Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn vraag werd al een tijdje geleden ingediend, want ze begon met: “over enkele dagen is het Allerheiligen”. Dat is natuurlijk al lang gepasseerd. Maar ook na Allerheiligen blijft de manier waarop onze lokale besturen hun begraafplaatsen inrichten natuurlijk wel relevant. Wat die inrichting betreft, merken we allemaal dat er de laatste jaren een grote evolutie is opgetreden.
Heel wat steden en gemeenten hebben initiatieven genomen of zijn die aan het uitwerken om het uitzicht en het karakter van hun begraafplaatsen op een totaal nieuwe leest te schoeien. Meer en meer slaan gemeenten de weg in naar de creatie van meer aantrekkelijke, groenere, begraafplaatsen, die rust en eenvoud uitstralen en die ook de gelegenheid bieden voor nabestaanden om elkaar op een ingetogen en respectvolle manier te ontmoeten. Ik denk, minister, dat we dat allemaal een goede evolutie vinden, die ook heel helend kan werken voor nabestaanden.
Zo worden begraafplaatsen uitgerust met rustpunten als zitbanken of zitmuurtjes, worden er mogelijkheden gecreëerd voor begraven in de natuur, worden vlinder- en bloementuinen aangelegd, worden er overdekte begroetingsruimtes ingericht en zo verder. En intussen zijn er al verschillende schitterende voorbeelden van heraangelegde of nieuw aangelegde begraafplaatsen te vinden. We denken onder meer aan de begraafplaatsen in Poperinge, Vleteren, Oostrozebeke, Puurs. Ook in mijn eigen gemeente hebben we een natuurbegraafplaats. Het blijft natuurlijk niet bij enkel deze voorbeelden. Maar tegelijkertijd zijn er ook gemeenten die nog volop zoekend zijn naar manieren om hun begraafplaatsen op een creatieve en respectvolle manier te heraanleggen. In die zin, minister, zou het zeker nuttig zijn om lokale besturen te informeren over de mogelijkheden die er dienaangaande zijn en zo mogelijk ook een systeem op te zetten waarbij goede voorbeelden kunnen worden gedeeld.
Ik heb daarover de volgende vragen, minister.
Worden de initiatieven die lokale besturen nemen inzake de heraanleg van begraafplaatsen door uw diensten opgevolgd? Worden daarbij ook de obstakels onderzocht waarmee lokale besturen bij een dergelijke heraanleg geconfronteerd worden, onder andere op het vlak van de regelgeving inzake omgeving, ten einde die zo nodig bij de bevoegde minister ter sprake te kunnen brengen?
Bent u bereid om via uw diensten een systeem uit te bouwen waarbij de initiatieven die nu al genomen worden door bepaalde steden en gemeenten als goede voorbeelden naar de andere steden en gemeenten worden verspreid?
Ziet u mogelijkheden om de lokale besturen bij de heraanleg van begraafplaatsen ertoe te stimuleren om specifiek aandacht te besteden aan de aanleg van sterretjesweides, waar ouders de assen van levenloos geboren kindjes kunnen uitstrooien of een sterretje kunnen plaatsen of aan het plaatsen van bijvoorbeeld een vlinderboom?
Steeds meer mensen wensen dat hun assen worden uitgestrooid in de natuur of begraven in een afbreekbare urne, eventueel met een ent van een boom hierin. Lokale besturen blijken wel interesse te hebben, maar toch is het aantal natuurbegraafplaatsen nog beperkt. Hoe zult u hier bijkomend op inzetten?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, bedankt voor uw vraag. Het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging voorziet in een ruime autonomie voor de lokale besturen, zo ook voor de aanleg of heraanleg van begraafplaatsen. Ikzelf – u weet dat – heb er vertrouwen in dat de lokale besturen dat op de best mogelijke en voor hen best haalbare manier realiseren. Dat hoeft van mij niet van bovenaf worden aangestuurd.
Wat uw vraag naar klachten betreft: ik heb geen klachten ontvangen over eventuele obstakels waarmee zij geconfronteerd worden bij de aanleg of heraanleg van begraafplaatsen. Uiteraard is het mogelijk dat collega Demir, die ter zake ook bevoegd is, wel klachten ontvangen heeft. Misschien kunt u haar ook die vraag stellen. Ik heb, als minister van Binnenlands Bestuur, ter zake alleszins geen klachten ontvangen.
Lokale besturen hebben vaak de reflex, de goede reflex, om over het muurtje heen te kijken naar andere lokale besturen, als zij met obstakels geconfronteerd worden. Het Netwerk Begraafplaatsen Vlaanderen neemt hier ook een rol in op. Indien een lokaal bestuur met vragen zit rond de heraanleg van een begraafplaats, kan men voor advies ook terecht bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG).
U vraagt mij of ik bereid ben om via mijn diensten een systeem uit te bouwen waarbij initiatieven die nu reeds genomen worden als goede voorbeelden worden verspreid. Wel, het Netwerk Begraafplaatsen Vlaanderen zorgt nu al voor een verspreiding van goede praktijken tussen steden en gemeenten. Op de website van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) staan ook een aantal interessante voorbeelden van natuurbegraafplaatsen in bosgebied. Mocht daar alsnog behoefte toe bestaan, dan ben ik uiteraard bereid om, in samenwerking met het Netwerk Begraafplaatsen Vlaanderen en eventueel ook met de VVSG, goede praktijken over de aanleg of heraanleg van begraafplaatsen te delen via de nieuwsbrief of de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Ook wat betreft de aanleg van sterretjesweiden verwijs ik naar de autonome beslissingsbevoegdheid van de lokale besturen. Ik stel vast dat verschillende Vlaamse gemeenten al over een sterretjesweide beschikken. Onder meer Asse, Leuven, Ninove, Anzegem, Lichtervelde, Gent en Mechelen hebben al een sterretjesweide. Uiteraard steun ik die initiatieven ten volle. Op die manier wordt immers op een serene en respectvolle wijze de laatste eer betuigd aan levenloos geboren kindjes.
U stelt dat steeds meer mensen wensen dat hun assen worden uitgestrooid in de natuur of begraven in een afbreekbare urne, eventueel met een ent van een boom hierin. Lokale besturen blijken wel interesse te hebben, zegt u, maar toch is het aantal natuurbegraafplaatsen nog beperkt. U vraagt hoe ik hier bijkomend op zal inzetten. Wel, de aanleg van een natuurbegraafplaats is een beleidskeuze die het lokale bestuur volledig autonoom maakt. Ik heb tot nog toe geen signaal gekregen van de lokale besturen dat zij nood zouden hebben aan meer begeleiding op dit vlak. Een informele bevraging bij het Netwerk Begraafplaatsen Vlaanderen leert mij dat ook zij daarrond niet meteen signalen hebben gekregen.
Deze keuze kan, mede dankzij uw parlementair initiatief en engagement, mevrouw Schryvers, gemaakt worden op basis van artikel 24, § 1, 4° van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging. Gemeenten kunnen op basis van dat artikel zones afbakenen op openbaar domein, andere dan de begraafplaats, waar de as van gecremeerde lijken kan worden uitgestrooid of bewaard of begraven in een urne, vervaardigd uit biologisch afbreekbare materialen. Uit die urnen kunnen dan bomen groeien, zoals u voorstelt in uw vraagstelling.
Bij het inrichten, beheren en uitbaten van een natuurbegraafplaats moet er rekening gehouden worden met de basisbepalingen uit het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijke milieu – het zogenaamde Natuurdecreet –, met de toegankelijkheidsregels voor bossen en natuurgebieden en met het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging. Dit aspect kwam aan bod tijdens de evaluatie van de regelgeving inzake de begraafplaatsen en lijkbezorging. Ook wat betreft het aspect natuurbegraafplaatsen zorgt het Netwerk Begraafplaatsen Vlaanderen dat goede voorbeelden worden gedeeld.
Ik zie inderdaad een maatschappelijke evolutie waarbij we meer en meer afstappen van de klassieke begraafplaatsen. In Gent bijvoorbeeld is men bezig met de begraafplaatsen te laten evolueren naar parkbegraafplaatsen, waar mensen ook gewoon even kunnen komen wandelen of verpozen. Ik stel dus een evolutie vast van begraafplaatsen naar een meer groene belevingsplaats en naar een inrichting waar de begraafplaats meer in correlatie is met de omgeving. Ik houd ook rekening met deze maatschappelijke evolutie tijdens de evaluatie van de regelgeving inzake de begraafplaatsen en lijkbezorging. Ik zie daarnaast ook meer alternatieve plaatsen ontstaan voor herdenking. Ik denk bijvoorbeeld aan het Onument dat ik zelf heb mogen openen op 20 juni 2021 in Kortrijk.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dat waren heel wat antwoorden. Ik denk dat we veel bekommernissen delen. Minister, ik weet dat u veel van uw antwoorden begint met het benadrukken van uw geloof in de autonomie van lokale besturen. Als ik een dergelijke vraag stel, is dat absoluut niet omdat ik daar enig wantrouwen in zou hebben of omdat ik die autonomie niet zou ondersteunen. Dan is dat omdat ik ook er een believer van ben dat goede voorbeelden gedeeld kunnen worden en dat lokale besturen elkaar ook kunnen inspireren. Ik denk dat dat een rol is die Vlaanderen zelf mee kan opnemen, niet om hen van bovenaf dingen op te leggen, maar om hen van onderuit mee te ondersteunen. Dat kan ook bij deze thematiek, minister.
Ik heb toch nog een paar bekommernissen.
Ik ben er zeker van dat wij veel dezelfde bekommernissen hebben, maar in de praktijk zijn er soms toch nog obstakels, ten eerste wat betreft de natuurbegraafplaatsen. Ik zie in de praktijk, minister, dat er eigenlijk toch nog maar weinig gemeenten stappen zetten om echte natuurbegraafplaatsen in te richten. Ik denk dat er ook heel vaak misverstanden bestaan over wat wij in het decreet, waarvan ikzelf hoofdindiener was, beschouwen als een natuurbegraafplaats. Er zijn heel wat gemeenten die op een deel van een bestaande begraafplaats een bos of bomen hebben en daar een plek inrichten waar begraven kan worden. Maar de natuurbegraafplaats, waarvoor de mogelijkheid werd gecreëerd in dat decreet, kan ook echt losstaan van een bestaande begraafplaats, ergens in natuurgebied, ergens in bosgebied. Ik ondervind dat het ANB daar vaak niet al te meegaand in is, of dat er provinciale verschillen zijn, afhankelijk van de afdeling. Ik zal daarover uw collega, minister Demir, ook verder bevragen, want dat er nood aan is en dat mensen dat willen, daarvan zijn we allemaal wel overtuigd. Ik geef u even het volgende mee. In mijn eigen gemeente hebben wij in 2018 voor de eerste keer zo’n natuurbegraafplaats ingericht. Na drie jaar werden daar de assen van een tachtigtal mensen uitgestrooid, waarvan de helft mensen uit een andere gemeente. Zij kwamen dat dus bij ons vragen, omdat ze daar nood aan hadden. Dat is mijn eerste bijkomende vraag.
Mijn tweede bijkomende vraag is wat korter, voorzitter. De heraanleg van begraafplaatsen ligt bij heel wat mensen heel gevoelig. Kunnen er geen goede praktijken gedeeld worden over de manier waarop, ook participatief met de bevolking, daarmee aan de slag kan worden gegaan?
Minister Somers heeft het woord.
Ik neem uw twee suggesties mee, collega Schryvers. Ik zal mijn administratie nogmaals contact laten opnemen met het Netwerk Begraafplaatsen Vlaanderen en ook met onze administratie Binnenlands Bestuur. Misschien moeten we in onze nieuwsbrieven en op onze website toch nog eens goed onder de aandacht brengen wat een natuurbegraafplaats juist is, dat dat meer is dan het planten van bomen op een stuk van een bestaande begraafplaats, dat er ook andere mogelijkheden zijn. Misschien kan onze administratie ook contact opnemen met het Agentschap voor Natuur en Bos, om daar de geesten wat te openen.
Ten tweede, als er goede voorbeelden zijn van participatieve trajecten die ter zake gelopen zijn, dan moeten we die zeker ook delen. Dat is dus geen enkel probleem. Daarom zal ik ook contact laten opnemen met de VVSG om te bekijken hoe we die goede praktijkvoorbeelden meer onder de aandacht kunnen brengen. Er zijn op dit moment inderdaad maar een beperkt aantal natuurbegraafplaatsen. Zoals u terecht hebt gezegd, zijn daar twee dimensies aan. We moeten toch vertrouwen op de autonomie van onze lokale besturen. Als er daar geen draagvlak is of geen bereidheid is, dan denk ik dat we dat moeten aanvaarden. Er is ook de andere kant van de medaille, namelijk: ‘Woorden wekken en voorbeelden trekken.’ Dat is een goede Vlaamse spreuk. Als we dus goede voorbeelden hebben die anderen kunnen inspireren, dan moeten we die inderdaad zo goed mogelijk verspreiden. Dat neem ik dus zeker ook mee.
De vraag om uitleg is afgehandeld.