Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, de aanleiding voor mijn vraag is een bezoek aan de vzw LEJO in Gent, een vzw die tienerouders ondersteunt. Na dat bezoek zijn mij toch een aantal pijnpunten duidelijk geworden ten aanzien van tienerouders en hun schooltraject. Het is een niet heel grote, maar toch een beetje vergeten doelgroep, hebben wij het gevoel. Ze vallen wat tussen de mazen van het net, omdat ze enerzijds gewoon schoolgaande tiener zijn, maar anderzijds ook moeder of vader. Het is voor hen moeilijk om aansluiting te vinden bij het reguliere vrijetijdsaanbod, een sociaal netwerk en de arbeidsmarkt. Ze bevinden zich vaak in een maatschappelijk kwetsbare situatie. En ze starten hun arbeidsloopbaan dan ook zonder diploma.
Door het lange thuiszitten zijn er maar weinig van hen geprikkeld om gebruik te maken van kinderopvang. De bestaande structuren van kinderopvang onder de drie jaar zijn onbekend en hoogdrempelig. Dat verkleint hun weerbaarheid op de arbeidsmarkt. Dat zijn enkele pijnpunten, maar er is zeker ook een reeks pijnpunten die we het best eens beschouwen vanuit het onderwijs.
De moederschapsrust voor tienermoeders is tien weken, een week voor de uitgerekende datum en negen weken erna op te nemen. Dat is toch wel een verschil met werkende moeders, die momenteel recht hebben op vijftien weken moederschapsrust. Prille jonge moeders zijn dus genoodzaakt om hun kindje op de leeftijd van twee maanden al uit handen te geven om weer naar school te kunnen. Maar vaak kunnen de baby’s op die leeftijd nog niet in een kinderopvang terecht, omdat ze hun eerste vaccinaties nog niet hebben gehad. Dat betekent dat veel meisjes nog niet opnieuw met school beginnen na die negen weken, omdat de baby’s niet welkom zijn in de crèche.
Er is ook geen vaderschapsverlof voorzien voor tienervaders. Tienermoeders staan er in het begin dan ook helemaal alleen voor. Het patroon om alles alleen op te nemen en niet als koppel voor het kindje te zorgen, dreigt zo soms in stand te worden gehouden. Uit onderzoek blijkt ook dat jonge vaders zich vaak uitgesloten voelen in de opvoeding en verzorging van het kind. Ze voelen zich weinig betrokken. Ook het hulpverlenende netwerk is vaak gefocust op de moeder en het jonge kind. Door het niet toekennen van vaderschapsverlof, blijft die kloof aanhouden. Jonge vaders die het goed willen doen, worden dus eigenlijk niet gehoord.
Een derde probleem is dat als het kindje ziek is, het niet terecht kan in de kinderopvang. Daardoor is de jonge mama vaak genoodzaakt om thuis te blijven. Een doktersattest voor het kindje is vaak niet genoeg om hun afwezigheid op school te beargumenteren. Ze krijgen dan ook soms een B-code op school, met toenemende afwezigheden. Dat is ook al niet goed voor de slaagkansen op school. Ook de rol van de vader wordt daarin vergeten. De opvang voor een ziek kind wordt niet ondersteund als een gedeelde verantwoordelijkheid tussen vader en moeder. Ook het sociaal verlof is dus problematisch.
Als jonge meisjes mama worden, hebben ze vaak langer tijd nodig om te wennen aan de nieuwe gezinssituatie en het vinden van een nieuw evenwicht. De school legt echter al snel druk op de jongeren, omdat ze leerplichtig zijn en ze aanwezig moeten zijn. De jongeren worden niet altijd gehoord. De kloof tussen jongere en school wordt groter, en dat resulteert soms in volledig afhaken.
Nog iets wat er niet is, maar wel voor werkende moeders, is borstvoedingsverlof. Jonge mama’s die graag langdurig borstvoeding willen geven, hebben daar ook niet altijd de kans toe, als ze na negen weken moederschapsrust terug naar school moeten. Daarnaast is het vinden van een evenwicht in het geven van borstvoeding en flesvoeding ook niet van de ene op de andere dag geklaard.
Dat is dus een reeks van pijnpunten, minister, waar we dan ook enkele vragen over hebben.
Wat is op dit moment al voorzien om tienerouders en tienermoeders in het bijzonder te ondersteunen vanuit onderwijs? Hoe kijkt u aan tegen de discrepantie tussen het aantal weken moederschapsverlof tussen scholieren en werkende moeders, namelijk tien versus vijftien weken? Dat heeft wellicht met leerplicht en schoolafspraken te maken, maar kunt u dat onderscheid toelichten? Wilt u dat eventueel gelijktrekken, aangezien de ervaring leert dat het verminderen van de moederschapsrust voor schoolgaande jongeren er niet voor zorgt dat de kloof met de school verkleint? Het veroorzaakt integendeel misschien zelfs meer drempels.
Gezien de regels in verband met gewettigde afwezigheid in het onderwijs, wilt u ingaan op de vraag om borstvoedingsverlof voor tienermoeders mogelijk te maken? Wilt u tienervaderschapsverlof toekennen? Wilt u sociaal verlof mogelijk maken voor tienermoeders en tienervaders als een kind ziek is?
Scholen zijn ook voorstanders van modulaire systemen om het haalbaar te maken voor deze doelgroep om een schooltraject op maat, en dus meer flexibel, uit te werken, omdat het reguliere schoolsysteem voor tienermoeders vaak tot gevolg heeft dat ze afhaken. Minister, wat is uw visie hierover? We hebben na corona gezien dat we daar toch heel wat sprongen vooruit gemaakt hebben. Misschien zijn hier ook extra mogelijkheden? Kan afstandsonderwijs hierin bijdragen aan een oplossing?
Minister, dan hebben we nog specifieke problemen voor het buitengewoon secundair onderwijs (buso). Daar is het vaak zo dat jongeren, zodra ze gemeld hebben dat ze zwanger zijn, niet meer aanwezig kunnen zijn op school wegens de veiligheidsrisico’s. Daar zitten jonge aanstaande moeders dus al heel snel voor een langere periode thuis, waardoor de afstand tussen de school en de jongere eveneens groter wordt. Scholen en CLB-netten ijveren ervoor dat tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH) in deze situaties verplicht zou moeten worden, zodat onderwijs een aanwezig thema blijft. Daarnaast kunnen deze lessen ook ingezet worden met thema’s ter voorbereiding op het moederschap. Minister, voelt u er iets voor om dat te verplichten in deze situaties?
Betrokken scholen merken dat de jongeren die gedreven zijn om hun schoolse carrière verder te zetten en goed af te ronden, vaak worden tegengewerkt door problemen en drempels die ze ervaren op andere domeinen. Ondersteuning vanuit hun eigen netwerk ontbreekt en ze hebben niet de vaardigheden en de kennis om deze drempels aan te pakken en weg te werken. Het ervaren van problemen op andere levensdomeinen resulteert er vaak in dat school niet meer prioritair is en dat jongeren de motivatie verliezen om school verder te zetten. Scholen ijveren er dus voor om deze thema’s rond wonen, apart gaan wonen, budgettering, enzovoort, gericht op de andere levensdomeinen ook in het lessenpakket te verwerken. Minister, hoe ziet u dit? Wilt u hier verder nog iets rond ondernemen?
Ook vanuit de gesprekken met scholen en de daaraan verbonden CLB-netten blijkt dat er op scholen weinig wordt ingezet op preventie. Vaak komt het thema maar tweejaarlijks aan bod. Wat bijvoorbeeld met instappers? Er wordt aangegeven dat het wel in de eindtermen zit, maar dat hier vaak toch nog te weinig aandacht aan wordt gegeven. Het CLB geeft aan dat Sensoa vroeger vaak werd ingeschakeld om hierover te werken in scholen. Daar hangt wel een prijskaartje aan vast. Zowel vanuit Sensoa als in de uitleenbank van het CLB is er voldoende ondersteunend materiaal beschikbaar om rond dit thema te werken. Maar het opnemen van dit thema gebeurt niet door elke school op dezelfde manier, of wordt enkel uitvoerig opgenomen als de vraag vanuit de jongeren worden gesteld. Dan is het soms te laat. Wilt u meer inzetten op preventie op school en hiervoor extra budgetten uittrekken om de samenwerking met Sensoa te versterken?
In het kader van meer ondersteuning vanuit de scholen en de CLB’s wordt aanbevolen om per school een spilfiguur aan te duiden, iemand die expertise heeft rond tienerzwangerschappen, een aanspreekpunt dat aanwezig is op de school voor jongeren, een soort vertrouwenspersoon. Dat kan een leerlingenbegeleider of een leerkracht zijn die zich hiertoe engageert. Wilt u deze aanbeveling aan de scholen doen? Kan hiervoor extra ondersteuning voorzien worden?
Dat zijn een reeks vragen over een specifiek thema.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat betreft de thematiek, denk ik dat het voor ieder kind, voor iedere jongere essentieel is dat men kwaliteitsvol onderwijs krijgt. Dat is ook zo voor leerlingen die zwanger zijn of die reeds bevallen zijn. Ik denk dat ook heel specifiek voor zulke leerlingen, gelet ook op de gezinscontext, het behalen van een kwalificatie cruciaal is voor een verder traject op de arbeidsmarkt of in het vervolgonderwijs, zeg maar voor de toekomstkansen. Daarom kan die doelgroep ook heel specifiek een beroep doen op een systeem van flexibele leertrajecten, op synchroon internetonderwijs (SIO): Bednet en TOAH. Ook in het buso kan gebruikgemaakt worden van TOAH. Het verplichten van TOAH of SIO voor een bepaalde doelgroep lijkt me een stap te ver. Ik heb ook geen signalen ontvangen dat het huidige aanbod onvoldoende zou zijn. Die boodschap krijg ik niet.
De thematiek die u beschrijft is in 2014 tot een finale gekomen. Toen heeft men een heel proces gelopen en geprobeerd om aan de problematiek tegemoet te komen. Men heeft toen moederschapsverlof binnen het onderwijs geïntroduceerd voor leerlingen. Men heeft diverse experten geraadpleegd en kwam tot enkele conclusies. De basis werd gelegd voor het systeem dat we vandaag nog kennen. Het moederschapsverlof voor leerlingen werd beperkt in duur.
Ik onderschrijf de redenering die toen werd gemaakt, namelijk dat de overheid en scholen er in elk geval over moeten waken dat het principe van effectieve lesbijwoning maximaal wordt gevrijwaard. Er kan geen twijfel over bestaan dat jonge moeders de kans en de tijd moeten krijgen om fysiek en mentaal te bekomen van de bevalling en om het eigen leven te reorganiseren. Daarom werd ook het recht ingevoerd op moederschapsverlof voor een periode van maximaal één week voor de vermoedelijke bevallingsdatum en maximaal negen weken na de bevalling. Voor het bepalen van deze periode werd, na focusgroepen met experten, naar een evenwicht gezocht tussen enerzijds fysieke en emotionele argumenten en anderzijds de onderwijskundige belangen en toekomstkansen voor de betrokken leerling. Het gaat dus om een recht en geen plicht, wat betekent dat de leerling ervoor kan kiezen om minder lang dan toegelaten, afwezig te blijven. In elk geval blijven de leerlingen het statuut van regelmatig leerling behouden.
Het verlenen van tienervaderschapsverlof werd destijds bekeken. Na gesprekken met experten en focusgroepen ter zake, concludeerde men dat dit niet opportuun was, omdat er toen werd geredeneerd dat de situatie niet vergelijkbaar was met die van volwassen partners. Waarom geen vaste periodes voor bijvoorbeeld borstvoedingsverlof? Dat is omdat een school voldoende ruimte heeft om flexibel met een afwezigheid van deze jongeren om te gaan via de P-code. Een apart kader voor jonge vaders is momenteel niet voorzien. Het verlenen van autonomie aan de school laat wel toe in te spelen op specifieke situaties die zich kunnen voordoen. Dat geldt zowel voor jonge vaders als in het kader van borstvoedingsverlof en andere.
Om tegemoet te komen aan de door u aangehaalde problemen is er de afgelopen jaren al heel wat geïnvesteerd. Zo is er gewerkt aan nieuwe eindtermen en aan wijzigingen in het decreet op leerlingenbegeleiding. De recente hervormingen – boven op wat was voorzien in 2014 – komen ten goede aan de aandacht voor het welbevinden, zowel fysiek, sociaal als mentaal, van alle leerlingen binnen het onderwijs, inclusief tienermoeders.
Tevens is er het decreet op leerlingenbegeleiding, dat scholen eindverantwoordelijk maakt voor de leerlingenbegeleiding en hen ook verplicht om een aanspreekpunt te hebben waarbij leerlingen terecht kunnen. Jongeren met allerhande vragen, inclusief over relationele en seksuele vorming, moeten eveneens bij dit aanspreekpunt terechtkunnen. Scholen zijn ook verplicht om een geïntegreerd beleid op leerlingenbegeleiding uit te werken, met aandacht voor de vier begeleidingsdomeinen, waaronder het psychosociaal welzijn. Bovendien moet dit beleid afgestemd zijn op de schoolse context en de noden van de leerlingen. De school heeft de verantwoordelijkheid om de gepaste zorg en ondersteuning te bieden aan al haar leerlingen binnen fase 0 en 1 van het zorgcontinuüm. Dat is de basiszorg en de verhoogde zorg.
Het hebben van een dergelijk beleid is een erkenningsvoorwaarde voor de school en de onderwijsinspectie ziet hierop toe bij de doorlichting. In het nieuwe referentiekader voor onderwijskwaliteit zet de onderwijsinspectie de minimale gemeenschappelijke verwachtingen uit voor kwaliteitsvol onderwijs. Hierin is er ook aandacht voor de fysieke, mentale en sociale gezondheid van leerlingen, zowel in het beleid, de begeleiding als de klaspraktijk.
Tot slot, er is heel wat ondersteunend materiaal ter beschikking om in scholen ook aan relationele en seksuele vorming te werken. Sensoa ondersteunt de scholen daarbij en zorgt onder andere voor leerlijnen, voor wetenschappelijke onderbouw, voor educatief materiaal, voor trainingen.
Het klopt dat Sensoa niet langer gratis naar scholen komt. Daarom is er ook ingezet op het versterken van de pedagogische begeleiding van zowel scholen als CLB’s, om toe te laten dat scholen ook op hen kunnen terugvallen. Maar het is onhoudbaar dat experten elk jaar opnieuw vormingen in scholen gaan opzetten. Scholen zouden ook zelf de regie in handen moeten nemen en in de schoolteams nagaan wie het best geplaatst is om jongeren te helpen.
Gelet op alle initiatieven die we in dat verband al hebben genomen, of mijn voorgangers, wil ik toch vooral inzetten op het informeren en sensibiliseren van scholen om blijvend aandacht te hebben voor seksuele en relationele vorming. En ook het overleg met het onderwijs- en de CLB-koepels en -netten gaan we natuurlijk altijd via die weg inzetten voor een versterking van de scholen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik begrijp dat er in 2014 een traject is gelopen met de resultaten die er nu dus zijn en de beslissingen zoals beschreven.
LEJO is gespecialiseerd in de ondersteuning van tienermoeders en heeft zelf onderzoeken gedaan die tot die conclusies en beleidsaanbevelingen leidden die ik inhaalde. Ik denk dat dat wel gesteund is op toch wel grondige bevragingen en onderzoeken in de verschillende scholen. Ik denk dat zij daar ook niet licht zijn overgegaan.
2014, dat is natuurlijk zeven jaar geleden. Ik denk dat de situatie toen anders was. We hebben met corona heel wat sprongen vooruit gemaakt op het vlak van afstandsonderwijs, digitalisering, digitaal onderwijs, hybride vormen van onderwijs. Dus ik denk dat het momentum er misschien is om op zijn minst in gesprek te gaan. Ik zou u willen aanraden om, als u dat zou willen doen, met de vzw in gesprek te gaan om eens te kijken waar die aanbevelingen vandaan komen en waarom zij dit doen. Ik denk bijvoorbeeld dat die uitbreiding van die moederschapsrust echt wel een pijnpunt is. Als het op dat moment niet mogelijk is om de kindjes naar de kinderopvang te doen vanwege die vaccinaties, dan zit je daar echt met een reëel probleem, en dan denk ik dat we dat moeten aanpakken en dat we niet mogen zeggen: 'Er is in 2014 al een traject gelopen, dus we gaan dat nu niet meer herzien.'
Mijn bijkomende vraag zou zijn, minister, of u bereid bent om in gesprek te gaan en te kijken of bepaalde zaken niet moeten en kunnen worden herzien, gezien de ontwikkelingen die we nu hebben doorgemaakt op het vlak van afstandsonderwijs.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wou even tussenkomen omdat ik toch een aantal antwoorden van de minister even wou onderstrepen, vanuit mijn ervaring in een grote school, waar er toch een aantal jongeren – kinderen moet ik eigenlijk zeggen – kindermoeder werden.
Ik denk op dat vlak, collega’s, dat de stappen die worden gezet en de ondersteuning en de maatregelen die in het verleden zijn genomen, een goede zaak zijn. Maar de preventieve kant is, denk ik toch, minstens even belangrijk. Dat is dan niet alleen belangrijk voor die moeder zelf, want als je moeder bent, een gezin start en nog geen onderwijsdiploma in handen hebt, dan gaat dat de toekomstkansen in de omgeving van het kind niet altijd verbeteren. Idem voor de vader. Er is omtrent het vaderschapsverlof toen de afweging gemaakt wat er nu eigenlijk het beste zou kunnen gebeuren voor dat kind: een vader die voldoende ouderschapsverlof heeft op school, of een vader die een diploma haalt. In dat kader wil ik toch daarvoor pleiten.
Die P-code is inderdaad de oplossing die een school heeft om in die situaties te kijken of er toch nog mogelijkheden zijn. Dat dit verder kan en moet worden bekeken, is zeker. We hebben daar Sensoa en Bednet en dergelijke meer voor, die inderdaad ingeschakeld kunnen worden. Maar ik zou toch ook wel willen benadrukken om blijvend aandacht te geven aan het preventieve luik, omwille van de impact voor moeder, vader, gezin en zeker ook het kind.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik sta vanzelfsprekend open voor elk gesprek. Desgevallend zal dat ook wel nopen om het volledige traject dat gelopen is in 2014 en de jaren ervoor, opnieuw te doorlopen. Je kunt moeilijk op basis van een individuele consultatie of een consultatie van een vzw en misschien wel praktijkexpert ter zake, het werkstuk van eertijds volledig gaan hertekenen. Maar ik sta open voor elk gesprek.
Ik ben ook eens, naar aanleiding van uw vraag, gaan kijken naar wat de finale conclusies waren. Ik heb hier het standpunt van de focusgroep, in een nota van 2012, waarop men dan voortgebouwd heeft om tot regelgeving te komen. Een belangrijke passage in die nota gaat over de invoering van een wettelijke regeling voor moederschapsverlof in het onderwijs. Daarin beargumenteert men waarom men dat wil doen, ten voordele van de hechting tussen moeder en kind. Bovendien, zo staat in de nota, moeten tienermoeders de tijd krijgen om zichzelf in het belang van het kind te gaan reorganiseren. Een vastgelegde verlofperiode moet ook duidelijkheid verschaffen in de communicatie tussen de school en de tienermoeder. De datum van terugkeer naar school moet gekend zijn door alle partijen. Er moeten meer concrete plannen en afspraken over de te overbruggen periode gemaakt worden. Hierdoor blijft de band met de school behouden. Dan zegt de nota: dokters zullen wellicht minder geneigd zijn bijkomend ziekteverlof uit te schrijven als er een bij wet vastgestelde regeling bestaat. Dat is toch een weloverwogen conclusie. Maar goed, ik ben bereid tot een open gesprek.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Het is inderdaad geen zwart-witverhaal. Ik ben het er ook helemaal mee eens dat het allerbelangrijkste is dat de band met de school behouden blijft. Collega Daniëls, wij willen allemaal dat die moeders en vaders hun school afmaken, ook voor de toekomst van hun kinderen. Ik kan het daarmee niet meer eens zijn. Maar wij, de moeders en vaders onder ons – en dat zijn er veel –, weten hoe ingrijpend het is om op volwassen leeftijd een baby te krijgen. De impact daarvan als je nog op school zit, met alles wat daarbij komt kijken op het emotionele vlak, is ook heel ingrijpend, als je er samen met de papa toch iets wilt van maken. Ook de hechting van de vader met de baby is van groot belang, zeker ook op die leeftijd. Er zijn het laatste anderhalf jaar heel wat stappen vooruit gezet om op andere manieren de band met de scholen aan te houden en die kinderen niet te verliezen. Wij moeten er durven over na te denken of een verlenging misschien een goede zaak kan zijn, bijvoorbeeld een gelijkschakeling met het verlof dat werknemers hebben. Dan kan er dan nog bekeken worden of er manieren zijn om het schooltraject te intensifiëren zodra de leerlingen daar klaar voor zijn. U hebt zich bereid verklaard, minister, om het gesprek met deze en andere vzw’s aan te gaan om dit schooltraject te gaan optimaliseren. Dat is een goede zaak, want van op het terrein komen signalen dat de manier waarop het nu geregeld is, eigenlijk niet optimaal is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.