Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik heb een vraag over warmtenetten in appartementsgebouwen.
CIB Vlaanderen, de beroepsorganisatie van professionele syndici, geeft te kennen dat diverse syndici geconfronteerd worden met een erg strenge interpretatie van de regelgeving inzake warmtenetten door de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG). Meer bepaald is de VREG van oordeel dat appartementsgebouwen die ondergronds verbonden zijn door een gemeenschappelijke kelder of parkeergarage en door een gemeenschappelijke bron van thermische energie worden voorzien, als een warmtenet moeten worden gekwalificeerd.
In zijn indicatieve ‘beslissingsboom’ stelt de VREG nog steeds dat elke indicatie van functionele autonomie van een gebouw of gebouwdelen die nochtans eenzelfde warmtebron delen, zoals een centrale stookolietank, moet leiden tot erkenning van het bestaan van een warmtenet. Dat zorgt in de praktijk voor heel wat problemen. De strikte rapporteringsverplichtingen die – overigens volledig terecht – van toepassing zijn op warmtenetten, kunnen in een appartementsgebouw zelfs met de beste wil van de wereld niet worden georganiseerd en nageleefd.
De problematiek is weliswaar niet nieuw. Op 8 juli 2020 legde ik u hier in de commissie de kwestie al eens voor. U gaf toen aan dat de definities verder verduidelijkt zouden worden en dat de VREG een technisch reglement zou opstellen. Bedoeling was om die oefening eind 2021 rond te hebben. Maar uit wat ik verneem van de mensen op het terrein, is de noodzakelijke oplossing nog niet voorhanden.
Het lijkt me in ieder geval niet bevorderlijk voor de energietransitie om appartementsgebouwen die ‘per toeval’ of door de aard van het gemeenschappelijke project ondergronds verbonden zijn door een gemeenschappelijke kelder of parkeergarage en door een gemeenschappelijke bron van warmte worden voorzien, als warmtenet te behandelen. Naar mijn interpretatie moet een warmtenet minstens een wijk of een deel van een stad omvatten. Het moet dus om meer gaan dan bijvoorbeeld een aantal villa’s die samen zijn verbonden door een gemeenschappelijke garage of warmtebron. Sowieso denk ik dat het in de praktijk onmogelijk is om de rigide regelgeving en rapporteringsverplichting voor warmtenetten te implementeren in appartementsgebouwen en moet er dus zo snel mogelijk een oplossing worden gevonden.
Minister, hoever staat de ontwikkeling van warmtenetten in Vlaanderen? Hoeveel warmtenetten zijn er intussen? Hoeveel Vlaamse gezinnen zijn aangesloten? Wat is het kortetermijnpotentieel?
Wordt de Vlaamse steun optimaal benut? Welke stappen zijn er nog te zetten om deze ontwikkeling verder vorm te geven?
Hoe wilt u de vergroening van de stookinstallaties in appartementsgebouwen verder ondersteunen en faciliteren?
Hebt u over de aangehaalde problematiek reeds contact gehad met CIB en de VREG?
Welke stappen hebt u gezet na mijn vraag om uitleg van 8 juli 2020 om de definities van een warmtenet te verduidelijken?
Is de lezing die de VREG hanteert in zijn indicatieve beslissingsboom in lijn met de definitie van een warmtenet zoals voorzien in het Energiedecreet, het Energiebesluit en de Europese richtlijn?
Hoe werd de Europese richtlijn omgezet in andere Europese lidstaten, bijvoorbeeld in Nederland, waar we toch een gemeenschappelijke markt mee hebben als het gaat over wonen en bouwen?
Welke stappen zult u zetten om deze problematiek aan te pakken?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, de verdere uitbouw van warmtenetten is een aandachtspunt, zowel in mijn overleg met de VREG als bij het overleg met het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA). De regelgeving rond warmtenetten maakt onderdeel uit van het overleg dat het VEKA en de VREG hebben met de sectororganisaties.
Met CIB specifiek heb ik zelf geen overleg gehad. Het laatste overleg tussen CIB en de VREG vond plaats op 2 maart.
Voor vragen 2, 3 en 4 verwijs ik naar het antwoord dat de VREG, als regulator voor warmtenetten, zal bezorgen op uw vraag om informatie van 31 maart 2022 over hetzelfde onderwerp.
De huidige regelgeving is een directe omzetting van een Europese richtlijn en het begrip ‘gebouw’ is duidelijk gedefinieerd in het Energiedecreet.
De ‘problematiek’ waar u naar verwijst, is een logisch gevolg van het Europese en Vlaamse kader rond warmtenetten en lijkt enkel over een beperkt aantal kleine projecten te gaan en de rapportering over deze projecten.
De VREG organiseert de jaarlijkse rapportering door alle beheerders van warmtenetten en is daarom het beste geplaatst om te oordelen of een aanpassing van de rapportering nodig is. Ik plan vandaag nog geen stappen om de situatie te wijzigen.
Er zijn momenteel 78 warmtenetten in Vlaanderen. In 2020 waren er 3834 huishoudelijke afnemers. Toen u op 8 juli 2020 uw eerdere vraag stelde, waren er nog maar 56 warmtenetten aan de VREG gemeld. Er is dus een duidelijke groei.
Op basis van de groei van de recentste jaren zal de verwachte groei worden geactualiseerd in het tegen het voorjaar van 2023 te actualiseren Vlaams Energie- en Klimaatplan.
Via een call kan investeringssteun worden aangevraagd voor de aanleg van een warmtenet. De ingediende projecten worden per call gerangschikt op basis van een combinatie van CO2-besparing en kostenefficiëntie. Zo zorgen we ervoor dat de steun steeds wordt toegekend aan de meest efficiënte voorliggende projecten en het beschikbare budget optimaal kan worden benut.
Eind 2021 werd het warmteplan goedgekeurd, met verschillende maatregelen zoals: het organiseren van de calls groene warmte, restwarmte en warmtenetten; het vastleggen van het meest kostenefficiënte model voor de aanleg en het beheer van warmtenetten op openbaar domein; het evalueren en indien nodig aanpassen van de regelgeving rond warmtenetten; het in kaart brengen van de uitbreidingsplannen; het ondersteunen van lokale besturen; het onderzoeken van een aansluitpremie voor bestaande woningen; het onderzoeken hoe we de uitkoppeling van restwarmte verder kunnen stimuleren.
Het uitfaseren van fossiele brandstoffen voor de verwarming van gebouwen is een prioriteit. De maatregelen zijn een mix van informeren, faciliteren, subsidiëren, beperken tot en met verbieden.
De calls groene warmte zijn al vermeld en ondersteunen de vergroening van stookolie-installaties. Sinds begin dit jaar gelden er beperkingen voor het gebruik van stookolie, zoals u weet.
In het Energiedecreet en het Energiebesluit zijn beperkingen opgenomen voor het realiseren van aardgasaansluitingen in nieuwe grote appartementsgebouwen. Er is ook een heel duidelijk afbouwpad van de definitie voor grote verkavelingen en groepswoningbouwprojecten uitgewerkt voor de periode 2023-2025, zodat ook kleinere projecten van toepassing zijn.
Projecten die toch nog onder de grens van het toepassingsgebied zouden vallen in de toekomst, vallen onder de algemeen geldende regels: vanaf 2025 geen aardgasaansluiting en vanaf 1 juli van dit jaar ook geen begrenzing van de aansluitkosten bij nieuwbouw wanneer men aardgas aansluit.
De premies voor warmtepompen en hybride warmtepompen worden verhoogd en kunnen ook voor appartementsgebouwen worden aangevraagd. We werken ook aan een decreet om de premie-aanvraag voor appartementsgebouwen te vergemakkelijken.
Om de grondige renovatie van appartementsgebouwen richting de 2050-doelstelling te stimuleren, lanceer ik ook nog voor de zomer een aanbesteding voor de ondersteuning van de opmaak van een renovatiemasterplan door de vereniging van mede-eigenaars van appartementsgebouwen. Naast het verminderen van de energievraag door isolatiewerken, zal zo’n renovatiemasterplan voor appartementsgebouwen ook focussen op het vergroenen van de verwarmingsinstallatie en de productie van hernieuwbare energie.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Misschien eerst een vraag over de zaak van CIB zelf en de definitie van een warmtenet en een gebouw. U verwijst terecht naar de VREG. Dat is nu eenmaal de regulator. Maar de definities en de interpretatie van de definities zijn ook een kwestie van beleid. Er zijn ook heel wat nieuwe ontwikkelingen die in het kader van het groen-blauwpeil bijvoorbeeld een stuk gemeenschappelijk groen omvatten en gemeenschappelijke parkeergarages maar die als één ontwikkeling worden vormgegeven met één warmtebron. Dat die dan de definitie van warmtenet krijgen, is allicht een brug te ver voor veel van die ontwikkelaars. Het is een belangrijk aspect om in de gaten te houden dat we projecten niet overladen met administratieve lasten en verplichtingen die in het kader van het beheer van een warmtenet worden voorzien.
Dus graag toch wat overleg met de VREG en de sector daarover, om te vermijden dat we het nodeloos moeilijker maken om de vergroening van de verwarming van gebouwen en appartementsgebouwen te gaan realiseren. Ik wacht dan het antwoord van de VREG af voor dat onderdeel van mijn vraag. Ik ben ook daar bereid om rekening te houden met de bezorgdheden van de sector. De doelstellingen zijn allemaal dezelfde. Alleen de manier waarop we ze realiseren, moeten we zo vlot mogelijk proberen vorm te geven, om de sector daarin mee te krijgen en te helpen.
Dan kom ik bij de andere onderdelen van uw antwoord. We zijn van 56 naar 78 warmtenetten gegaan in 2 jaar tijd. Dat is een mooie sprong. Dankzij de investeringssteun die u via de call voorziet, kan ik alleen maar hopen dat er nog meer gaan komen. Veel lokale besturen zijn ook al aan het kijken waar het potentieel zit, op basis van de gegevens die vanuit Vlaanderen ter beschikking zijn gesteld over warmte. Ik ben daar dus relatief hoopvol over.
Ik was ook blij dat u zei dat het uitfaseren van fossiele brandstoffen voor de verwarming van onze woningen en gebouwen een belangrijke prioriteit is. Ik heb daar onlangs nog – dat is een zijsprongetje – de kritiek op geuit dat we met het nieuwe Mijn VerbouwPremiesysteem toch moeten nadenken om te stoppen met het subsidiëren van gascondensatieketels, ook al is dat bij beschermde afnemers. Het lijkt mij logisch dat we net de kwetsbare gezinnen het snelst en het eerst helpen om af te raken van fossiele brandstoffen. Dus op dat vlak moeten we misschien toch nog eens kijken of we een aanpassing van het voorziene systeem kunnen doen.
Ik ben tot slot blij met de aankondiging van de ondersteuning van de renovatiemasterplannen voor de verenigingen van mede-eigenaars (VME’s) van appartementsgebouwen. Heel veel mensen in Vlaanderen wonen in appartementsgebouwen. Meer dan de helft daarvan is echt wel verouderd en toe aan energierenovatie. Maar dat is niet evident, omdat er overeenstemming moet worden gevonden binnen de VME. Die ondersteuning lijkt mij dus een cruciale stap te zijn. Kunt u misschien nog wat meer vertellen over het budget dat wordt voorzien en het steunpercentage dat u wilt hanteren bij de oproep die er dit jaar zou komen? Hoeveel renovatiemasterplannen wilt u met die oproep graag zien verschijnen?
Minister, ik wil de vragen van collega Bothuyne graag persoonlijk ondersteunen. Ik denk dat er nog heel wat dient te bewegen bij de VME’s en ook bij de syndici. Het energielandschap is de voorbije jaren heel fel veranderd. Er is ook een krapte aan syndici, want we mogen de werkdruk die er momenteel is, ook niet onderschatten. Het is belangrijk dat ook zij zeer goed op de hoogte zijn van wat de mogelijkheden zijn in het kader van de vergroening van die appartementsgebouwen.
Ik wens dus graag de vragen van collega Bothuyne extra te ondersteunen en extra aandacht te vragen op het vlak van sensibilisering van de sector en de syndici, want ik denk echt dat het nodig is dat zij heel goed weten wat de mogelijkheden zijn. Ik merk op het terrein, als ik met mensen in die sector communiceer, dat men echt niet op de hoogte is van het laatste reilen en zeilen in het energielandschap voor de appartementen. Ik vraag daar dus bijzondere aandacht voor.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, collega's. Collega Bothuyne, ik ga de informatie over de coaches voor de VME’s moeten opvragen. Ik zal u die schriftelijk bezorgen.
Ik zal ook het overleg met de VREG aangaan. Het is inderdaad niet de bedoeling om projecten of wat dan ook te bemoeilijken. Als er hinderpalen zijn, dan moet dat worden bekeken. Ik zal dat zeker opnemen met de VREG.
Collega De Vroe, ook uw aandachtspunt rond renovaties zullen we meenemen, want dat is ook iets dat ik heel vaak hoor op het terrein.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u voor de beloofde informatie, minister. De vergroening van de verwarming van onze appartementsgebouwen is echt een cruciaal onderdeel van het energie- en klimaatbeleid. Ik ben blij met de stappen die worden gezet en de ondersteuning die wordt voorzien. Zoals de voorzitter zegt, is het belangrijk om de mensen in de sector en op het terrein mee te krijgen in dat verhaal, hen te informeren en te wapenen om de strijd aan te gaan en stappen te kunnen zetten. Ik hoop dat de VREG zich in dezen welwillend opstelt om de interpretatie van de regelgeving zo te doen dat het niet nodeloos ingewikkeld en moeilijker wordt. Waarvoor dank.
De vraag om uitleg is afgehandeld.