluut. Op het moment dat we het meerjarengeventileerde bedrag kunnen indienen, zullen we proberen duidelijk te maken op welke manier we ook aan die bekommernis tegemoetkomen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik wil niet eindeloos rondjes draaien. Ik stel dus gewoon voor dat we daar over een paar weken op terugkomen. Ik hoop dat er dan meer duidelijkheid is. We zullen uw antwoorden overmaken. We zullen dan zelf aan het VGPH zijn standpunt vragen, aangezien het blijkbaar niet mogelijk is om dat via de officiële kanalen te doen. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Als er in de kranten staat dat er een standpunt van het VGPH is, en dat dat standpunt is dat het volledige uitbreidingsbudget naar trap 2 moet gaan, dan wil ik er niet van uitgaan dat dit niet het geval is. Als u een brief geeft waarin het VGPH niet voorkomt als een van de ondertekenaars, dan intrigeert dat me, en dan wil ik graag het standpunt van het VGPH kennen. Meer insinueer ik niet. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Ik merk dat ze daar als orgaan geen ondertekenaar van zijn. Misschien hebben ze geen standpunt, en dan zal ik daar akte van nemen. Ik denk echter dat er misschien toch een standpunt is van het VGPH, dat nog niet is meegedeeld, of misschien niet aan u is meegedeeld. Als ze het aan de krant zeggen, dan ga ik er echter van uit dat er iets van waar zou kunnen zijn. Dan huldig ik het standpunt dat waar rook is, vuur is. Ik zal zelf op zoek gaan en hen vragen of dat het geval is.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, de bekommernis is legitiem, maar uw antwoord doet compleet niet ter zake op dit ogenblik. Ik stel vast dat u opnieuw aankondigt zonder het concreet te maken, niet qua timing, niet qua modaliteiten. Wat wel vaststaat, is het afgesproken besparingspad, en ik meen dat daar het kalf echt gebonden ligt. Mevrouw Jans en iedereen mag zich op de borst slaan omdat er nooit meer dan 40 miljoen euro naar het uitbreidingsbeleid is gegaan, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat in dezelfde beweging ook 243 miljoen euro is bespaard in de welzijnssector, en dat ook de besparing voor volgend jaar al vastligt.
Minister, wat uw methode betreft, u zou de bewaker, de bouwer en de architect moeten zijn van het draagvlak voor deze hervorming. Ik stel vast dat u, door mordicus niet te antwoorden op vragen die per brief en op alle andere manieren uit de sector komen, eigenlijk uw potentiële bondgenoten en zelfs uw bondgenoten, de mensen die zich positief hebben uitgesproken, in de kou zet. Dat is vernederend, en meer nog, u probeert nu verdeeldheid te zaaien door het te hebben over wat sommigen communiceren enzovoort. Dat lijkt me echt geen goede praktijk. Ik stel vast dat u niet hebt geantwoord op mijn vraag of het a of b is, zodat ik meteen ook wel weet, denk ik, hoe het zit.
We zullen u dus helpen. We zullen een motie indienen, zodat u met de steun van het parlement naar de regering en naar de coalitiepartners kunt gaan om gewoon, simpelweg uitvoering te geven aan een decreet in verband waarmee een heel grote groep mensen zit te wachten op duidelijkheid over de vraag waar ze in de toekomst met hun zorgvragen heen zullen gaan. U geeft die duidelijkheid niet. Misschien moet het eens van de oppositie komen.
De interpellatie en de vragen om uitleg zijn afgehandeld.