Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Voorzitter, we hebben het al over de varkenssector gehad, maar een deeltje van de varkenshouders richt zich heel specifiek op korte keten en thuisverkoop. In die zin kunnen zij een beperkt aantal varkens naar de slacht brengen.
Minister, in september vorig jaar stelde ik u reeds een vraag naar aanleiding van de toenemende problemen voor schapenhouders om in hun buurt hun dieren te laten slachten. Ik vroeg toen naar overleg, maar u verwees naar lopend onderzoek. De boeren schieten daar op korte termijn natuurlijk niet veel mee op.
Vandaag zitten ook varkensboeren, zeker ten oosten van Brussel, volledig vast. Die trend is al een tijdje bezig. Sinds 2018 zijn steeds meer slachthuizen of slachtlijnen voor deze korteketenboeren verdwenen. De redenen zijn divers, maar het komt erop neer dat grote slachthuizen niet geschikt zijn, of zich niet geschikt vinden, om aparte slachtlijnen voor kleine aantallen varkens operationeel te houden. Dat betekent dat een korteketenboer uit Limburg of Vlaams-Brabant met enkele varkens naar Meer, Torhout of Moeskroen moet om die daar te laten slachten, en daarna opnieuw moet rijden om de karkassen op te halen. Dat is economisch natuurlijk niet echt haalbaar, maar het staat ook haaks op het hele idee van de korte keten.
Minister, we hebben het er in het verleden ook al over gehad: de korte keten moet niet alleen vormkrijgen op bedrijfsniveau, dat kan bovendien niet zonder dat er goede, performante en aangepaste tussenstructuren zijn. Voor het slachten kunnen dat kleinere regionale coöperatieve slachtinrichtingen zijn. Die kunnen onze varkenshouders ontlasten en ontzorgen van een deel van het werk. Maar vooral zullen die dan aangepast zijn aan hun specifieke noden, en die zijn toch wel anders dan voor een gangbare varkenshouder. Dat betekent dat ze de toegang garanderen voor een gevarieerder aanbod en dat ze zich dichtbij bevinden zodat levend transport volledig of zoveel mogelijk vermeden wordt.
Kleinere, meer decentrale slachtinrichtingen hebben ook het potentieel om het risico op verspreiding van ziekten te verlagen en verhogen de autonomie van onze korteketenveehouders. Het kunnen bijvoorbeeld ook microslachtinrichtingen op de hoeve zelf zijn. Verschillende varkensboeren in die korte keten en thuisverkoop zijn vragende partij om op hun hoeve zelf te kunnen slachten en zijn bereid om daarvoor de nodige investeringen te doen.
Minister, bent u bereid om op zeer korte termijn met de diverse actoren rond de tafel te gaan zitten om de problematiek te bespreken en afspraken te maken om snel tot een oplossing te komen? Kan er eventueel worden gedacht aan tijdelijke afspraken met enkele slachtinrichtingen vooraleer er een meer definitieve oplossing mogelijk is, om onze varkenshouders uit de nood te helpen? Kan de Vlaamse overheid hierin een rol spelen?
In de ons omringende landen zijn microslachterijen, slachtinrichtingen op de hoeve, toegestaan. Bij ons is dat onmogelijk of in elk geval zeer moeilijk. Ik weet dat de bevoegdheid daarvoor voor een groot deel op federaal niveau ligt. Maar ziet u de redenen daarvoor? Welke argumenten worden hiervoor gehanteerd? Bent u daarover al bevraagd door varkenshouders om daar uw kijk op te geven?
Een belangrijk deel van de bevoegdheid ligt bij uw federale collega. Hebt u met hem reeds contacten gehad om het probleem van het slachten voor deze mensen aan te kaarten? Indien ja, wat was hiervan het resultaat? Indien niet, bent u bereid om snel in overleg te treden om tot concrete oplossingen op korte termijn te komen? Want dit is echt een acuut probleem. Deze mensen: die slachthuizen sluiten van vandaag op morgen de deuren voor hen. We moeten hun daarbij ondersteuning geven zodat zij verder kunnen gaan met hun manier van bedrijfsvoeren die we toch allemaal in de diversificatie van onze bedrijven willen behouden.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Steenwegen, ik ben uiteraard op de hoogte van de problematiek. Ik heb mijn administratie al enige tijd de opdracht gegeven om de evolutie binnen de keten op te volgen. We hebben dit ook al eens besproken in oktober vorig jaar.
Het departement zit momenteel met diverse actoren rond de tafel, ook met de federale administraties. Men bekijkt de mogelijkheden die er zijn met betrekking tot het slachten van dieren in de korte keten. Er wordt hierbij ingezet op drie sporen.
Ten eerste is er een traject rond het mobiel slachten voor pluimvee. Dat traject vloeit voort uit een EIP-project (European innovation partnership). We zullen dat verder concretiseren. Het zit nu in de finale fase. Om te kunnen overgaan tot een operationele fase heeft het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) recent specifieke richtlijnen voor dergelijke installaties uitgewerkt. Hierdoor kunnen we mobiele slachtunits die verbonden zijn aan een erkende slachtinrichting, op korte termijn opstarten. BioForum faciliteert dit proces en staat in nauw contact met alle betrokken overheidsinstanties.
Het spoor rond de regionale microslachthuizen wordt samen met de projectpartners microslachthuizen verder uitgediept. We bekijken de haalbaarheid van het heropenen van kleine, regionale slachthuizen voor verschillende diersoorten. Het doel is om per provincie enkele kleine slachthuizen op te richten. Voor de uitbating wordt bijvoorbeeld bekeken of er een verregaande samenwerking tussen diverse inrichtingen mogelijk is om zo de economische haalbaarheid te vergroten en de administratieve lasten voor de individuele inrichtingen te verlichten.
Het derde spoor zijn de huis- of hoeveslachthuizen. Dat traject wordt gefaciliteerd door het Steunpunt Korte Keten. Binnen dit spoor worden de mogelijkheden onderzocht om bedrijfseigen dieren op het landbouwbedrijf zelf te slachten en te commercialiseren via de korte keten.
Bij de realisatie van die verschillende sporen zijn de hele keten en de verschillende overheidsinstellingen betrokken. Ook is er op regelmatige basis overleg tussen de trekkers van de verschillende initiatieven. Ook dit facet wordt door het Departement Landbouw en Visserij op de voet opgevolgd.
Private huis- of hoeveslachthuizen verbonden aan een landbouwbedrijf zijn in Vlaanderen wel degelijk mogelijk, maar in de praktijk blijkt het opzetten van een dergelijk initiatief niet evident. Slachten moet altijd gebeuren in een door Europa goedgekeurd en erkend slachthuis en moet ook voldoen aan alle eisen die worden opgelegd vanuit Europa, de lidstaat en de regio. Naast de federale eisen inzake voedselveiligheid en traceerbaarheid zijn er ook nog de voorwaarden om een omgevingsvergunning te verkrijgen. Bij het laatste speelt voornamelijk de problematiek inzake een correcte verwerking van het afvalwater en het slachtafval een rol. Daarnaast is er ook nog de discussie of een slachthuis thuishoort in agrarisch gebied.
Collega Steenwegen, dat is de stand van zaken. De belangrijkste doorbraak is die voor de pluimveeslachterijen. Maar uw vraag ging uiteraard over de varkens.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We hebben het hier inderdaad reeds vroeger over gehad. U hebt toen ook een stand van zaken gegeven.
Ik zie dat er wel enige vooruitgang is, maar het gaat toch altijd vrij traag. Mobiel slachten wordt inderdaad het meest concrete. Dat was ook al het meest concrete, omdat er onderzoek was gebeurd en er reeds werd gekeken voor een concrete toepassing voor pluimvee. Maar daar zijn onze varkensboeren natuurlijk niet veel mee geholpen.
Ik begrijp dat een aantal initiatieven nu lopende zijn. Een aantal varkenshouders nemen zelf initiatief om thuis een slachtinrichting in te richten. Dat is echter niet evident. Er worden heel wat eisen gesteld. Die eisen zijn terecht, maar men maakt het hun niet gemakkelijk, terwijl we zien dat het in het buitenland meer gebeurt.
Ik ben wel blij dat er ook wordt gekeken naar een andere optie, namelijk meer regionaal kijken naar een aantal slachthuizen die dan toch in de regio mogelijkheden kunnen bieden. Ik weet echter niet wat de economische rendabiliteit daarvan is. Ik heb een aantal gesprekken gevoerd met slachthuizen. Het gaat natuurlijk over een economische rendabiliteit. In de gangbare slachthuizen past dat als een tang op een varken. In de normale slacht gaat het natuurlijk over de massa en niet zozeer over die zeer specifieke kleinere stromen.
Nu, door het acute probleem zou ik toch willen vragen of u vanuit de Vlaamse overheid, uw kabinet of administratie bereid bent om waar mogelijk te faciliteren. Ik begrijp dat er wel gesprekken aan de gang zijn om met een of twee slachthuizen tijdelijke afspraken te maken zodat de boeren toch nog toegang zouden krijgen. Bent u bereid om in de tussentijd, tot wanneer we bijvoorbeeld meer duidelijkheid krijgen van het FAVV over thuis slachten en zo, via de administratie te faciliteren?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik wil dat zeker bekijken, maar we doen al alles wat we kunnen voor deze problematiek. We volgen dat verder op en ik neem uw vraag zeker mee.
De heer Steenwegen heeft het woord.
U bent ongetwijfeld tevreden?
Ik moet hiermee tevreden zijn, maar ik wil toch blijven wijzen op de acuutheid van het probleem. Ik zou toch aansporen om in gesprek te zijn en te blijven. Ik denk dat er mogelijkheden zijn. Er is bij de actoren ook wel begrip voor de problemen die zich nu stellen. Dit is echt een pleidooi om dat zo snel mogelijk op te nemen en iedereen ervan te overtuigen om minstens tijdelijke oplossingen te voorzien vooraleer meer definitieve oplossingen mogelijk zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.