Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik dacht dat u toch nog een woordspeling op de 10 Miles zou maken, misschien een volgende keer.
‘Pour la petite histoire’: ik doe ook een steunactie voor een school voor kinderen met een beperking. Collega Ronse heeft trouwens genereus gesteund. Hij heeft maar liefst 20 euro overgemaakt voor de kindjes van de Bremberg. Mijn hartelijke dank daarvoor. Ik zal de link ook naar de aanwezige leden van deze commissie sturen. Kabinetsmedewerkers mogen ook altijd mee steunen. In ruil kunt u me live zien lopen. (Opmerkingen van minister Jo Brouns en Robrecht Bothuyne)
Mijn vraag gaat over de waarborgen. Goed, ik ga het ook weer bondig proberen samen te vatten. U weet dat we via Gigarant en Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) generieke waarborgen – heel wat waarborgen – bieden aan bedrijven. Dat systeem is op zich goed. Dat biedt, zoals het woord zegt, een waarborg aan ondernemerschap en het is vaak ook efficiënter, zelfs ook goedkoper, dan andere subsidiemaatregelen waarvan we het nut in deze commissie al vaak in twijfel getrokken hebben.
Beide systemen bestaan al lang. Ze hebben hun nut bewezen. Het is geenszins een afkeurende motie ten opzichte van wat er op dit moment bestaat. Maar als we nu kijken naar de evolutie van de cijfers, dan stel ik me een paar vragen.
In 2022 werd in het totaal 912 miljoen euro aan waarborgen toegekend aan bedrijven, dus nieuwe waarborgen. Daarmee stond de teller eind 2022 al op 1,3 miljard euro, dus 1,3 miljard euro dat potentieel – uiteraard niet waarschijnlijk – gewaarborgd wordt door de overheid en in geval van faillissementen uitbetaald moet worden. Dat is geen gering bedrag.
Bovendien werd er in 2022 ook een waarborg goedgekeurd die nog niet in dat bedrag zit, maar die wel in november 2022 toegekend werd aan het bedrijf INEOS. Dat was een waarborg van 500 miljoen euro. Uiteraard stond daar ook een grote, belangrijke investering tegenover in onze chemiesector in de Antwerpse haven. Maar goed, 500 miljoen euro is natuurlijk wel een serieuze waarborg. Daarmee stijgen de uitstaande waarborgen naar een recordbedrag van net geen 2 miljard euro.
Ook in de toekomst, dat hebt u al een paar keren toegelicht in beleidsbrieven enzovoort, verwacht u een verdere toename van de waarborgverstrekking. Samen met de stijging van de grootte van de waarborgen, stijgen natuurlijk ook de risico’s en het aantal uitwinningen. We zien dan dat het nettoverlies ook oploopt. Bij Gigarant zijn er ook nog enkele uitwinningsdossiers lopende. We kunnen dus het totale verlies op dit moment nog niet inschatten.
Ik weet wel – en dat is een argument dat ook steek houdt – dat tegenover dat risico ook premies staan. Ze zeggen dan dat PMV daar winst op maakt door die premies. Dat klopt voor de voorbije jaren, maar we zien dat de evolutie nu aan het keren is en dat de uitwinningen stilletjesaan, zeker voor de generieke waarborg, de premies overstijgen. Daarmee wil ik niet zeggen dat dat dan rampzalig is, maar het risico stijgt wel. Ik vind dat we onze aandacht moeten vestigen op die risicobeheersing. Daarom mijn legitieme vragen, eveneens in de pers gesteld.
Minister, hoe evalueert u de oplopende uitstaande waarborgen aan bedrijven? Hoe schat u het risico hiervan in naar de toekomst toe?
Ik vind ook dat banken hun rol als kredietverstrekker niet mogen loslaten. Als we alles op de overheid gaan afwentelen, dan komen we in een straatje zonder einde. Op welke manier wordt er opgevolgd dat de banken niet onredelijk veel risico doorschuiven naar de overheid? Welke garantie is er dat de banken via de waarborgen hun risico niet verschuiven?
Een dossier dat publiek in de aandacht kwam, was dat van INNO, een modeketen, die in moeilijkheden is gekomen, maar ze kreeg toch een waarborg, alhoewel een van de voorwaarden was dat enkel financieel gezonde bedrijven een waarborg kunnen krijgen. Acht u het opportuun dat de publieke borgstelling ook gebeurt aan bedrijven in herstructurering, in moeilijkheden? Vindt u dat dat criterium verder versoepeld moet worden? Of denkt u dat we toch moeten vasthouden aan een soort van gezondheidstoets?
Zijn beide systemen die destijds ingevoerd werden wegens de kredietcrisis, de ‘credit crunch’ die in 2008 begonnen is en geduurd heeft tot in 2010, sindsdien geëvalueerd? Want het is altijd blijven bestaan. Het heeft nu ook verschillende crisissen gekend. Het heeft altijd een uitbreiding gekend. Maar kunnen we misschien eens naar de grond van de zaak gaan en zien of de mate van waarborgstelling door de overheid nu niet zorgt voor een soort van marktverstoring aangezien de ‘credit crunch’-bezorgdheden nu niet meer dezelfde zijn. En als je het ene bedrijf wel waarborgen gaat geven en het andere niet, krijg je natuurlijk een beetje een ‘crowding out’-effect.
De budgetten voor de waarborgen zijn de afgelopen jaren telkens verhoogd. Waar gaat dit eindigen? Acht u het op een bepaald moment misschien nodig om een plafond in te voeren? Ik weet al dat u gaat zeggen dat er in de begroting wel degelijk een plafond opgenomen is, maar als dat plafond altijd mee stijgt, kunt u moeilijk van een plafond spreken, tenzij van een zwevend plafond. Misschien moeten we daar ergens nadenken wat onze limiet is, waar we onze waarborglimiet kunnen zetten. Uiteraard kun je zeggen: het maximum van de begroting. Dat lijkt me een beetje de uiterste limiet, maar ik denk dat daar toch misschien wijzere beslissingen te nemen zijn.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor uw vraag. Daar is al enige communicatie over geweest. Er zijn al wat bedragen genoemd die de voorbije weken gecirculeerd hebben.
Het is daarom misschien goed om nog heel even de juiste cijfers te geven. Het uitstaand waarborgbedrag bij Gigarant bedroeg per 31 december 2022 285 miljoen euro. Het uitstaand waarborgbedrag bij PMV-Standaardwaarborgen bedroeg per 31 december 2022 903 miljoen euro. Samen kom ik dan op 1,18 miljard euro.
De uitstaande waarborgen onder de standaard waarborgregeling liepen de voorbije jaren inderdaad gestaag, weliswaar beperkt, op. Naar verwachting van de banken zal dit uitstaand volume de eerstvolgende jaren eerder stabiel blijven. Het toekomstig risico zal volgens hen ook stabiel en onder controle blijven. De voorbije jaren is gebleken dat het effectieve risico voor het Vlaamse Gewest – gelukkig – zeer beperkt was, met een grote hefboom op effectieve investeringen.
Het nettoverliespercentage van de waarborgregeling bedroeg eind vorig jaar zo’n 1,97 procent. Dat is dus de werkelijke cumulatieve kost ten opzichte van de totale toegestane waarborgen. Dat is een bedrag van iets meer dan 70 miljoen euro aan verliezen op een cumulatief toegekend waarborgbedrag van bijna 3,6 miljard euro. Dit nettoverliespercentage is de laatste jaren dalend. In 2018 bedroeg dit nog 2,79 procent. Het totale risico wordt bovendien onder controle gehouden bij de standaardwaarborgen door het instellen van een maximumbedrag voor de jaarlijkse oproep naar de waarborghouders.
Het uitstaand waarborgbedrag bij Gigarant schommelde in de periode 2015 tot 2019 tussen 190 miljoen euro en 235 miljoen euro om nadien tijdens de covidpandemie te stijgen naar 437 miljoen euro in 2020 en 571 miljoen euro in 2021. Zoals bij het begin gezegd, halveerde dit tegen eind vorig jaar opnieuw naar 285 miljoen euro. Op 31 maart van dit jaar bedroeg het uitstaand waarborgbedrag 305 miljoen euro. De daling van het uitstaand waarborgbedrag tegenover 2021 is te wijten aan de vervroegde stopzetting van enkele waarborgen en een tegengarantie vanuit Europa, voor een totaalbedrag van 96 miljoen euro, voor de bestaande dossiers.
Zoals u aangeeft, is er ook nog het dossier van INEOS voor een omvangrijk bedrag van 500 miljoen euro. Dat is momenteel nog niet onder waarborg gebracht. We hebben er hier in de commissie ook al uitgebreid over gediscussieerd.
Algemeen speelt de economische context dus een belangrijke rol in de evolutie van het volume aan uitstaande waarborgen, zoals ook af te leiden valt uit de cijfers die ik zojuist geduid heb.
Bij Gigarant is het maximum uitstaand risico decretaal beperkt tot 3 miljard euro, wat een hefboom van ongeveer 10 maal is op het beschikbare eigen vermogen van de nv Gigarant.
Banken dienen inderdaad hun rol als kredietverstrekker te spelen. De banken dienen voor de dossiers waarvoor de waarborgregeling wordt aangewend, hun kredietbeleid en interne procedures toe te passen zoals voor dossiers waarbij de waarborgregeling niet wordt aangewend. Het respecteren van de regels en een correcte toepassing van het kredietbeleid maken deel uit van de auditopdracht van PMV-Standaardwaarborgen, met mogelijke sancties tot gevolg. De voorbije vijf jaar bedroeg het aantal gesanctioneerde dossiers tussen 0,2 en 1 procent van de jaarlijkse productie.
Een van de belangrijke principes van de waarborgregeling is het gedeelde risico tussen de bank en het Vlaamse Gewest, waardoor de bank steeds een eigen risico van minimaal 25 procent neemt in individuele dossiers. Verder is het jaarlijks budget voor waarborgen per bank beperkt, waardoor de banken niet zomaar alle dossiers kunnen laten afdekken door de waarborgregeling. Bovendien kan de waarborgregeling van PMV-Standaardwaarborgen alleen gebruikt worden voor nieuwe kredietverlening. Bestaande kredieten kunnen dus niet – om opportunistische redenen – onder die waarborg gebracht worden.
Wat Gigarant betreft, maakt het billijk delen van risico tussen bank en Gigarant onderdeel uit van elke analyse en beslissing omtrent het al dan niet toekennen van een waarborg. Sinds een jaar streeft Gigarant er immers naar om in elk nieuw financieringsdossier een gelijkwaardig risico te nemen als de banken. Het gemiddeld waarborgpercentage bedraagt vanaf 2016 48,25 procent, wat betekent dat banken een groter risico genomen hebben in de gewaarborgde financieringen dan Gigarant.
Ondernemingen in moeilijkheden, volgens de Europese definitie, kunnen geen gebruik maken van de standaard- of van Gigarantwaarborgen. Dat risico is dus al zeker afgedekt, dat is toch niet onbelangrijk.
De moeilijkheden waarnaar verwezen wordt in het dossier INNO, betreffen vooral problemen op niveau van het Duitse moederbedrijf boven de Belgische INNO-activiteiten. De activiteiten in België konden, door goed beheer, op zich mooie resultaten laten zien in een moeilijke retailmarkt, met bijvoorbeeld in het boekjaar 2017-2018 nog een ebitda van 22 miljoen euro, op dat moment geen bankschulden en een solvabiliteit groter dan 30 procent.
De vraag van de banken naar een Gigarantwaarborg was vooral ingegeven door het feit dat de retailmarkt in het algemeen onder bijzondere druk stond tijdens de covidpandemie, toen winkels verplicht werden gesloten. Het was trouwens een politieke keuze van de Vlaamse Regering om gedurende de coronacrisis Gigarant expliciet in te zetten voor grotere bedrijven – zowel in handel als in horeca – die met de andere steuninstrumenten zoals premies en leningen onvoldoende gestut konden worden. Het vrijwaren van de aanzienlijke tewerkstelling bij INNO speelde daarbij een belangrijke rol. Met een in 2019 nieuw aangesteld management realiseerde INNO trouwens in het boekjaar 2021-2022 opnieuw een ebitda van 10,1 miljoen euro.
Meer algemeen zullen we Gigarant – telkens weloverwogen, op basis van beslissingen of adviezen van de onafhankelijke raad van bestuur – blijven inzetten als een crisisinstrument om bedrijven met een belangrijke tewerkstelling in Vlaanderen te helpen in een moeilijke periode een turnaround te laten maken. De resultaten van de voorbije vijftien jaar tonen aan dat dit daar een belangrijk beleidsinstrument voor kan zijn.
De huidige standaardwaarborgregeling, die wordt beheerd door PMV-Standaardwaarborgen (Participatiemaatschappij Vlaanderen), werd reeds gecreëerd in 2005, dus toch wel een hele periode voor de bankencrisis. Maandelijks, trimestrieel en jaarlijks volgt PMV-Standaardwaarborgen de evolutie van die regeling op en rapporteert hierover. Ook voor Gigarant gebeurt er een vertrouwelijke trimestriële rapportering.
In 2014 heeft het Steunpunt Economie en Ondernemen samen met de KU Leuven een studie uitgevoerd naar de meerwaarde van de generieke waarborgregeling betreffende de investeringen en tewerkstelling, en een update van deze studie werd in 2018 doorgevoerd. Algemeen kan hieruit besloten worden dat er een heel positieve impact kan worden vastgesteld qua tewerkstelling en investeringen voor het doelpubliek van de waarborgregeling. Deze rapporten zijn uiteraard publiek, en zijn na te lezen en terug te vinden op de website.
Specifiek op ‘crowding out’ of marktverstoring werd er nog geen onderzoek ingesteld. De Europese de-minimisverordening, waaronder de standaard waarborgregeling valt, is echter net opgesteld om marktverstoring te vermijden, zodat geconcludeerd mag worden dat deze waarborgregeling geen marktverstorend effect heeft. Een ‘crowding out’-effect lijkt ook beperkt, aangezien het instrument van de standaard waarborgregeling ontwikkeld werd om net die ondernemingen te kunnen laten financieren, die anders uit de boot zouden vallen wegens een gebrek aan zekerheden. De verschuldigde waarborgpremie heeft hier ook een remmend effect.
Gigarant werkt steeds op een marktconforme manier, met waarborgpremies die bepaald worden op basis van de prijszetting van marktspelers, namelijk de banken. Hierbij wordt het principe ‘zelfde vergoeding voor hetzelfde risico’ gehanteerd. Ook hier kan dus geen sprake zijn van marktverstoring noch van ‘crowding out’.
Het huidig budget is voldoende om de vraag vanuit de markt dit jaar te bedienen. Er wordt geen sterke groei meer verwacht voor de standaard waarborgregeling, eerder een stabiel jaarlijks verbruik. Het jaarlijks – in het begrotingsdecreet voorzien – maximumbudget voor de standaardwaarborgregeling lijkt daarom een ideaal instrument om controle uit te oefenen op enerzijds de evolutie van openstaande waarborgen, en anderzijds het daarbij horende risico.
De verhoging van de waarborgcapaciteit van Gigarant tot 3 miljard euro was een beslissing van de Vlaamse Regering tijdens corona. Deze was mede ingegeven door de beperkte verliezen op de waarborgportefeuille in de voorbije dertien jaar, waarbij de ontvangen premies en recuperaties de uitbetalingen van afgeroepen waarborgen en kosten ruim overstegen. Het huidige plafond van 3 miljard euro lijkt ruim voldoende om de toekomstige vraag vanuit de markt op te vangen.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Mijn excuses dat ik u niet rechtstreeks in de ogen kijk, maar ik moet voor de juiste cijfers mijn blik op het computerscherm richten. Daarmee zal ik beginnen.
U hebt cijfers genoemd om te nuanceren. De cijfers die ik heb genoemd en waarop ik verderga om een beetje te duiden, komen uit een schriftelijke vraag. Die komen dus van uw kabinet. Wat voor mij echt relevant is, want u hebt terecht gewezen op de waarborgen die het afgelopen jaar zijn toegewezen, om het risico in kaart te brengen, is het totaal aan uitstaande waarborgen, zeg maar het rollend geheel der dingen, waar dingen uit gaan en bij komen. Dat geheel bepaalt het risico, samen met het aantal uitvindingen en de algemene economische context. Voor eind vorig jaar spreken we over 1,2 miljard euro, waarbij ik nog de waarborg van INEOS tel, dus 1,8 miljard euro, heel erg naar boven afgerond 2 miljard euro. In 2015 was dat 776 miljoen euro. Het rollend geheel van waarborgen die erbij komen en eruitgaan, stijgt alsmaar.
Daarom pleit ik voor een plafond. U hebt dat engagement nog niet genomen. Ik zal het nog eens expliciet vragen: wilt u daarover nadenken? Ik weet dat het nu op 3 miljard euro ligt. Dat lijkt me al vrij hoog. We kunnen dat niet eeuwig blijven verhogen. Als dat rollend geheel altijd maar blijft stijgen, krijgen we een probleem, temeer, en dat is mijn tweede argument, omdat de uitvindingen en het risico in stijgende lijn blijven gaan. U hebt dat genuanceerd, maar de cijfers voor het voorbije jaar geven aan dat Gigarant qua waarborgpremies 7 miljoen euro heeft opgebracht. Oké, maar ik zie in uw toelichting dat er nog drie dossiers zijn aangemerkt waarbij er 100 procent voorziening is aangelegd en dus verwacht wordt dat die waarborg voor 100 procent wordt uitgewonnen. Die drie dossiers bedragen in totaal 9 miljoen euro, 2 miljoen euro meer dan premies die voor Gigarant zijn binnengekomen. Voor Gigarant zitten we op een virtueel verlies van ongeveer 2 miljoen euro.
Voor de generieke waarborgregeling zitten we daar al aan een nettoresultaat van min 700.000 euro, waarbij maar liefst 14,9 miljoen euro aan uitbetalingen is gebeurd. Dat wijst toch op een kentering in het risicogeheel omdat men meer uitwinningen of uitbetalingen gaat krijgen ten opzichte van de premies die binnenkomen. Dat is een argument om na te denken over een plafond op dat systeem.
Mijn tweede bezorgdheid over het ‘crowding out’-effect vind ik toch wel relevant. Niet elk bedrijf komt in aanmerking voor die waarborgregeling, hetzij omdat ze de premie niet kunnen betalen, hetzij omdat hun investering niet onder het een of het ander valt. Als er dan bedrijven zijn die wel gewaarborgd worden door de overheid en bedrijven die afhankelijk zijn van kredietverstrekking door de banken, komen we op een punt waarbij we kunnen zeggen dat niet iedereen gelijk behandeld wordt. Ik begrijp uw nuancering. Ik begrijp dat er een maximum bestaat per bankinstelling. Dat is goed. Ik zou u toch aanraden eens te bekijken of het ‘crowding out’-effect niet in stijgende lijn gaat.
Mijn derde bezorgdheid gaat over enkel waarborgen voor gezonde bedrijven. Die INNO is raar voor mij. Ik weet dat de moeilijkheden bij het moederbedrijf zitten, maar er zijn in ons land ook enkele entiteiten, dat is één geheel. Ik weet dat de Belgische tak zich wat herpakt heeft. Dat is een goede zaak. Ik vind het toch een zeer risicovolle waarborg. Ik vermoed – ik zal het misschien nog eens opvragen via een schriftelijke vraag, ik hoop dat ik collega Bothuyne niet op ideeën breng – dat er nog meer ongezonde bedrijven in het waarborgsysteem zitten. Ik zou willen vragen dat het criterium van financiële gezondheid echt hard wordt gemaakt. We hebben al dossiers in andere steunsystemen gehad, zoals FNG, waarvan we achteraf telkens moeten zeggen dat we dat beter niet hadden gedaan en dat we dat met de huidige kennis niet hadden gedaan. Dat ligt dan aan de beoordelingsinstanties die financieel gezonde bedrijven moeten uitkiezen en niet zomaar bedrijven, zelfs met buitenlandse zetels, redden om een virtueel jobbehoud dat dan in de praktijk toch niet kan worden afgedwongen. Mijn concrete vraag luidt dus: kunt u eens nadenken over een plafond?
Minister Brouns heeft het woord.
Ik denk dat het goed is om altijd na te denken, collega, en op dat vlak kan ik u geruststellen. We moet dat altijd zeer nauwgezet opvolgen. Wat het plafond betreft, denk ik dat het belangrijk is om – zoals u weet – te verwijzen naar het begrotingsdecreet waar jaarlijks een bedrag wordt voorzien. Dat is de facto dan ook een plafond voor dat jaar. Dat schommelt natuurlijk van 300 miljoen euro tot nu 600 miljoen euro – daar zit wel wat marge op. Het is iets rollend, en als je dat allemaal optelt na vijf jaar, dan kom je inderdaad op die bedragen van ver boven een miljard euro.
Ik vind het wel belangrijk dat dit instrument in de juiste context wordt geplaatst, want ik denk dat het een belangrijk instrument is. Het is een belangrijke hefboom voor onze economische groei in Vlaanderen. Als je dat nu eens afzet ten aanzien van het geven van subsidies, die ben je kwijt. Als we kijken naar het verliespercentage, is dat zeer bescheiden en zeer beperkt. Dat is natuurlijk nooit zonder risico, maar als we dat afzetten tegenover het geven van subsidies om economische groei te stimuleren, dan denk ik dat dit een goed instrument is, waar het rollend effect in zit dat we altijd kunnen terugkeren, en dat opnieuw ingezet kan worden.
Ik denk dus dat het een goed instrument is, en dat we het plafond waar u bezorgd om bent, inderdaad moeten bewaken. Het begrotingsdecreet is daar, wat ons betreft, een eerste belangrijk instrument. Misschien ook volledig ter informatie, omdat u daar naar verwees, er werd mij attent gemaakt dat de waarborg voor FNG nooit is ingeroepen. (Opmerkingen van Maurits Vande Reyde)
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik wilde nog iets over FNG zeggen, ik ben het even kwijt, maar het ging over een andere steunmaatregel.
Maar over die financiële gezondheid: mensen – en de pers nu ook – hebben vaak de reflex als er iets bij een bedrijf gebeurt om te kijken of ze subsidies krijgen, of op andere manieren steun krijgen. Er is altijd wel een of andere steun die ze via een of andere steunmaatregel krijgen, en dan denk ik vaak dat we daar nauwer op moeten toezien. Ik weet dat niet alles te voorspellen is, maar in sommige gevallen is dat wel zo.
Maar ik ben blij dat we verder blijven nadenken, en alvast bedankt voor uw analyse over deze materie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.