Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dit is een belangrijke vraag die spectaculair start, maar waarmee ik de nodige nuance in een complexe thematiek wil proberen aan te brengen.
‘Op 5 jaar tijd een verzevenvoudiging van het aantal klachten rond seksueel grensoverschrijdend gedrag bij scouts en gidsen.’ Als krantenkop zonder verdere duiding zou het bijzonder indrukwekkend en zorgwekkend klinken. Maar het verhaal is uiteraard genuanceerder dan dat en er zijn zelfs een aantal positieve elementen te benoemen. Grensoverschrijdend gedrag, niet alleen seksueel, maar ook bijvoorbeeld pesten, schending van de lichamelijke integriteit of racisme, wordt meer en meer benoemd, ook in het jeugdwerk, en dus meer bespreekbaar gemaakt als onderwerp.
De jongste jaren wordt er heel fel op ingezet door de jeugdbewegingen, onder andere via de aanspreekpersonen integriteit, de API’s, en dat uit zich dan logischerwijs in een hoger aantal klachten. Ook al gaat het, zo geven zij ook toe, wellicht nog steeds maar over het topje van de ijsberg, over de meest flagrante gevallen. Dat moet ons dan ook bezighouden. De organisaties beseffen ook dat niet alle lokale voorvallen bij de overkoepelende structuren terechtkomen. Veel casussen worden opgevangen en opgelost binnen de plaatselijke groepen of afdelingen. Ook op dat niveau blijken de drempels om grensoverschrijdend gedrag aan te klagen wel verlaagd en is het bewustzijn gegroeid dat er met meldingen deftig aan de slag moet worden gegaan.
Een jeugdbeweging is een vereniging van jongeren die stuk voor stuk zichzelf aan het ontdekken en vormen zijn. Daar hoort, collega’s, ook grenzen aftasten bij. Maar die grenzen stellen, respecteren en erover spreken is natuurlijk een cruciaal element. Daarvoor is het in eerste instantie noodzakelijk dat fouten benoemd worden en dat grensoverschrijdend gedrag gemeld wordt en kan worden. Niet enkel voor de dader trouwens, die er op die manier op aangesproken kan worden en tot inzicht kan komen, maar ook voor het slachtoffer, die de erkenning krijgt dat er grenzen werden overschreden. Zo kan het gesprek daarover worden gevoerd, of andere stappen gezet, indien nodig.
Hier wil ik dan even uitzoomen, minister, richting een andere bezorgdheid. Ik weet dat u ook af en toe het debat mee voert of probeert er nuance in te brengen. Het gaat over het debat woke of antiwoke en de complexen die de samenleving daarover heeft. (Opmerkingen van minister Benjamin Dalle)
Ik ben het daarmee eens, minister, maar in die zin kan het ook een bepaalde impact hebben op de bespreekbaarheid van een aantal zaken als het gaat over grensoverschrijdend gedrag.
Aanstoot nemen aan plagerijen wordt tegenwoordig snel in het wokehoekje geduwd van lichtgeraaktheid of overgevoeligheid. “Als we dat al niet meer mogen zeggen of doen” is geen onschuldige uitspraak. Het is een slinger die soms zo ver doorslaat tot vergoelijking van zwaar grensoverschrijdend gedrag. Zo kan de angst om woke te worden benoemd, ertoe leiden dat de bereidheid om ongepast gedrag of problematische situaties aan te kaarten snel weer onder druk komt en dat de stappen die de samenleving de voorbije jaren gezet heeft, opnieuw in omgekeerde richting gaan. Net nu we zulke mooie stappen richting bespreekbaarheid hadden gezet, zou dat natuurlijk bijzonder spijtig zijn.
Hierbij heb ik de volgende vragen.
Hoe kijkt u naar de evolutie van het aantal meldingen en de opvolging van grensoverschrijdend gedrag binnen de jeugdbewegingen?
Hoe evalueert u de werking van de API’s? Hoe kan dit systeem worden geoptimaliseerd?
Ziet u hierbij verschillen tussen de grotere, wijdvertakte organisaties en kleinere organisaties met een beperktere bovenliggende structuur?
Hoe wilt u vermijden, minister, dat grensoverschrijdend gedrag aankaarten wordt weggezet als lichtgeraaktheid?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega, ik dank u voor de vraag over een uitzonderlijk belangrijk thema. De strijd tegen grensoverschrijdend gedrag is in heel wat van de Vlaamse beleidsdomeinen terecht prioriteit. In het mediabeleid bijvoorbeeld hebben we begin vorig jaar een nieuw actieplan grensoverschrijdend gedrag goedgekeurd en verspreid, samen met de mediabedrijven. Binnenkort maken we er een evaluatie en een aanscherping van.
Ook in de jeugdsector is het een van de prioriteiten. Vorig jaar hebben we tal van acties ondernomen. In het kader van het Jeugddecreet zullen we dit blijven doen. Ik kom daar dadelijk op terug.
Elk geval van grensoverschrijdend gedrag is er een te veel, laat dat duidelijk zijn. Maar ik wil er ook de nodige nuance in brengen – en ik hoor in uw vraag dat dat ook uw standpunt is. Elk geval is er een te veel, maar als men elke zomer ongeveer 1 miljoen kinderen en jongeren samenbrengt, ook met overnachtingen, is het onvermijdbaar dat er bepaalde gevallen zijn die niet door de beugel kunnen. De vraag is hoe men daar dan mee omgaat. Het kan ook een leertraject zijn om daar op een correcte manier mee om te gaan. Het kan ook deel uitmaken van de belangrijke maatschappelijke rol van de jeugdsector.
De manier waarop dit thema nu in de aandacht is gekomen door een artikel in Apache, vind ik eigenlijk niet kunnen. Ik heb geen probleem met de inhoud van dat artikel, wel met de titel. Ik lees voor: ‘Seksueel grensoverschrijdend gedrag in jeugdbewegingen in stijgende lijn.’ Een van de belangrijke deontologische regels van de journalistiek is om op een waarheidsgetrouwe manier de zaken voor te stellen en onderbouwd te maken.
De jeugdorganisaties hebben laten weten dat het eigenlijk niet strookt met de werkelijkheid. Het is namelijk niet zo dat men vandaag kan bevestigen of ontkennen dat dit waar is. Het is onmogelijk om dat vast te stellen. Wat wel waar is, is dat het aantal meldingen in stijgende lijn zit. Dat is natuurlijk iets anders. Doordat we het systeem van de API’s hebben georganiseerd en veel beter bekend hebben gemaakt, kun je ook zeggen dat de manier om het te melden, veel succesvoller is geworden. Ik vind de titel eerlijk gezegd niet kunnen. We hebben dat ook kenbaar gemaakt. Of het in lijn is met de journalistieke deontologie, laat ik aan de bevoegde instanties over, maar ik vind dit niet de manier om dit thema bespreekbaar te maken. Je doet dat veel beter door, zoals in uw vraag, het thema inhoudelijk aan te pakken, te kijken of dit bespreekbaar is en vooral door de acties die we daarrond uitrollen.
Sinds 2018 zijn erkende jeugdverenigingen verplicht om een integriteitsbeleid te voeren en een aanspreekpunt integriteit aan te stellen. Dit is een subsidievoorwaarde waaraan verenigingen moeten voldoen voor ze een erkennings- of subsidieaanvraag indienen. Dit was een belangrijke elementaire aanpassing.
Aanvullend op deze regelgeving zetten we in op het verstevigen en onderbouwen van het integriteitsbeleid in de jeugdsector. Het is belangrijk om de preventie te versterken. We vertrekken daarbij graag vanuit het opbouwen van expertise en handelingsgerichtheid, voorzien in materiaal en vormingen, smeden banden met doorverwijskanalen, om zo veel als mogelijk grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. En als het voorvalt, dan moet er natuurlijk snel, kordaat en met kennis van zaken worden omgegaan.
Binnen prioriteit 1 Welbevinden van het jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan (JKP) is er aandacht voor integriteit, een prominent thema. Zo investeren we sinds 2021 in concrete projecten om kinderen, jongeren, jeugdwerkers en de organisaties te versterken, met extra impulsen in 2022. Een aantal voorbeelden: de vormingen en trajecten inzake seksuele integriteit via bijvoorbeeld ‘(N)iets mis mee?!’ van Pimento, en via extra financiering voor De Ambrassade en Tumult voor een bedrag van 100.000 euro in 2022.
De preventie van en de reactie op grensoverschrijdend gedrag zijn dus een voortdurend aandachtspunt. Zoals u benoemt, kunnen we bijgevolg ook verwachten dat het aantal meldingen zal blijven toenemen naarmate de verenigingen meer aandacht besteden aan de problematiek. In dit opzicht kun je stellen dat de stijging van het aantal meldingen een goede zaak is, wat niet wil zeggen dat die gevallen een goede zaak zijn. Het feit dat men de weg vindt, is een goede zaak.
Een API kan natuurlijk pas API zijn nadat deze een basisopleiding heeft gevolgd. Daarna wordt de API verder ondersteund binnen de collegagroep, onder coördinatie van De Ambrassade. Dit gebeurt onder meer via intervisie en vormingen over thema’s waarover API’s meldingen of vragen binnenkrijgen. Dan gaat het inderdaad over pesten, agressie, onlineproblematieken en dergelijke meer.
Het spreekt voor zich dat de implementatie van een integriteitsbeleid en de organisatie van een API verschillen naargelang de schaal van de vereniging. Daarom kunnen kleine verenigingen ook een gemeenschappelijke API aanduiden. Een paar verenigingen maken van deze mogelijkheid gebruik. Grote verenigingen daarentegen duiden vaak verschillende aanspreekpunten aan, die samenwerken binnen de organisatie.
Er zijn twee pistes die ik op dit moment bewandel om de API-werking en bij uitbreiding het integriteitsbeleid te optimaliseren.
De eerste piste is het gevolg van die enkele vergaderingen die we vorig jaar hadden met de sector en met experten. Een van de concrete verbeterpunten voor een versterkt integriteitsbeleid gaat over de werking, ondersteuning en vooral bekendmaking van de API’s. Vroeger moest je organisatie per organisatie de API’s zoeken. We hebben nu een overzichtspagina waar dat heel helder is samengebracht voor alle erkende jeugdorganisaties. De Ambrassade kreeg hiervoor een bijkomende coördinerende opdracht, met corresponderende middelen.
Daarnaast loopt het traject naar het nieuwe Jeugddecreet, dat jullie goed kennen en dat we binnenkort aan het parlement zullen voorleggen. Zowel het decreet als het uitvoeringsbesluit bevatten duidelijke verwachtingen over de opdracht van het API en bij uitbreiding het integriteitsbeleid binnen iedere organisatie. Een beleid ontwikkelen en uitvoeren is immers niet alleen de taak van het API alleen. Het beleid heeft betrekking op en is de verantwoordelijkheid van de hele organisatie.
Lichtgeraaktheid is inderdaad een risico van bepaalde debatten. Het is belangrijk dat kinderen, jongeren, vrijwilligers en medewerkers van verenigingen steeds ernstig worden genomen wanneer ze inbreuken op de integriteit van hun persoon ervaren. Het debat over grenzen is gebaat bij ruimte en tijd om te luisteren naar ieders verhaal en belevingen, een dialoog te voeren over het voorval en gepast te reageren met expertise. Aandacht voor reactie én curatie zijn cruciaal. Dit kan maar moet niet altijd een doorverwijzing zijn naar instanties zoals hulpverlening, politie of justitie. Soms zijn een luisterend oor en het maken van afspraken voldoende. Ik denk dat dit ook binnen de jeugdorganisatie vaak een goed leertraject kan zijn, wanneer het gaat om gevallen die niet voor justitie hoeven te komen.
Een open communicatie over het beleid en de aanstelling van een API vormen een signaal dat iedere integriteitsbeleving serieus wordt genomen. Ik merk dat de API’s binnen de jeugdsector een belangrijke bijdrage leveren aan preventie, cultuurverandering, meldingsbereidheid en het respecteren van grenzen.
Een API is een vertrouwenspersoon, een laagdrempelig aanspreekpunt waar een kind, een jongere of een ouder twijfels, vragen of zorgen kan brengen. Een API wordt meer en meer een vertrouwde figuur binnen het jeugdwerk die de bespreekbaarheid en meldingsbereidheid verhoogt. Op dit moment is hun aanstelling enkel verplicht binnen Jeugd en Sport. Ik denk dat het zinvol is om een breder debat te voeren en om te bekijken of dat ook in andere sectoren waar met kinderen en jongeren wordt gewerkt, zinvol is.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het antwoord. De reden waarom ik de vraag stel, is dat ik het uiteraard een heel belangrijke uitdaging en problematiek vind, maar ook omdat ik het noodzakelijk vind om er een genuanceerd gesprek over te voeren. Het is ook politiek belangrijk om daar met het beleid een antwoord op te geven dat zich niet baseert op krantenkoppen, waarbij je inderdaad een aantal vragen kunt stellen. Het ging ten eerste niet over het feit dat het niet over meldingen ging maar gewoon over het feit dat seksueel grensoverschrijdend gedrag in een stijgende lijn zit bij het jeugdwerk. Maar in de berichtgeving wordt er ten tweede een amalgaam gemaakt van alle types meldingen die er kunnen zijn. Daarmee wil ik niets minimaliseren. Ook daar moeten we voor oppassen. Ik heb u dat ook niet horen doen, voor alle duidelijkheid. Maar we hebben er ook geen belang bij om op die manier soms de drempel om meldingen te doen, opnieuw te verhogen. Onze grootste bezorgdheid moet zijn dat dat soort berichtgeving, die het allemaal heel spectaculair voorstelt, een extra drempel dreigt te creëren voor jongeren die een melding zouden willen doen.
Ik steun ook in grote mate de werken die u ontplooit. Ik denk wel dat er echt nog een opdracht zit in het bekendmaken van de API-werking. Dat kan ten dele via de jeugdwerkkoepels en De Ambrassade gebeuren. Voor mij is een tweede grote uitdaging – en veel vragen vanuit het jeugdwerk nopen mij tot die aanvullende insteek – de vraag of we daar ook lokale besturen bij betrekken. Mijn ervaring in mijn contacten met lokale besturen leert mij dat de API-werking binnen het jeugdwerk nog niet overal massaal bekend is. Bovendien redeneren de mensen op het terrein niet altijd wanneer er bijvoorbeeld binnen de Chiro iets is gebeurd, dat dat een link heeft met de Chiro-nationaal. Mijn ervaring als schepen van Jeugd is dat de mensen vaak redeneren vanuit het feit dat iets is gebeurd in de gemeente X, waarop ze naar het lokaal bestuur van die gemeente gaan, die daar dan mee aan de slag moet. Ik vroeg mij af in welke mate ook Bataljong hiermee aan de slag is. Is er een samenwerking tussen De Ambrassade en de lokale besturen, om ervoor te zorgen dat dat netwerk op die manier wordt versterkt?
De grootste aanvullende vraag, naast de steun aan u om heel ernstig met het thema om te gaan, is verder in te zetten op vorming en sensibilisering, om wel degelijk de drempels nog lager te krijgen, maar van de andere kant er ook voor te zorgen dat dit geen spektakelthema wordt. De grootste belediging voor slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag kan zijn dat daar spectaculaire koppen over worden geschreven die niet met de realiteit blijken te rijmen.
Nu kunnen we alleen maar spreken over het aantal meldingen. Maar is er ook onderzoek mogelijk naar de situatie onder de top van de ijsberg? Op welke manier kunnen we daar voor een stuk zicht op krijgen?
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Ik wil kort tussenkomen omdat collega Vaneeckhout het over woke heeft. Is het debat over woke onzinnig? Dat is iets voor de wereld van de meningen, en meningen zijn vrij. Maar het debat over het grensoverschrijdend gedrag is voor de wereld van de feiten, en daar zijn grenzen. Het gaat niet op iemand te bestempelen als lichtgeraakt of dat hij slecht gegeten heeft of dat hij woke is. Meningen en feiten zijn verschillende dingen, en melden is de boodschap, inderdaad. Men moet erover praten met een open geest. Dat is beter dan elkaar te bestoken in de woke en antiwoke loopgraven. Dat wou ik nog eventjes zeggen.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega’s, dank voor de extra opmerkingen. Ik denk effectief, collega Vaneeckhout, dat de bekendheid nog altijd niet voldoende is. Dat traject blijven we lopen.
De coördinerende opdracht voor lokale besturen hebben we aan De Ambrassade toegekend. Zij krijgen een bedrag van 34.800 euro om die bijkomende taakstelling op te nemen. Het zit eigenlijk in hun corebusiness, maar aangezien het extra werkt vergt, hebben we extra middelen voorzien. We hebben hun gevraagd om wat lokale besturen betreft, contact te nemen met Bataljong. Ook Bataljong is rond dit thema bezig. Zij hebben een integriteitscode voor lokale ambtenaren en voor lokale besturen, waar integriteit natuurlijk ook een onderdeel van is.
Ik ben het met u eens dat we verder werk moeten maken van de bekendheid van die API’s en van het integriteitsbeleid. Ik hoop ook dat het nieuwe Jeugddecreet daar een verdere katalysator in kan zijn, omdat we zowel in het decreet als in het besluit de bepalingen hierover opnieuw scherp zullen stellen. Het kan een bijkomend moment zijn om het nog eens onder de aandacht van de sector te brengen.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor het aanvullende antwoord. We zitten op dezelfde lijn. Voor mij zijn de lokale besturen ook een belangrijke partner naar bekendheid toe, maar ook omdat ze natuurlijk ook zelf een heel uitgebreid aanbod van openbaar jeugdwerk bieden. Ook daar kunnen dingen gebeuren, net zoals u aangeeft, waar u miljoenen kinderen samenbrengt, zoals in de speelpleinwerking en andere. In dat opzicht is het belangrijk dat ze een eigen actief beleid ontwikkelen. Dat gebeurt. Maar ze moeten ook de link kunnen leggen met alles wat, bij wijze van spreken, op de gemeentegrenzen doorgaat. Kindjes of jongeren die elkaar zien op de Chiro, die zien elkaar ook in het jeugdwerk, en zo verder. In dat opzicht kan het lokaal bestuur een belangrijke partner zijn.
Ik ben het helemaal eens met collega Van Werde. We kunnen nog van mening verschillen of we al dan niet het komende anderhalf jaar heel veel over woke moeten praten of niet; ik denk dat we daar niet op dezelfde lijn zullen zitten. Maar als er grensoverschrijdend gedrag is, moet dat worden gemeld en moet dat volledig bespreekbaar zijn. Ik ben blij dat we het over heel veel grenzen heen met elkaar eens zijn in dit parlement. Laat ons daar verder werk van maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.