Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Voorzitter, het Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK) is bekend. Het J-SALK-platform, dat daar deel van uitmaakt, is volgens mij al wat minder gekend. Toen bekend werd dat Ford Genk zou sluiten, hebben 34 Limburgse organisaties die met jongeren werken de koppen bij elkaar gestoken. Ze hebben een heel traject afgelegd, dat schriftelijk is omschreven.
De organisaties en de jongeren zijn tot een viertal aanbevelingen gekomen. Die aanbevelingen gaan verder dan het onderwerp dat we in deze commissie bespreken. Voor de duidelijkheid heb ik ze echter alle vier in mijn vraagstelling opgenomen. Deze vier aanbevelingen hebben niet enkel betrekking op Limburg. Het zou dan ook om algemene maatregelen kunnen gaan.
De eerste aanbeveling heeft betrekking op de onduidelijkheid van wat er gebeurt als mensen na het afstuderen in de werkloosheid terechtkomen. Het voorstel houdt in dat de tewerkstellingsambtenaren van de gemeentebesturen de 18-jarigen een stappenplan moeten aanbieden. Op die manier kan iedereen die afstudeert of werkloos wordt, op een laagdrempelige wijze informatie krijgen.
De tweede aanbeveling is tot het onderwijs gericht. De leerkrachten zouden het bestaande document moeten gebruiken om de leerlingen reeds voor hun 18e verjaardag voor te bereiden op wat nadien zal volgen.
Bij de derde aanbeveling wil ik iets langer stilstaan. Deze aanbeveling heeft immers betrekking op de VDAB, een agentschap waarvoor de minister bevoegd is. Uit de bevraging blijkt dat de communicatie een groot knelpunt vormt. De jongeren haken tijdens hun gesprekken met de consulenten vaak snel af. Er worden heel wat woorden gebruikt die ze niet begrijpen. Ze durven dat niet altijd toe te geven. Na een kwartier stappen ze buiten zonder veel wijzer te zijn geworden en zonder te weten wat eigenlijk van hen wordt verwacht. Dit is niet echt motiverend om de vervolgafspraken na te komen.
De aanbeveling luidt dan ook dat de consulenten en de baliebedienden van de VDAB erop moeten letten dat de jongeren begrijpen wat er van hen wordt verwacht. Iedereen heeft het recht op een goede manier te worden geholpen. Een eenvoudig taalgebruik in de plaats van een vakjargon is een must. Niet iedereen is even vaardig met een pc. Toch verwacht de VDAB dat de jongeren zich zelfstandig aan een terminal kunnen inschrijven. De vorming en de permanente sensibilisering van het personeel van de VDAB is hiervoor noodzakelijk.
De vierde aanbeveling van het J-SALK-platform heeft betrekking op de opleidingen en de stages. Ook hier is er een link met de werkzaamheden van deze commissie. De jongeren die zonder diploma uitstromen, vragen minder theoretische en meer praktijkgerichte naschoolse opleidingen. Spijtig genoeg, zijn er vaak lange wachttijden. Zeker nu Ford Genk binnenkort de deuren sluit, moet in meer opleidingen voor laaggeschoolden worden voorzien. Er zullen immers nog meer laaggeschoolden dergelijke opleidingen willen volgen.
Het is de bedoeling dat jongeren uit het deeltijds onderwijs twee dagen naar school gaan en drie dagen werken. Het is echter een immense klus voldoende goede stageplaatsen te vinden. Spijtig genoeg, lukt dat niet voor iedereen. Op straat leren ze niet de noodzakelijke werkattitudes. Ik heb gelezen wat ze hierover zelf hebben geschreven.
De aanbeveling luidt dat er meer werk moet worden gemaakt van gepaste stageplaatsen. Alle jongeren in het deeltijds onderwijs moeten na hun schoolopdracht ook gegarandeerd zinvolle werkplaatsen vinden.
Minister, u bent misschien van mening dat wat ik heb gelezen, eigenlijk bijna evidente aanbevelingen zijn. Ik vind het echter frappant dat net die evidente aanbevelingen zijn geformuleerd. Misschien hebben we er te weinig aandacht voor, net omdat ze zo evident zijn.
Ik zou graag vernemen wat uw mening hierover is. Vallen op dat vlak maatregelen te treffen? Wilt u acties ondernemen? Die acties zullen dan waarschijnlijk niet enkel voor Limburg, maar voor heel Vlaanderen gelden.
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, uiteraard kan ik niet tegen een verbeterde communicatie tussen de VDAB en jongeren zijn. In die zin juich ik de uit het overleg voortgekomen aanbevelingen en adviezen ook toe. Het lijkt me nuttig dat op een efficiënte wijze in de werking van de VDAB te implementeren.
Het valt me op dat zeer veel aandacht aan de communicatie wordt besteed. Het gaat bijna eenzijdig om de communicatie tussen de VDAB en de jongeren, net alsof dat de sleutel is om een oplossing voor de hoge jeugdwerkloosheid in Vlaanderen te vinden. Volgens mij vormt dat slechts een element van een veel ruimer pakket dat we nodig hebben om jongeren aan een job te helpen.
Het goede nieuws is dat de jeugdwerkloosheid in Vlaanderen het voorbije halfjaar is gedaald. Dat neemt niet weg dat het aantal werkloze jongeren jonger dan 25 jaar in Vlaanderen nog steeds bedroevend hoog ligt. Ik vrees dat de evolutie van de jeugdwerkloosheid in Vlaanderen op langere termijn nog zal verslechteren.
Minister, een oplossing voor dit probleem zal meer inhouden dan ervoor zorgen dat de jongeren bij de VDAB gekend zijn en weten wat het aanbod van de VDAB is. U zult het er ongetwijfeld mee eens zijn dat het in de eerste plaats gaat om de vraag hoe we de jongeren uit de werkloosheid en op de arbeidsmarkt krijgen. Daarover vind ik in de adviezen vrij weinig terug.
Ik ben dan ook zeer benieuwd naar uw banenpact en naar de geplande hervorming met betrekking tot de werkervaring. Volgens mij moeten we vooral inzetten op concrete acties. In die zin juich ik de laatste aanbeveling ook toe. Stageplaatsen zijn een goede manier om jongeren een perspectief te bieden.
Zal in het banenpact dat u zult voorstellen meer de nadruk op de acties in verband met de stageplaatsen worden gelegd? Hebt u daar al zicht op? Kunt u daar al iets over zeggen? Zult u inzetten op het rekruteringsbeleid van de bedrijven in verband met de creatie van stages? Zult u ervoor zorgen dat de sectoren hun ambities over de jobcreatie voor jongeren zullen uitspreken? Er zijn veel verwachtingen ten aanzien van uw banenpact. Aangezien ik vol spanning wacht, zou ik u willen vragen of u nu al iets kunt toelichten.
Last but not least hoop ik dat er ruimschoots aandacht zal zijn voor die laaggeschoolde jongeren en jongeren met een migratieachtergrond, zoals u dat zo mooi zegt. De afstand tot de arbeidsmarkt is bij die jongeren momenteel echt problematisch. Zoals beloofd zal ik daarop blijven hameren.
De heer Danen heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de vragen van mevrouw Claes en de heer Annouri.
De strijd aan de onderkant van de arbeidsmarkt is, vooral in Limburg, heviger dan ooit. De onderkant bedoel ik zowel letterlijk als figuurlijk. Het gaat om jongeren en mensen met minder kwalificaties en scholing.
Ik was ook aanwezig op de slotmeeting van het J-SALK. De aanbevelingen zijn daar vrij beleefd geformuleerd. Dat past natuurlijk voor officiële aanbevelingen. Maar de teneur was – terecht of onterecht, dat laat ik in het midden – vrij negatief, zowel naar de VDAB als naar de interimsector. Ik wil aannemen dat dit een gekleurd beeld was, het was geen objectief gegeven, het waren mensen van vlees en bloed die daar hun mening gaven en hun bezorgdheden uitten, wat ook past op zo’n rondetafel.
Alles afdoen als gebrek aan communicatie of “ze kennen de jongeren niet” vind ik een beetje te gemakkelijk. De jeugdwelzijnsorganisaties op de rondetafel waren vooral pleitbezorger om de VDAB en de interimsector structureel te laten veranderen, niet alleen knip- en plakwerk maar structurele ingrepen.
Minister, bent u zich bewust van die problemen? Hebt u plannen om de VDAB en de interimsector structureel te veranderen?
Ik wil ervan uitgaan dat de meeste jonge cliënten van de VDAB en de meeste consulenten van goede wil zijn en oprecht iets willen doen om elkaar te helpen, maar ik stel vast dat hun leefwereld heel erg verschillend is. Zijn er stappen genomen om elkaars leefwereld beter te leren kennen zodat er efficiënter en meer op maat gewerkt kan worden?
Ik heb begrepen uit het verslag en uit de teneur van J-SALK ter plaatse dat het gebrek aan vertrouwen een heel heikel punt is. Als er wantrouwen is, dan kan er heel moeilijk worden samengewerkt. Bent u zich bewust van dit wantrouwen? Welke vertrouwenwekkende maatregelen hebt u al genomen of denkt u nog te nemen in de nabije toekomst?
Mevrouw Remen heeft het woord.
Ik begrijp de bezorgdheid van de Limburgse jongeren. Het is goed dat ernaar geluisterd wordt. Ik sta grotendeels achter die aanbevelingen.
De belangrijkste remedie om de jeugdwerkloosheid aan te pakken zijn de stages in de bedrijven en de privésector, die nadien jobs kunnen creëren, zeker voor kwetsbare laaggeschoolde jongeren. Daarin spelen zowel de bedrijven als het onderwijs een cruciale rol.
Men zegt hier dat goede stageplaatsen moeilijk te vinden zijn, dat er lange wachtlijsten zijn. Dat wil ik nuanceren, want kort geleden lanceerde Voka het engagement van tweehonderd bedrijven die in een mum van tijd stageplaatsen willen aanbieden. Ze willen dit project vanaf 1 september 2015 realiseren. De bedrijven zijn wel degelijk vragende partij.
Het merendeel van de bedrijven ontvangt stagiairs met open armen. Er is zelfs een noodkreet van de bedrijven voor de invulling van technische profielen. Ook laaggeschoolden vallen hieronder. Ik denk hierbij aan de voedingsindustrie, die jaarlijks achtduizend vacatures ter beschikking heeft, grotendeels voor laaggeschoolde jongeren.
SALK zet daarvoor een aantal stappen in de goede richting. Zo zijn er reeds een aantal initiatieven om jongeren te begeleiden naar een eerste job. Ik denk bijvoorbeeld aan onderwijskwalificerende en beroepskwalificerende trajecten. Ook het ondernemersplatform onder leiding van Urbain Vandeurzen doet heel wat om jongeren aan een job te helpen.
Het onderwijs zet in op talent van elke jongere. Dat staat ook in uw beleidsnota, minister. Maar naast kennen en kunnen, bevat talent nog een derde, cruciale factor om snel werk te vinden: willen. Het willen werken, het willen de handen uit de mouwen steken is ontzettend belangrijk om snel aan een job te geraken. Dat geldt trouwens ook voor de jongeren zonder diploma secundair onderwijs. De wil moet altijd aanwezig zijn. Een studie van de KU Leuven legt de knelpunten van de duale leerstelsels bloot. Een daarvan is onvoldoende motivatie bij leerlingen.
Er zijn in Limburg al verschillende concrete initiatieven. Ik verwijs naar de scholengemeenschap Maaseik-Kinrooi, die inzet op structurele samenwerkingsverbanden met privébedrijven. Er zijn zelfs bedrijven gevestigd op de campus. Hier krijgen de leerlingen van het technisch en het beroepsonderwijs toegang tot de moderne infrastructuur en de nieuwste technieken om zo sneller praktijkervaring op te doen. Het is een lowprofileaanpak die succesvol is. Het is een schoolvoorbeeld van samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven, zeker om de wachttijden aan te pakken.
Ik lees trouwens in een persbericht van ACW Limburg over J-SALK dat niet alle jongeren hun plaats zullen vinden in de ICT, digitale media, groene-energiebedrijven, biotech enzovoort. Dat is waar! Dus naast een concrete, efficiënte aanpak om de jeugdwerkloosheid in Limburg en Vlaanderen aan te pakken, moeten we inzetten op – en ik zeg dit met veel eerbied – onze eigen kleine lokale simpele economie. Indien onze eigen lokale economie opnieuw aangemoedigd wordt, creëren we meer ondernemerschap, ambachten en kleinhandel. En het zijn deze kmo’s en kleine bedrijven die voor gepersonaliseerde werkplaatsen zorgen waar werkgever en werknemer schouder aan schouder staan. Dat komt zeker ten goede van de laaggeschoolde jongeren. Dat biedt een duurzame oplossing voor de jeugdwerkloosheid en de werkloosheid in het algemeen.
Ik las vandaag nog een positief bericht in De Standaard. Na de sluiting van Ford hebben de kmo’s vorig jaar 3700 extra banen gecreëerd. Dat kunnen we alleen maar toejuichen. Dat is een stap in de goede richting om de jeugdwerkloosheid aan te pakken.
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik begin uiteraard met de vragen van mevrouw Claes. Er waren heel veel bijkomende vragen. Eigenlijk is me gevraagd om heel mijn jeugdwerkloosheidsbeleid eens uit te leggen. Dat ga ik niet doen. Daarvoor is er de beleidsnota. Ik denk dat die vrij duidelijk is. Mijnheer Danen, met de structurele wijziging die u vraagt, zijn we al enkele jaren bezig. Dat is heel het verhaal van de competenties. Dat is een structurele wijziging: men gaat niet meer alleen werken op basis van cv’s en diploma’s, maar veel meer op basis van wat iemand kent en kan. U moet me vergeven dat ik nu toch eerst met de heer Annouri begin. Mijnheer Annouri, u zegt heel blij te zijn dat we kijken naar wat mensen kennen en kunnen, dat we op basis van competenties werken. U stelde dat mensen van vreemde afkomst, dat allochtone jongeren het nodig hebben dat er anders wordt gewerkt, dat daarop moet worden ingezet. Het kwam daarop toch neer. Ik doe dit echter vanuit het oogpunt van de afstand tot de arbeidsmarkt. Sommigen van elke groep hebben een grotere afstand. Sommige jongeren hebben een grotere afstand. Sommige allochtonen hebben een grotere afstand. Sommige vrouwen, sommige laaggeschoolden hebben een grotere afstand. Ik kan zo doorgaan. Het is nooit iedereen. Idealiter ga je naar maatwerk. Je kunt dat niet, en dus moet je soms toch doelgroepen hebben.
Ik zal uiteraard niets zeggen over het banenpact. U had dat ook niet verwacht. Dat is besproken met de sociale partners. Ik heb daarover vanmorgen nog telefonisch contact gehad. Ik laat het aan de sociale partners over om te communiceren wat zij wensen te communiceren. Wij hebben ter zake – waarin al was voorzien – een conceptnota, die ik al dan niet zal aanpassen in functie van wat de sociale partners zeggen en die morgen wordt voorgelegd aan de regering. U moet echter begrijpen dat ik de regering uiteraard voorrang geef wat dat betreft.
Mevrouw Claes, een onderdeel van dat banenpact zal ook het duaal leren en werken zijn. Die stages en stageplaatsen zijn fundamenteel wat dat betreft. Ook ter zake hoop ik zeer snel met collega Crevits tot een conceptnota te kunnen komen, die we dan verder kunnen uitwerken in overleg met de sociale partners.
Ik moet het eerlijk zeggen: communiceren op maat van de jongere, dat is een werkpunt voor de VDAB. Men doet dat, maar ik meen dat daar daadwerkelijk verder en sterk op moet worden ingezet. Er is permanente vorming voor de VDAB-bemiddelaars om klare taal te gebruiken. Dat bestaat en daar moeten we op blijven inzetten, zeker voor jongeren. Daarnaast wordt er bij de VDAB ook aan de coachende vaardigheden van de bemiddelaars gewerkt. Ook dat is belangrijk. Dat begrijpend zijn, dat coachen van jongeren is essentieel. De managementteams koppelen feedback over die vaardigheden dan terug, voor bespreking in de werkwinkels en de competentiecentrateams. Ik ben het echter helemaal eens met het voorstel van de rondetafel: dit is en blijft een werkpunt.
De implementatie van de aanbevelingen van J-SALK zal plaatsvinden langs twee kanalen. U had gelijk: het tweede kanaal is ruimer. Die aanbevelingen zijn immers net zo goed elders te gebruiken. Het eerste kanaal is een jeugdactieplan van VDAB Limburg, dat dit jaar zal worden ontwikkeld en opgestart. Naar aanleiding van het actieplan zal de VDAB zijn campusacties grondig actualiseren. Daar heb je dus een grondige wijziging. De VDAB zal een vrijblijvend aanbod doen aan scholen om informatie over de overstap naar die arbeidsmarkt te geven aan schoolverlaters. Men gaat dus een nieuw informatiepakket maken, dat specifiek gericht is op die jongeren die die overstap zullen moeten doen. De actualisering van die acties beoogt meer eenduidigheid én een groter bereik van de schoolverlaters. Ik meen dat ook de werkwinkels daarbij kunnen worden betrokken. Dat is dus een duidelijk actiepunt ten gevolge van de aanbeveling ter zake.
Verder zal ik ook blijven inzetten op die communicatie via de reguliere dienstverlening van de VDAB. Dat gaat dan ruimer dan Limburg alleen. Dat gebeurt overal. Zoals alle burgers kunnen jongeren zelf kiezen via welke kanalen ze gebruikmaken van de VDAB. De ene vindt het heel goed om dit online te doen, iemand anders vindt het veel beter om dit telefonisch te doen, nog anderen verkiezen een persoonlijk contact. Dat moet altijd mogelijk blijven. De VDAB levert daarnaast ook nog materiaal aan zijn partners, materiaal waarmee de partners de jongeren die zij bereiken, kunnen informeren en ondersteunen bij het gebruiken van de online instrumenten zoals Mijn Loopbaan. Mijnheer Annouri, u had het over de te grote jeugdwerkloosheid. Elke jonge werkloze is er een te veel. We blijven daar zonder twijfel op inzetten. Ik kom daar straks ook nog op terug, als we het over de stages hebben. Gelukkig behoort Vlaanderen tot de landen met de laagste jeugdwerkloosheid van Europa, maar uiteraard moeten we dan nog daarop blijven inzetten.
Met betrekking tot opleidingen en stages is er dus die conceptnota over duaal leren en werken waaraan ik met collega Crevits werk. Ook voor het deel dat niet meer onder de school valt, zal ik uiteraard blijven inzetten op stages. Vorige week dinsdag nog had ik opnieuw een bijeenkomst van de beleidsraad Werk. Ik heb nog eens opnieuw aan de VDAB gezegd dat ik echt wil dat er nog meer gebruik wordt gemaakt van individuele beroepsopleidingen, maar ook van de werkinleving. Het instrument van de stages is volgens mij een van de allerbeste instrumenten, zeker voor jongeren, maar ook voor anderen. Voor mensen die een tijd geen werkvloerervaring meer hebben gehad, is het element van stages een van de belangrijkste elementen.
Mevrouw Remen, u haalde het ook al aan: daarnaast engageert het Ondernemersplatform Limburg, onder leiding van Urbain Vandeurzen, zich ertoe om jonge werkzoekenden kansen te geven voor werkplekleren, indien dat een perspectief op een job zou kunnen geven, als dus effectief de stap naar een openstaand jobaanbod zou kunnen gebeuren.
Ik besef heel goed dat men beleefd en vriendelijk is. Laat ons dat zo houden. Ik vind dat een goede mentaliteit. Maar we moeten dat ook ter harte nemen. En we doen dat hier. Ik zal dat zelf verder opvolgen en zal dat op een van de volgende beleidsraden Werk agenderen, om te kijken of er vooruitgang kan worden geboekt in de werkpunten die zijn opgesomd.
Ik denk dat we daar de juiste reactie hebben gehad. Maar uiteraard: the proof of the pudding is in the eating. En dat zullen we dan ook doen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, uit uw antwoord blijkt dat u met de problematiek begaan bent en die ook ter harte neemt.
Het is inderdaad allemaal beleefd geformuleerd, maar ik denk wel dat het vertrouwen, zoals de heer Danen aangeeft, een werkpunt is voor de VDAB. Vertrouwen moet natuurlijk altijd van twee kanten komen, maar als je als organisatie weet dat jongeren kritisch staan ten opzichte van je dienstverlening, denk ik dat je daar echt mee bezig moet zijn, om te kijken hoe je dat vertrouwen kunt herstellen. Dat is zeker nog een opdracht.
Ik ben ook heel blij met de aanvullingen die de andere collega’s gedaan hebben. Natuurlijk is dit maar een klein onderdeel. We hebben ook in het regeerakkoord al aangegeven dat jongeren zeker een doelgroep zullen zijn. Ook met betrekking tot het duaal leren worden er stappen gezet. Ook de aanvulling van mevrouw Remen met betrekking tot kmo’s is terecht. Ik ben dan ook heel tevreden met de antwoorden die hier vandaag gegeven zijn.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ook ik ben tevreden met uw antwoord, tot op zekere hoogte. Ik besef dat de VDAB al jarenlang bezig is met een hervorming, en dat men nu meer competentiegericht werkt. Qua structuur en proces gebeuren er inderdaad heel goede dingen. Ik heb al gezegd dat ik er echt in geloof dat de meeste mensen bij de VDAB echt wel heel goede bedoelingen hebben. En dat geldt ook voor de cliënten.
Het J-SALK dateert echter van september 2014, als ik mij niet vergis. Dat is vrij recent. Als u zegt dat de VDAB al jaren met hervormingen bezig is, zijn die precies toch nog niet helemaal aangekomen bij de jongeren. Het gaat ook vaak om ‘soft skills’: hoe kun je jongeren beter leren kennen, hoe kun je op een goede manier met hen communiceren? Daarmee wil ik natuurlijk niet zeggen dat het alleen aan de communicatie ligt.
Ik ben blij om te horen dat het proces voortgaat. Ik hoop dat dit een voortdurende bezorgdheid is en dat dit soort organisaties zichzelf voortdurend evalueert, om zo goed mogelijk aan te sluiten op de snel evoluerende wereld, met daarin ook die jongeren, die natuurlijk ook heel snel veranderen.
De heer Annouri heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Ik had inderdaad niet verwacht dat u een tipje van de sluier van het banenpact zou lichten, maar ik heb het toch maar geprobeerd, als enige Antwerpenaar tussen de Limburgse collega’s die bij deze vraag het woord hebben genomen, behalve u als minister, natuurlijk.
Het kan niet zijn dat de focus alleen maar op communicatie met jongeren zal liggen. Communicatie is inderdaad een belangrijk werkpunt, en we moeten dat ook implementeren, maar de boodschap die ik vooral wou meegeven, is dat de stages van ontzettend groot belang zullen zijn. We zullen er met z’n allen over moeten blijven waken dat die aangeboden worden en dat daar meer op ingezet wordt.
Ik wil nog kort terugkomen op mijn punt over de migrantenjongeren. Het klopt dat sommigen van hen afstand hebben, maar u weet dat wij het heel jammer vinden dat etnisch-culturele minderheden niet als doelgroep zijn meegenomen in het doelgroepenbeleid. Volgens ons is dat een problematische zaak. We zullen daar dan ook altijd de nodige aandacht voor blijven vragen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.