Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Het Netwerk Lokaal Sportbeleid heeft op 2 maart laatstleden in de vorm van een open brief een noodkreet de wereld in gestuurd. Dat netwerk is zeer bezorgd over de toekomst van de zwembadsector in Vlaanderen. De zwembaden hebben het bijzonder hard te verduren gehad tijdens de coronacrisis. Nu is er de impact van de energiecrisis, die enorm weegt op de kosten voor de gemeente, en op de kosten van het onderhoud van de zwembaden. En dan is er ook nog eens de opleiding van redders. Het water staat dus aan de lippen van vele zwembadbeheerders. Het gevolg is dat meer en meer zwembaden de deuren tijdelijk, gedeeltelijk of zelfs permanent sluiten. Hierdoor zijn er steeds minder zwemmogelijkheden voor burgers, voor scholen en voor clubs. Vooral voor scholen stelt dit een probleem. Want leren zwemmen behoort tot de eindtermen van het onderwijs, of de minimumdoelen, zoals dat tegenwoordig heet. Maar wat als er geen zwembad meer in de buurt is? Hoe kunnen scholen die eindtermen dan nog halen?
Het netwerk vraagt in zijn open brief naar een masterplan ‘Red het zwemmen’. Daarbij pleit het voor maatregelen die de zwembaden moeten helpen om ten eerste alle kinderen in Vlaanderen te leren zwemmen op school en naast de school. Ten tweede vraagt het netwerk om zwemmen voor alle inwoners betaalbaar en bereikbaar te houden. Ten slotte vraagt het om de veiligheid in de zwembaden te garanderen door voldoende redders in te zetten.
Minister, hebt u naar aanleiding van deze oproep overleg gehad met het Netwerk Lokaal Sportbeleid over de nijpende problemen met betrekking tot het tekort aan zwembaden? Op hun site zag ik een update, en ik was al verheugd te lezen dat er blijkbaar een gesprek is met uw kabinet.
Bent u van plan om een masterplan op te stellen, zoals de ondertekenaars vragen, om de nijpende sluitingen en het tekort aan zwembaden aan te pakken?
Op welke manier zult u ervoor zorgen dat zwembaden betaalbaar, bereikbaar en veilig blijven voor alle inwoners, maar ook vooral voor de lokale besturen?
Minister, op welke manier zult u het zwemonderwijs, en dus het halen van die eindtermen of minimumdoelen, nog kunnen garanderen, wanneer steeds meer zwembaden sluiten? Welk beleid plant u hieromtrent te ontwikkelen?
Minister Weyts heeft het woord.
De zwembaden staan natuurlijk al langer voor uitdagingen, en ik denk dat de verschillende crisissituaties dat probleem nog meer op scherp hebben gezet. Vanuit mijn eigen bevoegdheid heb ik dan ook niet gewacht op die meest recente crisis of op de laatste noodkreet. Via Sport Vlaanderen hebben we natuurlijk ook regelmatig overleg met het Netwerk Lokaal Sportbeleid, en dat heeft ook de voorbije maanden regelmatig plaatsgevonden. De bezorgdheden komen niet als een verrassing.
Ik begrijp de vraag naar een masterplan, wel met dien verstande dat er heel veel betrokken partijen zijn, met in de eerste plaats de lokale besturen, maar ook de federaties, de uitbaters, het netwerk. En we moeten ook verder kijken naar het Departement Omgeving en het agentschap Zorg en Gezondheid. Want het gaat in de praktijk ook over VLAREM II-regelgeving (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning), en zelfs over federale instanties als de FOD Financiën, voor mogelijke btw-verlagingen.
In afwachting van zo’n plan wil ik toch wat concrete ondersteuning aanbieden. Wat we momenteel doen, is inzetten op de bouw en renovatie van zwembaden, via het decreet Bovenlokale Sportinfrastructuur dat ik daarstraks nog bejubeld heb. Dat staat natuurlijk ook open voor investeringen in zwembaden. Het is zelfs zo dat elk investeringsdossier van zwembaden de afgelopen jaren altijd goedgekeurd is geworden. Die werden allemaal goedgekeurd, al zou ik graag hebben dat er nog meer zouden komen.
We hebben via een systeem van groepsaankopen, via onze SportSpurt, ook de mogelijkheid gegeven om energiescans te laten uitvoeren, ter verbetering van bestaande infrastructuur. Want ook dat is wel een probleem: dat we zwembadinfrastructuur hebben die verouderd is, waardoor men gebukt gaat onder hoog oplopende energiekosten. Je leest herhaaldelijk dat sommigen de temperatuur bijvoorbeeld een graadje lager zetten.
We steunen ook de vraag van het Netwerk Lokaal Sportbeleid om de job van redder te kunnen uitoefenen als flexi-job. Het is nu toevallig dat ik mij opnieuw adresseer aan de Federale Regering, maar ik zal ook zeggen waarom. We hebben een tekort aan redders, maar eigenlijk hebben we geen tekort. We hebben vandaag vijfduizend gediplomeerde redders. Dat is vrij stabiel ten opzichte van het verleden, en toch hebben we er minder in de praktijk. Dat heeft te maken met het feit dat dat mensen zijn die gediplomeerd zijn, maar wel andere functies uitoefenen, en best bereid zouden zijn om additioneel die rol als redder op te nemen, maar niet zozeer als hun hoofdfunctie, als hun voltijdse job. Dus de figuur van de flexi-jobber zou in dezen ook wel echt een mogelijkheid kunnen bieden voor die mensen die een andere job uitoefenen, om enkele uren per week als gediplomeerd redder te kunnen presteren. Daarvoor zouden de flexi-jobs echt een goede oplossing zijn. Ik heb ook begrepen dat het Netwerk Lokaal Sportbeleid die vraag expliciet gesteld heeft aan minister Vandenbroucke, om die job van redder ook als flexi-job te kunnen uitoefenen.
Daarnaast hebben we samen met het Departement Omgeving en het Netwerk Lokaal Sportbeleid een studie afgerond om de VLAREM II-wetgeving te laten aanpassen, waaronder ook het toezicht. De regels daarover zouden echt verbeterd kunnen worden, waardoor er minder redders nodig zijn, waarmee kan worden tegemoetgekomen aan het redderstekort en waardoor ook de uitbating betaalbaarder wordt. Wij zitten binnenkort ook samen met het Departement Omgeving en het agentschap Zorg en Gezondheid om een aanpassing voor te bereiden, om vervolgens ook het dossier te bezorgen aan mijn collega, om te beslissen over de voorgestelde aanpassingen, en die op te nemen in de VLAREM II-regelgeving.
Het gaat hier wel over een complexe en genuanceerde problematiek. In uw vraag komen drie zaken over zwembaden naar voren: de bereikbaarheid, de betaalbaarheid en de veiligheid. Het aantal zwembaden mag het laatste jaar dan misschien wel licht gezakt zijn tot 294 – voordien zaten we ongeveer boven de driehonderd –, in verhouding tot de driehonderd Vlaamse gemeenten is er nog steeds een zwembad op voldoende dichte afstand.
Daarnaast wil ik ook duidelijk stellen dat niet zozeer het aantal zwembaden belangrijk is, maar wel de beschikbare zwemoppervlakte. We zien dat er een evolutie is van kleinere zwembadcomplexen naar grotere zwembadcomplexen, waardoor minder zwembaden niet per se betekent dat er ook minder zwemwater is. Qua bereikbaarheid valt dat dus misschien wel mee, waarmee ik een en ander natuurlijk ook niet wil minimaliseren. Ik denk dat er zich hier en daar absoluut wel problemen stellen, gelet op de grote concentratie op sommige plaatsen. Maar met onze bovenlokale sportinfrastructuurondersteuning denk ik dat we daar vanuit de Vlaamse overheid wel een helpende hand kunnen reiken.
De betaalbaarheid van zwembaden, en dan vooral de uitbating, is op dit moment het meest acute, het meest belangrijke gegeven, denk ik. We weten dat een zwembad bouwen op zich al een kost is, maar het uitbaten kost nog veel meer dan wat de eindgebruiker daarvoor betaalt. Willen we kostendekkend werken, dan zouden de toegangstarieven doorgaans moeten vertienvoudigen. Het zijn de lokale besturen die het verschil moeten bijpassen, of de uitbating nu geregeld is via een publiek-private samenwerking (pps) of in eigen beheer. Daar moet ik erkennen dat het natuurlijk onmogelijk is om vanuit Vlaanderen tussen te komen in de exploitatie. We komen ruim tussen in de infrastructuur, maar niet in de exploitatie. Dat is bij uitstek ook een lokale bevoegdheid.
We blijven vanuit ons sportbeleid werken om het tekort aan zwembaden, en ook aan redders, verder aan te pakken, samen met de sector en met de gerelateerde stakeholders. We blijven ervoor ijveren dat niet alleen onze leerlingen, maar ook andere liefhebbers en sporters toegang hebben tot een zwembad.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Bedankt voor uw uitgebreid antwoord. Het is inderdaad ook een complexe problematiek. Maar uit uw antwoord hoor ik dat u zich ten eerste zeker bewust bent van de problematiek, en dat u ten tweede toch ook al wat stappen hebt gezet om die lokale besturen ook te ondersteunen.
Wat betreft de redders en de flexi-jobbers, en de btw-verlaging: ook daar zal ik, net zoals collega Vaneeckhout, mijn deel doen richting de Federale Regering, door daar de problematiek aan te kaarten en hopelijk steun te krijgen.
Wat bouw en renovatie betreft zegt u dat we altijd al alle aanvragen hebben gehonoreerd, en dat klopt ook voor onze gemeente. Maar we hebben nog maar net een renovatie achter de rug, en nu staan we alweer voor een volgende. Dat is eigenlijk om de zoveel jaar, je moet blijven renoveren, zeker als het al wat oudere infrastructuur is. Dat kost natuurlijk gigantisch veel, want die subsidies dekken ook niet voor honderd procent de hele renovatie.
Ik denk dat het belangrijk is om zo’n masterplan te maken. Een groepsaankoop is één zaak, die energiescans zijn ook een goede zaak. Maar in verband met die exploitatie zegt u dat we de ticketprijs al zouden moeten vertienvoudigen, en dat klopt. We hebben vorig jaar vanuit mijn eigen gemeente 667.000 euro opgelegd voor de exploitatie van het zwembad, en dat weegt enorm op het budget van een kleine gemeente. Er komen in ons zwembad 21.000 leerlingen zwemmen, vanuit alle scholen van Affligem, Denderleeuw, Roosdaal en Liedekerke, dus alle scholen uit de omgeving. Als je dat uitrekent, kom je inderdaad aan 32 euro per leerling, die wij bijleggen als gemeente alleen. Want die andere gemeenten leggen niet bij, dat is het probleem.
In zo’n masterplan zou dat ook zeker en vast meegenomen moeten worden. Een zwembad heeft een bovenlokale functie. Wat kunnen wij doen vanuit Vlaanderen om ervoor te zorgen dat alle lokale besturen die gebruikmaken van die bovenlokale infrastructuur, daarvoor bijdragen?
Dan zijn er de scholen. Voor hen lukt die bereikbaarheid nog wel, zegt u. Maar stel dat ons zwembad zou sluiten, wat niet het plan is, dan moeten ze wel heel ver gaan. Dan moet men al direct naar Ninove of Aalst. De scholen hebben ook niet de middelen om dat busvervoer te regelen. Het is dus in ieders belang dat we die zwembaden kunnen openhouden. Ik kijk dan ook uit naar uw masterplan ter zake.
De heer Muyters heeft het woord.
Ik vind dit een heel belangrijke problematiek, en ik zou op twee punten iets naar voren willen brengen.
Een eerste punt zijn die flexi-jobs. Als de collega’s ook federaal het een en ander willen aankaarten: er was ooit een voorstel voor verenigingswerk, waar mensen die al een vier vijfde job hadden, nog onbelast konden bijverdienen tot 6000 euro per jaar. Misschien is dat niet alleen een mogelijkheid voor de problematiek die daarstraks is aangekaart, maar ook voor de redders, dat zij 6000 euro onbelast kunnen bijverdienen, zonder sociale zekerheid, zonder een werkgevers-werknemersverband. Dat statuut bestaat nu niet meer op die manier, terwijl daar een enorme nood aan is. Dus collega Segers, als u dat gaat aankaarten, neem dat dan zeker mee, want daar is een enorme vraag naar vanuit de sportsector.
Een tweede punt is de betaalbaarheid van de zwembaden. Ik begrijp die problematiek heel goed, maar wat ik in mijn buurt heel veel zie, is dat er dan samenwerkingsverbanden komen. Ik weet niet of Vlaanderen daar echt nog meer die stap moet zetten, maar de bovenlokale infrastructuur wordt al tot 30 procent gesteund, dat gebeurt al automatisch, om gemeenten samen te brengen.
Minister, ik herinner mij dat we samen nog een zwembad zijn gaan openen in Aartselaar. Dat was niet alleen voor Aartselaar, maar voor Aartselaar, Hemiksem en Niel. En ik zie dat ook bij mij: wij hadden vroeger in Edegem een instructiebad, zoals dat heet. Dat was een zwembadje van 12 meter, en daar kwamen ook heel veel leerlingen zwemmen. Maar die kunnen nu veel beter zwemmen in Mortsel, omdat we een samenwerkingsverband hebben gesloten met Hove, Borsbeek, Edegem en Mortsel. Die kunnen nu veel beter zwemmen dan in dat stom instructiebadje in Edegem.
Als je zo’n samenwerkingsverband hebt, dan heb je een voordeel zowel qua moderne infrastructuur als qua kosten. Want die kosten worden ten eerste door meer schouders gedragen, maar ten tweede leidt het ook tot een betere bezetting van dat zwembad. Want de mensen van Edegem kunnen ook in Mortsel aan een lagere prijs gaan zwemmen, net vanwege dat samenwerkingsverband.
Minister, wat er vanuit Vlaanderen is gestimuleerd voor het bovenlokaal infrastructuur, laat dat verder groeien naar samenwerkingsverbanden, zodat die te hoge kosten die er vandaag effectief zijn, gedragen kunnen worden door meer schouders, en zodat zwembaden efficiënter worden ingezet.
Want iets wat volgens mij niet meer zou mogen kunnen, is dat er in een regio twee zwembaden zijn, en dat ze dan afspraken maken over wanneer het ene zwembad opendoet, en wanneer het andere. Want men moet het bad dan toch blijven verwarmen op de een of andere manier. Het is veel beter om die samenwerking te hebben en een hogere efficiëntie te bereiken. Ik pleit ervoor om vooral dat te stimuleren, maar laat het groeien vanuit de lokale besturen.
Minister, ik deel het pleidooi van collega Segers, en ik kijk ook uit naar het masterplan. Hetgeen de heer Muyters schetst is natuurlijk ook een deel van het verhaal. Maar we hebben in Antwerpen ook gezien dat bepaalde zwembaden van de stad sluiten, en dat er dan een commercieel complex komt dat ongelooflijk veel duurder is. Op papier heb je dan dezelfde capaciteit, maar scholen kunnen daar gewoon geen gebruik van maken omdat de betaalbaarheid onder druk komt te staan. Dit gaat over een grootstedelijk voorbeeld, maar je ziet dat ook voor de kleinere gemeenten. Dat is de reden waarom er ook in Antwerpen een aantal zwembaden zijn gesloten: de kostprijs van zo’n zwembad is zeer groot.
De afstand die een kind moet afleggen van een bepaald district in Antwerpen naar heel wat districten verderop, valt dan niet meer te voet af te leggen. En zelfs vandaag zie je dat de zwembaden die er nog zijn, heel zwaar onder druk staan qua timing: er is daar permanent gebruik omdat er zoveel vraag is. De scholen moeten zoeken waar er nog een uurtje vrij is. Dan krijg je het fenomeen waarbij men geen schoolbus kan betalen en de kinderen dus te voet naar het zwembad moeten gaan, zich nog moeten omkleden, dan 20 minuten in het bad zitten, en daarna alweer moeten vertrekken. In zo’n situatie is het onmogelijk om kinderen te leren zwemmen. Dat is vandaag de realiteit op heel veel plaatsen. Ik wil niet overdrijven, maar dat zijn zaken die wij regelmatig gesignaleerd krijgen.
Scholen moeten dan schipperen: ze kunnen geen bussen inleggen want er is geen budget, en ze moeten schipperen met de uren die ze toebedeeld krijgen van het zwembad. In de praktijk zie je dat men gewoon niet meer aan lesgeven toekomt. Dan heb je theoretisch wel een uur dat je in het zwembad bent, maar in de praktijk kom je niet aan de helft daarvan, zeker als het kleine kinderen betreft. En dan word je ook geconfronteerd met het feit dat er dan een theoretisch alternatief is bij een commercieel zwembad, maar de prijs daarvan niet vergelijkbaar is met wat aangeboden wordt door lokale besturen. Dus ik deel die grote bezorgdheid.
Ik ga niet miskennen wat de heer Muyters heeft gezegd. Het klopt, er moet interregionale samenwerking komen, anders gaat de ene na de andere gemeente haar laatste zwembad gewoon sluiten. Dat is de realiteit, denk ik.
Mijn vraag is om in dat masterplan ook voldoende het kwalitatieve aspect mee te nemen, dus niet enkel dat theoretische uur, maar effectief een uur kunnen zwemmen. Dat is iets anders dan een uur dat gereserveerd wordt in een zwembad. Dat hangt heel erg samen met hoe een school zich kan en mag organiseren, en de financiële overwegingen en de afstand. Hoe bewaakt u dat kwalitatieve aspect in het masterplan?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat dat laatste betreft: scholen zijn vrij om zich te organiseren, op welke manier dan ook. Trouwens, als het gaat over de vereisten in het kader van de minimumdoelen die zijn bepaald op het einde van het zesde leerjaar: ook daar zijn de scholen vrij in hun keuze, ze kunnen vrij kiezen in welke leerjaren ze de betrokken zwemvaardigheden willen bij brengen. Ook dat is hun vrijheid.
We bekijken een en ander dus verder met het Netwerk Lokaal Sportbeleid, want verschillende factoren die aan de grondslag liggen, liggen natuurlijk buiten mijn bevoegdheden. Dus sowieso hebben we daar de medewerking nodig van diverse andere beleidsdomeinen binnen en buiten de Vlaamse overheid. Het is wel een beetje een cynische vaststelling dat we inzake publieke zwembadinfrastructuur een lichte daling zien, maar qua private zwembadinfrastructuur denk ik dat er nog nooit zoveel zwembaden geweest zijn in Vlaanderen als vandaag. De plaatsers kunnen niet volgen, hoor ik altijd.
Wat de redders betreft: ook daar zitten we echt op peil, zelfs in vergelijking met vijf jaar geleden. In 2017 hadden we 4600 bijgeschoolde redders, vandaag hebben we er 4900. Daar ligt het dus ook niet aan. Maar we moeten ze kunnen mobiliseren, en daarvoor zouden die flexi-jobs natuurlijk kunnen helpen.
Wat de gemeentelijke infrastructuur betreft: het probleem stelt zich niet zozeer in de bouwkost, maar in de exploitatie. Net daarom is het aangewezen dat verschillende gemeenten samenwerken en langlopende overeenkomsten sluiten rond exploitatie. Dat vergt wel wat skills en moed, om die overeenkomsten te proberen aangaan. Want we zien dat die discussies soms ook wel eens stranden, dat gemeenten finaal afhaken. Zo heb ik de laatste tijd wel wat projecten zien mislopen. Dus daar bekijken we in welke mate we richting lokale besturen misschien zo’n ontwerpovereenkomst gestalte kunnen geven. Zo proberen we om de goede praktijken die elders bestaan, te exporteren richting lokale besturen, om aan te geven dat ze niet enkel naar de eigen gemeente moeten kijken, maar ook naar de noden die in andere gemeenten bestaan. Dan kan men misschien gaan samenwerken, zowel wat de bouw als wat de exploitatie betreft.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Bedankt. Collega Almaci, ook bij ons is het zo dat de scholen effectief maar een kwartier à 20 minuten in het zwembad zitten.
Minister, wat uw laatste opmerking betreft over het stijgend aantal private zwembaden, toont dat eigenlijk heel mooi aan hoe de tweedeling in onze maatschappij groeit. Hoe groter die tweedeling wordt tussen rijken die zich een zwembad kunnen veroorloven, en gewone mensen die dat niet kunnen, hoe belangrijker die publieke infrastructuur wordt.
Gelet op de bedragen die ik opgesomd heb, en vaststellend dat de omliggende gemeenten wel graag gebruik maken van de infrastructuur maar niet willen bijdragen, hoop ik dat zo’n modelovereenkomst zal helpen. Maar ik vrees ervoor, want zelfs gedeeld door vier gaat dat over enorme bedragen. Dus het kan niet ontkend worden dat zwembaden dreigen te sluiten.
Wat ik denk, minister, is dat we dat masterplan moeten opstellen, maar dat we daar een stap verder in moeten gaan. We moeten durven te zeggen dat een zwembad geen lokale infrastructuur is. Vlaanderen heeft daar een verantwoordelijkheid. En dan kijk ik in de eerste plaats naar Sport Vlaanderen. U zegt dat u wilt kijken naar goede praktijken. Wel, in Nederland is het het rijk dat zwembaden inplant, op voldoende afstand, en ook de exploitatie op zich neemt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.