Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Deze vraag gaat over de nieuwe dierenwet in Nederland. Er is in juni 2021 via een amendement van de Partij voor de Dieren op wetgeving in Nederland een nieuwe dierenwet aangenomen, die vertrekt vanuit het principe dat dieren hun natuurlijke gedrag moeten kunnen vertonen. Ze mogen ook geen pijn en ongemak meemaken. En het gaat over alle soorten dieren: van dieren in de veehouderij tot huisdieren. Dat betekent dat het niet meer de dieren zijn die zich moeten aanpassen aan de huisvesting, maar dat bij wijze van spreken de huisvesting en de manier waarop ze moeten worden gehouden, aangepast moet zijn aan hun natuurlijke gedrag. Dat is een heel goed principe, maar het roept wel heel veel vragen en commotie op in Nederland.
Volgens die wet, die in toepassing gaat in 2023, kunnen vogels bijvoorbeeld niet meer in een te kleine kooi gehouden worden. Konijnen zouden eigenlijk in groep gehouden moeten worden. Katten zouden naar buiten moeten kunnen. Vee, zoals kalveren en geiten, mogen niet meer onthoornd worden en varkens zouden in de modder moeten kunnen wroeten, enzovoort. Dat is waar het debat nu over gaat: het gevolg van dat amendement op die wet. De huisvesting moet immers, indien nodig, aangepast worden aan het dier in plaats van omgekeerd.
Ondertussen is er ook in het Brusselse Gewest een oefening gaande vanuit de Raad voor Dierenwelzijn, rond richtlijnen voor het houden van honden, katten en paarden.
Minister, die evoluties in het Brusselse Gewest, maar zeker ook in Nederland, dwingen ons eigenlijk echt tot nadenken. Het welzijn van dieren wordt steeds belangrijker. Op zich is dat heel goed. De goede omgang met dieren, het natuurlijke gedrag en de richtlijnen en de sensibilisering daarrond zijn belangrijk voor particuliere houders, maar minstens even belangrijk voor veehouderijen. We hebben hier al over heel veel zaken gepraat, onder andere labels.
Minister, mijn vraag aan u is heel specifiek met betrekking tot de nieuwe Nederlandse wet. Bent u daarvan op de hoogte? Wat is uw persoonlijke positionering als minister van Dierenwelzijn hierover? Wat denkt u over de basispremissie die men daar neemt dat dieren natuurlijk gedrag moeten tonen?
Zult u in Vlaanderen initiatief nemen om huisvesting van dieren beter af te stemmen op hun natuurlijke gedrag, op hun natuurlijke behoeften? Hebt u – uzelf, vanuit uw kabinet, vanuit de administratie – al initiatieven in die richting opgestart met betrekking tot sensibiliserende richtlijnen voor het houden van huisdieren? Op welke manier denkt u met de evolutie, die toch rond ons gaande is, om te gaan bij ons in Vlaanderen?
Minister Weyts heeft het woord.
In Nederland werd inderdaad door de Tweede en de Eerste Kamer een amendement op de Wet Dieren aangenomen over de huisvesting van dieren. In de oorspronkelijke tekst stond: “Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen.” Daar werd als amendement aan toegevoegd: “Onder een redelijk doel wordt in elk geval niet begrepen het kunnen houden van dieren in een bepaald systeem of huisvesting.”
Daarop is heel wat commotie ontstaan over wat dit nu precies betekent. Wat is de reikwijdte van die zin? Sommigen vrezen voor het einde van de veehouderijen in Nederland. Anderen zijn dan weer bang dat het bijna onmogelijk wordt om nog huisdieren te houden, omdat vogels en konijnen niet meer in een kooi gehouden zouden mogen worden, katten zouden altijd buiten gehuisvest moeten worden en honden zouden zelfs niet meer aan de leiband mogen lopen. Het effect en de onrust gaan wel iets ruimer dan enkel de landbouwsector; het betreft ook de gezelschapsdieren.
De tekst van de wetswijziging is zodanig algemeen dat op dit moment niemand lijkt te weten wat er in de praktijk nu daadwerkelijk zal veranderen. Vreemd genoeg, om zich daarvan te vergewissen, heeft de bevoegde minister in Nederland, minister Schouten, opdracht gegeven om een juridische analyse te laten uitvoeren om na te gaan wat de consequenties van die wetswijziging precies zijn. Die wetswijziging is nog niet voor onmiddellijk, die zal ingaan op 1 januari 2023. Ik volg dit met grote interesse op.
Op het vlak van dierenwelzijn is er veel verbetering mogelijk en moeten we nog stappen zetten. Maar ik wil mij wel hoeden voor wijzigingen waarvan men zelfs niet weet wat de draagwijdte nu is en waardoor bepaalde activiteiten in feite onmogelijk worden, ook in hoofde van dierenvrienden en -liefhebbers, en waarbij we ook ons rekenschap moeten geven van verplaatsing naar het buitenland.
U weet dat de Europese Commissie een evaluatie en eventuele herziening van de Europese reglementering rond dierenwelzijn voorziet in het kader van de farm-to-forkstrategie. Momenteel werken we met onze collega’s van de Vughtgroep – dat zijn de bevoegde ministers voor dierenwelzijn van Nederland, Duitsland, Denemarken en Zweden waar wij als Vlaanderen samen met Wallonië en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest toch een belangrijke rol in spelen – aan een tekst die oplijst welke wijzigingen en aanvullingen aan de Europese regelgeving wij doorgevoerd zouden willen zien om het dierenwelzijn in Europa te verbeteren.
Dat voorstel gaan we aan de Europese Commissie overmaken.
We zijn in Vlaanderen al jaren bezig met richtlijnen voor het houden van huisdieren. Hiervoor werd de website huisdierinfo.be opgericht, waar richtlijnen terug te vinden zijn voor het houden van zowat alle diersoorten die vrij courant als huisdier gehouden worden. Het gaat hierbij niet enkel om honden, katten en paarden, maar er zijn ook richtlijnen te vinden voor het houden van een parelhoen en recent ook een alpaca. Ik nodig u zeker uit om eens een kijkje te nemen op deze website.
Ondertussen kijken we met interesse naar de evoluties en de draagwijdte van het goedgekeurde amendement in Nederland.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De website is mij bekend en ik volg de Europese farm-to-forkstrategie van heel dichtbij op, omdat die bijzonder belangrijk is.
Deze wet zal tijdens deze legislatuur ook bij ons – dus eigenlijk bijzonder snel – in werking treden. Dan gaan er bij mij een aantal alarmbellen af, omdat we ervaring hebben met zowel het stikstofdossier als met de megastallen. Op het moment dat er in Nederland een wetgeving wordt versterkt, gaan er wel eens intensieve veehouders ‘sans gêne’ 10 kilometer verder de grens over en verhuizen ze de problematiek naar het Vlaamse grondgebied, daarbij niet gehinderd door enige overweging op het vlak van dierenwelzijn.
Er is wetgeving nodig om het welzijn van dieren te beschermen. Daarbij is er wel een verschil – en dat is belangrijk om mee te nemen in de verdere evaluatie – tussen diegene die van zijn of haar dieren moet leven als inkomen en diegene die een hobbydierhouder of een gewone particulier met een huisdier is. Die eerste persoon moet eraan verdienen. Die tweede persoon geeft er vaak geld aan uit. De beroepsmatige dierenhouder moet zijn kosten zo laag mogelijk proberen te houden om zoveel mogelijk inkomsten te genereren en gaat vaak ook over tot export om zoveel mogelijk winst te hebben. De hobbyist houdt zijn dier bij zich en zal met liefde wat extra investeren om ervoor te zorgen dat die dieren het naar hun zin hebben. Bij die laatste is sensibilisering een heel belangrijk instrument.
U zult mij niet horen zeggen dat de website daarvoor niet relevant is, maar vaak weten mensen het niet en is er wat proactiviteit nodig om hun duidelijk te maken welk dier welke soort omgeving nodig heeft. Konijnen bijvoorbeeld zijn groepsdieren en eenden hebben altijd ruimte nodig om te zwemmen om zich goed te kunnen voelen. Nertsen zijn dan weer waterdieren, maar worden in pelsdierhouderijen in kooien gehouden zonder enig water in zicht.
Het toont aan dat er hier een onderliggende problematiek is en die doet mij een belangrijke vraag stellen, los van het opvolgen van de evoluties in Nederland, inzake de concretisering. Wat zal er effectief gebeuren in 2023? Ik zou echt heel alert willen zijn om te vermijden dat er een verhuis naar Vlaanderen komt van problematische bedrijven, puur om de winst. Dat moeten we goed in de gaten houden.
De strengere Nederlandse regels zijn een debat waard. Het zou ons moeten doen nadenken over hoe we ervoor kunnen zorgen dat dieren zoveel mogelijk natuurlijk gedrag kunnen vertonen, ook in de veehouderij. Het zou het debat mogelijk moeten maken over hoe we omgaan met megastallen, met broodfok, met dierproeven. We moeten vermijden dat dit zou leiden tot een verhuis door een gebrek aan heldere regelgeving bij ons. Dat is voor mij belangrijk en ik hoop dat we dat gesprek in alle openheid kunnen voeren, want het zal ook een debat zijn dat in Europa zal worden gevoerd. We moeten er een open gesprek over kunnen hebben, zonder op voorhand al te zeggen wat de uitkomst is, en ons hoeden voor mogelijke neveneffecten van wat in Nederland gebeurt. Daar had ik graag nog uw reflectie op.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil me graag aansluiten bij deze vraag. Ik had trouwens verwacht dat de twee vragen gekoppeld zouden worden omdat ze beide voor een deel over hetzelfde gaan, enerzijds over Nederland maar anderzijds over het Europese debat dat gevoerd wordt.
Nu, ik moet wel toegeven dat de Europese regelgeving en de discussie daaromtrent bij mij heel wat vraagtekens hebben opgeroepen. Dat roept mij als volksvertegenwoordiger alleen maar meer op om heel secuur te letten op wat we hier goedkeuren en welke initiatieven we nemen. Als we moeten vaststellen dat we iets goedkeuren waarvan we de draagwijdte eigenlijk niet goed kunnen inschatten of waarvan we de impact moeten laten onderzoeken om er een beeld van te krijgen, dan moet ik toegeven dat dat mij als politica heel ongelukkig stemt. Ik hoop dat dat ook in Nederland de ogen doet openen.
Nu, wat de discussie over de huisvesting van dieren betreft: dat is een element waar we permanent aandacht voor moeten hebben. Maar ik denk ook dat we toch wel met enige trots mogen kijken naar de expertise die wij door de jaren heen in Vlaanderen hebben opgebouwd en welke rol wij daarin spelen. De minister heeft er al naar verwezen dat wij heel wat oplijstingen en richtlijnen hebben, maar ook qua wetenschappelijke kennis hebben wij toch wel vooraanstaande instellingen en doorgedreven onderzoek op het vlak van dierenwelzijn. Ook onze Raad voor Dierenwelzijn staat bekend als een raad die zeer secuur en op basis van wetenschappelijke inzichten adviezen levert. Ik denk dat dat een heel belangrijk element is in dit debat: enerzijds hoe we kijken naar een aantal zaken, wat de beleving is – ik heb het gevoel dat de discussie vaak vanuit beleving wordt gevoerd – en anderzijds de wetenschappelijke kennis en ervaringen, metingen van hoe dieren zich effectief gedragen en wat het beste stal- of kooisysteem is, zodat we op basis daarvan de juiste keuzes kunnen maken. Ik wil de minister vragen hoe hij daarnaar kijkt en of hij het een belangrijke insteek vindt dat we vanuit wetenschappelijke kennis en ervaring het debat voeren.
Ik wil dan nog even ingaan op het onderscheid waar collega Almaci naar verwees tussen professioneel en hobby. Uiteraard is er een verschil tussen professionele activiteiten en hobbyactiviteiten. Ik ben het minder eens met de stelling dat bij hobbydieren alles in orde zou zijn in vergelijking met de professionele sector. Bij professionele activiteiten wordt al langer gekeken hoe dieren het beste worden gehouden. Professionele houders van dieren hebben er ook alle baat bij dat dieren gezond zijn en besteden daar ook bijzonder veel aandacht aan. Dat is althans mijn ervaring. Ik heb hier al eens de uitnodiging gedaan om een aantal bedrijven en onderzoeksinstellingen te bezoeken. Die uitnodiging wil ik nog eens herhalen, want ik denk dat wij op dat vlak, zoals ik daarnet al aangaf, een vooraanstaande rol spelen.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Het was inderdaad nuttig geweest om de twee laatste vragen te koppelen, want ook zo dadelijk gaat het nog over dat thema, die resolutie die in het Europees Parlement is goedgekeurd, namelijk dat we kooien voor landbouwdieren wensen uit te faseren en dat men dat ook wil verankeren in de Europese dierenwelzijnswetgeving. Daarnaast heeft men ook wel gesproken over het principe dat landbouwproducten die op de Europese markt worden ingevoerd, daar ook aan zouden moeten voldoen, wat voor onze landbouwsector een heel belangrijk element is.
Het is natuurlijk zo dat we in Vlaanderen al veel langer bezig zijn met de problematiek rond de verschillende kooisystemen. We hebben de uitfasering van kooien voor kweekkonijnen vastgelegd. Ook het verdwijnen van de nertshouderijen betekent automatisch heel wat minder dieren in kooien. En dan hebben we nog de studie die eind 2021 opgeleverd zou worden rond de uitfasering van kooien voor pluimvee.
Het is natuurlijk wel denkbaar dat bepaalde van die beslissingen een grote impact zullen hebben op onze landbouwers en de landbouwsector in het algemeen, en dus is het wel belangrijk dat we in dialoog gaan met die sector, dat als er aanpassingen komen, die zorgvuldig gebeuren en dat er ook overgangsmaatregelen worden voorzien.
Het is ook wel zo dat uit diverse onderzoeken blijkt dat consumenten steeds meer belang hechten aan dierenwelzijn bij voeding die ze kopen. Hier zitten dus ook wel degelijk economische opportuniteiten in. Dat is een element dat we zeker niet mogen vergeten.
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel. We zullen inderdaad de Nederlandse evolutie, en de draagwijdte van het desbetreffende amendement nauwgezet opvolgen. Ik noteer ook de vingerwijzing van collega Rombouts, die stelt dat we ons toch altijd rekenschap moeten geven van wat wij goedkeuren, of van wat u goedkeurde, in dit geval. Dat zal men voortaan doen.
Ik noteer wat mevrouw Almaci zei met betrekking tot de meest optimale – of goede – omstandigheden om dieren te houden, waarbij wij een goed initiatief hebben genomen, denk ik, met onze website en al onze fiches die op www.huisdierinfo.be staan. ‘Huisdierinfo’ is een beetje misleidend, want het gaat toch wel heel ruim. Een alpaca kan men moeilijk een huisdier noemen, denk ik. Het gaat ruimer dan enkel de strikte categorie van huisdieren. Maar wat vooral belangrijk is, is dat we willen proberen om de voortrekkersrol die we spelen ook op het Europese niveau uit te spelen. Vandaar die verzameling van gelijkgestemde zielen in de groep die wij de Vughtgroep noemen, waarmee we nu hebben aangekondigd aan de Europese Commissie dat wij een ‘position paper’ gaan bezorgen. Wat zit daarin? Ik kan u wel meegeven waar we op willen focussen. Ik zal het in het Engels citeren, omdat we ter zake een Engelstalige brief hebben bezorgd. Enkele elementen: ‘to rethink the entire framework – werk maken van een nieuw wettelijk kader in de EU – ‘for animal welfare focusing on the keeping of animals, on animal transport and slaughter of animals’, dat willen we in een volgende periode doen. Nu zouden we met de position paper willen focussen op:
Eén: ‘an update of current legislation, also taking into account areas where practical experience has identified enforcement problems due to too general or imprecise provisions’,
Twee: ‘new specific legislation for animals that are kept or traded in a context of economic activity where there is currently only very general legislation or no legislation’.
Dat zijn de twee focussen van onze position paper, waarbij we met verschillende landen front vormen ten voordele van dierenwelzijn. Wat ons eigen land betreft, heb ik opgemerkt dat wij qua handhaving steeds verdergaan, dat het aantal inbeslagnames nog altijd aan het stijgen is. Het stijgt niet meer zo fel als in de eerste jaren. Toen we zelf bevoegd werden, in 2014, hebben we een kordaat dierenwelzijnsbeleid onmiddellijk geïmplementeerd, met een sterke stijging van het aantal inbeslagnames tot gevolg. Momenteel is dat minder sterk aan het stijgen, maar je ziet wel dat het beleid vruchten afwerpt in Vlaanderen. Laat ons proberen dat ook op Europees niveau te gaan doen, zeker gelet op de Europese markt en het vrij verkeer van goederen en diensten, inclusief van dieren.
Mevrouw Almaci heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik steun absoluut de strijd op het Europese niveau. Daar hebt u in ons absoluut een medestander. Wij hebben ons daar de afgelopen jaren ook heel hard voor ingezet. We weten bijvoorbeeld van de ‘puppyfabrieken’ – want dat zijn die grootfokkers in het Oostblok –, en dat we echt nog wel wat werk hebben rond de veetransporten. Dat hebben we gezien naar aanleiding van – recent nog – een boot met Spaanse kalveren, die heel lang in quarantaine is moeten blijven, en uiteindelijk is teruggestuurd, na heel lang onderweg te zijn geweest. Daar is nog wat werk. We delen dus die doelstelling, op Europees vlak.
Ondertussen is er in ons buurland een wet gestemd, en – laat ons heel eerlijk zijn – het is wel de verdienste van de Partij voor de Dieren in Nederland, en van dat parlement, dat ze dit tot iets belangrijks in het Europese debat hebben gemaakt, namelijk dat natuurlijke gedrag. Je kan het Orwelliaans stellen: alle dieren zijn vandaag gelijk. Maar sommige dieren zijn iets gelijker dan andere, in hun behandeling. Daar is een proportionaliteit. Ik hoor mevrouw Rombouts. Ik zou echt niet willen dat dit een zwart-witdebat is tussen hobbyisten en professionals, maar er is wel een verschil in aantallen, en er is wel een verschil in proportionaliteit.
Ik wil dus echt vragen om naast die Europese strategie, waarbij in ons land zeker het voortouw wordt genomen – zowel in Brussel als in Wallonië als in Vlaanderen – om met gelijkgestemde zielen het dierenwelzijn meer op de agenda te zetten, tegelijkertijd te bekijken hoe we kunnen vermijden – in afwachting van de Europese stemming over de regelgeving die waarschijnlijk pas in de volgende legislatuur geïmplementeerd zal worden – dat er verschuivingseffecten zijn vanuit Nederland en vanuit landen die louter vanuit economische winst redeneren en niet zozeer vanuit dierenwelzijn. Het gaat dan vaak niet om de hobbyisten of de particulieren, maar wel om professionals, zonder daarmee zwart-wit te willen denken. We hebben al iets vergelijkbaars gezien bij de megastallen. We mogen dus ook niet naïef zijn. Mijn vraag is dus om, naast de Europese strategie, dat gevolg al in te calculeren omdat we dat gevolg al dreigen mee te maken tijdens deze legislatuur. Het is dus belangrijk om onze eigen regelgeving tegen het licht te houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.