Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het dreigende tekort aan technische installateurs en industriële elektrotechnische ingenieurs
Vraag om uitleg over de STEM-agenda 2030
Vraag om uitleg over de STEM-agenda 2030
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Collega’s, bijna een op de twee jongeren vindt dat het onderwijs hen onvoldoende voorbereidt op de arbeidsmarkt. De bedrijfswereld klinkt unisono: drie op de vier werkgevers zijn dezelfde mening toegedaan, zo blijkt uit een enquête van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), in samenwerking met AG en uitgevoerd door iVOX, die als doel heeft de verwachtingen van jongeren en werkgevers op de arbeidsmarkt te analyseren.
Wat betreft werkplekleren en stages erkennen zowel jongeren als werkgevers de grote meerwaarde van een stage: een eerste kennismaking met het beroepsveld, het aanleren van praktische vaardigheden en het leren toepassen van theoretische kennis. 76 procent van de jongeren gelooft dat werkplekleren en/of een stage hun jobkansen kan helpen verhogen. Negen op de tien werkgevers geven aan dat ze stagemogelijkheden aanbieden in hun bedrijf.
De ondernemingszin bij jongeren is erg groot. 54 procent van de bevraagde jonge studenten, werkzoekenden en werknemers zou namelijk ooit zelf een bedrijf willen oprichten. Vooral een eigen idee succesvol maken, spreekt jongeren aan. 82 procent van de werkgevers zegt dat ze ondernemende vaardigheden belangrijk vinden bij hun werknemers. Ook jongeren vinden in 66 procent van de gevallen dat medewerkers ondernemingszin aan de dag moeten leggen.
Hierover heb ik de volgende vragen, minister.
Hoe evalueert u de resultaten van de bevraging van het VBO?
Welke maatregelen kunt u vanuit uw bevoegdheidsdomein nemen om de kloof tussen arbeidsmarkt en onderwijs te dichten?
Voert u overleg met het Departement Onderwijs en Vorming om de verschillende noden tussen de jongeren en de werkgevers te overbruggen?
Welke maatregelen neemt u om ondernemerschap en ondernemingszin bij jongeren aan te moedigen en te ondersteunen?
Welke ondersteunende maatregelen biedt VDAB aan werkgevers en studenten om de kloof tussen onderwijs en arbeidsmarkt te dichten?
Op welke manier maakt de Vlaamse overheid werkplekleren aantrekkelijk voor zowel jongeren als werkgevers?
De heer Ongena heeft het woord.
Ik had twee vragen om uitleg uitgediend. De ene werd natuurlijk voor een stuk ingehaald door de andere. Mijn eerste gaat specifiek over een dreigend tekort aan technische installateurs, een noodkreet die we vanuit de sector kregen en die ook door cijfers wordt onderbouwd. Het aantal openstaande vacatures voor industriële elektrotechnische ingenieurs neemt zienderogen toe. Dat aantal is in een jaar met bijna 80 procent gestegen naar 1750. En dat is eigenlijk een voorsmaakje van het probleem, want tegen het einde van dit decennium gaan we ongeveer 8000 tot 10.000 extra mensen met die profielen nodig hebben, zeker ook gelet op de belangrijke klimaatambities die we hebben en de omslag die we moeten realiseren in bijvoorbeeld ons wagenpark naar elektrische wagens, maar ook in onze woningbouw, met technieken als zonnepanelen en warmtepompen. En als we de PAS-discussie (Programmatische Aanpak Stikstof) volgen, gaan we ook in de landbouw en meer in het algemeen in de industrie veel meer moeten inzetten op nieuwe technieken en innovatie. Daarvoor gaan we natuurlijk niet enkel infrastructuur nodig hebben, maar ook bekwame handen die die nieuwe technieken kunnen installeren, onderhouden en aan de gang houden. Dat tekort dreigt dus een probleem te zijn om onze klimaatambities te kunnen waarmaken.
Ook bij VDAB stelt men vast dat het tekort aan technische installateurs echt wel groter wordt. Er is niet enkel een tekort aan pas afgestudeerden, maar ook de snel evoluerende technische ontwikkelingen in de sector spelen een rol. Mensen hebben almaar nieuwe vaardigheden nodig.
Minister, heeft de sectorfederatie elektrische mobiliteit, die aan de alarmbel trok, al contact opgenomen met u om het probleem aan te kaarten? Ziet u een rol voor het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) om het dreigende tekort te verhelpen? Welke impact kan zo’n blijvend tekort aan dit soort profielen hebben op het realiseren van de klimaatdoelstellingen? Wat is uw inschatting daarvan?
Zult u VDAB de opdracht geven om het huidige contingent werkzoekenden te screenen en aan te moedigen om door te stromen naar een job als technisch installateur? Zult u de huidige bedrijven in de sector aanmanen tot het ontwikkelen van opleidingsplannen die moeten zorgen voor bijkomende vormingen, om ervoor te zorgen dat hun personeel up-to-date blijft?
Dat waren mijn vragen rond het heel concrete probleem van de technische installateurs. Een dag later kregen we dan een zoveelste advies binnen over de STEM-agenda. Ook daarover heb ik een vraag ingediend. Het ontwerp van de STEM-agenda 2030 is klaar. Daar zijn nu adviezen voor opgevraagd. De eerlijkheid gebiedt om te zeggen dat de vijf adviezen die binnen zijn, allemaal vrij kritisch zijn. Zowel de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), de Vlaamse Adviesraad voor Innoveren en Ondernemen (VARIO) als zelfs de Vrouwenraad hebben toch wel wat opmerkingen bij het STEM-platform en de teksten die nu voorliggen. Het zou te complex en te vaag zijn. Men vraagt daar toch iets meer concrete acties en plannen. Men vreest dat met de manier waarop het nu gestalte krijgt, we onze ambities om tegen 2030 meer STEM-profielen te krijgen niet gaan kunnen waarmaken.
Minister, erkent u de ‘sense of urgency’ van een kordaat STEM-beleid? Hoe wilt u de concretisering van die agenda in samenwerking met de adviserende instanties realiseren? Zult u er binnen de Vlaamse Regering op aansturen om een wijziging van de veel te breed opgetrokken STEM-agenda 2030 te realiseren, gelet op de adviezen die gegeven zijn, meer bepaald om die beter te focussen en concrete acties te maken met daaraan gekoppelde KPI’s (key performance indicators)?
Waarom wordt geopteerd voor een complexe organisatiestructuur, terwijl de vraag bestaat naar een coördinerende instantie die erover waakt dat de versnipperde bevoegdheden en bevoegde ministers een consistent beleid kunnen voeren? Wilt u dringend werk maken van de oprichting van een STEM-centrum? Ik denk dat dat een goed idee zou zijn. Het wordt aangekondigd onder OD 2.2.1, maar daar staat dat men de mogelijkheid wil onderzoeken. Ik denk dat we daar iets ambitieuzer zouden moeten zijn en dat we effectief zo’n STEM-centrum zouden moeten oprichten.
Ziet u tot slot de rol van het STEM-center als contactpunt waar organisaties en burgers terecht kunnen met vragen en voorstellen over STEM en digitalisering? Voor ons lijkt dat ook wel een nuttige opdracht die zo’n STEM-centrum zou kunnen vervullen.
Ik sluit me graag aan bij de terecht gestelde vragen, collega’s. Ik focuste inderdaad op de STEM-agenda met het kritische advies dat bij monde van Françoise Chombar is vertolkt vanuit het STEM-platform naar de SERV, de Vlor, VARIO en de Vrouwenraad over de STEM-agenda 2030. Volgens het STEM-platform mist de agenda ambities en sense of urgency en heeft ze zelfs een zweem van gelatenheid. De agenda is niet wervend genoeg en niet helder in de formuleringen. Er is ook een gebrek aan prioriteiten. Men hekelt ook het gebrek aan afstemming met het onderwijs, vooral omdat het onderwijs hier werk voor de boeg heeft om stappen vooruit te kunnen zetten.
Minister, wat is uw reactie op de standpunten van het STEM-platform ten opzichte van de STEM-agenda 2030?
De afstemming met onderwijs is bijzonder belangrijk. Op welke manier wordt dat opgevolgd? Wordt er met het werkveld en met de minister van Onderwijs overlegd? Op welke manier en wanneer is er overleg voorzien?
U gaf reeds aan de STEM-agenda 2030 bij te sturen aan de hand van de adviezen – daarvoor zijn ze ook opgevraagd. Wanneer mogen we de definitief bijgewerkte agenda verwachten? Wat zijn de aanpassingen die u graag wilt doen om tegemoet te komen aan de kritiek?
Het is uiteraard bijzonder belangrijk om werkgevers, werknemers, onderwijsinstellingen en leerlingen te motiveren voor een STEM-opleiding. Welke stappen kunnen we op dat vlak nog bijkomend zetten, minister?
Op welke manier zullen de doelstellingen die straks in de definitieve STEM-agenda worden geformuleerd, geëvalueerd worden? Welke zijn de kritische succesfactoren en welke zijn de evaluatiemomenten die u voorziet? Wie wordt daarbij betrokken?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank, collega’s voor de vele vragen. Mocht ik zelf parlementslid zijn, ik zou dezelfde vragen gesteld hebben. Ik vind dit een zeer belangrijk aandachtspunt en het is ook een heel belangrijk advies. Het is een open deur intrappen, collega Ongena, als u vraagt of ik de sense of urgency rond dit dossier besef.
Het antwoord zal iets langer zijn. U hebt in totaal 22 vragen gesteld. Dat is veel, maar het is een belangrijk thema. Ik zal in drie delen antwoorden. Ik ga eerst in op de STEM-vragen, dan ga ik over naar de vragen over de elektrische installateurs en dan ga ik over naar het deel over het VBO en de jongeren. Zo weet iedereen wanneer zijn of haar vragen aan de beurt zijn.
Ik wil eerst en vooral de adviesraden bedanken voor het onderschrijven van de strategische doelstellingen van de STEM-agenda 2030. Hun kritische blik is belangrijk. Ik volg de vaststelling dat de instroom in de STEM-studierichtingen, STEM-opleidingen en STEM-loopbanen ontoereikend is voor de uitdagingen waar onze economie en onze maatschappij voor staan. Ik benadruk ook de nood aan urgente aandacht voor het versterken van alle STEM-competenties, en vooral ook de nood aan meer specialistische STEM-profielen.
De energie- en klimaattransitie, de digitalisering en het meer circulair worden van onze samenleving zorgt voor een enorme impact op menselijk kapitaal waarvoor op verschillende fronten actie noodzakelijk is. Dat in combinatie met de coronacrisis en de krapte op de arbeidsmarkt die toeslaat in heel wat sectoren – niet alleen binnen de STEM-functies, ook binnen sectoren zoals zorg en onderwijs – zorgt ervoor dat we voor een immense uitdaging staan. De STEM-agenda op zich zal niet de enige oplossing zijn voor de fundamentele knelpunten van de vele niet ingevulde vacatures. De STEM-agenda geeft een ruim flankerend kader mee waarop de Vlaamse Regering de komende tien jaar wil inzetten, samen met structureel en projectmatig beleid en maatregelen.
Via de STEM-agenda 2030 willen we met de Vlaamse Regering ook inzetten op het versterken van STEM-competenties om toekomstige transities goed aan te pakken. We willen blijvend de nadruk leggen op het economisch en maatschappelijk belang van deze competenties, het verbeteren van de toeleiding naar STEM-opleidingen, het verbinden van innovatie met de opleidingen en we willen ook veel meer inzetten op het toeleiden van STEM-gediplomeerden naar een effectieve STEM-loopbaan. Dat kan van alles zijn: ondernemers, werknemers, onderzoekers, leerkrachten enzovoort.
De diverse adviesraden erkennen ook die doelstellingen maar verwachten nog méér concretisering van de STEM-agenda, terecht, en dat verwondert me ook niet want die concretisering moet nog gebeuren. We willen als Vlaamse Regering samen met de sociale en betrokken partners daar verder aan werken via de werking van het zogenaamd raadgevend comité.
De complexiteit van het STEM-vraagstuk vraagt een heel groot partnerschap met alle sectoren. We kunnen dat als Vlaamse Regering niet alleen. Ook de criteria uit het kwaliteitskader, vermeld in de agenda, willen we samen met de adviesraden uitwerken zodat ze gehanteerd kunnen worden als toetssteen voor kwaliteitsvolle STEM-initiatieven.
Ten slotte willen we met hen een actielijst opstellen om heel concreet aan de slag te gaan op het vlak van STEM. Deze actielijst moet de betrokken beleidsdomeinen in staat stellen om overzicht te behouden, hiaten en opportuniteiten vast te stellen en nieuwe acties te voorzien. Het is dus de bedoeling om dat allemaal te concretiseren en zo tot een goede samenwerking te komen.
Ik hoop dat we met het proces dat wordt opgestart met de adviesraden, kunnen landen voor de zomer van 2022 en ik hoop dat de partners ook zeer actief zullen meewerken.
Die volledige uitwerking van de STEM-agenda gebeurt – want ik mag niet alles op mij trekken – in continu overleg met collega Weyts. Het hele ecosysteem en de organisaties in het veld worden expliciet benoemd als een belangrijke speler. Het is die veelheid aan actoren die enerzijds moet zorgen voor een groot effect, maar anderzijds alles ook een beetje complexer maakt.
De stuurgroep is opgesplitst in een raadgevend comité met roterend voorzitterschap en een ambtelijk managementcomité waarbij de leidend ambtenaren van de verschillende beleidsdomeinen in gesprek kunnen gaan om synergieën te bekijken met acties die vanuit andere beleidsagenda’s bijdragen aan de STEM-doelstellingen.
VLAIO blijft in dit alles een faciliterende rol opnemen, om nieuwe initiatieven op te zetten die connectie bevorderen. Zoals gezegd is het hier echt belangrijk dat we de handen in elkaar slaan. Overheid, bedrijfswereld, onderwijs, iedereen heeft hier zijn verantwoordelijkheid in.
Wat betreft de vraag naar incentives voor het motiveren om te kiezen voor STEM-opleidingen, mogen we niet vergeten dat er al heel wat structureel beleid is. Er is de activerings- en bemiddelingsaanpak van VDAB, de sectorconvenanten, waar een heel sterke STEM-focus is, de STEM-eindtermen in het onderwijs, voor het eerst duaal leren, de wetenschapscommunicatie, de STEM-academies, die een enorm succes zijn – we gaan daar binnen een paar maanden ook zicht hebben op het aantal deelnemers. Daar moeten dan ook nog veel projectmatige initiatieven bijgevoegd worden die aandacht hebben voor STEM.
Het is dus allemaal heel waardevol, maar het moet leiden tot een grotere deelname en daar wringt het schoentje. Ik wil dus absoluut met die adviezen aan de slag. Ik heb u ook gezegd op welke manier ik daarmee aan de slag wil gaan. Maar adviezen zorgen natuurlijk niet voor meer instroom en dat blijft bij mij knellen. Het is ook zo moeilijk om bepaalde vastgeroeste inzichten te doorbreken. Wat mij bijzonder bekommert, is de keuze van meisjes voor STEM, waar het echt beter moet. De Vrouwenraad geeft een kritisch advies. Ik begrijp dat kritisch advies, maar ik ben aan het zoeken naar bouwstenen om het beter te doen. Daarvoor is een advies waardevol, maar stenen in de rivier verleggen op het terrein is ook bijzonder lastig. Hardnekkig vastgeroeste gedachten wijzigen, is ook heel lastig. Maar we gaan dus absoluut aan de slag.
Dan was er de vraag betreffende de technische installateurs. Dat is het STEM-talent in de praktijk. De sectorfederatie voor elektromobiliteit nam nog geen contact op met mijn kabinet over dit probleem, maar de vraag is uiteraard niet nieuw en leeft ook in onze buurlanden enorm. Zowel federaal als Vlaams zetten de overheden volop in op de elektrische auto. Dit zorgt dat je ook extra handen nodig hebt, niet alleen aan het stuur om het beleid uit te rollen, maar ook om de nodige laadpalen te plaatsen.
We gaan voor onze klimaatdoelstellingen heel duidelijk naar meer elektrificatie en minder fossiele verbranding, dus genoeg handen is wel degelijk iets waar we goed moeten voor opletten. Op dit moment gaat er nog geen dreiging van uit voor het halen van de klimaatdoelstellingen, maar als we bijvoorbeeld onze recent besliste maatregelen rond warmtepompen en elektrische voertuigen gaan concretiseren, dan zal dat een zeer belangrijk aandachtspunt zijn.
VLAIO speelt op twee manieren een rol. In het kader van de gesloten oproep maakt VLAIO met de Syntra’s afspraken om dergelijke opleidingen sterker op te nemen in hun totale opleidingsaanbod en om er prioriteit aan te geven in hun communicatie.
Daarnaast kan VLAIO ook andere opleidingsverstrekkers stimuleren om hiervoor extra opleidingen te voorzien via de overheidsopdrachten die ze lanceert in het kader van de open oproep ondernemersvorming, waarvan het hoofdthema ‘duurzaamheid’ is. Ook daarmee kan dus worden ingespeeld op eventuele specifieke competentietekorten.
Naast VLAIO heeft VDAB natuurlijk als kerntaak om tekorten als deze te proberen verhelpen. VDAB focust in haar dienstverlening altijd op knelpuntberoepen en technische installateurs zijn inderdaad een knelpuntberoep. VDAB organiseert al jaren basisopleidingen voor techniekers. Ook Volta en VDAB werken samen om online aanbod te voorzien rond laadpalen.
VDAB werkt ook samen met een aantal relevante stakeholders, zoals Volta, Constructiv of Educam, en heeft ook een sectorale beleidscyclus om de vinger aan de pols te houden.
Sectoren worden via bindende afspraken in hun collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) gestimuleerd om verplicht een percentage van de werkgeversbijdragen terug te investeren in vorming en opleiding van al die werknemers. Aanvullend en complementair investeer ik via de sectorconvenanten en de sector elektriciens ook in een stimulans om de leercultuur te bevorderen in ondernemingen. Dat gaat dan voor de auto’s via Educam en voor de elektriciens via Volta.
Dan komen we bij de vraag over het VBO en de jongeren, en de kloof tussen onderwijs en de arbeidsmarkt. Dat is nog altijd een feit, en dat is ook logisch. De arbeidsmarkt verandert aan een razend tempo. Het onderwijs wil vaak ook theorie en basiskennis aanleren. We doen er alles aan om die kloof te overbruggen. Ik denk dan aan de sectorconvenanten, de intersectorale adviseur ‘competenties en loopbanen’ bij de SERV, en duaal leren. Ook via het partnerschap ‘Levenslang leren’ en het actieplan 'Levenslang leren' dat eerstdaags voorgelegd zal worden aan de Vlaamse Regering, wil ik ook na het initieel onderwijs blijven inzetten op een goede aansluiting tussen opleidingen en de noden op de arbeidsmarkt.
Het fundament en de gemeenschappelijke taal voor al deze maatregelen zijn de beroepskwalificatiedossiers en de EVC-standaarden (elders verworven competentie). Via de opmaak daarvan krijgen de arbeidsmarkt en in het bijzonder de sectoren de kans om de competentienoden te vertalen in studierichtingen, opleidingen en EVC-trajecten. Ik verwijs ook naar de beleidsnota waar ik ondernemerszin als een van de sleutelcompetenties voor de toekomst zie. Ik wil dat ook faciliteren bij een zo groot mogelijke groep van jongeren. Je ziet dat ook in onze samenwerkingen met heel wat netwerkpartners: Vlajo, My Machine, Unizo Onderwijs & Ondernemen, de jongerencoöperatie Haven en de ecosystemen voor jong ondernemerschap in de Vlaamse studentensteden. Er zijn ook de oproepen voor burgerzin en ondernemerschap van scholieren, studenten en jongeren buiten het onderwijs, enzovoort.
Jongeren kunnen ook terecht in de Syntra’s, waar ze een voltijdse dagopleiding kunnen volgen die leidt naar ondernemerschap. De Syntra’s zitten ook mee in het traject Start Me Up. Dat is een traject dat start met een intake en screening in functie waarvan een aantal ‘learning snacks’ worden aangeboden in combinatie met individuele coaching.
U ziet dus, collega’s, dat er enorm veel aanbod is. Ook VDAB ondersteunt jongeren, zowel tijdens de schoolloopbaan als bij het maken van de stap van de schoolbanken naar de arbeidsmarkt. Ik geef een paar voorbeelden:
VDAB informeert jongeren en ouders over de arbeidsmarktkansen van opleidingen.
VDAB zet ook in op ondersteuning van leerkrachten. Heel concreet bijvoorbeeld: in samenwerking met de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) werkt VDAB aan de ontwikkeling van e-learningmodules omtrent ‘loopbaandenken’ en ‘loopbaancompetenties’ voor de onderwijsprofessionals.
VDAB heeft ook aandacht voor het moment van de overstap van de schoolbank naar de arbeidsmarkt, en voert daarrond ook heel intense campagnes. In het kader van de Youth Guarantee behandelt VDAB jongeren ook prioritair door hen actief te benaderen en hen aan te moedigen om zich zo snel mogelijk na het afstuderen bij VDAB in te schrijven.
Daarnaast zijn er ook nog de individuele beroepsopleidingen (IBO’s) op de werkvloer. Die kennen jullie. We hebben daar ook een uitgebreid debat over gehad. Dat is ideaal voor mij, omdat je daar ook ‘on the job’ dingen leert: de leer- en de werkomgeving worden gecombineerd.
Tot slot is er het duaal leren, waarbij we onderwijs en arbeidsmarkt samenbrengen en zorgen voor een aanbod aan opleidingen. We hebben trouwens recent nog de ondernemers daarvoor gestimuleerd via de stagebonus en de mentorkorting.
Collega, er is dus zo veel beschikbaar. Ik weet het, ik kan nog een half uur doorgaan over elk van de drie domeinen van jullie vragen. Toch blijft het voor mij een knelpunt. Het is daarom dat ik zei dat ik ook die vraag om uitleg zou stellen. Ik heb daar ook in mijn voorbije jaren als minister van Onderwijs enorm in geïnvesteerd, en ik vind dat de resultaten niet goed genoeg zijn. Ik deel dus de grote bekommernissen die op dat vlak bestaan.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreide antwoord. Het was heel uitgebreid, en terecht. Ik heb de vraag eigenlijk ook gesteld omdat ik u ook altijd heb geapprecieerd als minister van Onderwijs en ik weet dat u daarin hebt geïnvesteerd. Ik wil u ook wel enigszins bijtreden, want ik denk dat dat geen zwart-witverhaal is, dat het vooral een en-enverhaal is. Ik denk dat het onderwijsveld wel de nodige inspanningen doet, en ik denk dat de jeugd ook wel de nodige inspanningen wil doen, maar de vraag is natuurlijk of een jongere voldoende kan inschatten wat hij nodig heeft. De vraag is ook of het bedrijfsveld voldoende anticipeert op de noden van die jongeren. Het is misschien ook een moeilijke oefening omdat het bedrijfsveld dermate verandert en flexibel moet zijn. Ik geef u daar gelijk in. Het is een verhaal van grijstinten.
De aso-richtingen zijn vooral gericht op doorstroming naar het hoger onderwijs. Het tso gaat al meer richting het beroepsmatige. Het bso is vooral gericht op de arbeidsmarkt en het aanleren van praktijkervaring. Vooral wat bso en tso betreft, denk ik dat er goede stappen worden gezet. Misschien kunnen die zelfs worden overgenomen in het aso of in het hoger onderwijs. Ik herinner me mijn eigen studies: op het ogenblik dat ik stage kon lopen, zat ik in mijn laatste jaar. Misschien wordt daar gewoon te laat mee gestart en moet ook binnen het onderwijsveld worden overwogen om het omzetten van theorie in praktijk vroeger te laten gebeuren dan in het laatste jaar. Door daar vroeger op in te spelen, krijgen jongeren een beter zicht op wat hen later in de bedrijfswereld te wachten staat. Het werkveld kan daar misschien mee op anticiperen.
Ik waardeer dus de inspanningen die u doet. Ik denk dat er nog heel veel stappen zullen moeten worden gezet, want het is een heel moeilijke kwestie, omdat we het moeten bekijken vanuit die twee invalshoeken. Persoonlijk vind ik toch dat men meer moet inzetten op die stages, bijvoorbeeld binnen het aso en ook binnen het hoger onderwijs, om de leerlingen beter voor te bereiden op het beroepsleven. Misschien kan dat hun interesse aanwakkeren in andere zaken of kunnen ze extra opleidingen volgen. Of misschien kunnen ze op basis van de ervaringen die ze in het eerste jaar hebben opgedaan, al beseffen dat het eigenlijk niks voor hen is, zodat ze toch nog een andere richting kunnen uitgaan, die dan meer wordt afgestemd op het beroepsleven.
Verder vind ik het ook fijn dat de werkgevers inspanningen blijven leveren om zo veel mogelijk werkplekplaatsen aan te bieden, zodat studenten worden gemotiveerd om hun weg te zoeken binnen dat bedrijf en misschien extra bijscholingen zullen volgen om aan de slag te kunnen binnen een bedrijf.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw omstandige antwoord en uiteraard ook voor de vele initiatieven die al genomen zijn. Ik heb de STEM-agenda 2030 goed gelezen. Er zijn al goede stappen gezet. Het is niet allemaal kommer en kwel. In het rapport zit ook een evaluatie over de voorbije periode, 2012-2020. Daarin zie je dat er in het aso een enorme vooruitgang is in de doorstroming naar STEM-opleidingen. Het probleem zit bij bso en tso. Daar is die progressie minder het geval. Daar zie je jammer genoeg nog altijd dat het imago van de STEM-, vak- en beroepsopleidingen nog altijd niet veel verbetert. Er is zeker nog werk aan de winkel.
Wat ook heel belangrijk is, zoals het ook staat in de nieuwe STEM-agenda, is dat er ook meer gekeken wordt naar de zijinstroom, van volwassenen die al afgestudeerd zijn en die al actief zijn op de arbeidsmarkt. Zij moeten overtuigd worden van de mogelijkheden van omscholing naar STEM-beroepen. Dat is een vijver waar nog niet in gevist is. Het zou een heel goede zaak zijn dat men die er ook bijneemt. Dat past helemaal in de ambitie van opleiding, opleiding, opleiding. Daarop focussend heb ik volgende vraag. Als wij meer en meer mensen die al aan het werk zijn naar STEM willen oriënteren, ziet u daar dan extra initiatieven voor? Ik denk aan middelen voor opleidingen door Syntra’s. Die zouden daar voor de hand liggende partners voor zijn. Via VLAIO moeten toch nog meer mensen overtuigd worden zich bij of om te scholen. Op die manier kan ingespeeld worden op de vele STEM-vacatures die er komen door de klimaatuitdagingen. Dat is dus mijn bijkomende vraag: plant u daarvoor extra middelen en initiatieven voor de Syntra’s?
Voorts hebt u niet geantwoord over het STEM-expertisecentrum. Die vraag leeft evenwel enorm, ook bij ondernemers. Kijkt men daarbij naar buitenlandse voorbeelden zoals Finland en Duitsland, waar blijkt dat een expertisecentrum echt wel kan helpen om het probleem blijvend en structureel op te volgen en om een goede coördinatie te behouden? Denkt u echt wel aan de oprichting van een dergelijk centrum?
Ten slotte wil ik u nog iets voor de voeten gooien. Ik heb onlangs contact gehad met de Vlaamse Confederatie Bouw, die zich enorm veel zorgen maakt. Zij vreest niet zozeer een tekort aan vaklui op de werven; dat kan wel opgelost worden, eventueel met mensen uit het buitenland. Maar er zou vooral een groot tekort zijn aan ingenieurs; die kunnen niet zomaar snel uit het buitenland gehaald worden. Een van de pistes die zij voorleggen is of wij het concept van duaal leren, dat vandaag beperkt is tot het behalen van een secundair diploma, niet kunnen uitbreiden tot hogere opleidingen zoals bacheloropleidingen en zelfs tot op masterniveau. Het idee van duaal leren is op zich heel waardevol, maar het zou uitgebreid moeten worden tot hogere scholing. Op die manier zou ook aan het tekort van ingenieurs gewerkt kunnen worden. Wat denkt u van dat idee?
Ook ik dank u, minister, voor uw uitgebreide antwoord. Het is logisch dat het uitgebreid is, gezien de bijzonder grote uitdaging. Er zijn ook al heel veel initiatieven genomen of gepland om eraan tegemoet te komen. Maar wij moeten helaas vaststellen dat wij er nog niet zijn. Ik steun de vraag van collega Ongena om te kijken op welke manier wij bijvoorbeeld de Syntra’s en in mindere mate de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) kunnen inzetten en kunnen versterken om het aanbod uit te breiden. Misschien zijn wij te vraaggestuurd geweest in het voorbije decennium in ons opleidingsbeleid. Wij moeten het aanbod uitbreiden en aantrekkelijker maken, en meer centra voor opleidingen van bijvoorbeeld technische installateurs over heel Vlaanderen aanbieden. Dat vergt misschien een investering met een onzeker rendement, maar wij zijn op een punt gekomen dat wij weinig andere keuzes hebben dan dergelijke investeringen te doen. Minister, wat zijn uw plannen daaromtrent? Kan budgettair extra gewicht gegeven worden aan het aanbod van STEM-opleidingen, bijvoorbeeld in het kader van de klimaatuitdagingen?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Het is inderdaad duidelijk dat Vlaanderen nog heel wat uitdagingen heeft op dat vlak. Ook onze fractie is bijzonder geïnteresseerd in de STEM-agenda 2030. Ik weet niet of we het nog eens moeten herhalen in deze commissie. We hebben al heel vaak gesproken over STEM. Als we onze jongeren beter willen voorbereiden op de economie en op de arbeidsmarkt van de toekomst dan moeten we hen overtuigen om meer te kiezen voor die STEM-opleidingen.
Binnen alle sectoren zal het belang van STEM-profielen toenemen. De STEM-agenda wil de instroom in STEM-opleidingen en -loopbanen verbeteren en de STEM-competenties versterken. Naar aanleiding van het SERV-advies hebben we daar in deze commissie al over van gedachten gewisseld. Daarbij werd het ook duidelijk dat er moet worden ingezet op meer urgentie, meer ambitie, dat we de lat hoger moeten leggen en dat we hoog moeten mikken. Als we het tij willen keren, moeten we op verschillende domeinen blijven voortwerken.
Ik heb begrepen dat de minister met al die adviezen aan de slag zal gaan om die STEM-agenda aan te passen. (Het geluid valt weg)
Ik wil het voorstel lanceren om een hoorzitting te houden rond STEM en daar verder op in te gaan. (Het geluid valt weg)
Op deze manier zal het niet lukken. Mevrouw Claes, misschien kunt u eens opnieuw inloggen?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, ik wil kort tussenkomen op de zeer boeiende vragen die ik al hoorde. Ik ga zeker akkoord met de vraag die er is om flexibel te kunnen inspelen. Zeker wat de CVO's betreft, moeten we op zoek gaan naar hoe zij nog veel beter kunnen inspelen op de noden die er zijn.
Minister, de enquête van het VBO ging ook specifiek in op het feit dat schoolverlaters zich onvoldoende voorbereid weten op de arbeidsmarkt. Er werd al aangehaald dat een diploma bijna altijd een golden ticket is tot de arbeidsmarkt. Hoe hoger geschoold je bent, hoe kleiner de kans op werkloosheid. Heel vaak is het zo dat mensen die een STEM-opleiding of zorgopleiding hebben gevolgd, sneller aansluiting vinden met de arbeidsmarkt. Maar toch mag je de interesse in een vakgebied niet onderschatten. Een studie succesvol voltooien enkel en alleen omdat de jobkansen hoger zijn, zonder eigen interesse, is slechts weinigen gegeven. De ideale studiekeuze bestaat uit een optimale keuze uit competenties, preferenties en perspectief. De jobkansen van een studiekeuze kunnen een goede indicator zijn als men twijfelt. VDAB heeft in het verleden al ingezet op een aparte webpagina voor leerkrachten zodat zij hun leerlingen kunnen ondersteunen en voorbereiden op de arbeidsmarkt.
Minister, in het kader daarvan heb ik een bijkomende vraag. U verwees zelf ook naar de Youth Guarantee. Daarbij behandelt VDAB jongeren prioritair. Voor schoolverlaters is het belangrijk om die tweedekansleerweg te benadrukken. De jongerenconsulenten van VDAB spelen provinciaal en lokaal een zeer belangrijke rol in de warme overdracht en het bereiken van zeer kwetsbare jongeren. Bestaat er een evaluatie over die aanpak? Zijn er op dat vlak aanbevelingen voor onderwijs?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik heb in mijn antwoord gezegd dat ik een groot deel van jullie analyses volg.
Collega Malfroot, bedankt voor uw begrip. Ik deel voor een stuk uw analyse. De co-creatieve aanpak van de STEM-agenda, de afstemming met de stakeholders, de concrete acties die gedragen zijn: dat zijn de sleutels tot succes. Ik kan er nog bij zeggen dat ook de Columbus-test, die de jongeren doen vooraleer ze een richting kiezen in het hoger onderwijs, daar mooi op inspeelt.
Collega Malfroot, loopbaancompetentie heb ik als sleutelcompetentie ingevoerd in de nieuwe eindtermen, net om jongeren veerkracht te geven en tijdig te leren om vragen te stellen: wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik doen, wie wil me daarbij helpen? Er zijn ook gezinnen waar jongeren in vooraf bepaalde keuzes zitten, als het ware. Het is belangrijk dat het onderwijs hen goed begeleidt bij het maken van keuzes. Als bijvoorbeeld meisjes een wetenschapsknobbel hebben, moet die voluit ontwikkeld kunnen worden.
Collega Ongena, we hebben niet alleen opleidingen door Syntra’s, maar ook bedrijven zelf moeten – als ik zo vrij mag zijn – tijdig stilstaan bij de transities waar ze voor staan. We zijn het zo gewoon om onze computer te updaten, maar we vergeten soms een beetje ons menselijk kapitaal. Daar wringt ook het schoentje. Daar is ook werk aan de winkel.
We hebben voor de Syntra’s het systeem van de open oproepen voor actuele nieuwe behoeften. Dat betekent dat ze daar heel snel in een aanbod kunnen voorzien. Het is goed dat ze daar goed gebruik van maken.
Inzake klimaatverandering moeten we ook inspelen op die transitie. Klimaattransitie vergt ook technische profielen. Om hieraan tegemoet te komen werk ik in overleg met de sectoren aan een ‘skills plan’, zoals dat heet.
Dan kom ik tot uw opmerking over de Confederatie Bouw. Er is inderdaad een absoluut tekort aan ingenieurs. Maar dat is nu net een knelpuntberoep waarvoor we mensen uit het buitenland kunnen aantrekken. We doen dat ook. Het zijn niet alleen stukadoors. Ik zie uw gelaatsuitdrukking: misschien denkt u dat ze vanuit het buitenland niet naar hier zullen komen omdat er daar ook te kort zijn? We kunnen ze wel naar hier halen.
Wat betreft het STEM-centrum willen we de regisseursrol bij VLAIO zeker versterken. Maar we moeten wel oppassen met zomaar nieuwe structuren opzetten, vind ik persoonlijk. Ik vind de governance daar nu heel complex. Ik zou niet te veel nieuwe structuren maken. Het probleem zit niet zozeer in het aanbod, maar ook in het stimuleren van de goesting en de sense of urgency. U kent het spreekwoord over het paard naar het water brengen, enzovoort.
We stellen ook een eengemaakte structuur te willen onderzoeken. Maar je kunt dit niet zomaar doen want dan dreigen ook weer de efficiëntie en de effectiviteit van bestaande werkingen niet gegarandeerd te zijn. We hebben tradities richting technisch onderwijs en wetenschapscommunicatie. We spelen wel in op heel concrete noden en vragen, zoals het contactpunt bij VLAIO. Maar ik denk dat het goed is om een aanpak op maat te voorzien.
Ik wil het thema niet verleggen, maar de noodkreten in de zorg en het onderwijs zijn minstens even groot. Op alle fronten trekt en sleurt men om nieuwe profielen te krijgen. Wat voor mij wel belangrijk is, is dat jongeren een keuze kunnen maken die aansluit bij hun talenten. Zeker bij meisjes wordt STEM misschien minder vaak als een evidente optie naar voren geschoven.
De grootste mismatch die we hebben, zit niet in de hogescholen omdat zij nog alle kanten op kunnen, maar wel bij de niet-gekwalificeerde jongeren, de NEET-jongeren (Not in Education, Employment or Training) die uitvallen. Daar moeten we heel fors op focussen, om ze toe te leiden naar de plaatsen waar ze een heel goed loon verdienen en heel praktisch goed geschoold kunnen worden.
En daar zijn STEM-jobs een heel goed voorbeeld van.
Collega Vandromme, die Youth Guarantee wordt verder gemonitord, dat maakt ook deel uit van het beleid. We hebben vorig jaar en dit jaar via ESF ongeveer 50 miljoen euro geïnvesteerd om in heel Vlaanderen lokale partnerschappen op te richten om kwetsbare jongeren te begeleiden.
De Ambrassade was onlangs bij mij met gespecialiseerde jongerenorganisaties die daar specifiek actief in zijn. Ze zijn lovend over de werking maar geven aan dat ze net met heel kwetsbare profielen werken waar werk het laatste van de zorgen is. Het gaat dan over huisvesting, een slaapplaats, welzijn enzovoort. Veel van die jongeren zitten in een vicieuze cirkel die niet zomaar kan worden doorbroken met een opleiding en een job. We zitten daar nog met een paar zware moeilijkheden.
Er blijven nog heel veel vragen maar dit is een heel interessant thema om tijdens de komende periode samen met jullie over van gedachten te wisselen in de hoop op betere resultaten.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We hebben al gezegd dat het heel moeilijk is maar ik spreek ook uit eigen ervaring. Ik heb zelf een dochter die dit jaar in het zesde middelbaar zit en voor volgend jaar een keuze moet maken. Ik merk zelf hoe moeilijk het voor haar is om die keuze te maken, ook dat er vanuit de school heel weinig begeleiding is, in die zin dat ze moeilijk praktijkervaring kunnen opdoen of dat er bijvoorbeeld geen bedrijfsbezoeken mogelijk zijn. De keuze waar die leerlingen nu voor staan, gebeurt zuiver op basis van vakken waar ze redelijk goed in zijn en niet zozeer op basis van praktijkervaring of interesse naar de toekomst omdat ze daar geen zicht op hebben.
Ik blijf bij mijn oordeel dat het systeem op dat vlak nog voor verbetering vatbaar is zodat de laatstejaarsstudenten op een andere manier kunnen kijken naar de werkvloer, bijvoorbeeld via bedrijfsbezoeken, stages of op een andere manier.
Ik heb zelf een horecazaak en ik merk ook vanuit dat oogpunt dat het heel moeilijk is om voor die specifieke sectoren aan stagiairs te geraken omdat scholen soms heel verspreid liggen en het op logistiek vlak dus niet altijd mogelijk is om die stagiairs aan te trekken. Ook op dat vlak, zeker voor de horeca en andere beroepen, kunnen nog stappen worden gezet om de studenten die bijvoorbeeld op de koksschool zitten, in te zetten in de praktijk. Ik heb geen bijkomende vragen maar ik wilde deze bedenkingen wel nog kwijt.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik wil mijn gewijzigde gelaatsuitdrukking van daarnet nog even duiden toen u zei dat die ingenieurs ook uit het buitenland kunnen worden gehaald maar volgens de Confederatie Bouw is dat toch niet zo evident. Zoals ik daarnet al zei, zijn er zeker meer mogelijkheden voor bouwvakkers op het terrein maar voor ingenieurs zijn er de taal en andere drempels die het veel minder evident maken om ze uit het buitenland te halen. Vandaar die vraag van de Confederatie Bouw om ook voor die hogere profielen extra initiatieven te nemen, en de idee om duaal leren ook richting bachelor- en misschien zelfs masterniveau uit te breiden. Daar hebt u niet op geantwoord. Ik heb daar alle begrip voor, het was misschien een beetje voor de voeten geworpen, vandaar mijn vraag om rekening te houden met dit idee en eventueel eens te laten bekijken of dit haalbaar is.
Tot slot sluit ik me graag aan bij de vraag van mevrouw Claes die er tussen alle haperingen door is doorgekomen, namelijk om met de commissie te bekijken of we over STEM eventueel een bredere gedachtewisseling kunnen houden. Als ik de collega’s hoor, dan blijkt de sense of urgency een open deur en dat is des te beter. Maar als de deur dan toch openstaat, kunnen we misschien de experten eens uitnodigen voor een breder debat daarover. Gelet op de uitdagingen waar we voor staan, is het belangrijk daar aandacht aan te besteden.
Minister, ik dank u op mijn beurt voor de extra toelichting. Collega’s, ik denk dat het onderwerp sowieso wordt vervolgd. Een hoorzitting organiseren lijkt me een goed idee maar dat moeten we bekijken met de collega's van de commissie Onderwijs. De secretaris vertelt me dat dat hoe dan ook na maart zal zijn. Het lijkt me dus niet zo evident om dat in de regeling van onze werkzaamheden in te passen, wat niet betekent dat het onderwerp niet nog aan bod zal en kan komen en ongetwijfeld wordt vervolgd.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.