Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het waterstofakkoord tussen Vlaanderen en Tasmaniƫ
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Gryffroy heeft het wordt.
Voorzitter, collega's, minister, Vlaanderen gelooft sterk in waterstof, dat is ook zo in het regeerakkoord verwoord. Er zijn ook al verschillende vragen over gesteld in het relanceplan. Na corona hebben we de nadruk gelegd op waterstof.
Vlaanderen heeft zelfs de ambitie om Europees koploper te worden. In deze context werd een Vlaamse waterstofvisie uitgetekend. Deze visie schetst het ruimere kader van een duurzame energietransitie en de plaats van waterstof daarbinnen. Naast energie-efficiëntie, het stimuleren van hernieuwbare energie en het benutten van restwarmte zullen we ook moeten inzetten op duurzame brandstoffen voor bijvoorbeeld de chemische en staalindustrie of als energiebron voor industriële processen die een zeer hoge temperatuur vergen of moeilijk te elektrificeren zijn. Daarbij heeft waterstof een zeer belangrijke rol. Denken we daarnaast ook aan het verduurzamen van zwaar wegtransport, de zeevaart en de luchtvaart. De Vlaamse havens bereiden zich dan ook al voor op de import van duurzame waterstof.
De waterstofvisie is een actieplan om de Vlaamse ambitie waar te maken. De Vlaamse Regering trok 4,3 miljard euro uit voor het Vlaamse relanceplan Vlaamse Veerkracht. 125 miljoen euro uit dat relanceplan wordt gereserveerd voor onderzoek en innovatie rond waterstof.
We lazen dat Vlaanderen een deal heeft met Tasmanië voor de invoer van groene waterstof. De minister heeft daarover een memorandum of understanding gesloten met de collega’s van Tasmanië. Het eiland heeft een groot potentieel aan hernieuwbare energie. In 2040 wil het dubbel zoveel duurzame stroom opwekken via waterkrachtcentrales, zonnepanelen en windturbines dan het eigen verbruik. De overschotten zullen via waterstof worden geëxporteerd. Concreet wordt er intensief samengewerkt en zullen Vlaamse ondernemingen hun technologie en expertise exporteren naar Tasmanië. Een soortgelijke samenwerking zou ook kunnen worden opgezet met de Australische deelstaat New South Wales.
Minister, wat is de concrete timing en welke zijn de doelstellingen van het memorandum of understanding met Tasmanië? Wat zijn de actiepunten in dit memorandum?
Op welke manier draagt dit initiatief bij tot de realisatie van de Vlaamse ambities rond waterstof en de Vlaamse waterstofvisie?
Hoe worden de Vlaamse ondernemingen betrokken bij deze samenwerking?
Er zou ook een samenwerking worden gesloten met de Australische deelstaat New South Wales. Welke zijn de doelstellingen en de timing? Zijn er nog andere samenwerkingen op komst?
De heer Van Rooy heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister, in navolging van Tinne Van der Straeten, die in Namibië en nu ook in Oman een memorandum van overeenstemming ondertekende om daar dus groene waterstof – groene wellicht tussen aanhalingstekens – te produceren en die dan in België in te voeren, doet nu ook minister Crevits dat met Tasmanië. Ik wil even melden dat, mevrouw An Capoen, N-VA-lid in de Kamer, over het akkoord dat Tinne Van der Straeten ondertekende in Oman, volgende tweet stuurde: “Schepen die de waterstof moeten transporteren, verbruiken meer energie dan de waterstof die erin zit, uiteindelijk opbrengt.”
Minister Crevits sloot dus zo'n akkoord met Tasmanië. Tasmanië zou zelfvoorzienend zijn voor zijn stroombehoefte en het eiland wil dan ook tegen 2040 dubbel zo veel stroom opwekken om daarmee groene waterstof te produceren. Die waterstof zou dan onder meer naar Vlaanderen kunnen worden geëxporteerd. Ook de deelstaat New South Wales zou, zoals de heer Gryffroy ook zei, in de toekomst waterstof kunnen produceren dat door ons wordt ingevoerd.
Minister, kunt u meer toelichting geven bij dat akkoord met Tasmanië? Wat werd er concreet afgesproken? Is dat akkoord afgesloten op vraag van de Vlaamse Regering of op vraag van Tasmanië? Hoe is dat eigenlijk precies tot stand gekomen? Verwacht u dat dit akkoord financieel een nettovoordeel voor Vlaanderen zal opleveren? Zo ja, hoe is dat becijferd?
Ik verwees al naar wat N-VA-Kamerlid Capoen tweette. Welke impact op het milieu heeft dat verschepen van waterstof vanuit Tasmanië naar Vlaanderen eigenlijk? Er wordt gesproken van groene waterstof, maar is die waterstof eigenlijk wel zo groen? Ik wil er toch aan herinneren dat Tasmanië in vogelvlucht 17.000 kilometer van hier ligt. Die schepen met waterstof zullen dus minstens die afstand moeten afleggen. Is deze vorm van energie-import – het is eigenlijk een energiedrager – onderworpen aan een levenscyclusanalyse (LCA)? Dat is een berekening van de volledige productie, transport, gebruik en eventuele afvalstoffen die vrijkomen bij het verbruik of de recyclage die achteraf nodig is van bepaalde materialen. Dat is dus eigenlijk van wieg tot graf, ‘from cradle to grave’. Is dat berekend? Zo ja, wat was het resultaat daarvan? Zo neen, wilt u zo’n berekening laten uitvoeren?
Hoe verliep het onderhoud met de regering van New South Wales? Zitten er nog andere principeakkoorden over waterstof in de pijplijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u voor de interesse en de vragen. Dit zijn trouwens zeer, zeer interessante discussies die nu over waterstof worden gevoerd. Het is belangrijk dat we ‘à jour’ blijven. Bedankt voor de vragen, dus, die specifiek gaan over de samenwerking tussen Vlaanderen en Australië, met Tasmanië en New South Wales.
Collega Gryffroy, u hebt het juist geformuleerd: we zullen duurzame waterstof nodig hebben. Als we duurzame waterstof willen gebruiken, dan hebben we ook import nodig. De Vlaamse Regering heeft de ambitie om Europees koploper te worden inzake waterstof. Ik weet dat heel velen die ambitie hebben. Er is op dit ogenblik een rush op waterstof bezig. Dat is de reden waarom ik vorig jaar de eerste Vlaamse waterstofvisie heb gepresenteerd. Collega Gryffroy, u zei het correct: we moeten eerst inzetten op energie-efficiëntie, nadien op elektrificatie, bijvoorbeeld op auto’s op batterijen in plaats van fossiele brandstof, en daarna op de productie van hernieuwbare energie en restwarmte. Daarnaast zullen duurzame brandstoffen echter nog altijd een rol spelen, bijvoorbeeld als grondstof en energiebron voor de industrie of als brandstof voor het zwaar transport. Dat is de reden waarom we ook heel expliciet naar waterstof kijken.
We bekijken dus inderdaad ook de import van waterstof, want we kunnen hier in Vlaanderen en België onvoldoende hernieuwbare elektriciteit produceren voor die grotere vraag naar elektriciteit en om zelf massaal groene waterstof te produceren. Daarom kijken we naar andere regio’s. Waarom Tasmanië? Tasmanië zal tegen 2040 dubbel zoveel duurzame stroom opwekken als het eigen gebruik. Dat is een eiland met enorm veel potentieel voor zonne- en windenergie. Daarnaast hebben onze Vlaamse bedrijven bijzonder veel kennis over waterstoftechnologie. Ook onze kennisinstellingen zijn bij de wereldtop. Dat kan gaan over de omzetting van waterstof met CO2 tot nieuwe producten. Het kan ook gaan over de technologie achter de waterstofelektrolysefabrieken om duurzame waterstof te maken, of over de kennis over de membranen die nodig zijn in zo’n waterstoffabriek, waar innovatie nodig zal zijn om de kostprijs van die waterstofproductie te verlagen. Wij hebben dus heel veel kennis ter zake.
Het memorandum of understanding dat we met Tasmanië hebben afgesloten, sluit dus goed aan bij die twee ambities van de Vlaamse waterstofvisie. Het is de eerste belangrijke stap om de samenwerking en haalbaarheid op het vlak van import van waterstof en waterstofafgeleiden te onderzoeken én het biedt ook een kader voor mogelijke samenwerkingen rond waterstoftechnologie, net om de Vlaamse kennis en expertise te ‘exporteren naar het buitenland’. Het zorgt voor een voet tussen de deur, wat goed is voor onze Vlaamse spelers.
Er waren vragen rond timing en afspraken. Het memorandum of understanding ging van start op 2 februari 2022, de dag van de ondertekening, en loopt tot 31 januari 2027. Het is een overkoepelend kader waarin Vlaamse stakeholders samenwerkingsovereenkomsten kunnen afsluiten in drie potentiële domeinen: één, onderzoek, ontwikkeling en innovatie, twee, industriële en economische samenwerking rond waterstof en waterstoftechnologie en drie, het onderzoeken van de mogelijkheden tot de import van waterstof of waterstofafgeleiden. Collega Van Rooy, collega Gryffroy, het memorandum of understanding is geen eindproduct, geen beslissing om te importeren, het is een beslissing om verder onderzoek te doen naar toekomstige samenwerking op drie domeinen. Vlaamse bedrijven en stakeholders zijn hier ook vragende partij voor, omdat er zo vanuit de politiek een signaal komt dat beide regio’s ambitie tonen op het vlak van waterstof.
Op wiens vraag werd het memorandum of understanding afgesloten? Waren daar Vlaamse ondernemingen bij betrokken? De Vlaamse ondernemingen en kennisinstellingen werden actief betrokken bij de opmaak van deze samenwerkingsovereenkomst. Er werd een consultatieronde gehouden om hun prioriteiten en aandachtspunten mee te nemen, én de ondertekening van het memorandum gebeurde in aanwezigheid van WaterstofNet, als vertegenwoordiger van de Vlaamse Waterstof Industriecluster, en enkele relevante bedrijven in het domein van waterstof zoals De Blauwe Cluster, de Vlaamse havens, Deme, Jan De Nul, Van Hool, Fluxys en de Compagnie Maritime Belge (CMB). Het memorandum of understanding werd afgesloten omdat er bij Vlaanderen én Tasmanië een grote interesse was om samen te werken rond waterstof, zowel op het politieke niveau als bij de bedrijven en kennisinstellingen.
Op de vragen van collega Van Rooy rond het financiële voordeel van Vlaanderen en de milieu-impact is het momenteel nog te vroeg om concreet te antwoorden. Uw vraag is pertinent, maar zoals gezegd is dit memorandum of understanding een startpunt om verdere samenwerkingen te faciliteren. De financiële winsten kunnen daardoor nog niet bepaald worden. Maar ik vergelijk het waterstofverhaal wel graag met het windmolenverhaal. We hebben daar ook een pioniersrol in opgenomen en nu lezen we elke maand wel in de krant dat een of ander Vlaams bedrijf windmolens mag plaatsen in het buitenland. Ik ben er dan ook van overtuigd dat wij de kennis en expertise van Vlaamse spelers rond die waterstoftechnologieën kunnen exporteren. En net daarom is zo’n samenwerking met andere landen van belang.
Ik begrijp dat het ‘importeren van duurzame waterstof’ op het eerste gezicht niet duurzaam lijkt, vooral omdat gedacht wordt aan de milieubelastende uitstoot van de schepen die de waterstof transporteren. De waterstofimportcoalitie, met onder andere WaterstofNet en de Antwerpse haven, heeft vorig jaar een studie gepubliceerd die met Vlaamse ondersteuning die verschillende noden en scenario’s rond waterstofimport in kaart bracht. Conclusie was dat het technisch mogelijk en economisch haalbaar wordt. Momenteel wordt nog verder onderzocht op welke manier de schepen zelf kunnen varen op de waterstofdragers die ze vervoeren. Men denkt daarbij niet enkel aan waterstof, maar eerder aan waterstof in de vorm van ammonia. Verder onderzoek en innovatie zullen dan moeten uitwijzen wat de totale milieu-impact is van deze nieuwe technologie en economie.
Er wordt terecht verwezen naar de ‘life cycle assessment’, de duurzaamheidstoets, over het totaalplaatje van de technologie. Dat betekent dat men niet enkel kijkt naar groene waterstof maar ook naar het vervoer ervan en de milieu-impact van het transport. Ik vind die benadering zeer terecht, die moeten we ook bij ons volgen, maar dat is dus een van de doelen van het memorandum of understanding dat gesloten werd.
Tot slot: het klopt dat we gelijkaardige gesprekken voeren met een andere Australische deelstaat, New South Wales. Ik heb met de minister daar een zeer interessant digitaal overleg gehad. Er is wederzijdse interesse om een vergelijkbaar memorandum of understanding op te maken. Voorlopig zijn er geen andere besprekingen voor memoranda, maar ik heb wel een memorandum afgesloten met de Europese Investeringsbank.
Het is duidelijk dat we heel wat kennis en expertise hebben over waterstoftechnologie. Waterstof zal ook een belangrijke rol spelen in de duurzame transitie. Ik denk dat we daarvoor ook moeten kijken naar de import van waterstof en naar samenwerkingen met andere regio’s. Voor mij is het ook van belang om memoranda af te sluiten op politiek niveau, die dan kunnen leiden tot heel concrete samenwerkingen. Net daarom vind ik het goed dat we Vlaanderen op de kaart gezet hebben. Dit is dus een startpunt dat hopelijk leidt tot winsten voor onze Vlaamse kennisinstellingen en onze Vlaamse bedrijven.
– Robrecht Bothuyne treedt als voorzitter op.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dank u voor de antwoorden. Ik wil onmiddellijk iets rechtzetten ten overstaan van collega Van Rooy. An Capoen is geen Kamerlid voor de N-VA.
Minister, u hebt duidelijk geschetst wat een memorandum of understanding is. Ik denk dat het belangrijk is om die nuance te maken.
U spreekt terecht niet over groene waterstof, maar over duurzame waterstof, want het is ook nog niet uitgeklaard of het altijd wel echt groen zal zijn, het kan ook nog andere kleuren hebben. Waterstof zal een onderdeel zijn van de toekomst, maar niet het enige. We spreken in de toekomst waarschijnlijk ook niet meer over fossiele moleculen maar over duurzame moleculen, waarbij het evengoed kan gaan over duurzame ammoniak. Dat zullen we in de toekomst wellicht moeten importeren. We weten zeer goed dat we hier jammer genoeg niet alles zullen kunnen produceren wat we nodig hebben. Dat betekent dat we zullen moeten importeren. Dan is het ook logisch dat we op andere continenten gaan kijken van waaruit we kunnen importeren. Het feit dat we zoveel moeten importeren, maakt ons voor een stuk afhankelijk van de geopolitiek. Het is daarom belangrijk ervoor te zorgen dat we zo weinig mogelijk moeten importeren. We moeten er dus voor zorgen dat we in de eerste fase zo energie-efficiënt mogelijk zijn.
Als we dan geïmporteerd hebben, moet die molecule nog op een bepaalde locatie terechtkomen. Zeebrugge heeft daarvoor in principe de faciliteiten. Daar kan op verder gewerkt worden. Maar dan moet je ook kunnen transporteren en distribueren. Daarover zijn de gesprekken bezig met het federale niveau, want dat is iets nieuws, dat is nog niet vastgelegd in wetten en decreten.
Mijn bijkomende vraag is dus hoever we daarmee staan. Want het is wel heel leuk dat we enorm inzetten op innovatie en dat we eventueel onze eigen kennis kunnen exporteren. Maar op een bepaald ogenblik gaat het ook over de bevoegdheden, over wie waarvoor bevoegd is. Voor innovatie zijn wij inderdaad bevoegd. Maar wat transport en distributie betreft, is de discussie nog niet uitgeklaard. Op dat vlak vond ik de beeldvorming wat moeilijk. In dezelfde week dat een Vlaamse minister een memorandum of understanding tekende met Tasmanië, deed een federale minister namelijk hetzelfde met Oman. Dat lijkt me lastig qua beeldvorming. Mijn vraag is dus: hoever staan we met de afspraken tussen het federale niveau en de gewestelijke niveaus?
De heer Van Rooy heeft het woord.
Mijnheer Gryffroy, ik had me inderdaad vergist. An Capoen is inderdaad niet herkozen in 2019, ze zetelde voordien voor de N-VA in de Kamer.
We kunnen niet alles importeren wat we nodig hebben, hoor ik hier. Minister, u vergelijkt het waterstof- met het windmolenverhaal. Dan gaan bij mij natuurlijk alle alarmbellen af. We horen van experts-fysici dat waterstof net als windmolens een zeer inefficiënte manier is om energie op te wekken. De energiedichtheid van windmolens en waterstof is namelijk zeer laag. Ze ligt vele malen lager dan die van gas, maar dat is natuurlijk een fossiele brandstof. Ze ligt ook vele malen lager dan die van nucleaire energie. Om waterstof te produceren, heeft men eerst elektriciteit nodig. Bij de omzetting van elektriciteit naar waterstof gaat er al 25 à 30 procent energie verloren. Nadien volgt opnieuw de omzetting naar elektriciteit, met een energieverlies van 30 à 40 procent. Dat is dus zeer inefficiënt.
Ik vind dat geen slimme manier om energie op te wekken. Ik hoor van specialisten dat waterstof heel duur is om te produceren, omdat er zoveel verlies is. Of het duurzaam en groen is, moet – dat hebt u zelf gezegd – nog berekend worden. Ik kijk daar zeer naar uit. Als de berekening zou aantonen, zeker met incalculering van het transport, dat er meer CO2-uitstoot of een grotere milieu-impact is, een grotere milieubelasting dus qua uitstoot en vervuiling door allerlei stoffen, wordt dit dan een aflopend verhaal? In hoeverre wordt dit economisch bekeken?
Wat is het aandeel van de milieu-impact? Die berekeningen zijn natuurlijk al eens gemaakt, bijvoorbeeld voor het verschepen van waterstof van Australië naar Japan, en dat zijn dan nog twee eilanden die veel dichter bij elkaar liggen. De hoeveelheid dieselolie, nodig voor het transport van die waterstof, is een gigantische aanslag op het milieu. U zegt dan dat er gekeken wordt in hoeverre waterstof zelf kan worden gebruikt voor de aandrijving van zo’n schip. De berekening daarvan – voor een tocht tussen Australië en Japan – heeft laten zien dat 86 procent van de waterstof dan al verbruikt zou zijn. Bij aankomst in Japan zou het overgrote deel al verbruikt zijn voor het transport. Als ik dat allemaal lees, u zult dat begrijpen, ben ik heel sceptisch over het vooruitzicht en het memorandum of understanding.
Tot slot, minister, is het mogelijk dat dit nergens toe leidt als die berekeningen aantonen wat ik denk dat ze zullen aantonen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, bij nieuwe technologieën is het altijd zoeken. Ofwel wil je mee in ‘the front’ ofwel laat je dat passeren. Ik heb gekozen, samen met de regering trouwens, voor de eerste piste.
Wat de discussies rond het federale niveau betreft, hebt u absoluut een punt, collega Gryffroy. Die zijn lopende. Sowieso vind ik het zeer goed dat we Vlaanderen op de kaart zetten omdat het grootste deel van de expertise bij onze bedrijven zit. In die zin is het van belang dat we ons ding doen en onze eigen weg gaan. Het is trouwens onze bevoegdheid om het te doen, dus waarom zou ik het niet doen? Ondertussen proberen we zo goed mogelijke afspraken te maken met het federale niveau.
Collega Gryffroy, we zetten met die innovatie ook heel sterk in op de verbetering van de efficiëntie van de productie van waterstof via elektrolyse. Dat is het nieuwste, membranen onder andere, via onderzoek van het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum (imec) en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). Dat is belangrijk voor onze waterstoffabrieken die we oprichten, zoals in Zeebrugge.
Tasmanië en New South Wales zijn zeer geïnteresseerd in onze expertise en kunde qua waterstoftechnologie. Ook Innovatie is mijn bevoegdheid. Het is goed dat we internationaal die Vlaamse expertise op de kaart zetten. Voor mij is het memorandum of understanding een en-enverhaal, ook met wat het federale niveau doet. Ik oefen mijn bevoegdheden uit zoals ze mij zijn toegekend.
Collega Van Rooy, naast elektriciteit voor windmolens of kernenergie zijn er ook brandstoffen nodig voor zwaar transport of industrie, ook als chemische grondstof. Dat moet je meenemen in het debat. Innovatie is voor mij vooruitgang, ook in zwaar transport zoals scheepvaart. Daar gaat het heel snel. De import van waterstof staat binnen enkele jaren op de kaart. Diverse studies worden nu uitgevoerd. Ook de milieu-impact, ik heb het al gezegd, wordt bekeken, door niet enkel naar de waterstof te kijken maar ook naar afgeleiden zoals ammonia en andere brandstoffen voor de scheepvaart, bijvoorbeeld het schip dat meer waterstof dan ammonia vervoert.
Uw bezorgdheid is terecht, dat steek ik niet onder stoelen of banken. Ik kan een pak van uw argumenten volgen, maar ik vind dat we dat in kaart moeten brengen. De bedrijven, ook WaterstofNet, gaan daar niet naïef mee om. Dat is zeker niet het geval. Ik heb een brede coalitie gezocht om te doen wat we doen. We moeten wel kijken naar de waterstofimport, we mogen de trein absoluut niet missen. Daarom houden we nu alle opties open door zo’n samenwerking af te sluiten om Vlaanderen op de kaart te zetten. Het is een belangrijk signaal om ook met andere landen samen te werken, ook landen dichterbij, zoals Portugal waar ook gesprekken mee lopen.
Ik herhaal het: het gaat niet alleen over de import van waterstof maar ook over de export van onze kennis en expertise naar het buitenland. Ook dat is een meerwaarde voor onze bedrijven.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Dat laatste klopt uiteraard, minister. De meerwaarde is inderdaad de export van onze productie of producten, technologie en kennis. Dat is bij manier van spreken misschien al meer waard dan de hoeveelheid groene waterstof die we misschien ooit gaan kunnen importeren uit Tasmanië. Daar ga ik 100 procent mee akkoord.
Ik las ooit een artikel over Australië, niet specifiek over Tasmanië. Men zet daar enorm in op waterstofproductie, men heeft er de ruimte en de zon voor. Tegelijk heeft men nog altijd steenkoolcentrales draaiende. Als ze eerlijk zouden zijn, zouden ze die waterstof misschien eerst eens voor zichzelf kunnen gebruiken. Desalniettemin, ze gaan – of ze die nu zelf gebruiken of exporteren, afhankelijk van de beste oplossing voor henzelf – de technologie nodig hebben. Als we onze technologie en kennis exporteren, is dat toegevoegde waarde voor Vlaanderen. Daar kan ik u 100 procent in volgen.
Ik volg ook met aandacht de verdere discussie met het federale niveau. We mogen ons toch niet laten doen? We willen straks toch geen wetgeving die ons fnuikt in de ontwikkeling van waterstofnetten? Nederland en Duitsland zetten daar volop eensgezind op in en straks hebben we wel de technologie maar kunnen we niet het originele knooppunt zijn in West-Europa om onze groene moleculen te transporteren.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, dank u om mijn bezorgdheden te delen. Ik kijk dan ook uit, samen met u, naar de bevindingen op het vlak van duurzaamheid en de milieu-impact.
Tegelijk hoor ik u zeggen dat we de trein niet mogen missen. Ja, dat is op twee benen hinken. Als die trein helemaal niet duurzaam blijkt te zijn, dan kunnen we die natuurlijk beter wel missen en toch uitkijken – ik blijf op die nagel slaan van ‘the small modern reactors’ – naar de kleine nieuwe kerncentrales met een veel hogere energiedichtheid. Daar is geen onderzoek voor nodig, we weten gewoon vandaag dat kleine nieuwe kerncentrales – trouwens ook de huidige – een veel hogere energiedichtheid hebben dan welke andere energiebron ook, zeker ook dan waterstof.
Ik heb gisteren gelezen dat er nu ook een doorbraak is in de kernfusie, namelijk het samensmelten van atomen waarbij ongelooflijk veel energie vrijkomt, nog meer dan bij de nieuwe kerncentrales die we nu kunnen bouwen. Ik kijk eerder daarnaar. Ik kijk wel samen met u uit naar de bevindingen.
Ik wil tot slot nog één ding opmerken. Als er een overschot is van wat men groene energie noemt in een bepaald land of streek, zoals nu in Tasmanië, en die zogenaamde groene energie van zonnepanelen en windmolens, omdat daar veel ruimte, zon en wind is, dan is het nog maar de vraag hoe groen die energie is, want de impact op het milieu van de productie van die windmolens, maar zeker van die zonnecellen, is niet te noemen. Als men al de grondstoffen die daarvoor moeten worden gedolven, afzet tegen het rendement, komt dat zeer mager uit.
Nogmaals, ik kijk uit naar de bevindingen. Ik ben heel benieuwd wanneer het eerste waterstofschip onze kant uit zal varen en met welk rendement.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.