Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, TINA werd ongeveer vier jaar geleden opgericht en staat voor ‘Transformatie, Innovatie en Acceleratie’. Het is een bijzonder investeringsfonds, beheerd door de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV). De bedoeling was om 200 miljoen euro te investeren, passend binnen het Nieuw Industrieel Beleid (NIB) dat de Vlaamse Regering in de vorige legislatuur op gang heeft getrokken. TINA kan participeren in projecten van consortia die innovatieve diensten, producten of concepten in de markt willen zetten. Op die manier moet TINA bijdragen aan de noodzakelijke structuurverandering van de Vlaamse economie.
Ondertussen werd niet minder dan 137,6 miljoen euro geïnvesteerd in negentien verschillende projecten. Dat blijkt uit een antwoord van u op een schriftelijke vraag. Het is duidelijk dat het investeringscomité van TINA heel selectief te werk gaat. Sinds 2012, toen TINA echt operationeel werd, werden meer dan honderd dossiers of projecten voorgesteld of ingeleid. Uiteindelijk werden maar negentien consortia overgehouden. In die negentien werd dus geïnvesteerd voor een totaalbedrag van 137,6 miljoen euro. De gevraagde investeringsbedragen variëren heel sterk: gaande van 200.000 euro tot ongeveer 20 miljoen euro.
Enkele TINA-investeringsdossiers zijn bekend: er is de biotechnologie, er is de windturbineproductie van XANT en dergelijke meer. Dat zijn heel innovatieve projecten en ook heel sterke partners. Het lijkt ons dus de moeite waard om daarin te investeren.
De bedrijven uit de consortia zijn in heel diverse sectoren actief: ongeveer 30 procent is actief in die sector van de biotechnologie, 30 procent is actief in de energiesector in de brede zin van het woord en bij 12,8 procent zou het gaan om chemiebedrijven. Uniek aan TINA is dat het telkens om consortia moet gaan. TINA investeert dus niet in individuele bedrijven, maar in baanbrekende samenwerkingsverbanden die uiteenlopende bedrijven samen aan één industrieel project laten werken. Daarmee is TINA dus ook vrij uniek in Europa en verschilt het ook van de reguliere investeringspolitiek van ParticipatieMaatschappij Vlaanderen.
TINA zorgt ook voor een belangrijk hefboomeffect: de 137 miljoen euro van TINA leidde in totaal tot 446,6 miljoen euro aan investeringen in de Vlaamse economie. Tegenover elke euro die TINA in een project investeert, staat dus 3,25 euro van privé-investeerders. Dat is goed, maar de Vlaamse Regering zou de hefboom van TINA misschien nog sterker kunnen maken. De aanleiding daartoe kan het investeringsplan zijn dat de Europese Commissie klaar heeft en waarover het de beslissingen aan het nemen is. Daarop zou de Vlaamse Regering misschien ook kunnen inspelen. Naast het Vlaamse geld en het privégeld zou op die manier extra Europees geld kunnen worden aangetrokken voor onze Vlaamse economie. Dat idee is niet nieuw. Dat was ook de bedoeling van toenmalig bevoegd minister Lieten, maar ondanks diverse pogingen daartoe is ze er nooit daadwerkelijk in geslaagd om Europa aan boord te krijgen van TINA, noch via het Europees Investeringsfonds (EIF), noch via de Europese Investeringsbank (EIB). Het nieuwe investeringsplan van de Commissie-Juncker biedt op dat vlak misschien wel opportuniteiten.
Minister, hoe evalueert u de werking van TINA tot op vandaag? U hebt er ook heel kort aandacht aan besteed in uw beleidsnota, waarin u het had over een “bredere inzetbaarheid” van het TINA-fonds? Wat bedoelt u daar concreet mee? Zult u daarbij dan de unieke consortiumbenadering van TINA bestendigen? Hebt u de intentie om Europese financiering te koppelen aan TINA? Zijn er al contacten met de Europese Commissie, de EIB of het EIF? Kunnen we TINA en eventueel andere Vlaamse investeringsfondsen gebruiken om middelen uit het Europese investeringsplan naar Vlaanderen te halen? Zo ja, hoe zult u dit aanpakken?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, ik ervaar TINA ook echt als positief. Mijnheer Bothuyne, de elementen die u aanbrengt, tonen dat ook aan. Naast de pure investeringen werkt het team ook mee aan het op poten zetten van consortia en initiatieven. Dat lijkt me vrij sterk, want op die manier geeft men niet alleen financiering, maar brengt men ook kennis mee. Dat lijkt me ook positief te zijn voor potentiële investeringsdossiers op wat langere, op middellange termijn.
De evaluatie van het TINA-fonds is gepland in de evaluatiekalender voor 2015 van het departement. Ik ben het met u eens dat die consortiumbenadering vandaag uniek en waardevol is. Daarom lijkt het me nuttig te onderzoeken hoe we die aanpak kunnen inpassen in de ontwikkeling van ons clusterbeleid. Daarnet heb ik naar aanleiding van de vraag van de heer Ronse over Vanguard die clusterbenadering wat nader omschreven. Misschien kan die consortiumbenadering daarin worden meegenomen.
Er zijn vandaag diverse initiatieven en contacten met de bevoegde instanties met betrekking tot dat plan van de Commissie-Juncker, om te zien of we met dat plan daadwerkelijk een beroep kunnen doen op Europees geld. U weet dat de filosofie daarvan is dat daarbij op zijn minst sprake moet zijn van een multiplier, dus een eigen inbreng, van een op drie, dus maal drie. We bekijken of we de bestaande fondsen ter zake kunnen inschakelen en zo die Europese middelen daadwerkelijk kunnen krijgen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw korte, maar duidelijke antwoord. Wel komen er nog een aantal zaken op ons af. Ik begrijp dat we dit jaar dus die evaluatie door het departement mogen verwachten. Hebt u er een idee van wanneer dat precies zal gebeuren?
Een inpassen in het clusterbeleid lijkt me uiteraard ook logisch. Die financiering via TINA en de kennisdeling die er inherent mee gepaard gaat, past perfect in dat beleid.
Wanneer zullen er contacten zijn in verband met het plan van de Commissie-Juncker? Wat is de timing? Hebt u daadwerkelijk al vergaderingen, fysieke contacten gepland met de Europese Commissie, de EIB of het EIF?
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik dacht eigenlijk dat een andere fractie een betoog zou hebben gehouden. De geschiedenis heeft ook enigszins haar rechten. Ik vind TINA een zeer goed fonds. Het lijkt me echt wel een goede zaak, maar we hadden veel grotere ambities ter zake. Toenmalig minister-president Peeters stelde dat het kritische minimum om dit te doen werken en door middel van TINA het Nieuw Industrieel Beleid echt doorgang te doen vinden, 500 miljoen euro was. Ik weet niet of de verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de toenmalige minister van Innovatie of bij de toenmalige minister van Economie, maar men heeft op dat moment eigenlijk niet op voorhand gekeken naar de voorwaarden waaraan het EIF en de EIB zich houden om al dan niet geld bovenop te geven. Die voorwaarden waren bekend, maar men heeft dat niet gedaan. Men heeft dat gelanceerd met 200 miljoen euro aan Vlaams geld, en men rekende erop dat er 300 miljoen euro aan Europees geld bovenop zou komen, maar die 300 miljoen euro is er nooit gekomen.
Nu dient zich een nieuwe kans aan met Juncker. Ik denk nog altijd dat dit moet worden ondersteund. Ik sta dan ook volledig achter de uitspraken van de minister om verder te gaan kijken. De geschiedenis heeft ook haar rechten. Die motor draait, maar we missen de turbo die daar initieel op bedoeld was. Tijdens de vorige legislatuur heb ik de toenmalige minister-president regelmatig gevraagd hoe het nu eigenlijk zat met die voorwaarden voor EIF en EIB om die turbo daarop te zetten.
De heer Van Malderen heeft het woord.
It takes two to tango. Iedereen zou graag een versterking zien van de hefboom via Europese middelen. Dat geldt ook voor de rest van ons instrumentarium. Als dat kan worden versterkt vanuit Europese hoek, zou het bijna zonde zijn om dat niet te doen.
Mijnheer Bothuyne, zowel de minister van Innovatie als de minister van Economie hebben tijdens de vorige legislatuur gezamenlijk geprobeerd om Europa over de brug te krijgen. Het was niet de minister van Innovatie die daar de eerste communicatie over heeft gedaan, maar de minister van Economie. Men kan altijd blijven graven in de geschiedenis, dat is op zich interessant maar in dit geval niet heilzaam.
Ik was ook van plan om een vraag om uitleg in te dienen en ik hoop dat de voorzitter die met de nodige mildheid zal beoordelen, gezien de correlatie met deze vraag. Als men ziet dat er honderd aanvragen zijn gebeurd waarvan er negentien zijn gevalideerd, dan moeten we twee zaken voor ogen houden. Ten eerste moet het mogelijk blijken – als er andere middelen komen uit andere bronnen, zal dat misschien gemakkelijker blijken, quid dat men uiteraard de intrinsieke waarde van het project moet beoordelen – om daar eventueel zaken uit op te vissen die verbeterd worden. Het is niet omdat men met de bril van vandaag en desgevallend met fouten die daarin zitten, iets als fout beoordeelt, dat daar niet aan kan worden geremedieerd. Te meer omdat we, en dat is mijn tweede punt, de doelstelling van dit middel niet uit het oog mogen verliezen, met name een transitie in onze economie. Op een bepaald moment moeten we het volledige plaatje bekijken en nagaan waar we naartoe willen gaan, wat we kunnen ondersteunen en waar er blinde vlekken zijn. Vraag is ook hoe we zullen proberen om daar proactief bottom-up in te gaan forceren. Dat is bijna een contradictio in terminis, maar dat is de essentie van een stimulerend beleid.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, de punten waar u naar verwijst, moeten wat mij betreft deel uitmaken van een evaluatie. Vanuit zo’n evaluatie kan men verbetervoorstellen formuleren. Ik stel voor dat u die vraag nog niet indient en de evaluatie afwacht. Zodra er een timing is, zal ik die meedelen, en dan kunt u die vragen indienen. U moet me echter ook de kans geven om de zaak goed te bekijken en conclusies te formuleren.
Wat Europa betreft, is de geschiedenis de geschiedenis. Wij hebben al contacten om na te gaan hoe we op Juncker kunnen inspelen. Het is een feit, en dat staat ook in mijn beleidsnota, dat de rol die we binnen en ten aanzien van Europa kunnen en moeten spelen, heel belangrijk is. Ik heb die ervaring ook bij Sport gehad. In de wandelgangen kun je meer realiseren dan tijdens de vergaderingen zelf, maar dan is het ook belangrijk om daar tijd voor te maken. Dat is ook de reden waarom principes als zo’n vanguard initiative heel belangrijk zijn omdat men dan samen met andere regio’s een sterkere positie kan innemen. Ik wil die stappen naar Europa verder zetten zodat er wordt ingespeeld op de noden die wij hebben. Ik ben ervan overtuigd dat het plan-Juncker met plezier een beroep zal doen op onder meer die 3D-printing waarbij men echt gaat voor de vernieuwingen die Europa nodig heeft. We zullen dat verder onderzoeken en proberen om daar maximaal op in te spelen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Wordt vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.