Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik had een vraag over een reportage van Koppen die ik op 23 oktober van vorig jaar heb gezien, over meisjes die in gesloten jeugdinstellingen hebben gezeten en daar opnieuw op bezoek gingen, samen met de reportagemakers van het voornoemde magazine.
Sommige meisjes komen rechtstreeks in zo’n gesloten voorziening terecht, na verwijzing door een jeugdrechter. In de reportage ging het over de voorziening in Beernem. Anderen komen er terecht na een doorverwijzing uit het centrum waar ze eerder verbleven. Uit die reportage bleek dat de jongeren die daar terechtkomen, eerst via een onthaalleefgroep binnenkomen. Dat verblijf start met een periode in een isolatieruimte met camerabewaking, waar enkel een matras en sanitair aanwezig zijn. De meisjes in die reportage omschreven die fase als vernederend en pijnlijk. De directeur zegt dat die fase nodig is omdat men niet altijd weet wie men binnenkrijgt, en in welke toestand.
Minister, hoe lang duurt een dergelijke onthaalfase? Wat houdt die precies in? Kunt u wat meer duiding geven ter zake? Wat is de noodzaak van deze onthaalfase? Waarom wordt die gebruikt? Vervolgens kom ik tot mijn meest pertinente vraag. We hebben het over integrale jeugdhulp. Wat ik niet begrijp in dezen is dat meisjes die worden doorverwezen uit een andere instelling, nog eens door die onthaalfase moeten gaan omdat – volgens de reportage – de directeur niet weet wie daar binnenkomt, en in welke toestand. Volgens mij is het principe van integrale jeugdhulp net dat ervoor wordt gezorgd dat die informatiedeling tussen voorzieningen en instellingen optimaler zou verlopen. Als die informatiedeling op die manier zou verlopen, dan zou volgens mij de noodzaak van die onthaalleefgroep, en vooral dan de fase waarin met de isolatieruimte wordt gewerkt, kunnen komen te vervallen. Wat is uw visie wat dat laatste punt betreft?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me daar graag bij aansluiten en eigenlijk een meer algemene vraag stellen. Mijnheer Parys, u haalt een concreet geval aan naar aanleiding van de Koppenreportage over de gesloten instelling in Beernem, maar deze problematiek is al meermaals ter sprake gekomen in de commissie, ook in de vorige legislatuur, en is eigenlijk ook uitvoerig behandeld in het rapport van het Kinderrechtencommissariaat ‘Binnenste Buiten’ van 2010. Toen hebben we het daar ook over gehad met de kinderrechtencommissaris.
En, mijnheer Parys, het toeval wil dat dat juist vorige week, toen we het rapport van het Kinderrechtencommissariaat bespraken in de commissie, ook nog ter sprake is gekomen. Daarbij waren slechts weinig commissieleden aanwezig, wat ik betreur. Het blijkt een systematiek te zijn die eigenlijk algemeen vaak wordt toegepast in de gemeenschapsinstellingen, vanuit de argumentatie dat men vaak niet weet welke jongere men voor zich heeft, dat de jongere moet aanpassen, dat men het reglement moet doornemen enzovoort.
De kinderrechtencommissaris heeft daartegen al gereageerd. In onze conceptnota Rechtswaarborgen voor minderjarigen in detentie en het klachtrecht hebben we daaraan ook aandacht besteed. Het is ook ter sprake gekomen tijdens de hoorzittingen die we daarover hebben gehouden, ik denk in het laatste jaar van de vorige legislatuur.
Nu, het is toch ook ons standpunt dat die isolatie waar mogelijk moet worden vermeden en dat die niet zomaar systematisch kan worden toegepast. Er zijn heel veel verschillende problematieken van jongeren die in de gemeenschapsinstellingen terechtkomen. Daarmee moet rekening worden gehouden.
Minister, hoe is de algemene situatie binnen de gemeenschapsinstellingen? Wordt die isolatie nog algemeen toegepast? Zo ja, welke instructies kunnen er worden gegeven zodat die tot een minimum wordt beperkt?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Collega’s, ik sluit zeer kort aan. In essentie zou jeugdzorg maatwerk moeten zijn. Wat hier geschetst wordt, is eigenlijk een heel straf voorbeeld van standaardisatie. Mevrouw Schryvers, u hebt gelijk dat we het er vorige week nog over hebben gehad. In 2010 was de Integrale Jeugdhulp nog niet operationeel. Dat is een wezenlijk verschil.
Een aantal jaren geleden heb ik Beernem bezocht. Ik heb toen ook de uitleg gekregen waarom men in dat doorstromingssysteem zit. Ik kan me voorstellen dat het voor sommige jongeren noodzakelijk en zelfs gunstig is om in een heel gevaarlijke crisissituatie die stap door te gaan. Voor vele anderen is het een overbodige, zelfs – ik citeer – “traumatiserende” ervaring, en dus helemaal niet nuttig.
Minister, mijn vraag sluit aan bij die van mevrouw Schryvers: hebt u er zicht op of deze mate van standaardisatie gemeengoed is in onze gemeenschapsinstellingen? Bent u bereid om dat mee te nemen bij de evaluatie van de Integrale Jeugdhulp, die toch de ambitie zou moeten hebben om de noodzakelijke informatie en achtergrond aan te reiken aan de instellingen om die standaardisatie niet te moeten opzetten?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, we moeten in de commissie natuurlijk ook het perspectief voor ogen houden dat we naar een decreet zullen moeten gaan over de werking van onze gemeenschapsinstellingen, al was het maar om Everberg en Tongeren op een of andere manier te integreren in een globaal verhaal.
In Beernem duurt een verblijf in de onthaalleefgroep gemiddeld zestien dagen, zoals blijkt uit de gegevens van 2013. Zo’n verblijf doorloopt verschillende stadia. Voor alle duidelijkheid: in de onthaalleefgroep verblijft de jongere in een gewone kamer en niet in isolatie. De ruimte die getoond werd in de documentaire waarnaar u verwijst, dient enkel voor de eerste momenten van de opname.
De duur van het verblijf in zo’n onthaalleefgroep hangt dus af van het traject dat de minderjarige in de onthaalleefgroep doorloopt en de beschikbare capaciteit in de begeleidingsleefgroepen. Indien er een plaats vrijkomt, kan een meisje uit de onthaalleefgroep doorschuiven naar de begeleidingsleefgroepen. De onthaalleefgroep staat in voor de opname en het onthaal van nieuwe jongeren en de heropname van ontvluchte jongeren.
De opname van een jongere houdt onder meer de volgende acties in: veiligheidscontrole op wapens en drugs, acclimatisatie en het gunnen van de nodige tijd aan de jongere om de plaatsing te aanvaarden. Die opname gebeurt in een hiertoe speciaal ingerichte kamer, waar de veiligheidscontroles kunnen gebeuren en de jongere zich niet kan verwonden als hij of zij agressief wordt. Vervolgens wordt de jongere naar zijn kamer in de onthaalleefgroep zelf gebracht.
Tijdens het onthaal wordt de jongere heel individueel begeleid en gefaseerd in de leefgroepwerking van de onthaalleefgroep opgenomen. Door de onthaalfase op die manier te organiseren, is de jongere minder geneigd tot agressief of vluchtgedrag.
In de onthaalleefgroep wordt werk gemaakt van een medische en psychosociale screening, het maken van een eerste aanzet tot een behandelingsplan en onderwijsplan en het formuleren van een voorstel tot toewijzing aan een bepaalde leefgroep die het meest geschikt is. Ook wordt de jongere geïnformeerd over zijn rechten en over de werking en regels van de instelling.
Is die onthaalfase noodzakelijk? De gemeenschapsinstellingen hebben opnameplicht. Dat betekent dat zij bij een niet-volledige bezetting van de capaciteit een jongere onmiddellijk moeten opnemen na aanmelding door de sociale dienst bij de jeugdrechtbank.
In dit perspectief is een onthaalfase strikt noodzakelijk om een aantal redenen. Er wordt ruimte geschapen voor een intakegesprek met het oog op informatieverzameling en beeldvorming van de jongere. Er wordt voldoende ruimte gecreëerd voor een zeer individuele begeleiding en consultaties door externe zorgverleners, zoals, indien nodig, een psychiatrisch consult. Er wordt ruimte geschapen voor differentiatie in groepsvorm. Het gebruik van een korte verblijfsperiode in functie van een optimale toewijzing van de jongere aan de meest geschikte leefgroep is belangrijk. En zoals al gezegd: specifieke veiligheidscontroles kunnen worden uitgevoerd in een goed gecontroleerde omgeving met verhoogd toezicht.
Zoals al aangegeven, worden jongeren rechtstreeks en onmiddellijk door de jeugdrechtbank geplaatst in een gemeenschapsinstelling indien daar een vrije plaats is. Met andere woorden, zelfs wanneer de jongere voordien verbleef in of begeleid werd door een andere jeugdvoorziening, is er weinig of geen tijd om kennis te nemen van de nodige informatie over de antecedenten van – in de meeste gevallen – het meisje of over de delicten of gevaarsituatie waarbij zij eventueel betrokken was.
Bovendien levert inzicht in de voorgeschiedenis niet noodzakelijk alle bruikbare aanwijzingen op over de actuele psychische en fysieke toestand waarin de jongere verkeert. Een plaatsing in een gesloten setting betekent immers een ingrijpende gebeurtenis voor deze jongeren. Een eerste taxatie hiervan bij aankomst in de gemeenschapsinstelling laat toe om te beoordelen of de overbrenging naar een begeleidingsleefgroep in veilige omstandigheden kan gebeuren voor de minderjarige zelf, de andere minderjarigen in de leefgroep en de begeleiders, of er eventuele dringende hulp- of zorgbehoeften zijn waaraan moet worden voldaan en of er bij de jongere een minimale bereidheid aanwezig is om mee te werken aan het geboden programma. Van de onthaalfase wordt, na een eerste momentopname, natuurlijk gebruikgemaakt om alle bestaande nuttige gegevens te consulteren en mee in overweging te nemen voor het verdere traject van de jongere binnen de gemeenschapsinstelling. Er wordt op dat moment natuurlijk geprobeerd om alle nodige gegevens te verzamelen.
Zoals gezegd, zullen we in de loop van de legislatuur naar een nieuw decretaal kader gaan om onze gemeenschapsinstellingen een statuut te geven. In de vorige legislatuur zijn er in het parlement initiatieven geweest rond de externe controle, gelet op het vrijheidsberovend karakter van de maatregelen die in de gemeenschapsinstellingen gelden.
Ik wil graag tegemoetkomen aan uw bekommernissen over die eerste momenten, de echte opsluiting in een zeer strikte setting. Ik stel voor dat we aan onze gemeenschapsinstellingen vragen om het protocol te articuleren dat gebruikt wordt voor deze eerste setting. Voor alle duidelijkheid: het gaat niet over het verblijf in de onthaalleefgroep, maar over de eerste momenten, de geïsoleerde setting. Dan kunnen we u daarover informeren. Het gaat over vrijheidsberoving. Die eerste setting is natuurlijk de meest confronterende.
Ten gronde denk ik dat de controle op de vrijheidsberoving en de manier waarop die plaatsvindt, een belangrijk onderdeel zal vormen van het beleid dat we in het decreet en de uitvoering ervan moeten realiseren.
Ik zal u ook de flow bezorgen die de informatie kan hebben binnen Integrale Jeugdhulp. Het is uw inschatting dat Integrale Jeugdhulp in staat moet zijn om de gegevensdoorstroming naadloos te organiseren. Dat lijkt mij ook zo te zijn, maar het gaat hier meestal over situaties waarbij de jeugdrechtbank zelf een beslissing neemt. Dan zit je met de sociale dienst van de jeugdrechtbank. Dat is niet het circuit van de poort en alles wat daarbij hoort. Natuurlijk zijn er ook specifieke situaties waarbij er wel overlap is, maar dat is niet noodzakelijk het geval.
Om u een inzicht te geven in wat er wat dat betreft mogelijk is aan informatieoverdracht binnen de Integrale Jeugdhulp, zal ik u een schema laten bezorgen waarin die flow wordt geconcretiseerd.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb nog één vraag. Tijdens de eerste momenten van opname wordt de jongere in een isolatieruimte afgezonderd. Maar hoe lang duurt zo’n moment? De jongere brengt gemiddeld zestien dagen door in de onthaalleefgroep. Dat is mij duidelijk. Maar hoe lang er dan gebruik wordt gemaakt van die isolatieruimte, wat daar dan de gemiddelde verblijfsduur is, is mij nog niet helemaal duidelijk geworden.
Ik kijk uit naar een protocol waarin er wordt gearticuleerd wanneer en op welke wijze er wordt gebruikgemaakt van die isolatieruimtes. Die schematische overzichten van welke informatieoverdracht er mogelijk is, zouden het parlement ook helpen om te begrijpen waarom het zo moeilijk is een dossier te lezen dat eigenlijk al bestaat en om een kortere inschaling te doen van de jongere die in zo’n instelling terechtkomt.
Ik begrijp dat er een onthaalleefgroep moet zijn. Maar elke keer dat we een breuk creëren in de levens van die jongeren, maken we het onszelf moeilijker om een goed resultaat te bereiken en maken we het die jongeren veel moeilijker om opnieuw het rechte pad te vinden. Daarom vind ik die zestien dagen in die onthaalleefgroep eigenlijk ook jammer. Want als het in die leefgroep misschien wat begint te lopen, moeten ze al naar de volgende. Ik begrijp wel dat er daar dan misschien meer aangepaste hulp is. Ik ben er gewoon in het algemeen om bekommerd dat we in zo’n traject in een jeugdinstelling – het maakt dan niet uit of het om een als misdrijf omschreven feit (MOS) of om een problematische opvoedingssituatie (POS) gaat – het aantal breukmomenten zoveel mogelijk moeten proberen te beperken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil reageren op wat de heer Parys zegt. Ik denk dat een onthaalgroep op zich niet zozeer het probleem is, hoewel de verblijfsduur misschien moet worden beperkt. Voor mij is veel meer de isolatie op het moment dat men in die onthaalleefgroep terechtkomt, belangrijk. Ik wil er nog eens op aandringen dat die zou worden beperkt in functie van alleen de reële noden. Er mag daarbij geen veralgemening zijn.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, het cruciale woord is voor mij ‘afweging’. In functie van een dossier, van de achtergrond van individuele gronden, zou men moeten kunnen beslissen er al dan niet op in te gaan. Het zou geen deel moeten uitmaken van een standaardprocedure, waarbij het automatisch gebeurt.
Ik kijk uit naar het protocol dat u aankondigt. Ik zal met veel interesse kijken naar de flow van gegevens. Het zijn allemaal instrumenten die ons en vooral de mensen in de voorzieningen die die moeilijke keuzes moeten maken, moeten helpen om een afweging te maken en in functie van reële noden de maatregelen te nemen die zo weinig schade toebrengen als mogelijk.
Het is vrij abstract wat ik zeg, maar dat lijkt me het grote verschil te zijn tussen het isolement als standaardfase van het onthaalbeleid waar men dan maar door moet, en isolement dat slechts wordt aangewend wanneer het nodig is om jongeren, de werknemers en de maatschappij te beschermen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het is evident dat informatie wordt doorgegeven. Soms gaat daar tijd overheen, en dat is zeker zo wanneer er een terbeschikkingstelling door een jeugdrechter gebeurt en die beslist om een plotse opname op te leggen. Ik zie eerlijk gezegd moeilijk in hoe men gedurende een tijd iemand in een onthaalleefgroep kan observeren om dan de juiste beslissing te nemen. Dat lijkt me dus geen punt te zijn. Ik zal u alleszins de informatie bezorgen.
Het punt is duidelijk gemaakt. We kijken uit naar de informatie die u belooft. Een beleid op maat van de jeugdinstellingen is belangrijk, en als isolement niet nodig is, mag het niet worden toegepast. Ik denk dat we het daarover eens zijn, en ik hoop dat we in de gesloten jeugdinstellingen naar zo’n beleid kunnen gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.