Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Iedereen die begaan is met onze economie, kan niet anders dan geraakt te zijn door de open brief van de havenkoepels van Antwerpen, Zeebrugge, Gent en Oostende. Zij stellen onomwonden dat als Vlaanderen het participatieproces bij grote infrastructuurwerken niet onder de loep neemt, de noodzakelijke werken binnenkort definitief tot het verleden behoren.
In hun brief zeggen de havenbedrijven dat ze de opeenstapeling van probleemdossiers niet langer kunnen aanzien. We kennen ze allemaal: de juridische veldslagen rond de Oosterweelwerken, de vertragingen in de plannen voor de Nieuwe Sluis in Zeebrugge en meer recent het debat rond de Ventilus-hoogspanningslijn. Grote infrastructuurwerken worden in Vlaanderen bijna altijd ‘hoofdpijndossiers’. Doordat in het vergunningstraject telkens opnieuw nieuwe stakeholders opduiken, wordt de eerste spadesteek schijnbaar eindeloos uitgesteld. Als Vlaanderen niet wil dat onze zeehavens een economisch Bokrijk worden, dan moet volgens Alfaport Voka onder andere het participatietraject herbekeken worden.
In de media lazen we hierop de reactie van uw kabinet, minister. Uw kabinet zegt dat u vragende partij bent om het decreet betreffende complexe projecten aan te passen. Dat decreet werd pas in 2015 in het leven geroepen om de procedures rond grote infrastructuurwerken te versoepelen, maar bracht slechts weinig verbetering, omdat heel veel bijkomende onderzoeken nodig zijn. Dat heb ik ook al verschillende keren aangekaart in deze commissie.
Een andere reactie kwam er ook van uw collega, minister van Omgeving Zuhal Demir. Ik citeer: “Men moet continu alles tot in detail, voor elk mogelijk inrichtingsalternatief, gaan onderzoeken. Dat vraagt heel veel inspanningen van de studiebureaus, waar ook een enorme krapte op de arbeidsmarkt is. En dat maakt juist dat het allemaal zo lang duurt.” Voor haar is het een optie om bij overlegmomenten ook de havens te betrekken, maar ze zegt niets concreets over de procedure en het probleem van de havens.
Daarom had ik graag geweten van u, minister:
Hoe reageert u op de open brief van de Vlaamse havens?
Welke initiatieven zullen er worden genomen om het decreet betreffende complexe projecten aan te passen?
Welke andere initiatieven zult u nemen om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van de Vlaamse havens?
Minister Peeters heeft het woord.
We hebben de brief van de Vlaamse havenbedrijven uiteraard gezien en ontvangen. Ik heb uiteraard ook alle begrip voor de bekommernissen die zij uiten.
We hebben het decreet betreffende complexe projecten specifiek in het leven geroepen om een antwoord te bieden op het feit dat grote infrastructuurwerken in Vlaanderen heel vaak heel lang aansleepten. Vaak werden ze in een eindfase nog eens geconfronteerd met procedures, zodat het hele verhaal opnieuw moest worden opgestart van begin af aan. Vandaar is in het kader van infrastructuurwerken het decreet betreffende complexe projecten in 2015 in het leven geroepen, met heel veel aandacht voor participatie, cocreatie en informatie. Kortom, met aandacht voor het betrekken van alle mogelijke stakeholders en participanten, maar ook van burgers, om te zorgen voor een zo groot mogelijk draagvlak.
We hebben inderdaad de Nieuwe Sluis in Zeebrugge en Extra Containercapaciteit Antwerpen (ECA), dat zijn de twee eerste pilootprojecten, zal ik maar zeggen. Die gingen in 2016 van start onder het decreet van 2015. We zijn nu 2022 en zien inderdaad dat er toch heel wat strubbelingen zijn, er is inderdaad bijsturing nodig.
Het positieve aan alles wat met het decreet betreffende complexe projecten te maken heeft, is net het verhaal van die inspraak en cocreatie. Het nadeel is dat er vaak heel veel tijd mee gepaard gaat en dat het geloof in de effectieve realisatie daarom teloor gaat bij sommigen.
We hebben dat duidelijk gezien bij de Nieuwe Sluis van Zeebrugge, die hier al meermaals uitgebreid aan bod is gekomen. We zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat het heel veel tijd vraagt als er x-aantal alternatieven zijn en men voor al die alternatieven een grondige analyse moet gaan doen. Er is inderdaad een tekort aan ingenieurs en studiebureaus om daar de vlucht vooruit te kunnen nemen.
Vandaar zijn we ook volop bezig met de evaluatie van het decreet betreffende complexe projecten. Het is een dossier dat samen met collega Demir wordt uitgerold en waarbij we echt bekijken wat beter kan en hoe we sneller kunnen overgaan tot meer rechtszekerheid. Het zou er alleszins voor zorgen dat projecten niet middenin een procedure nog volledig vast komen te zitten. Dat is waar we nu volop mee bezig zijn.
Wat uw derde vraag betreft: hoe kunnen we nog meer tegemoet te komen aan de verzuchtingen van de Vlaamse havens? Ik denk dat we dat vooral doen door veel dialoog, door heel erg in te zetten op gesprekken met alle mogelijke stakeholders die aan bod komen in het kader van de procedure complexe projecten. We zijn ook heel intens aan tafel gaan zitten rond onder meer de Nieuwe Sluis van Zeebrugge en ik ben blij dat we het inrichtingsvoorstel daar afgelopen week dan ook hebben kunnen vertrechteren naar een nieuw inrichtingsvoorstel. Zodoende hopen we toch tot een robuuste beslissing te komen en nadien ook zo snel mogelijk te kunnen overgaan tot effectieve uitvoering.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Vooreerst wil ik terzijde zeggen dat we vanuit West-Vlaanderen, maar ik denk ook vanuit heel Vlaanderen, blij zijn dat er vooruitgang is geboekt in het complexe project van de zeesluis in Zeebrugge. Dat komt echter volgende week aan bod in de commissie, dus we zullen er niet verder over uitweiden.
De complexe projecten moeten helemaal herbekeken worden met uw collega Demir, zo werd ook al verschillende keren gezegd in deze commissie. Ik denk niet dat ik u een timing heb horen zeggen van wanneer dit eventueel zou gebeuren, wanneer de procedure van de complexe projecten zou worden herbekeken. Alles wat hier nu ook in de open brief staat, hangt een beetje vast aan die complexe projecten. Na alle vragen die we hier in de commissie hebben gesteld, zou het dus wel goed zijn, minister, dat we toch eens een timing krijgen van wanneer u, samen met uw collega Demir, de evaluatie van de complexe projecten ziet. Wanneer zullen we hier in het parlement, in de commissie – eventueel samen met de Commissie voor Omgeving – een evaluatie zien? Wanneer zullen er daar eventueel veranderingen in komen?
Dus, minister, graag nog een timing van de evaluatie van de complexe projecten.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, ik kan me volledig aansluiten bij de vragen van mevrouw Fournier. Ik wil toch even een bedenking meegeven.
Laat ons eerlijk zijn, net nu die fusie tussen Antwerpen en Zeebrugge een feit is en we met rasse schreden groeien – Antwerpen is de grootste containerhaven in Europa en de RORO-autoterminal in Zeebrugge is eveneens de grootste in Europa –, moeten we toch wel zeggen dat het een blamage is. Het is ook een wake-upcall voor de overheid dat de havenbedrijven aan de alarmbel moeten trekken. Er zijn inderdaad dossiers die blijven liggen en vertraging oplopen door bijkomende studies en onderzoeken. We begrijpen de complexiteit van die grote infrastructuurwerken, maar we mogen ook het economische belang van de grootste motor van onze Vlaamse economie niet vergeten. Niet alleen leidt het gebrek aan oplossingen bij complexe projecten vaak tot twijfel bij buitenlandse investeerders en/of herinvesteerders, we moeten ook voor ogen houden dat ook de werkgelegenheid hiermee in het gedrang kan komen.
Ten slotte hebben we enkele serieuze concurrenten in de nabijheid, zoals Rotterdam en dergelijke, die onze zenuwachtige klanten, die hun geluk elders willen gaan zoeken, maar al te graag zullen ontvangen. In onzekere economische tijden is elke weggelopen klant er meer dan ooit een te veel. Ik wil dus toch met aandrang vragen om met rasse schreden vooruitgang te maken in de bijsturing van de evaluatie van de complexe projecten. Ik denk dat dat een economische noodzaak is en we geen tijd meer te verspelen hebben. Daar zitten we met alle partijen volgens mij ook op dezelfde golflengte.
Ik wil daar ook nog een bedenking over kwijt. In dit deel van de wereld is onze hele welvaart eigenlijk gestoeld op de toch wel unieke ligging. Logistiek gesproken is er de ontsluiting, waarin de havens de slagaders van onze economie zijn. Men zou het zelfs nog sterker kunnen zeggen: de kransslagader van onze economie. Er is aan de ene kant de ligging, maar er is ook de productiviteit van de Vlaamse werknemers en ook nog altijd het opleidingspeil. Onze mensen kunnen toch wel iets en moeten dus zeker niet onderdoen voor werknemers in de buurlanden.
Dat zijn een aantal troeven, maar die moeten we economisch ook zien te verzilveren en daar komen we ondertussen onszelf tegen, met de hele encyclopedie aan regelgeving. Dat is ook vaak onvermijdelijk in een dichtbevolkt gebied, waar heel veel mensen wonen en waar – gelukkig maar – ook nog altijd heel wat industrie aanwezig is, waar er een dichte landbouw is en waar ook heel veel mobiliteit en transport is, aangezien we nu eenmaal op een kruispunt van wegen liggen. We moeten over heel wat dingen goed met elkaar afspreken en moeten ‘ruimtelijk ordenen’, in de werkwoordsvorm.
Tezelfdertijd, minister, hadden we allemaal heel hooggespannen verwachtingen van het decreet betreffende complexe projecten. Wij kunnen dat tegen elkaar zeggen, want voordat u minister werd, was u eigenlijk zeer actief in de commissie voor vergunningen, ruimtelijke ordening, milieu en dergelijke meer en ik deed toen ook al mobiliteit en openbare werken. Het decreet heeft zeker ook soelaas gebracht. Wat betreft een aantal zaken kan ook gezegd worden dat we dankzij het decreet een versnelling hoger hebben kunnen schakelen. Dingen die in het slop dreigden te geraken, konden we weer vlot krijgen. Persoonlijk – maar dat is voor mijn eigen rekening – had ik echter veel hoger gespannen verwachtingen wat betreft de output, de realisatietermijnen en gewoon het kansen geven aan mensen die willen investeren. Die investeringen zijn ook in het economisch belang en dus ook ons aller algemeen belang. Ik had verwacht dat het allemaal toch iets vlotter en sneller vooruit zou gaan, en dat is er dus tot op heden nog lang niet uitgekomen. Heel wat complexe projecten zitten bijvoorbeeld zelf met procedures bij de Raad van State of de Raad voor Vergunningsbetwistingen.
Vandaar mijn pleidooi om daar toch snel werk van te maken. De pijnpunten van wat eigenlijk moest leiden tot versoepelingen en versnellingen moeten worden gedetecteerd en men moet die proberen te remediëren.
Minister Peeters heeft het woord.
Het klopt, ik denk dat we wat dat betreft allemaal op dezelfde golflengte zitten. Ik wil jullie er misschien ook nog wel even aan herinneren dat ik onder meer in de procedure van het complex project Noord-Zuid Limburg op een gegeven moment zelf aan de alarmbel heb getrokken. Men wilde het dossier immers ook weer x-aantal maanden vooruitschuiven. Toen kreeg ik van velen kritiek dat ik het geloof in zowel het decreet betreffende complexe projecten als de specifieke procedure voor het project Noord-Zuid Limburg, aan het torpederen was. Uiteindelijk heeft mijn boodschap wel gewerkt, want we hebben ons toen aan de timing kunnen houden. In december 2021 hebben we ons ontwerp van voorkeursbesluit kunnen voorleggen. Ik wil maar aangeven dat we al die timings heel goed moeten blijven bewaken.
Het is inderdaad zo dat we vroeger, met de commissie Berx en de commissie Sauwens, heel grondig hebben zitten analyseren hoe we een versnelling hoger konden schakelen om die grote, noodzakelijke infrastructuurwerken te kunnen realiseren. Het decreet betreffende complexe projecten is daar als antwoord uit de bus gekomen, maar we zien inderdaad dat de talrijke openbare onderzoeken, van x-aantal projectvoorstellen, die er na elke vertrechtering moeten komen, het allemaal vrij complex maken. De inspraak en participatie moeten er zijn, maar men moet de timing toch ook altijd goed voor ogen houden.
Wat dat betreft, zeg ik opnieuw: ik denk dat alle collega’s hier terechte bedenkingen maakten, zeker ook de mensen van het havenbedrijf, die op hun honger zitten om de sluizen te vervangen of dat bijkomende dok te kunnen realiseren. Ik moet ook meegeven dat ‘hervormingen’ een van de pijlers was van ons relanceplan Vlaamse Veerkracht, met ook specifiek de bedoeling om ervoor te zorgen dat x-aantal projecten sneller kunnen worden gerealiseerd. Wat betreft de regelluwheid, of alleszins de vereenvoudiging en andere bestuurlijke aanpak: voor de kleinschalige infrastructuurprojecten die we binnen het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) doen, hebben we dat gedaan met het Mobiliteit Innovatief Aanpakken-project (MIA).
Het decreet betreffende complexe projecten is een decreet waarvan de zelfevaluatie nu is gebeurd. We hadden eind vorig jaar een eerste rapport rond die zelfevaluatie. Het Departement Omgeving trekt de zelfevaluatie van het decreet betreffende complexe projecten volledig. Het is vooral een evaluatie van onze administratie, die nu in een eindfase zit. Ik denk dat we daar inderdaad een groter overleg over moeten hebben, met alle mogelijke stakeholders. Er is immers vaak nog een verschil tussen wat onze administratie percipieert als ‘veel tijd over heen gaand’ en hoe degenen waarbij de verwachtingen heel hoog zijn, die vaak al jaren wachten op infrastructurele veranderingen, dat zien. Daar is vaak nog een grote discrepantie.
Wat betreft de zelfevaluatie: het eindrapport is in een finale fase en we zullen bekijken hoe we daar zo snel mogelijk mee kunnen landen. Opnieuw neemt het Departement Omgeving daar de leiding. Ik denk echter dat we gelijktijdig ook breder moeten gaan, zoals we dat destijds ook gedaan hebben met de commissies Berx en Sauwens, voorafgaandelijk aan het decreet betreffende complexe projecten. Toen hebben we ook met heel wat stakeholders bekeken hoe we een verbetering konden teweegbrengen in de procedures. De slinger is immers een beetje de foute kant aan het uitgaan, er is nu heel veel overleg en participatie, maar de realisatie zien we niet gauw en dat is uiteindelijk waar we toch allemaal op zitten te wachten.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Het voordeel, minister, is dat we kamerbreed dezelfde opinie hebben en we allemaal hetzelfde willen: een hele snelle evaluatie van deze dossiers. Ik hoop, minister, dat dat zeker nog kan in deze legislatuur. We zijn twee jaar voor de verkiezingen, dus als er een decreet moet worden aangepast, hoop ik dat het niet meer zo lang duurt en we nog stappen kunnen zetten in deze legislatuur.
De vraag om uitleg is afgehandeld.