Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, in vier van de vijf Vlaamse provincies is de regiovorming intussen gebeurd en zijn de provincies opgedeeld in een heel aantal verschillende regio’s. Maar voor een provincie is de oefening nog altijd niet definitief gemaakt. Althans, als ik de agenda’s van de Vlaamse Regering goed heb gevolgd, heb ik dat de voorbije weken niet meer zien passeren. Nochtans zou de Vlaamse Regering rond Pasen – dat was de deadline, als ik me dat goed herinner – een definitieve beslissing nemen over die indeling van Limburg in regio's of net niet in regio’s. U weet dat de discussie leeft en die leeft blijkbaar ook binnen de Vlaamse meerderheidspartijen op het lokale niveau. Op het provinciale niveau is het vooral uw partij, Open Vld, die zich verzet tegen de opdeling van Limburg in regio’s. Ook bij CD&V-burgemeesters horen we veel verzet. U weet dat bij het laatste advies van de gouverneur 36 van de 42 burgemeesters hebben gepleit tegen een opdeling in regio's.
Als ik het goed heb begrepen, is het uw collega-minister Lydia Peeters die dat verzet vertolkt binnen de Vlaamse Regering. Ik ga ervan uit dat ook de CD&V-ministers consequent zijn en de lijn vanuit de provincie Limburg doortrekken naar Brussel en ook daar het verzet van de lokale achterban tegen die opdeling in regio’s verwoorden op de ministerbanken.
Er blijven nog een aantal pistes over. Blijft de provincie Limburg gewoon één regio zoals ook het brede middenveld vraagt? De universiteit, de hogescholen, de toerismesector, de welzijnssector, werkgeversorganisaties enzovoort hebben zich daar uitdrukkelijk over uitgesproken en pleiten voor het behoud van één regio. Ik hoorde dat vooral de N-VA binnen de Vlaamse Regering bij de beslissing blijft die in maart is genomen om Limburg op te delen in drie regio’s.
Minister, op de laatste vraag die ikzelf hierover heb gesteld in de plenaire vergadering van 28 april, gaf u aan niet te dogmatisch te willen zijn in de behandeling van dit dossier en dat de Vlaamse Regering in de daaropvolgende weken daarover een beslissing zou nemen. Intussen zijn we acht weken na die laatste plenaire bespreking en is er, behoudens mijn vergissing, alvast nog geen beslissing over dit belangrijke dossier genomen.
Minister, welke initiatieven zijn er de voorbije twee maanden nog genomen over de Limburgse regiovorming? Heeft de Vlaamse Regering de unanieme beslissing van maart om Limburg op te delen in meerdere regio’s intussen bijgesteld? Wanneer neemt de Vlaamse Regering een definitieve beslissing? Welk scenario zult u zelf als bevoegd minister aan de regering voorleggen? Wordt het dan uiteindelijk de provincie Limburg als één regio of wordt ze toch opgedeeld in verschillende regio’s?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Janssens, ik heb alle begrip voor uw vraag. U hebt mij inderdaad op 28 april in plenaire zitting dezelfde vraag gesteld over de referentieregio’s en de specifieke situatie van Limburg.
Het is inderdaad zo dat wij in vier Vlaamse provincies het afbakeningsproces voltooid hebben. Daar zijn veertien referentieregio’s uit gekomen. Op dit moment wordt in heel wat van die regio’s de stap gezet van afbakening naar de fase van de regiowerking. Ik heb al verschillende regio’s bezocht en interessante ontmoetingen gehad. De dynamiek waar we op hoopten, is zich daar aan het voltrekken. Verschillende van die regio’s zijn samenwerkingsplannen aan het maken om het aantal tussenstructuren grondig te verminderen. In de regio Midwest, om maar één voorbeeld te geven, gaat men van 183 naar 39 samenwerkingsverbanden, in de Westhoek van 45 naar 25, in Zuid-West-Vlaanderen van 137 naar 44. Daar wordt heel hard aan gewerkt.
In andere regio’s, in een grote regio zoals de Kempen, bekijkt men volop hoe men op het subregionale niveau een goodgovernancebeleid kan uitwerken. Die processen zijn dus volop bezig. Tegelijk zijn mijn collega-ministers bezig om hun werkingsgebied en hun samenwerkingsstructuren voor te bereiden en klaar te stomen. Van de regio’s die vandaag al samenkomen en samenwerken, krijgen we ook heel interessante en concrete input, bijvoorbeeld over waar regelgeving soms hinderend is en niet werkt. Die dynamiek is zich volop aan het voltrekken, en dat is een goede zaak.
Dit is een spoor waar we de volgende jaren gestaag aan verder moeten werken. We gaan daarvoor niet over één nacht ijs. Dat zal een volledige legislatuur in beslag nemen, maar mijn ambitie is om tegen het einde van deze legislatuur een heel duidelijke en stevig ingebedde regiowerking te hebben die transparantie kan garanderen en de verrommeling van onze tussenstructuren nog niet volledig maar toch al heel grondig zal hebben aangepakt.
Wat Limburg betreft, heb ik inderdaad gezegd dat ik daar pragmatisch in ben, en dat is ook zo. Heel wat partijen zijn het erover eens dat Limburg nogal wat structuren heeft op het niveau van de provincie, waardoor ze anders is dan andere provincies. Dat ontkennen is het zonlicht ontkennen. Er zijn nogal wat structuren die vandaag op het Limburgs niveau werken en die in andere provincies op regionaal niveau werken. Dat is een eerste vaststelling die door iedereen wordt gedeeld en die niemand contesteert. Over het feit dat dit in de toekomst, ongeacht de oplossing, zo moet kunnen blijven, is ook iedereen het eens. Men wil dingen die goed werken, niet per se opsplitsen omdat men een bepaald model heeft. Ook voor hen die geneigd zijn Limburg in een aantal regio’s op te delen, is het duidelijk dat structuren die vandaag goed werken op het provinciale niveau, daar goed moeten kunnen blijven functioneren.
Iedereen is het er ook over eens dat niet alles op het Limburgs niveau kan worden opgedeeld. Ik denk niet dat er veel voorstanders zijn om te gaan naar één politiezone of één eerstelijnszone voor heel Limburg. Indien Limburg één regio zou zijn, zou het de grootste regio van Vlaanderen zijn met, maar u zult het beter weten dan ik, 44 of 46 gemeenten. (Opmerkingen)
42, 41? Dank u wel, mijnheer Brouns, mijnheer Janssens. Het zou dan de grootste regio zijn. Het zou dan ook een inspanning vragen om de verrommeling op het subregionale niveau aan te pakken. In een grote regio bestaat het risico dat er wel wat werk is om bepaalde samenwerkingsverbanden op elkaar af te stemmen. Ook daar is, denk ik, iedereen het over eens. Tot slot is men het ook eens over het feit dat Limburg een speciaal geval is door deze situatie en dat de meningen over wat dan uit de bus moet komen, voor een deel uit elkaar lopen.
In dat dossier zit een stukje ratio, dus argumenten, maar ook een stukje symboliek en gevoeligheden. Om die reden kan ik over de stand van zaken niet veel meer vertellen dan op 28 april. We hebben binnen de regering afgesproken dat we de tijd zullen nemen om dit op te lossen en niets willen forceren. We willen dat vertrouwelijk doen.
De huidige mediastilte impliceert niet dat er niets gebeurt, maar we proberen op een voorzichtige manier, met heel de regering, een oplossing te zoeken die onze doelstellingen dient, meer bepaald het aanpakken van de verrommeling en het versterken van de lokale bestuurskracht. Ik denk dan ook dat het weinig zin heeft om in het parlement mijn concrete mening te geven over wat ik daar zelf hoogstpersoonlijk over denk. Ik wil trouwens nogmaals mijn pragmatische houding in dezen benadrukken. Voor mij is het vooral belangrijk dat we die bestuurskracht van de lokale besturen kunnen versterken, dat we iets kunnen doen aan de verrommeling en dat we door structuren in elkaar te laten schuiven, meer slagkracht krijgen en minder politieke postjes die overbodig zijn. Daardoor kunnen we een moderner en performanter Vlaams bestuur uitbouwen.
De beslissing zullen we in de loop van de komende weken nemen. Ik zet er geen deadline op; er staat momenteel ook niets in brand. Dus zodra de beslissing wordt genomen, zullen we zeker terugkoppelen naar de commissie en de beslissing toelichten.
De heer Janssens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Over de stand van zaken van de werkzaamheden in de andere provincies zal ik me momenteel niet uitspreken. Dat laat ik aan de collega’s van de andere provincies omdat het specifiek gaat over die ene provincie die nog een stapje moet zetten, waarin de Vlaamse Regering eigenlijk nog een stap moet zetten.
In de andere provincies zit men al in de fase van de regiowerking; in Limburg moet men nog in de fase van de afbakening geraken. En collega Brouns, ik tel op dit moment toch nog altijd 42 Limburgse gemeenten die wachten op wat er met hen te gebeuren staat.
Minister, in het regeerakkoord hebt u zelf opgenomen dat die regiovorming eigenlijk van onderuit moet groeien en niet van bovenaf mag worden opgelegd of opgedrongen. En dan denk ik dat het toch belangrijk is te luisteren naar het terrein. Ik heb daarstraks al gezegd dat de middenveldorganisaties zich unisono uitspreken voor het behoud van Limburg als één regio. En, zoals gezegd, spreken 36 van de 42 burgemeesters zich eveneens uit voor het behoud van één regio.
Minister, hebt u in de tussenperiode nog overleg gehad met de burgemeesters? Is daar binnen de Vlaamse Regering nog over gesproken? En vooral, zult u nog voor het zomerreces – als ik me niet vergis, vindt de laatste ministerraad plaats op 16 juli – en dus op uiterlijk 16 juli nog een beslissing nemen in dit dossier?
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik denk dat het goed is dat u die pragmatische houding aanneemt. Ik denk ook dat de synthese die u hebt gemaakt, juist is. Ik heb twee elementen genoteerd waaruit ik dat kan afleiden. Ten eerste is het, zoals ik tijdens een eerdere tussenkomst in deze commissie heb gezegd, inderdaad zo dat heel wat structuren vandaag op Limburgs niveau zijn georganiseerd. Dat gebeurt ook vanuit een pragmatisch oogpunt omdat dit over politieke grenzen en families heen de meest ideale structuur in Limburg is, zoals in het verleden is gebleken op Limburg.net, Fluvius, Vervoerregio Limburg enzovoort.
Ten tweede bestaat in Limburg het bewustzijn bij heel wat besturen en burgemeesters dat alles op dat provinciale niveau organiseren misschien ook niet wenselijk is. Maar het kan wel een referentieregio zijn op dat niveau, wat niet uitsluit – en dat heb ik ook al eerder gezegd – dat we een aantal subregio’s kunnen maken om een aantal zaken voor te bereiden die we dan in die referentieregio afkloppen. Zo werken we vandaag in de vervoerregio, die provinciaal georganiseerd is, maar die ook wel verschillende subregio’s erkent met hun eigenheid en eigen cultuur.
Die twee elementen, namelijk heel wat structuren op het niveau van de provincie Limburg en de referentieregio met daarin de afspraak dat een aantal subregio’s worden gemaakt, vormen de synthese die u hebt gemaakt, en ik hoop dat dit uiteindelijk ook de uitkomst mag zijn.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, collega’s, uit de discussies die al hebben plaatsgevonden in deze commissie en in de plenaire vergadering, blijkt duidelijk dat de regiovorming een dossier is dat niet over rozen loopt. Ik heb daar een aantal bijkomende vragen over, minister.
Wanneer gemeenten u of uw kabinet contacteren over die regiovorming, gaat u daarover dan ook in formeel gesprek met hen? Spelen ook in andere provincies de gouverneurs nog een rol om de problemen op te lossen en de plooien glad te strijken?
Minister, u zegt dat u er geen timing op plakt, dat er ook niets in brand staat. Maar het is natuurlijk wel zo dat die problematiek van de regiovorming een aantal andere plannen van deze Vlaamse Regering dreigt te doorkruisen. Ik denk dan aan de vorming van de woonmaatschappijen, waar de deadline duidelijk oktober 2021 is. Hoe wordt dat aangepakt en hoe gaat u daar verder mee om?
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor al hun interessante vragen en voor de interesse in dit heel boeiende dossier.
Collega De Loor, u zegt dat dit dossier niet over rozen loopt. Wanneer men gedurende 30 à 35 jaar enkel kan praten over een dergelijk dossier waarbij geen millimeter vooruitgang wordt geboekt, is het politiek wel heel naïef te geloven dat een afbakeningsproces en een regiovorming ineens ‘a walk in the park’ zouden zijn.
Dit is een zeer belangrijke, fundamentele en daardoor ook een heel moeilijke oefening. Als het eenvoudig zou zijn, hadden we het al lang gedaan. En dus heb ik er geen probleem mee om te zeggen dat dit een zeer ingrijpend proces is waarmee we afscheid nemen van een bepaalde manier om ons te organiseren, samenwerkingsverbanden op te zoeken en interactie te creëren tussen het Vlaamse, lokale en federale niveau. We willen daarvan weg en evolueren naar een modernere aanpak.
Voor ons is de regelvorming in vier van de vijf provincies afgelopen en zijn de knopen daar doorgehakt. De afbakening is gerealiseerd maar het is evident dat de regiowerking nog moet worden opgestart. De gouverneurs spelen daar op dit moment geen rol in. Natuurlijk zijn wij in die provincies wel met de verschillende soorten structuren aan het praten om na te gaan, ook met de vakministers, hoe we die kunnen aanpassen. Recent is er bijvoorbeeld een ronde van acht eerstelijnszones georganiseerd die geïmpacteerd zijn door de regelvorming en waarmee we samen met het kabinet-Beke in dialoog zijn. We bekijken hoe ze zo goed mogelijk kunnen worden aangepast aan de kaart van de regiovorming. Dat zijn de zaken waar we nu mee bezig zijn en de stappen die we de volgende maanden en jaren zullen zetten op heel veel beleidsdomeinen.
Wat de woonmaatschappijen betreft, zijn we in intens overleg met het kabinet-Diependaele. Het is inderdaad ook zo dat andere ministers ook knopen moeten doorhakken, maar de plannen van de regiovorming doorkruisen die andere plannen niet maar faciliteren die net. Dat is ook de filosofie van het regeerakkoord. Het regeerakkoord is tot stand gekomen met alle politieke partijen, en de regiovorming is een project van de volledige regering. Wanneer vandaag dus ministers structuren moderniseren en aanpassen, zoals de woonmaatschappijen willen gaan naar meer coherentie en dus één woonmaatschappij per gemeente, dan is die regiovorming het kader waartoe collega Diependaele zich akkoord heeft verklaard om daarmee aan de slag te gaan. Hij is trouwens de collega die daar het sterkst in gelooft en daar het meest enthousiast over is. De Vlaamse Regering heeft dat traject dus samen gelopen en zal al haar structuren daar zo goed mogelijk op enten.
Wat de vragen over Limburg betreft, is het evident dat we heel goed hebben geluisterd naar het middenveld. Een regering moet altijd goed luisteren. Het is ook niet omdat je luistert, dat je het met elk argument eens moet zijn.
Daarnaast is het inderdaad zo dat regiovorming een heel belangrijke bottom-upcomponent heeft, mijnheer Janssens. U hebt inderdaad verwezen naar wat burgemeesters zeggen, maar er is niet alleen een bottom-updimensie maar ook een top-downdimensie. Het gaat niet alleen over structuren die lokale besturen met elkaar zijn aangegaan maar ook over structuren die Vlaamse en federale administraties hebben opgezet om te kunnen samenwerken met de lokale besturen. En daar komt men vanuit een Vlaams perspectief af en toe op een spanningsveld dat men moet oplossen en waarbij afbakeningen moeten gebeuren.
Ik geef het voorbeeld van afbakeningen waarbij enkel de lokale overheid de kaart maakt. Dat zou kunnen leiden tot rare kaarten met heel kleine of grote regio’s, wat de werkbaarheid op lange termijn zou kunnen hypothekeren. Ook daar hebben we altijd gezocht naar evenwicht, ook in de andere provincies. Het is dus niet uitsluitend een bottom-upverhaal, er zit ook een top-downdimensie in, maar bottom-up is een heel belangrijk argument in de totaliteit van de afwegingen die we moeten maken.
Er worden gesprekken gevoerd, maar als we naar effectieve oplossingen gaan, kunnen die gesprekken het best vertrouwelijk gebeuren. Zo niet, zal het zeker in een dergelijk dossier niet eenvoudig zijn om te landen.
Ik begrijp dat u een deadline vraagt, maar ik ga mezelf daar niet toe engageren, omdat ik denk dat we op een relatief korte termijn kunnen komen tot een oplossing. Dat zal de tijd vragen die het nodig heeft. Het is ook een proces van goed luisteren en goed begrijpen en het vinden van de juiste oplossingen binnen het kader dat ik zonet heb geschetst. Het gaat dan over de subregionale realiteit binnen Limburg. Voor de ene zal dat een subregionale realiteit zijn, de andere zal daar misschien een regionale identiteit in zien. En dan is er de regionale identiteit van Limburg, sommigen zullen dat de subregionale identiteit noemen.
Beide niveaus zijn in Limburg relevant. Limburg is daardoor uniek. Er zijn veel samenwerkingsverbanden op het Limburgse niveau. Het zal zoeken zijn naar een manier van aanpak om de doelstellingen die men nastreeft – en dat is voor mij belangrijker dan de concrete kaart – te halen, en dat is de verrommeling bestrijden. Ook in Limburg bestaat er verrommeling: politiezones en eerstelijnszones vallen niet altijd samen. Dat is maar één voorbeeld, maar zo zijn er nog. Ten tweede willen we de bestuurskracht versterken van de Limburgse lokale besturen. Dat is voor mij de alfa en omega van dit project. Daartussen moeten we een weg zoeken. Dat is niet eenvoudig, ook omdat de meningen verdeeld zijn, ook – we moeten daar niet flauw over doen – binnen de Vlaamse Regering. Er spelen verschillende gevoeligheden, gelukkig met één draagvlak: het framework dat ik net heb beschreven.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik denk niet zozeer dat het gaat om regionale of subregionale identiteit, maar des te meer om de functionaliteit. Dat lijkt me het belangrijkste uitgangspunt van een hervorming. Hoe kan het beter op elkaar afgestemd worden? Hoe kan het beter functioneren zodat ook de Limburgers er beter van worden?
Dan zie ik eigenlijk op het adviesniveau, de burgemeesters en de gouverneur, en op het spontane adviesniveau, het brede middenveld, zoals al geschetst en waarvan u op de hoogte bent, een pleidooi voor het behoud van één regio. En ik zie dan op het beslissingsniveau, de Vlaamse Regering, dat twee van de drie partijen ook pleiten voor het behoud van één regio, en één partij die zich niet helemaal concreet uitspreekt of die zich daartegen lijkt te verzetten.
Als u daar zoveel consensus tot bijna unanimiteit voor vindt, van Limburg tot Brussel, dan vraag ik met toch af waar de obstructie zit en waarom de beslissing zo lang uitblijft. Ik hoop dat de Vlaamse Regering daar snel een antwoord op kan bieden, en dat u bij het nemen van die beslissing met een groot democratisch draagvlak, het behoud van Limburg als één regio, ook op het enthousiasme van minister Diependaele en zijn N-VA-collega’s in de regering kunt rekenen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.