Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Minister, in antwoord op eerdere parlementaire vragen verduidelijkte u dat u in maart 2022 de tussentijdse resultaten zou ontvangen van het impactonderzoek van de Universiteit Gent dat in opdracht van Sport Vlaanderen wordt uitgevoerd. Dit onderzoek moet ons meer inzicht geven in de economische, financiële en organisatorische impact van de coronamaatregelen op de sportsector, denk maar aan de sportdiensten, sportfederaties, fitnessorganisaties, sportevenementen, infrastructuren en vanzelfsprekend ook de sportclubs.
Daarom wil ik u graag de volgende vier vragen stellen.
Wat zijn de bevindingen in het tussentijds rapport van de Universiteit Gent over de economische, financiële en organisatorische impact van de coronamaatregelen?
Zijn er specifieke verschillen tussen de sporttakken? Zo ja, welke?
Welke conclusies trekt u als minister uit dit voorlopig rapport?
Welke aanbevelingen worden er in het rapport gegeven en met welke maatregelen zult u hieraan opvolging geven?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik moet misschien eerst even zeggen dat het over een tussentijdse rapportering gaat en ik dus enkel ruwe data heb die nog niet geduid, niet gekaderd zijn. Maar ik geef ze u gewoon mee voor wat ze zijn. Er zijn twee elementen: de economische impact en de organisatorische impact.
De economische impact gaat over omzetcijfers. Dan heb ik het over het verwachte nettoresultaat, dus inkomsten minus uitgaven.
Voor de sportclubs stelden we in elk seizoen een negatieve impact vast ten opzichte van het referentiejaar 2018-2019, dus precorona. Concreet voor het seizoen 2019-2020 werd er een daling van 15 procent vooropgesteld. Het seizoen daarop, 2020-2021: min 20 procent. En in het seizoen 2021-2022 was er een daling van 13 procent, maar hier moet er wel op gewezen worden dat het natuurlijk gaat over partiële cijfers, want de vragenlijst is verspreid in december 2021.
De economische impact bij zwembaden en fitnesscentra was het grootst. Zwembaden rapporteerden een nettoresultaat van min 29 procent in 2020 en min 19 procent in 2021. Fitnesscentra respectievelijk min 47 procent en min 56 procent. Die zijn ook het langst getroffen geweest door de sluiting. Bij de zwembaden was het een inverse ratio. Bij die zwembaden was het eerst: ‘Oei, dat moet onmiddellijk dicht.’ Dat was het eerste dat gesloten diende te worden. Vervolgens kwam men op basis van voortschrijdend inzicht tot de vaststelling dat van alle sportlocaties indoorzwembaden misschien het meest veilig waren en waren het dus de eerste die opnieuw opengingen. Daarom zie je dat ook in de cijfers.
De organisatorische impact wordt berekend op basis van het aantal leden, klanten, deelnemers of de bijdrage van trainers en vrijwilligers aan de organisatie.
Alle sportorganisaties rapporteerden een negatieve impact op leden, gebruikers en klanten. Dat is evident. Bij sportclubs, sportfederaties, zwembaden en sportdiensten lijkt de grootste impact in 2020 te zijn, bij fitnesscentra in 2021.
Sportclubs rapporteerden elk seizoen een negatieve impact op leden, trainers, coaches en vrijwilligers. Die varieert tussen min 1,5 procent en min 7,5 procent en is wel het grootst bij jeugdleden.
De sportfederaties rapporteerden in de kalenderjaren 2020 en 2021 ook een negatieve impact op leden en de bijdragen van vrijwilligers en coaches aan hun werking. Voor de coaches was dit min 5 procent in 2020 en min 6 procent in 2021.
Zwembaden rapporteerden in beide kalenderjaren een negatieve impact op verschillende klantenformules. De negatieve impact op het aantal gebruikers is tussen min 17 procent en min 34 procent.
Bij de fitnesscentra zie je natuurlijk de grootste negatieve impact, met pieken in 2021. De daling van het aantal gebruikers in verschillende formules, onder andere abonnementen, dagpassen en groepslessen, varieert tussen min 31 procent en min 44 procent.
Sportdiensten van de gemeenten rapporteerden een negatieve impact op het gebruik van sporthallen van min 24 procent tot min 39 procent en op deelname aan lokale sportevenementen van min 40 procent in 2020 en min 31 procent in 2021.
Je ziet wel een groot verschil als het gaat over het type sporten. De negatieve economische impact bij sportclubs is elk seizoen groter bij ploegsporten, als je het vergelijkt met individuele sporten, en bij buitensporten, vergeleken met binnensporten, wat ook een vreemde vaststelling is. Om maar te zeggen dat deze data wel enige duiding nodig hebben.
Ik denk dat de definitieve resultaten ook een duidelijke analyse tussen sportfederaties en sporttakken en -disciplines mogelijk zullen maken. Maar daarvoor is het nu nog een beetje te vroeg. Het is gevaarlijk dat ik u die ruwe data al meegeef. Ik zou er dus nog niet al te veel mee doen, laat staan conclusies of aanbevelingen aan koppelen. De onderzoekers zijn daarmee bezig, met het formuleren van conclusies en aanbevelingen. De toelichting die ik nu geef, is gebaseerd op de bevraging. De ruwe data houden geen rekening met de analyse van de werkings- en financiële verslagen van de sportfederaties, dat is ook nog een kanttekening. Maar die diepteanalyses zijn momenteel lopende.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister.
Ik heb eerst nog een concrete vraag bij de economische analyse die u gaf over die min 15 procent, die min 20 procent en die min 13 procent. Is dat cumulatief of is dat elk jaar het percentage?
Wat u allemaal zei, was ook te verwachten, denk ik: dat er natuurlijk sprake is van een negatieve impact. Ook die fitnesscentra zijn natuurlijk zwaar getroffen geweest. Het is dus zeker niet verrassend dat er ook een zware impact op die sector is.
Toch bedankt om alvast de ruwe data te geven. Ik steun u ook, in die zin dat we natuurlijk moeten wachten op de definitieve cijfers en dat we pas als we de definitieve cijfers hebben, daar ook een duiding bij kunnen geven, maar vooral ook een analyse maken. Ik denk dat het heel belangrijk is, als de definitieve cijfers er zijn, dat we die hebben, maar vooral dat we die gaan analyseren en ook kijken hoe we nu eigenlijk de toekomst van de sport zien. Ik denk dat dat ook bevraagd is in het onderzoek en dat daar ook een aantal analyses uit gekomen zijn van hoe de sporter vandaag kijkt naar de toekomst van het sporten.
Ik weet dat er ook heel wat sportsectoren ingezet hebben op het digitale sporten tijdens corona. Dat moet toch ook een belangrijke visie zijn naar de toekomst, hoe we digitaal sporten ook gaan kunnen integreren in de toekomst, en hoe we – dat komt straks ook nog bij het ontwerp van decreet aan bod – vandaag de dag naar sport kijken. Kunnen we daar nog ruimer gaan en hoe nemen we dat dan mee in ons aanbod en in ons decreet?
Minister Weyts heeft het woord.
Cumulatief is het niet. We gebruiken het referentiejaar 2018-2019. Dat is de meest zuivere vergelijking die je kunt maken, want dat is een precoronajaar. Anders zou het inderdaad wel heel dramatisch zijn. Dat is dus het referentiejaar.
Ik heb het onderzoek ook met enkele maanden verlengd om de werkings- en financiële verslagen van de sportfederaties van 2021 te kunnen meenemen in dat onderzoek, waarmee we ook een overbevraging van de sector en de administratieve lasten die daarmee gepaard gaan, vermijden. Die documenten bleken voor de onderzoekers ook heel relevant om de impact in kaart te brengen, aanvullend op de algemene bevraging. Onze afdeling van Sport Vlaanderen verwerkt momenteel ook die werkings- en financiële verslagen, samen met de sportfederaties trouwens, alvorens die aan de onderzoekers kunnen worden bezorgd. Ik heb nu wel nog geen onmiddellijke timing bij de hand om te weten wanneer de onderzoekers dan zullen opleveren. Maar ik veronderstel dat dat wel binnen dit en enkele maanden kan zijn. Dan gaan we zien hoe we daarmee ook aan de slag gaan. Daar zou ik dus nog geen voorafnames op willen doen.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw bijkomende antwoorden.
Ik denk dat het een heel goede zaak is dat het onderzoek verlengd is, net omdat we dan nog een aantal zaken kunnen onderzoeken die vooral ook impact zullen hebben op de cijfers. Het betreft nog maar het eerste coronajaar, het is dus goed dat we daar nog verder onderzoek naar doen.
Wij kijken alvast uit naar de definitieve cijfers en vooral ook naar de analyse en hoe we in de toekomst om zullen gaan met het verdere sportgebeuren. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.