Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de tweestrijd tussen fietsveiligheid en natuur
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Meremans heeft het woord.
De Vlaamse Regering investeert fors in fietsinfrastructuur, 300 miljoen euro. Dat is ook nodig want het gebruik van de fiets zit in de lift. Onze infrastructuur is niet van dien aard dat we het onmiddellijk allemaal kunnen opvangen, maar daar wordt aan gewerkt. De bevolking is ook telkens zeer positief als er een project wordt afgewerkt. Er wordt wel wat gezeurd over de werken en de files en dergelijke, maar iedereen beseft wel dat het nodig is. Toch is niet iedereen altijd even enthousiast over deze projecten. Er zijn in bepaalde gevallen organisaties die beroep aantekenen tegen dergelijke projecten in de hoop deze tegen te kunnen houden.
Recent konden we in de media lezen dat twee belangrijke fietsprojecten in de regio Gent worden tegengehouden. Eén daarvan is een project dat ervoor zou zorgen dat ongeveer duizend fietsende scholieren veilig van en naar school kunnen rijden en niet via een drukke steenweg. In het verleden stierf er over een periode van vijf jaar elk jaar een kind op deze weg. De urgentie om hier in te grijpen is er dus wel. De aanleg van het fietspad zou trouwens gebeuren op een verlaten spoorwegberm en de school in kwestie zou de verharding compenseren op eigen terrein. Jammer genoeg sleept de aanleg van dit fietspad ondertussen al tien jaar aan.
Het is jammer, ik ga het nog wat straffer zeggen: ik krijg er het vliegend heen en weer van om te zien dat bepaalde projecten, die broodnodig zijn voor de veiligheid – en het gaat hier niet om prestigeprojecten, het gaat niet over verfraaiingen, het gaat om broodnodige veilige fietsprojecten – worden tegengehouden en daardoor de opmars van de fiets net tegenwerken in plaats van eraan mee te werken. Ik kan er ook een lokaal voorbeeld van geven. Dit terwijl de stijgende populariteit van de fiets net ook in het voordeel is van deze organisaties. Begrijpe wie begrijpen kan.
Ik heb daarbij dan ook volgende vragen voor u, minister.
Hoe beoordeelt u de positie van dergelijke organisaties in deze projecten?
Gaat u in dergelijke situaties in dialoog met de betrokken partijen?
Zult u actief meewerken aan een oplossing zodat deze belangrijke projecten toch gerealiseerd kunnen worden?
Hebt u weet van andere projecten waar zich dergelijk probleem stelt?
Zijn er nog verdere stappen mogelijk om deze projecten toch tot een goed einde te brengen?
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, het is al jaren dat we hier in de commissie – maar ook ver daarbuiten, onder andere door milieuorganisaties – zeggen dat fietsen goed is voor het milieu. Wie voor de fiets kiest, laat de auto thuis en stoot zo geen CO2 uit. Voor korte verplaatsingen is de fiets dus de beste keuze. De afgelopen jaren zagen we dan ook dat de inspanning van de Vlaamse overheid beloond werd en dat het inzetten op betere infrastructuur loont. Zo zien we steeds meer fietsers in onze straten. Dit zorgt uiteraard voor uitdagingen rond verkeersveiligheid en die pakt u, minister, goed aan.
In de commissievergadering van 9 februari verwees ik al naar een andere uitdaging. Concreet gaat het over de tweestrijd tussen de beleidsdomeinen Openbare Werken en Mobiliteit en anderzijds Natuur en Omgeving. De adviezen van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) staan soms haaks op de veiligheid van fietsers. Ik verwijs hierbij ook naar de discussie die we hadden rond de verlichting op de jaagpaden en fietsers die door het bos rijden. Ik stelde toen luidop de vraag wat er voorrang heeft: de veiligheid van de fietser of de bescherming van natuur en bos?
Het spreekt voor zich dat u, of wij allemaal, liever geen keuze maken. Maar als die toch gemaakt moet worden, moet de veiligheid van de fietsers langs de weg toch primeren. Het hoeft dan niet te verbazen dat ik me verslikte in mijn koffie toen ik de uitspraken van Natuurpunt las in De Standaard van 15 januari 2023. Naar aanleiding van twee Gentse projecten die de mensen van Natuurpunt lieten stilleggen, lieten vertegenwoordigers van de organisatie optekenen dat de fietsers al genoeg gepamperd worden en dat het stilaan keizers zijn voor wie alles moet wijken.
Los van die individuele uitspraken dreigt hier een serieus probleem. Als twee belangrijke natuurspelers in onze samenleving steeds meer in conflict komen met het verhogen van de fietsveiligheid en een betere fietsinfrastructuur, dan moet dit conflict snel ontmijnd worden.
Daarom had ik graag volgende zaken van u geweten, minister. Wat primeert voor de Vlaamse Regering: fietsveiligheid of natuur? Welke stappen zullen de ministers nemen om duidelijke afspraken te maken om geen tweestrijd tussen natuur en fietsveiligheid te creëren?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank jullie wel, collega’s, voor jullie vragen. Ik merk ook wel duidelijk jullie ergernis in het feit dat het soms – zeker als het gaat over fiets- en verkeersveiligheidsprojecten – een moeilijke weg is om die projecten effectief gerealiseerd te krijgen.
Ik wil misschien alvast meegeven dat wij in ons definitief gemeentelijk investeringsplan (GIP) voor 2024 niet minder dan 446 fietsprojecten hebben opgenomen. Wat dat betreft hopen we die zo snel mogelijk gerealiseerd te zien. De individuele uitspraken zoals we die in de media mochten lezen, vind ik beneden alle peil. We willen steeds meer mensen op de fiets krijgen, we willen mensen motiveren om de fiets te nemen, daarom investeren we ook in fietsveiligheid en in tal van infrastructurele maatregelen. Om dan te zeggen dat de fiets al genoeg gepamperd wordt, dat vind ik uitspraken die ik laat voor degene die ze daar geplaatst heeft, maar dat vind ik alleszins absoluut not done.
Ik vind het alleszins belangrijker dat we kunnen realiseren, in plaats van polariseren. Ik heb hier de vraag wel gekregen van natuur versus infrastructuur, of versus het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW). Ik zeg opnieuw dat polarisatie ons niet verder brengt, maar net als jullie betreur ik het dat in die twee dossiers in het Gentse – de ene specifiek voor het schoolgaande verkeer, en een andere voor de ontsluiting op duurzame wijze van een bedrijventerrein – beroep werd aangetekend, en dat men dan niet meer de stemmen geuit heeft tijdens het overleg. Want voor eender welk project dat ook maar gerealiseerd is, is altijd een grondig voorafgaand overleg van tel. Zeker als het gaat over fietspaden, fietsbruggen, of wat dan ook, die door een natuurgebied gaan. Daar wordt het Agentschap Natuur en Bos altijd voor gecontacteerd. Kortom, er is dus telkens een projectstuurgroep die aan elk project voorafgaat, en waar er dus wel degelijk ruimte is voor overleg.
In die zin betreur ik natuurlijk het feit dat men toch vaak het individueel belang laat primeren boven het algemeen belang. U weet dat wij in het regeerakkoord wel degelijk hebben opgenomen dat het maatschappelijk belang moet primeren boven het individuele belang, en dat we in die zin ook ons instrumentarium willen aanpassen. Dat doen we door volop werk te maken van die projectstuurgroepen, waarbij we massaal rekening houden met de opmerkingen of bedenkingen die daar worden gegeven.
Ik krijg ook de specifieke vraag of ik met de betrokken partijen in dialoog ga. Als wij alleen al voor het jaar 2023 ruim 450 projecten hebben, kan ik ze natuurlijk niet zelf van punt A tot punt B opvolgen. Mijn administratie doet dat alleszins wel. Op elke overlegvergadering en in elke projectstuurgroep zitten de administraties mee rond de tafel. Als het bijvoorbeeld gaat over een natuurgebied, dan zitten de beheerders of eigenaars van die natuurgebieden natuurlijk ook mee rond de tafel. Dat is eigenlijk het forum waar men de stem moet uiten.
Als het over de fietsbrug in Merelbeke gaat, daar is De Vlaamse Waterweg actief. Het is de bedoeling dat die daar zo snel mogelijk met de respectievelijke gemeenten en de stad Gent rond de tafel zit om te kijken of wij daar toch die noodzakelijke verbinding snel kunnen realiseren. Hetzelfde geldt ook voor de fietssnelweg door het natuurgebied in Zwijnaarde. Daar is er een project dat getrokken wordt door de provincie Oost-Vlaanderen, maar daar is het ook kijken hoe we toch het draagvlak kunnen vergroten door met alle partners rond de tafel te gaan zitten, zodat we liever vandaag dan morgen over kunnen gaan tot de realisatie.
De heer Meremans heeft het woord.
U zegt dat wij niet mogen polariseren, dat klopt. U bent minister, u moet waken over de goede uitvoering. Maar ik vind wel dat het zo echt niet meer verder kan, en ik wil van hieruit ook nog wel eens iets zeggen over zij die beroep aantekenen, want dat wordt nooit gezegd. Na een verloop gaat men dan nog verder, meestal bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Dat gaat dan meestal over complexe projecten, en bij complexe projecten – maakt u zich geen zorgen – zal er altijd wel iets zijn dat te weinig onderzocht is: te weinig dat, te veel dit, te veel hetgeen. Dus wat mij betreft kan je met een goede advocaat die daarin gespecialiseerd is, altijd wel iets vinden. Maar ik vind dat die organisaties ook een verantwoordelijkheid hebben.
En als jij als organisatie weet – en ik zeg het nogmaals: het gaat niet over iets residentieels, iets voor de fun, iets prestige, het gaat verdorie over broodnodige veiligheidsprojecten – dat door uw beroep een aantal belangrijke projecten geblokkeerd geraken, dan draagt u ook een verantwoordelijkheid als daar ongelukken gebeuren. Ik durf dat hier duidelijk te zeggen, want ik ben dat eigenlijk allemaal een beetje beu.
De burger zegt dat er te weinig wordt gedaan. We horen hier elke maand zeggen dat dat niet snel genoeg gaat. Er zijn redelijk wat projecten die verzanden door beroepen, waardoor opnieuw uitgesteld moet worden, waardoor wij ook opnieuw advocaten moeten aanstellen. Daar wordt de burger niet beter van want de burger betaalt die advocaten van de overheid allemaal.
Maar die organisaties mogen ook wel eens aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid. Dus ik meen dat als we dit zien – fietsprojecten waar kinderen moeten rijden waartegen men toch beroep aantekent, waar alles wordt opgeschoven – zij ook mee verantwoordelijkheid dragen als daar iets gebeurt. Ik durf dat hier heel duidelijk te stellen.
En ik denk, minister, dat u toch misschien eens moet gaan praten, want ik stel mij ernstige vragen of al die grote organisaties wel degelijk controle hebben over die afdelingen – want het valt mij op dat het meestal lokale afdelingen zijn die dan de beroepen aantekenen – en of dat wel allemaal doorgesproken is. En het zou niet slecht zijn met een aantal organisaties op nationaal niveau te praten, om te zien wat daaraan gedaan kan worden. Want zo kan het echt niet verder. Dank u.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, het is ook wel duidelijk dat u onze verontwaardiging deelt. Elke keer als er een fietser omvergereden wordt – al dan niet met een dodelijke afloop – dan roept iedereen moord en brand: van jong tot oud, van links tot rechts, van groen tot zwart. Iedereen staat op zijn achterste poten omdat er weeral een fietser omvergereden is, en dan kijkt men naar u, en u, minister – ik durf dat eerlijk te zeggen – doet wat u kunt.
Los van alle moeilijkheden van vergunningen – straks komt er ook nog een vraag van een collega aan bod over de vergunningen, we hebben daar ook al soms moeite mee, om een fietspad vergund te krijgen – krijgt u ook nog organisaties zoals Natuurpunt op uw dak, die dan ook nog eens een uitspraak doen over dat het gedaan moet zijn, dat de fietser keizer is. Dan stel ik mij echt de vraag of die mensen echt realistisch bezig zijn met de veiligheid van een fietser.
U moet dan maar een ouder zijn van een kind dat juist omvergereden is op een fietspad, en dan horen dat de fiets keizer is, en dat ze daar beroep tegen aantekenen. Dus, minister, ik heb niet veel meer toe te voegen aan het pleidooi van mijn collega. Ik stel mij ook de vraag of die organisaties echt wel weten wat het gevaar kan zijn van het tegenhouden van dergelijke projecten. En of je misschien al dan niet toch in gesprek zou gaan met de koepelorganisaties, of ook met de individuele gemeentelijke organisaties, om toch wel eens duidelijk te maken dat we toch wel pleiten voor een heel duidelijke veiligheid voor de fietser en veilige fietspaden. Dank u.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Dank u wel, minister. Heel kort: ik had inderdaad ook bijna een vraag ingediend, maar ik vond het zodanig ongelooflijk – veiligheid fietsers tegenover natuur en bos. Ik ben heel blij met de twee vorige sprekers die duidelijk hebben geformuleerd – ik kan daar niets aan toevoegen – wat ik wil formuleren. Maar als je inderdaad elke twee dagen een fietser of een voetganger hebt die omkomt in het verkeer, dan is het niet te geloven dat men meer veiligheid voor fietsers op dergelijke manier durft en wil tegenhouden. Ik vraag mij af of Natuurpunt daar niet een paar individuen heeft die praten, dan wel of dat de spraak is van heel de organisatie. Ik ken heel veel Natuurpuntmensen die ook heel graag hebben dat hun kinderen en zijzelf heel veilig kunnen fietsen.
Dus minister, ik wil vanuit Vooruit alle steun geven voor het verzet dat u hiertegen aantekent, tegen een dergelijke attitude. Ik ben heel benieuwd naar wat mijn collega van Groen hierover zal zeggen. Als wij u unisono steunen in het verzet tegen zoiets, kan dat misschien nog een sterkere stem aan u geven vanuit de commissie Mobiliteit.
De heer Bex heeft het woord.
Collega Lambrecht, ik denk dat wij samen altijd die kaart van verkeersveiligheid trekken en dat het ook buiten kijf staat dat die veiligheid van fietsers superbelangrijk is. Maar ik stel toch wel vast dat vandaag een aantal collega’s extra verontwaardigd zijn, op een of andere manier. Misschien door die uitspraken over pampers en keizers inderdaad, ik vind dat ook trieste uitspraken, ik sta daar uiteraard absoluut niet achter. Maar er hebben ook mensen van Natuurpunt een iets genuanceerder stuk in De Standaard geschreven waar die woorden niet in voorkomen – De Standaard van dinsdag 21 februari. Zij betogen daarin dat het voor het specifieke fietspad aan die fietssnelweg buiten kijf staat dat daar een veilige verbinding moet komen, maar dat er daar ook andere keuzes mogelijk zijn. Wanneer er twee mogelijke tracés zijn, zijn zij in principe voorstander van datgene wat de minste natuurschade en de minste bijkomende verharding in natuurgebied oplevert. Ik vind dat ook een eerbaar standpunt en als je dan na de inspraak op een bepaald moment vindt dat je onvoldoende gehoord bent, kan ik mij inderdaad inbeelden – maar ik ken de situatie ter plaatse niet – dat je op een bepaald moment inderdaad naar de rechtbank stapt.
Is dat de ideale manier van werken? Nee, natuurlijk niet. Als ik dat opiniestuk lees, lijkt het me ook zo dat Natuurpunt zich daarvan bewust is. Maar ik stel mij toch de vraag, minister, of inderdaad die verschillende opties voldoende onderzocht zijn en of u daar misschien zelf ook een andere beslissing zou nemen, als u dat dossier opnieuw zou bekijken. Dat lijkt me alleszins nuttig om er ook op die genuanceerde manier naar te kijken. Ik denk dat hier simpelweg veroordelen omdat één iemand die ongelukkige uitspraken doet – die inderdaad ongelukkig zijn, ik steek dat niet weg – niet nodig is.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, ik denk dat we het over alle partijgrenzen heen eens zijn dat veiligheid moet primeren op eventueel de natuur. Met dien verstande dat we moeten proberen om er in bepaalde gevallen alles aan te doen om tot een oplossing te komen waarbij zowel de veiligheid als de natuur baat hebben.
Een voorbeeld is dynamische verlichting langs fietspaden, op de jaagpaden bijvoorbeeld. Dat kan perfect gecombineerd worden, dat zal zeker een minimale overlast creëren voor de natuur. Er zijn een hoop voorbeelden waar men er alles aan doet om nieuwe natuur te creëren. Kijk maar naar Oosterweel, we hebben die voorbeelden hier al gehad, waar men zelfs bepaalde populaties verplaatst. Dat zijn toch wel serieuze inspanningen.
Mijn vraag is: wanneer een conflict dreigt tussen enerzijds veiligheid en anderzijds zeldzame fauna en flora, wordt er dan bij infrastructuurwerken systematisch gezocht naar oplossingen, zodanig dat die werken toch uitgevoerd kunnen worden?
De heer Keulen heeft het woord.
Ik sluit heel kort aan, want alles is al gezegd.
Ik kan hier alleen maar zeggen dat ik met de lokale afdeling van Natuurpunt in Lanaken een zeer goede samenwerking heb. Maar ik heb daar te maken met mensen die inderdaad gedreven met de natuur bezig zijn, en ook de complexiteit van de universiteit van het leven omarmen en daar ook een stuk de nuance in vinden. Ze komen dus ook met genuanceerde en gedragen standpunten.
Het zou ook helpen als de multinational – die Natuurpunt ondertussen met de hulp van heel veel overheidsgeld is geworden – vanuit het nationaal bestuur meer ingreep. Het is een organisatie die legitieme doelen verdedigt, omdat ze opkomt voor iets wat perfect verdedigbaar is. Natuurlijk is Natuurpunt het niet meer gewend om met tegenspraak om te gaan, en soms ook niet meer gewend om rekening te houden met het grotere geheel van het leven. Het zou dus ontzettend helpen, mocht men van hogerhand, vanuit de nationale koepels, de lokale afdelingen of woordvoerders die buiten de lijnen kleuren ook terugfluiten met het gezag van dat nationale bestuur. Want anders is de reputatieschade voor de hele groep van Natuurpunt.
Want ik denk dat op heel veel plaatsen lokale besturen met Natuurpunt een gestroomlijnde relatie hebben, en zich ook vinden in die gemeenschappelijke doelstellingen. Maar op een zeker ogenblik moet men ook, als middenveld, zijn plaats kennen en beseffen dat de politiek verantwoordelijk is voor alle sectoren. Ik moet ook vaak lokaal zeggen dat ik ieders punt begrijp, ik begrijp ook tegenstand. Alleen ben ik, samen met de leden van het gemeentebestuur, verantwoordelijk voor alle sectoren. Dan moet je durven nuanceren en kiezen voor gewogen en doordachte standpunten waarin de verschillende belangen – en verkeersveiligheid is van de hoogste prioriteit – ook voluit hun recht kunnen laten gelden.
Hier denk ik dus ook dat Natuurpunt binnen de eigen werking werk aan de winkel heeft. Als ze zo’n uitschuiver een paar keer laten voorvallen, dan denk ik ook dat ze met reputatieschade zitten bij Natuurpunt die veel verder gaat dan dat ene incident. Want ze hebben heel veel bonafide schenkers, dat zijn mensen die hen op alle mogelijke manieren steunen. Dit begrijpt niemand, en als iets te gek is voor woorden, dan mag dat door de bazen van die structuur ook zo worden verwoord. Dat doen wij ook als er lokaal iemand partijpolitiek buiten de lijnen kleurt, om dan provinciaal of nationaal helder en duidelijk te zeggen dat wij dat afkeuren en daar niet achter staan.
Minister Peeters heeft het woord.
Ook op mijn beurt bedankt voor de bijkomende tussenkomsten.
Vzw Natuurpunt, zoals wij ze allemaal kennen, doet zeker heel veel goede zaken. Maar ik hoop alleszins dat ze ook naar deze commissievergadering kijken, en dat ze dan ook zien wat voor een verontwaardiging er leeft wanneer men verkeersveiligheid of fietsinfrastructuur gaat afwegen ten aanzien van een aantal lokale belangen. Het is natuurlijk één vzw, en die vzw heeft wel beslist om in beide projecten in beroep te gaan.
Ik kom zelf uit misschien wel de meest groene provincie, maar ik moet zeggen dat we bij ons in Limburg bij bijna elk project een procedure in beroep hebben op het moment dat men door een natuurgebied gaat. Ook al is er heel veel intens vooroverleg, zodra het dossier is afgeklopt, is er dan heel vaak toch nog een procedure in beroep. Noord-Zuid Limburg is daar een heel mooi voorbeeld van. Telkens opnieuw als er een ruimtelijk uitvoeringsplan was, werd dat door de Raad van State onderuitgehaald op initiatief van een of andere natuurminnende vereniging, ik zal dan geen expliciete namen noemen. Vandaar dat ik opnieuw denk dat het algemeen belang te allen tijde moet primeren, dat we daar volop op moeten inzetten, en dat we onze instrumenten wat dat betreft moeten aanpassen. Want de ergernis, de frustratie die eenieder hier uit, kan natuurlijk niet.
We willen meer mensen op de fiets, we willen meer veilige en comfortabele fietspaden. Oké, onze ruimte is beperkt, maar dan moeten we kijken waar we die ruimte kunnen gebruiken. Heel veel van onze projecten, die onder andere het Agentschap Wegen en Verkeer uitrollen, zijn heel vaak projecten waarbij we zeggen dat we bestaande verhardingen, zoals parkeerstroken, zullen omvormen naar bijkomende ruimte voor de fiets. Dat kan niet altijd, en soms moet je inderdaad een strookje natuurgebied innemen, of een brug over een waterweg aanleggen. Dan denk ik dat de impact van die infrastructuur op dat natuurgebied niet opweegt ten aanzien van het algemeen belang, namelijk die vlottere verbinding inzake woon-werkverkeer of inzake woon-schoolverkeer.
Kortom, men zit voor elk project telkens in een heel intens platform en overleg. Er wordt ook telkens gepraat met de beheerders van de gebieden, en dat is heel vaak Natuurpunt. Ik vind dat men aan tafel de mond moet opendoen, en niet finaal voor elk individueel project dat juridisch proberen aan te vechten.
Ik zal daar nog één tussenkomst aan toevoegen. Ik denk dat u, mijnheer Bex, als enige een ander standpunt hebt in dit hele verhaal. U vraagt wat er specifiek is gebeurd. De fietssnelweg door het natuurgebied in Zwijnaarde is een fietssnelweg die wordt getrokken door de provincie Oost-Vlaanderen en de gedeputeerde, uw partijgenote. Ik denk dat zij al het mogelijke heeft gedaan om ervoor te zorgen dat we hier een uitweg konden vinden, maar finaal is ook dat project vernietigd. Kortom, het gaat hier niet om partijgerelateerde zaken, dat de Groenfractie zou zeggen dat ze voor Natuurpunt kiest, want ik denk dat ook de gedeputeerde van Oost-Vlaanderen heel erg ontgoocheld is dat die fietssnelweg, die een belangrijke verbinding is voor het woon-schoolverkeer, weer on hold staat. Ik hoop alleszins dat in de toekomst iedereen dat algemeen belang laat primeren en dat iedereen die lid is van Natuurpunt ook naar deze commissievergadering kijkt en er zich terdege van bewust is dat het zo niet verder kan.
Uiteraard kunnen de woorden zoals ze in de pers verschenen zijn – ze zijn weliswaar van een gewezen voorzitter van een lokale afdeling – absoluut niet. We zijn het daar allemaal over eens in de commissie, denk ik. Een fietser een keizer noemen die al te veel gepamperd wordt en dergelijke, ik laat dat voor de individuele rekening van de persoon in kwestie, maar ik neem aan dat Natuurpunt zich met dergelijke uitspraken ook niet akkoord kan verklaren.
De heer Meremans heeft het woord.
Dank u wel, ook aan de collega's. Het is op dit ogenblik eigenlijk zo – ik heb het zelf meegemaakt, het ging niet over Natuurpunt, maar over een lokale afdeling van de Fietsersbond – dat zij vaak worden uitgenodigd door het Agentschap Wegen en Verkeer. Ingenieurs gaan met hen in contact om te verduidelijken waarom iets wel of niet kan. Ze worden dus reeds betrokken. Als je dan zegt dat je toch naar de Raad voor Vergunningsbetwistingen gaat, waarbij je weet dat het op lange termijn wordt geschoven, sorry, maar dan heb je ook een verantwoordelijkheid. Ik blijf het herhalen, of het nu gaat over Natuurpunt, de Fietsersbond, of een milieufront, dat is voor mij allemaal hetzelfde. Als men daarin verdergaat, weet men wat men bewerkstelligt. Het is zoals de collega’s ook zeggen: op termijn gaan de mensen ook hun geloof verliezen in die organisaties, wat geen goede zaak is, want zowel Natuurpunt als de Fietsersbond, als andere organisaties, leveren ook goed werk, maar men moet zich daar aan de top toch eens over bezinnen. Op deze wijze kan het niet verder. Bedankt alleszins voor de reacties.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
We horen iedere week in de commissie dat alles veel te traag gaat, alles moet sneller en veiliger. Dan hoor ik collega Bex een beetje jammerlijk zeggen dat er nog andere alternatieven moeten worden uitgewerkt, misschien moest een ander traject vooropgesteld worden. Indien we voor al die trajecten alternatieven moeten voorstellen, dan denk ik dat in een termijn van vijf jaar van een legislatuur door de minister heel weinig fietspaden gerealiseerd zullen worden. Op een bepaald moment moeten knopen doorgehakt worden. Ik ben ervan overtuigd, zoals collega’s Keulen en Meremans zeggen, dat de lokale of provinciale afdelingen mee betrokken zijn bij dergelijke projecten. Ze gaan mee in het proces, maar als het project er finaal ligt, wordt er toch door een of andere organisatie naar de Raad voor Vergunningsbetwistingen gegaan of beroep aangetekend. Ik heb daar heel veel moeite mee en vind dat een heel jammerlijke zaak. Dus nogmaals, minister, ga in gesprek – of ik weet niet wat u eigenlijk kunt doen –, maar de verontwaardiging vanuit deze commissie is groot. De mensen die dergelijke uitspraken doen, dragen – als ik het zo cru mag zeggen – een dodelijke verantwoordelijkheid.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.