Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de beheershervorming van de regionale luchthavens Antwerpen en Oostende-Brugge
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb mijn vraag om uitleg ingediend nog voor het dossier ter inzage lag. Ik heb inmiddels een paar bijkomende vragen.
Het is onnodig om de voorgeschiedenis van dit dossier mee te geven. Al in 2006, toch enige jaren geleden, had de Vlaamse Regering beslist om de structuur, de beheersvorm van de regionale luchthavens aan te passen. Dat resulteerde in 2008 in een decreet dat zogenaamde LOM-LEM-structuur (luchthavenontwikkelingsmaatschappij - luchthavenexploitatiemaatschappij) vooropstelde.
In 2013 bleek dat de situatie bij de luchthaven van Kortrijk-Wevelgem werd uitgesteld tot de nieuwe structuur in de andere regionale luchthavens geïnstalleerd zou zijn. Een half jaar later, in december 2013, bevestigde het Rekenhof in deze commissie dat deze beheerspiste voor de West-Vlaamse luchthaven helemaal wordt verlaten.
Het Rekenhof stelde toen ook vast dat de bespreking over deze nieuwe beheersstructuur voor de andere regionale luchthavens nog liep met Europa. Op 25 april 2014 hechtte de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan het ontwerpbesluit tot vaststelling van de oprichtingsaktes en de statuten van de LOM-LEM-structuur voor Oostende-Brugge en Antwerpen. Met deze beslissing leek de zogenoemde LOM-structuur geïnstalleerd, althans voor de regionale luchthavens van Oostende-Brugge en Antwerpen.
Op 5 september 2014, dus na de verkiezingen, werd het agendapunt op de regeringsagenda omtrent de beheersvorming van de regionale luchthavens uitgesteld naar de volgende vergadering. Een week later, toen de ontwerpbesluiten tot vaststelling van de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen die door het Vlaamse Gewest worden ingebracht in beide LOM-structuren, opnieuw op de agenda prijkten, werd het agendapunt zelfs ingetrokken.
Toen ik mijn vraag om uitleg stelde, ging ik er, op basis van de DORIS-documenten, van uit dat, naast de installatie van de LOM-structuren, ook de exploitatieonderhandelingen die tot de LEM-structuur moeten leiden, nog steeds niet zijn afgerond. Minister, in deze commissie Mobiliteit werden de afgelopen zittingsperiode regelmatig vragen gesteld over die LOM-LEM-structuur en het privatiseren van de exploitatie.
Ondertussen herbekijkt de Europese Commissie die steun aan de luchthavens. Zo stond in Knack te lezen dat de luchthaven van Charleroi 6 miljoen euro aan staatssteun moet terugbetalen aan het Waalse Gewest.
De Europese Commissie opent natuurlijk ook een onderzoek naar de subsidies van andere luchthavens. Zo wordt ook de ondersteuning van de Federale Regering aan de nationale luchthaven aan dat onderzoek onderworpen. De Europese Commissie zal ook kijken naar de structuur en de manier waarop publieke middelen worden ingezet in de ondersteuning van de luchthaven.
Minister, sommige van de vragen om uitleg die ik had gesteld, zijn inmiddels achterhaald.
Minister, waarom loopt de afhandeling van de ontwerpbesluiten rond de luchthaveninfrastructuur zo moeilijk? Er is inmiddels, op 24 oktober, een beslissing genomen. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Wat was nu eigenlijk het probleem?
Als ik het goed begrepen heb, is de concessieovereenkomst met Egis vanaf 27 oktober afgesloten. Op dit moment is de commerciële exploitatie door de privépartner begonnen. De LOM-structuur is dus in werking.
Op basis van documenten die ik in DORIS heb teruggevonden, maar die ook in de vertrouwelijke documenten zaten die ter beschikking liggen van het parlement, heb ik een aantal vragen. Het Rekenhof stelt in zijn rapport op 12 december 2013 zeer duidelijk dat de LOM’s en LEM’s hun activiteiten opstarten op het ogenblik dat de Europese Commissie een positieve uitspraak heeft gedaan inzake overheidssteun. Heeft de Vlaamse Regering ondertussen de definitieve goedkeuring voor de LOM/LEM-structuur van Europa? Is er een classificatie of het gaat om toegelaten of niet toegelaten staatssteun?
Als het antwoord hierop ‘nee’ luidt, is het de vraag hoe het staat met dat onderzoek. Welke stappen moeten nog worden genomen? Als er nog geen positief advies is van de Europese Commissie, heb ik toch nog een aantal bijkomende vragen op basis van het dossier dat ik heb ingekeken.
Ik maak een zeer duidelijk onderscheid tussen wat vertrouwelijk is en wat niet. Wat vertrouwelijk is, zit in het dossier dat ter beschikking ligt. Wat niet vertrouwelijk is, zijn de documenten op DORIS. Ik zie dat de Vlaamse Regering beschikt over een schrijven, een e-mail van de directeur-generaal Mededingen van 9 september 2014, in de aanloop naar uw beslissing. Daarin worden serieuze twijfels geuit over de steun van de Vlaamse overheid in de financiële constructie richting de privépartner.
Minister, als er nog geen positief advies is – en volgens mij is dat er nog niet –, waarom heeft de Vlaamse Regering op 24 september dan toch beslist om door te gaan terwijl het toch, althans volgens het Rekenhof, een uitdrukkelijke voorwaarde was om te kunnen opstarten?
Daarom heb ik nog een aantal andere vragen over het ontbreken van dat positief advies. Minister, klopt het dat dat advies van Europa een opschortende voorwaarde is die eigenlijk moest worden vervuld alvorens Egis de exploitatie kan opstarten? Klopt het dat Egis, als er niet wordt voldaan aan die opschortende voorwaarde, die eigenlijk kan inroepen om de concessievergoeding te verbreken en een schadevergoeding kan eisen op basis van de concessievergoeding?
Deze bijkomende vragen heb ik u gesteld op basis van de documenten die ik heb teruggevonden in DORIS en in de bundel die nu ter beschikking ligt in het parlement. Op basis van uw antwoord, minister, zal ik daar straks eventueel bijkomende vragen over stellen.
De heer Crombez heeft het woord.
Mijn vragen sluiten grotendeels aan bij de vragen van de heer Rzoska. De vragen om uitleg die ik oorspronkelijk wilde stellen, zijn ondertussen ook voor een stuk achterhaald. We wilden meer achtergrond over de manier waarop de dingen zijn gebeurd, want het heeft lang geduurd en het kende een moeizaam verloop. In welke mate zal de definitieve goedkeuring richting Europa worden bewerkstelligd?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
De heer Verstreken kon er vandaag niet bij zijn. Op 19 september had hij een vraag om uitleg ingediend. Die werd niet ontvankelijk verklaard en werd omgezet in een schriftelijke vraag. Door de vragen om uitleg van de heren Crombez en Rzoska werd deze vraag om uitleg opnieuw opgepikt. In twee maanden tijd is er veel gebeurd. De specifieke vragen van de heer Verstreken zijn dus achterhaald.
Maar ik heb een bijkomende vraag. Tijdens een vergadering van de Intercommunale Leiedal werd vooropgesteld dat er leden moesten worden verkozen om in de raad van bestuur van de luchthaven Kortrijk-Wevelgem te zetelen. Blijkbaar mag iemand die een mandaat heeft vanuit het Vlaams Parlement daar niet in zetelen. Dat zou in de LOM-LEM-structuur van de luchthaven van Oostende en die van Antwerpen zijn opgenomen.
Minister, klopt het dat iemand met een mandaat vanuit het Vlaams Parlement niet mag zetelen in die raad van bestuur? Waarom niet? De grootste gelden komen toch vanuit Vlaanderen? Het zou dan toch goed zijn dat er iemand vanuit het Vlaams Parlement toezicht houdt? Hoe komt het dat iemand met een mandaat van het Vlaams Parlement, de Kamer, het Europese Parlement niet mag zetelen in dergelijke raden?
De heer Anseeuw heeft het woord.
Het Vlaams regeerakkoord is eigenlijk bijzonder duidelijk over onze regionale luchthavens. Daarin staat namelijk het engagement om de toekomst van die regionale luchthavens te versterken, om te investeren zodat het certificaat van die luchthavens wordt gevrijwaard. Dat is de basis waarvan we moeten vertrekken. Het is goed dat dat zo duidelijk in het regeerakkoord staat. Er staat ook in dat we verder moeten inzetten op toerisme in alle vormen, maar dat we de luchthavens beschikbaar moeten houden voor vliegopleidingen en dergelijke.
De essentie is dat het engagement wordt genomen om die luchthavens te versterken en nieuwe groeikansen te bieden. Het heeft inderdaad wel wat voeten in de aarde gehad, maar de Vlaamse Regering heeft daarin toch belangrijke stappen gezet. Het sluitstuk is de beslissing op 24 oktober, de inbreng van roerende en onroerende goederen in de LOM’s, waardoor de LEM’s konden beginnen te werken op 27 oktober.
Bij die beslissing van de Vlaamse Regering was er ook een nota. In die nota wordt gewag gemaakt van een nog onduidelijke houding van de Europese Commissie met betrekking tot eventuele onrechtmatige staatssteun. Die nota geeft toch ook al een verschillend aantal elementen aan waaruit we zouden kunnen afleiden dat een negatief oordeel van die Europese Commissie wel zou kunnen worden vermeden.
Minister, de vraag die ik u graag wil stellen, is of er ondertussen al contact is geweest met de Europese Commissie of met het directoraat-generaal Mededinging om daarin verdere duidelijkheid te scheppen. Zo ja, is er al een resultaat van bekend? Zo neen, is zo’n overleg gepland? Voor wanneer is dat gepland?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik tracht in de mate van het mogelijke de bijkomende vragen te beantwoorden.
Op 25 april 2014 hechtte de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan het ontwerpbesluit tot vaststelling van de oprichtingsaktes en de statuten van de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen LOM Oostende-Brugge en LOM Antwerpen. Nadien werden er voorbereidingen getroffen om de inbreng van de gronden en infrastructuur te doen vanuit het Vlaamse Gewest naar de LOM's.
Ik heb het in september zelf van de agenda gehaald omdat ik, vlak voor de bespreking, het advies van de revisor, dat negatief was, onder ogen kreeg. Meer bepaald stelde er zich een probleem inzake de waardering van de ingebrachte activa en gronden. Op basis daarvan was er een negatief advies van de commissaris-revisor.
Ik heb het dossier dan op een andere wijze laten vormgeven. De constructie met een erfpacht op de gronden voor een termijn van 99 jaar en de inbreng van het opstalrecht voor een termijn van 25 jaar zijn daarvan het resultaat. Een waardering van de inbreng van het opstalrecht werd opgemaakt door de raad van bestuur van beide LOM’s en vervolgens ook goedgekeurd door de revisor. Een negatief advies is dus een positief advies geworden. Dat was voor mij het signaal om dat ook effectief te agenderen.
Op 24 oktober 2014, nadat de Vlaamse Regering de beslissingen nam tot opstart van de LOM-LEM-structuur, werden de authentieke aktes tot erfpacht op de luchthavengronden en tot inbreng van het opstalrecht op de luchthaveninfrastructuur verleden, waardoor de beide LOM's kunnen beschikken over de luchthavengronden en -infrastructuur en deze in concessie konden geven aan de LEM. Dat had als gevolg dat de LOM-LEM-structuur op maandag 27 oktober 2014 effectief van start is gegaan.
De exploitatieonderhandelingen werden afgerond en vastgelegd in de concessieovereenkomsten die op 19 juli 2013 werden ondertekend. In een vorige bespreking van de beleidsnota hebben we het daar even over gehad, met betrekking tot de actieradius en de doelstelling van de trafiek.
De pre-notificatie inzake staatssteun die werd ingediend in september 2013 resulteerde niet in een formele uitspraak van de Europese Commissie. Vandaag is deze pre-notificatie afgerond en zal het dossier op korte termijn genotificeerd worden, waardoor de Europese Commissie verplicht wordt zich formeel uit te spreken inzake het staatssteunaspect van het LOM-LEM-dossier.
Aangezien geen van beide LOM’s of LEM’s het opportuun vonden te blijven wachten op een uitspraak van de Europese Commissie, zonder enig perspectief op de termijn waarbinnen deze uitspraak zou kunnen gebeuren, werd door LOM en LEM een overeenkomst tot wijziging van de concessieovereenkomst gesloten, om een opstart mogelijk te maken zonder formele uitspraak van de Europese Commissie.
De Europese Commissie engageert zich niet formeel tot een timing. Indien de Europese Commissie oordeelt dat een formele onderzoekscommissie nodig is, is er een termijn van achttien maanden om tot een finaal standpunt te komen.
U maakt gewag van een e-mail van het directoraat-generaal Mededinging. In die e-mail stond gewoon een eerste inschatting dat het LOM-LEM-dossier staatssteun inhoudt. Dat wil nog niet zeggen dat het niet mogelijk is. De vraag is gewoon of die staatssteun verenigbaar is met de Europese regelgeving. Daarop wordt natuurlijk geen antwoord gegeven, met als gevolg dat men op dat vlak maar bleef wachten. Omdat er geen zekerheid was, bleef men maar wachten, zonder enige indicatie van een uitspraak.
Dan is er nog het punt van de onverenigbaarheid. Daarvoor put ik even uit mijn institutionele kennis. Er is de wet van 1931 op de onverenigbaarheden. Die geldt op federaal niveau en zal ook wel gelden op Vlaams niveau. In dit geval duidt de Vlaamse Regering een vertegenwoordiging in de raad van bestuur aan. Dan is er een onverenigbaarheid voor parlementsleden, wat logisch is, omdat parlementsleden worden verondersteld de regering te controleren.
De wet van 1931 zegt dat je in een tijdspanne van een jaar na het aflopen van je parlementaire mandaat, door de regering niet mag worden benoemd in welke functie dan ook. Dat heeft te maken met het scheiden van rechter en partij. U bent de wetgevende macht en moet ook de controle uitoefenen op de regering. Dat is de ratio legis daarachter. Het lijkt mij dus logisch – maar ik zeg het uit de losse pols – dat de vertegenwoordigers die door de Vlaamse Regering worden aangeduid in de raad van bestuur, geen parlementsleden kunnen zijn.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik begrijp uw antwoord niet. Er is een zeer duidelijk oranje, zelfs bijna rood knipperlicht. Europa heeft in zijn advies – het is inderdaad een voorlopig advies – twijfels geuit bij de structuur die u opzet.
U kent de voorgeschiedenis van het dossier. Uw collega Muyters heeft in de zomer van 2013 aan zijn toenmalige collega Crevits zijn akkoord gegeven voor de LOM-LEM-structuur, maar met een zeer duidelijk voorbehoud. Ik citeer uit de brief die in DORIS terug te vinden is: “Onder voorbehoud van een positieve uitspraak van Europa omtrent eventuele staatssteun aan de LEM’s of de nv.”
Wat ik niet begrijp, is dat u hier binnenkomt als minister, dat dossier op uw bord krijgt en gewoon doorgaat. Op 23 oktober 2014 heeft de Vlaamse Regering beslist om door te gaan, zo lezen we in het besluit dat minister Turtelboom u heeft bezorgd: “Gelet op het ontbreken van uitsluitsel van staatssteun of niet, met alle gevolgen en risico’s van dien, en mits de mogelijke budgettaire gevolgen van een classificatie als staatssteun binnen de refertekredieten van MOW worden opgevangen.” Eigenlijk bent u dus zelfs niet geïnteresseerd in het standpunt van Europa, want u hebt nu al van de minister van Begroting een machtiging gekregen, los van de vraag of het nu staatssteun is of niet, om dan maar binnen uw eigen budget hiervoor te betalen.
Ik snap niet waarom de Vlaamse Regering haar standpunt gewijzigd heeft. Eigenlijk hebt u een blanco cheque gekregen om, als het staatssteun is, de kosten terug te halen bij de Vlaamse belastingbetaler. Dat begrijp ik echt niet van u. U bent hier toch binnengekomen onder het mom van de kracht van verandering? Waarom hebt u dat voorlopige advies van Europa dan niet gebruikt om het on hold te zetten tot u een duidelijk advies van Europa kreeg?
Uw partij hecht veel belang aan de kostendekkingsgraad. U weet net zo goed als ik dat we aan die regionale luchthavens toesteken. De privatisering kost ons meer dan de vorige structuur. Dat zit in het dossier. En toch, in plaats van te wachten op Europa, hebt u al groen licht gekregen om het binnen uw eigen budgetten op te lossen, staatssteun of niet.
Ik heb daar een fundamenteel probleem mee. Dit zijn twee maten en twee gewichten. Er staan allerhande mooie intenties in uw beleidsnota en die van minister Turtelboom. Ik zie allerlei mooie intenties rond duurzame mobiliteit en grote passages over kostendekkingsgraad, maar als het over de regionale luchthavens gaat, mag Europa nog alles op oranje of zelfs halvelings op rood zetten, u gaat gewoon door. Dat snap ik echt niet.
Ik vraag u dus nogmaals: waarom bent u van positie veranderd? Waarom heeft de Vlaamse Regering, ettelijke maanden nadat uw eigen collega Muyters het voorbehoud plaatste, dat voorbehoud losgelaten?
De heer Crombez heeft het woord.
Minister, ik denk dat de onverenigbaarheid geldt voor het parlement én de regering. Het argument dat u aanvoerde, geldt dus ook voor kabinetsleden.
Ik volg u in de beschrijving van de formele procedure, de ex-anteprocedure. De Europese Commissie noch Eurostat neemt engagementen op, maar ze hebben jaren geleden wel begrepen dat als ze geen timing zetten, het bijzonder moeilijk wordt om om het even welk project nog op een deftige manier te kunnen starten of afwerken.
Een paar jaar geleden hebben ze beslist om in de informele procedure al een ex-anterichtlijn te geven, waardoor degenen die het proces op gang moeten zetten, al weten welke richting het uitgaat. Hebben ze dat ook in dit dossier gedaan? U zegt dat de informele procedure nagenoeg afgelopen is en dat er dan een termijn van orde van achttien maanden is voor de formele procedure. Maar hebben ze in dat eerste stuk al een soort ex-anterichtlijn gegeven over de manier waarop ze hiernaar kijken, een richtlijn die verder gaat dan alleen maar een beschouwing?
De heer Anseeuw heeft het woord.
Ik moet zeggen dat een aantal opmerkingen mij enigszins verwonderen. Men heeft het over een oranje knipperlicht, terwijl het maar een informeel gegeven is. We moeten dat uiteraard niet zomaar naast ons neerleggen, maar er zijn ook een aantal argumenten die ons moeten kunnen sterken in de overtuiging dat dit wel degelijk een kans moet krijgen, ook van de Europese Commissie.
Mijnheer Rzoska, aan de ene kant zegt u dat het veel voeten in de aarde heeft gehad en dat het bijzonder lang heeft geduurd eer we van start zijn gegaan, maar tegelijk suggereert u dat we te snel van start zijn gegaan. Ik zal u duidelijk maken waarom we zeker niet te snel van start zijn gegaan.
Ten eerste: formeel hoeft de mail van begin september vanuit het Directoraat-Generaal voor de Mededinging geen opschortende voorwaarde te zijn om te starten met de exploitatie in de LOM-LEM-structuur.
Ten tweede ben ik er, in tegenstelling tot wat u zegt, van overtuigd dat de oude structuur duurder is dan de nieuwe. In de oude structuur werd er geld gepompt in de luchthavens, maar het economische resultaat ging van kwaad naar erger. We haalden er amper iets uit. Ik geef u een voorbeeld. Recent is er een carrier van de luchthaven van Oostende verdwenen, die voorzag in vrachtverkeer voor de luchthaven. Met het verdwijnen van die carrier is meer dan 60 procent van de vracht weggevallen. Dat is de oude structuur.
Als u ervoor blijft pleiten om met die oude, zogezegd goedkopere structuur geld te pompen in luchthavens die eigenlijk niets bijbrengen, terwijl we een nieuwe structuur hebben die wel kansen zou moeten kunnen bieden voor die luchthavens, maar ook voor Vlaanderen in het algemeen, voor het toerisme en ga zo maar door, dan begrijp ik u niet. We zijn te snel gestart, we zijn te traag gestart, maar uiteindelijk is het nooit goed. Als er geen trafiek is, is het niet goed, en als er wel trafiek is, is het ook niet goed. Het is het ene of het andere.
Het water stond de regionale luchthavens aan de lippen. Er was amper nog activiteit, de economische leefbaarheid stond bijzonder onder druk. En dus moest er nu gehandeld worden, en er kón ook gehandeld worden. Daarom is het bijzonder goed dat men gestart is met de LOM-LEM-structuur. We hebben voldoende argumenten om de Europese Commissie te trachten te overtuigen dat wat nu gebeurt, namelijk de steun vanuit de Vlaamse overheid, terecht is en niet in strijd hoeft te zijn met de Europese regelgeving. Het is belangrijk dat we de regionale luchthavens in Vlaanderen eindelijk alle kansen geven en dat ook de LOM-LEM-structuur alle kansen op slagen krijgt. Het was hoog tijd om daarmee te beginnen.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, u kunt niet om de vaststelling heen dat er vandaag een veel grotere economische activiteit plaatsvindt dan vroeger. Er worden nieuwe bestemmingen bevlogen, er is een hele lading nieuwe passagiers, er worden nieuwe lijnen geëxploiteerd. Die nieuwe lijnen zorgen trouwens niet alleen voor uitgaand toerisme, maar zijn, door nieuwe bestemmingen als Berlijn, Milaan en Barcelona, ook interessant in functie van inkomende zakenmensen en toeristen. Het is dus een objectieve vaststelling, los van enige appreciatie, dat de economische activiteit op de betrokken luchthavens absoluut is toegenomen.
U spreekt over een ‘voorlopig advies’. Daarmee geeft u toch wat ampleur aan die ene mail, die absoluut geen advies inhoudt. Het is een eerste inschatting dat het dossier staatssteun inhoudt. Die kwalificatie op zich zegt uiteindelijk niets in functie van de conformiteit. Als je je daarop gaat baseren om alles te blokkeren, kun je blijven wachten op Godot. We krijgen geen indicatie van timing. We weten niet wat de uitspraak zal zijn of wanneer die zal vallen. Maar je kunt niet bij de pakken blijven zitten. Er is bovendien een engagementenkader, dan snap ik niet dat je zou blijven wachten.
De procedure is trouwens goedgekeurd door de Vlaamse Regering, gewoon omdat men niet kon wachten op Godot. Als we die houding zouden aannemen als generieke regel, zouden we op dat vlak nog weinig initiatieven kunnen nemen. Dan zou je ook geen private partners meer vinden om in te stappen in dat kader. Als zij met die totale onzekerheid geconfronteerd worden, hoeft het voor hen niet.
De heer Rzoska heeft het woord.
Zo is het natuurlijk gemakkelijk, minister: eerst haal je de opschortende voorwaarde van Europa eruit, en dan zeg je dat je ze niet meer nodig hebt.
Mijnheer Anseeuw, u bent in uw analyse één ding vergeten: wij hebben altijd kritische vragen gesteld bij de regionale luchthavens. Het gaat in de mail van het directoraat-generaal over meer dan alleen de staatssteun. Het gaat er ook over of we hier niet aan het dupliceren zijn met luchthavens die in de buurt liggen. Wij zijn altijd kritisch geweest en zien een andere bestemming voor die regionale luchthavens dan wat er nu mee gebeurt.
Minister, eigenlijk is er een grote parallel met de dossiers die we nu hebben rond de pps-projecten. Als Europa binnenkort zegt dat dit staatssteun is, kunt u niet meer komen zeggen dat Europa zijn houding verandert, want de mail is zeer duidelijk: er zijn zeer grote twijfels bij de constructie die u opzet.
U zegt dat we niet kunnen ontkennen dat er nu economische activiteit is. Die economische activiteit is er inderdaad. We zullen zien hoeveel extra cargo en passagiers er zullen zijn, want dit is pas het begin. Maar u weet even goed als ik dat door de concessieovereenkomst die u hebt afgesloten, zelfs als het de komende elf jaar een succesverhaal wordt, u geen meerinkomsten zult binnenhalen langs de publieke kant, want de variabele concessievergoeding is voor elf jaar gebetonneerd op basis van het businessplan. Dus ook daar blijf ik erbij: de lasten komen bij de belastingbetaler – dat is ook de beslissing die u als Vlaamse Regering hebt genomen op 24 oktober – en de lusten komen terecht bij de privé-exploitant.
Wat mij betreft, is dit een ongelooflijk raar beleid. Het is niet coherent met het beleid dat u bijvoorbeeld voert ten aanzien van De Lijn, waar u wel de nadruk legt op de kostendekkingsgraad. Dat geldt blijkbaar niet voor de luchthavens.
Tegelijk vind ik in de dossiers terug dat de projectie voor de volgende 25 jaar, tot op het einde van de concessie, aantoont dat de DAB-structuur ongeveer 33 miljoen euro goedkoper is dan wat er nu is. Ik pleit er niet voor om de DAB’s en de regionale luchthavens te laten bestaan in hun huidige vorm. Ik pleit er wel voor om te bekijken of het nog de moeite loont om overheidsgeld te blijven pompen in verlieslatende projecten. De kans is immers bijzonder groot dat ook dit een dode piste is voor de regionale luchthavens.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.